Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0318

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen

    /* COM/2001/0318 def. Deel II - COD 2001/0135 */

    PB C 270E van 25.9.2001, p. 77–78 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0318

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen /* COM/2001/0318 def. Deel II - COD 2001/0135 */

    Publicatieblad Nr. 270 E van 25/09/2001 blz. 0077 - 0078


    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    A. Algemeen

    Huidige situatie

    Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap [1] van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen is aangenomen op 10 februari 1992. Deze richtlijn stelde regels vast die snelheidsbegrenzers verplicht stellen in voertuigen van categorie M3 met een maximum gewicht van meer dan 10 ton en in voertuigen van categorie N3, waarbij de categorieën M3 en N3 zijn als omschreven in bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG [2]. In de preambule van Richtlijn 92/6/EEG werd gesteld dat in een eerste stadium slechts eisen dienen te gelden voor zwaardere categorieën motorvoertuigen die het meest in het internationaal vervoer gebruikt werden. Deze eisen zouden daarna kunnen worden uitgebreid tot lichtere categorieën motorvoertuigen, afhankelijk van de technische mogelijkheden en ervaring in de lidstaten.

    [1] PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27.

    [2] Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1), als gewijzigd.

    Ingevolge de richtlijn werden de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers overal in de EU verplicht gesteld in drie fasen:

    * vanaf 1 januari 1994 voor nieuwe voertuigen,

    * vanaf 1 januari 1995 voor tussen 1 januari 1988 en 1 januari 1994 geregistreerde voertuigen waarmee internationaal vervoer wordt verricht, en

    * vanaf 1 januari 1996 voor alle op of na 1 januari 1988 geregistreerde voertuigen.

    Artikel 2 van de richtlijn bepaalt dat voertuigen van de categorie M3 uitgerust moesten zijn met een snelheidsbegrenzer die op een maximum snelheid van 100 km/u is afgesteld.

    Artikel 3 bepaalt dat voertuigen van de categorie N3 uitgerust moesten zijn met een snelheidsbegrenzer die zodanig is afgesteld dat de maximumsnelheid niet meer dan 90 km/u kan bedragen.

    Artikel 6 van de richtlijn vermeldt afwijkingen, en bepaalt dat de artikelen 2 en 3 niet gelden voor motorvoertuigen die worden gebruikt door de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en andere hulpdiensten, alsmede openbare ordediensten, en dat zij evenmin gelden voor motorvoertuigen:

    - die door de aard van hun constructie de in de artikelen 2 en 3 vermelde snelheden niet kunnen overschrijden,

    - die voor wetenschappelijke proefnemingen op de weg worden gebruikt,

    - die uitsluitend voor openbaar vervoer in stadsgebieden worden gebruikt.

    De technische eisen betreffende de typegoedkeuring van snelheidsbegrenzers zijn neergelegd in Richtlijn 92/24/EEG van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen [3].

    [3] PB L 129 van 14.5.1992, blz. 154.

    De Commissie heeft verslag uitgebracht bij het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/6/EEG. Dit verslag is gebaseerd op studies en op de in de lidstaten opgedane ervaring.

    Het verslag behandelt verschillende met de snelheidsbegrenzers verband houdende kwesties. Eén ervan is de uitbreiding van het toepassingsgebied van een Richtlijn 92/6/EEG tot lichtere categorieën voertuigen.

    B. Motivering van het communautair optreden

    I. Subsidiariteit

    (a) Wat is de bedoeling van het voorgenomen optreden gelet op de verplichtingen van de Gemeenschap-

    Het doel van de voorgenomen wijziging van Richtlijn 92/6/EEG is uitbreiding van het toepassingsgebied door invoering van snelheidsbegrenzers voor voertuigen van de categorieën M2 en M3 met een maximumgewicht van ten hoogste 10 ton (bussen en touringcars) en categorie N2 (vrachtwagens met een maximumgewicht van meer dan 3,5 ton).

    (b) Is op dit gebied alleen de Gemeenschap bevoegd dan wel de Gemeenschap samen met de lidstaten-

    Gedeelde bevoegdheid: artikel 71, lid 1, onder c).

    (c) Wat is de communautaire dimensie van het probleem (bijvoorbeeld hoeveel lidstaten zijn bij het probleem betrokken, en welke oplossing is er nu )-

    Richtlijn 92/6/EEG, die gericht is tot alle lidstaten.

    (d) Wat is de meest doelmatige aanpak, gelet op de mogelijkheden van de Gemeenschap en die van de lidstaten-

    Er bestaat reeds communautaire wetgeving. Daarom is wijziging van die communautaire wetgeving de meest doelmatige aanpak.

    (e) Wat is de concrete meerwaarde van het voorgenomen optreden van de Gemeenschap en wat zijn de nadelen als er niets wordt gedaan-

    Invoering van snelheidsbegrenzers zal zowel de veiligheid op de weg als het milieu ten goede komen. Indien de invoering aan de lidstaten wordt overgelaten, zal dit wellicht niet op een geharmoniseerde manier kunnen gebeuren.

    Niets doen zou verlies van genoemde voordelen betekenen, en ongelijke concurrentie tussen exploitanten uit de verschillende lidstaten.

    (f) Welke middelen zijn voor het optreden van de Gemeenschap beschikbaar (aanbevelingen, financiële steun, voorschriften, wederzijdse erkenning, enz.)-

    Wijziging van de richtlijn is hier de enige manier om uitbreiding van de werkingssfeer van een geldende richtlijn te bewerkstelligen.

    (g) Is een uniforme regeling nodig, of kan worden volstaan met een richtlijn waarin de algemene beginselen worden geformuleerd en waarbij de uitvoering aan de lidstaten wordt overgelaten-

    Voor de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn is wijziging van de bestaande richtlijn voldoende.

    II. Harmonisatie van voorwaarden

    De wijziging van Richtlijn 92/6/EEG betekent niet dat het in de Gemeenschap in het wegvervoer bereikte niveau van harmonisatie wordt gewijzigd.

    III. Samenhang met het beleid van de Gemeenschap op andere terreinen

    De wijziging van Richtlijn 92/6/EEG heeft geen invloed op de andere beleidsterreinen van de Gemeenschap.

    C. Doel van het voorstel

    Dit voorstel tot wijziging van Richtlijn 92/6/EEG beoogt de invoering van snelheidsbegrenzers voor voertuigen van de categorieën N2 en M3 met een maximumgewicht van minder dan 10 ton (bussen en touringcars) en de categorie N2 (vrachtwagens met een maximumgewicht van meer dan 3,5 ton).

    Het voorstel beoogt verdere bevordering van verkeersveiligheid en milieubescherming. Het is in overeenstemming met het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/6/EEG en de mededeling van de Commissie verkeersveiligheid [4], de Resolutie van de Raad van 26 juni 2000 inzake de verbetering van de verkeersveiligheid [5] en de Resolutie van 18 januari 2001 van het Europees Parlement over de Mededeling inzake verkeersveiligheid [6].

    [4] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Prioriteiten op het gebied van verkeersveiligheid in de Europese Unie -Voortgangsrapport en rangschikking van acties naar prioriteit COM(2000) 125def. van 17.3.2000; nog niet gepubliceerd.

    [5] PB C 218 van 31.7.2000, blz.1.

    [6] PB C van , blz. .

    D. Inhoud van het voorstel

    Artikel 1 bevat de voorgestelde wijzigingen van Richtlijn 92/6/EEG.

    Lid 1 breidt de werkingssfeer uit tot alle voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3.

    Lid 2 voorziet in opname in de richtlijn van alle voertuigen van de categorieën M2 en M3 met een maximumsnelheid van 100 km/u.

    Lid 3 voorziet in opname in de richtlijn van alle voertuigen van de categorie N2 met een maximumsnelheid van 90 km/u.

    Lid 4 voorziet in de geleidelijke invoering van snelheidsbegrenzers voor de nieuwe voertuigcategorieën, te beginnen met nieuwe voertuigen vanaf 1.1.2004 en de installatie achteraf van snelheidsbegrenzers vanaf 1.1.2006 op na 1.1.2001 geregistreerde voertuigen.

    De artikelen 2, 3 en 4 bevatten bepalingen betreffende de omzetting door de lidstaten en de inwerkingtreding van dit besluit tot wijziging van Richtlijn 92/6/EEG.

    2001/aaaa (COD)

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71,

    Gezien het voorstel van de Commissie [7],

    [7] PB C van , blz. .

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [8],

    [8] PB C van , blz. .

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [9],

    [9] PB C van , blz. .

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [10],

    [10] PB C van , blz. .

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De veiligheid van het vervoer en milieukwesties die verband houden met vervoer zijn essentieel bij het verzekeren van duurzame mobiliteit.

    (2) Gebleken is dat snelheidsbegrenzers voor de zware categorieën motorvoertuigen de verkeersveiligheid en de milieubescherming gunstig beïnvloeden.

    (3) Onderzoek heeft uitgewezen dat verdere verbetering op deze gebieden zal worden bereikt, indien ook voor lichtere categorieën motorvoertuigen installatie en gebruik van snelheidsbegrenzers verplicht worden gesteld.

    (4) Richtlijn 92/6/EEG bepaalde dat, afhankelijk van de technische mogelijkheden en de in de lidstaten opgedane ervaring, de eisen inzake installatie en gebruik van snelheidsbegrenzers uitgebreid konden worden tot lichtere categorieën motorvoertuigen.

    (5) Eén van de prioriteiten in de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende prioriteiten op het gebied van verkeersveiligheid in de Europese Unie [11] was de uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 92/6/EEG tot lichtere categorieën motorvoertuigen.

    [11] COM(2000) 125 def. van 17.3.2000, nog niet gepubliceerd.

    (6) De huidige stand van de technologie maakt voor snelheidsbegrenzers een technische tolerantie van minder dan 5 km/u mogelijk. Maatgevend bij de afstelling van snelheidsbegrenzers is de technische nauwkeurigheid die momenteel kan worden bereikt, en meetfouten zijn toegestaan binnen een zekere marge.

    (7) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk invoering van wijzigingen van de communautaire regelingen inzake de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers bij bepaalde categorieën zware voertuigen, niet goed door de lidstaten worden gerealiseerd, en is het vanwege de omvang van de maatregel beter dat de Gemeenschap zich hiermee belast. Deze richtlijn beperkt zich tot het minimum dat is vereist om deze doelstellingen te bereiken en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.

    (8) Richtlijn 92/6/EEG dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 92/6/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 1 wordt vervangen door het volgende:

    "Artikel 1

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "motorvoertuig" verstaan: een door een motor aangedreven voertuig van categorie M2, M3, N2 of N3, bestemd voor deelneming aan het wegverkeer, op tenminste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/u.

    Onder de categorieën M2, M3, N2 en N3 worden verstaan de categorieën zoals zij staan omschreven in bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG [12]."

    [12] PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1, bijlage II als neergelegd in Richtlijn 92/53/EEG van de Raad, PB L 225 van 10.8.1992, blz. 1.

    2. In artikel 2 wordt "categorie M3' vervangen door "categorieën M2 en M3".

    3. Lid 1 van artikel 3 wordt vervangen door het volgende:

    "1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen, opdat motorvoertuigen van de categorieën N2 en N3 alleen aan het wegverkeer kunnen deelnemen, indien zij zijn uitgerust met een snelheidsbegrenzer die zodanig is afgesteld dat de snelheid van deze motorvoertuigen niet meer kan bedragen dan 90 km/u. De afstelsnelheid van deze begrenzer is 85 km/u wanneer de technische tolerantie gelijk is aan het toegestane maximum van 5 km/u; indien de technische tolerantie minder is dan 5 km/u, is de afstelsnelheid van deze begrenzer een zodanige waarde dat de werkelijke snelheid niet meer kan bedragen dan 90 km/u."

    4. Artikel 4 wordt vervangen door het volgende:

    "Artikel 4

    1. De artikelen 2 en 3 zijn van toepassing op de motorvoertuigen van categorie M3 met een maximumgewicht van meer dan 10 ton en op motorvoertuigen van de categorie N3 die sinds 1 januari 1994 zijn geregistreerd.

    2. De artikelen 2 en 3 zijn van toepassing op de andere motorvoertuigen die vanaf 1 januari 2004 worden geregistreerd.

    3. De artikelen 2 en 3 zijn uiterlijk vanaf 1 januari 1995 van toepassing op de motorvoertuigen van categorie M3 met een maximumgewicht van meer dan 10 ton en op de motorvoertuigen van categorie N3 die tussen 1 januari 1988 en 1 januari 1994 zijn geregistreerd.

    4. De artikelen 2 en 3 zijn uiterlijk vanaf 1 januari 2005 van toepassing op de andere motorvoertuigen die tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2004 zijn geregistreerd.

    5. Voor zover echter de voertuigen uitsluitend voor binnenlands vervoer worden gebruikt, kunnen de artikelen 2 en 3 uiterlijk vanaf 1 januari 1996 wat betreft de motorvoertuigen van categorie M3 met een maximumgewicht van meer dan 10 ton en de motorvoertuigen van categorie N3 en vanaf 1 januari 2006 wat betreft de andere motorvoertuigen worden toegepast."

    Artikel 2

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, op ...

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    Top