Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0303

    Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

    /* COM/2001/0303 def. - COD 2000/0169 */

    PB C 240E van 28.8.2001, p. 289–294 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0303

    Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2001/0303 def. - COD 2000/0169 */

    Publicatieblad Nr. 240 E van 28/08/2001 blz. 0289 - 0294


    Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

    Op 14 maart 2001 heeft het Europees Parlement in eerste lezing gestemd over de amendementen die waren ingediend op het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (COM(2000)402 def. van 29 juni 2000).

    In artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wordt bepaald dat de Commissie, zolang de Raad geen besluit heeft genomen, te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een communautair besluit leiden, haar voorstel kan wijzigen.

    De Commissie brengt in dit document advies uit over de amendementen die door het Europees Parlement zijn aangenomen.

    1. ACHTERGROND

    Indiening van het voorstel (COM(2000) 402 def.) bij het Europees Parlement en de Raad (overeenkomstig artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag) // 29 juni 2000

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité // 29 november 2000

    Advies van het Comité van de Regio's // 15 februari 2000

    2. DOELSTELLING VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

    Het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie zal Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie vervangen. Het is opgesteld overeenkomstig artikel 8 van die richtlijn, waarin de Commissie verzocht wordt de herzieningsvoorstellen in te dienen welke zij eventueel passend acht in het licht van de ervaringen die met de tenuitvoerlegging van de richtlijn zijn opgedaan. Tegelijk met het voorstel is een verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de ervaring opgedaan bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 90/313/EEG (COM(2000) 400 def. van 29 juni 2000) ingediend.

    De doelstellingen van het voorstel zijn drieledig:

    1. de tekortkomingen verhelpen die bij de praktische toepassing van Richtlijn 90/313/EEG aan het licht zijn gekomen;

    2. de weg voorbereiden voor ratificatie door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de VN/ECE betreffende de toegang tot informatie, inspraak van het publiek en toegang tot de rechter in milieuzaken via een gelijkschakeling van het voorstel met de desbetreffende bepalingen uit dit Verdrag;

    3. Richtlijn 90/313/EEG aanpassen aan de ontwikkelingen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie zodat de wijzigingen tot uiting komen in de manier waarop informatie wordt gecreëerd, verzameld, opgeslagen en doorgegeven.

    Vanwege het feit dat er vele wijzigingen worden voorgesteld op Richtlijn 90/313/EEG van de Raad, werd het wenselijk geacht om deze richtlijn in het belang van een grotere transparantie en rechtszekerheid niet te wijzigen maar te vervangen. Daardoor zullen de betrokken partijen en met name het publiek in het algemeen de beschikking krijgen over één enkel duidelijk en coherent stuk regelgeving. Het bestaande acquis staat echter niet ter discussie.

    De hoofdpunten van het voorstel zijn:

    - Er komt een recht op toegang tot milieu-informatie (in plaats van de vrije toegang van Richtlijn 90/313/EEG) en er wordt voor gezorgd dat milieu-informatie vooral met behulp van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie aan het publiek beschikbaar wordt gesteld en wordt verspreid.

    - Er komt een ruimere definitie van milieu-informatie dan in Richtlijn 90/313/EEG een gedetailleerdere definitie van overheidsinstanties.

    - De termijn voor overheidsinstanties om de gevraagde informatie aan de aanvrager te verstrekken wordt verkort tot één maand (in plaats van twee in Richtlijn 90/313/EEG).

    - Er wordt duidelijker aangegeven in welke uitzonderingsgevallen informatie kan worden geweigerd. De toegang tot informatie kan alleen worden geweigerd als bekendmaking van de informatie schade toebrengt aan de belangen die door de uitzondering worden beschermd. Het algemeen belang van de bekendmaking van informatie moet worden afgewogen tegen het belang dat de uitzondering dient. De toegang tot informatie wordt verleend als het algemeen belang van bekendmaking zwaarder weegt dan het belang dat door een uitzondering wordt beschermd.

    - Het voorstel bevat gedetailleerde bepalingen over de vergoedingen die de overheidsinstanties voor de verstrekking van de gevraagde informatie in rekening kunnen brengen. Betaling van een vergoeding vóór de verstrekking van informatie kan niet verplicht worden gesteld.

    - Er wordt voorzien in twee soorten beroepsprocedures (een administratieve en een gerechtelijke procedure) om bezwaar aan te tekenen tegen handelingen of nalatigheden van de overheidsinstanties in verband met een aanvraag voor de toegang tot milieu-informatie.

    - Het voorstel bevat gedetailleerde bepalingen over de zogenaamde actieve informatieverstrekking door de overheid, d.w.z. informatie die door de overheid uit eigen beweging wordt verspreid, met name met behulp van de beschikbare informatie- en communicatietechnologie.

    - De richtlijn zal vijf jaar na het verstrijken van de termijn voor de omzetting in het nationale recht worden herzien. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de conclusies in de verslagen van de lidstaten over de ervaring die met de praktische toepassing van de richtlijn is opgedaan.

    3. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

    Het Europees Parlement heeft op 14 maart 2001 alle ingediende amendementen aangenomen.

    De Commissie heeft de amendementen 1 (tweede en derde deel), 11 (derde en vierde deel), 15 (achtste en tiende deel), 19 (derde deel), 21 (zevende deel), 24 (de verwijzing naar artikel 3, lid 5, en het tweede deel), 25 (eerste en tweede deel), 26 (derde deel en het vierde deel over milieuovereenkomsten) en 28 (derde deel) gedeeltelijk overgenomen.

    De amendementen 13 (eerste deel), 17, 19 (zesde deel), 20 (tweede en derde deel), 21 (eerste en zesde deel), 23 (tweede deel), 24 (laatste deel) zijn wel in beginsel, maar anders geformuleerd of in een andere volgorde overgenomen.

    Amendement 3 is volledig overgenomen.

    De amendementen 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 18, 22, 27, 29 en 30 zijn niet overgenomen.

    De Commissie heeft over de amendementen van het Europees Parlement de volgende standpunten ingenomen.

    3.1. De volledig door de Commissie overgenomen amendementen

    De Commissie kan amendement 3 overnemen, aangezien dit de mogelijkheid biedt het voorstel volledig in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus te brengen.

    3.2. De gedeeltelijk door de Commissie overgenomen amendementen

    De Commissie kan het tweede en derde deel van amendement 1 inzake overweging 1 van het voorstel overnemen en deze komt daardoor als volgt te luiden:

    "Meer toegang van het publiek tot milieu-informatie waarover overheidsinstanties of anderen namens hen beschikken, bevordert een vrije uitwisseling van standpunten en een veelzijdige informatievoorziening en is van essentieel belang om te zorgen voor een goed bestuur, vertrouwen in de overheid en een democratische participatie van de burgers, met het oog op een volledige en doeltreffende uitvoering van de communautaire wetgeving op dit gebied, een verhoogd milieubewustzijn en een verbetering van de bescherming en de kwaliteit van het milieu in de gehele Gemeenschap."

    De Commissie kan ook het derde en vierde deel van amendement 11 inzake overweging 21 overnemen en deze komt daardoor als volgt te luiden:

    "Overheidsinstanties moeten een vergoeding kunnen vragen voor het verstrekken van milieu-informatie, maar die vergoeding mag een redelijk bedrag niet te boven gaan. Bovendien mag deze vergoeding niet hoger zijn dan de werkelijke reproductiekosten en niet de kosten omvatten van de arbeidstijd die met het opzoeken is gemoeid. In dit verband dient een overzicht van de vergoedingen te worden gepubliceerd en ter beschikking van aanvragers te worden gesteld, alsmede informatie over gevallen waarin wel of niet een vergoeding wordt gevraagd. Het is niet wenselijk dat er voorschotten worden verlangd."

    Het gedeelte van amendement 15 over artikel 2, punt 1, onder b), is ook aanvaardbaar en dit komt als volgt te luiden:

    "factoren, bijvoorbeeld stoffen, energie, lawaai, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, die gevolgen hebben of waarschijnlijk zullen hebben voor de onder (a) bedoelde elementen van het milieu of de veiligheid en gezondheid van de mens;"

    Het gedeelte van amendement 15 over artikel 2, punt 2, onder c), is eveneens aanvaardbaar en dit komt als volgt te luiden:

    "elke natuurlijke of rechtspersoon die krachtens het nationale recht openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot het milieu."

    Om voor een samenhangende tekst te zorgen dient overweging 12 van het voorstel van de Commissie te worden geschrapt.

    De Commissie kan ook het gedeelte van amendement 15 over een nieuw punt 3 van artikel 2 overnemen en dit komt daardoor als volgt te luiden:

    "Informatie die door een overheidsinstantie wordt beheerd" betekent milieu-informatie die door een overheidsinstantie is ontvangen of geproduceerd."

    Het gedeelte van amendement 19 over artikel 3, lid 5, is ook aanvaardbaar en dit komt als volgt te luiden:

    "In verband met het bepaalde in dit artikel stellen de lidstaten de praktische regelingen vast op grond waarvan milieu-informatie daadwerkelijk beschikbaar wordt gesteld. Mogelijke praktische regelingen behelzen ten minste het volgende:"

    Het gedeelte van amendement 21 over de slotclausule is voor de Commissie ook aanvaardbaar. Dit betekent dat aan het begin de volgende zin dient te worden toegevoegd:

    "Bovengenoemde redenen om openbaarmaking van informatie te weigeren worden strikt geïnterpreteerd."

    De Commissie kan ook amendement 24 over artikel 5, lid 1, gedeeltelijk overnemen en dit komt daardoor als volgt te luiden:

    "Overheidsinstanties kunnen een vergoeding eisen voor het verstrekken van milieu-informatie, maar die vergoeding mag een redelijk bedrag niet te boven gaan. Deze vergoeding mag niet hoger zijn dan de werkelijke reproductiekosten en niet de kosten omvatten van de arbeidstijd die met het opzoeken is gemoeid. Voor het verstrekken van informatie mag geen voorschot op de vergoeding worden gevraagd."

    Het gedeelte van amendement 24 over artikel 5, lid 3, is ook aanvaardbaar en dit komt derhalve als volgt te luiden:

    "De toegang tot openbare registers of lijsten die zijn opgesteld en worden bewaard overeenkomstig artikel 3, lid 5, is gratis. De gevraagde informatie kan eveneens gratis ter plaatse worden ingezien."

    De delen van amendement 25 over artikel 6, leden 1 en 2, zijn ook aanvaardbaar. Deze komen derhalve respectievelijk als volgt te luiden:

    "De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvrager die van mening is dat zijn verzoek om informatie niet is behandeld, ten onrechte geheel of gedeeltelijk is geweigerd, onvoldoende is beantwoord of op andere wijze niet is behandeld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3, 4 of 5, toegang heeft tot een procedure voor een rechtbank of andere bij wet opgerichte onafhankelijke en onpartijdige instantie waarin de handelingen of nalatigheden van de betrokken overheidsinstantie aan een herziening kunnen worden onderworpen.

    De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvrager naast de in lid 1 bedoelde beroepsprocedure voor een rechtbank of andere instantie toegang heeft tot een procedure waarin de handelingen of nalatigheden van de betrokken overheidsinstantie opnieuw door die overheidsinstantie in overweging kunnen worden genomen dan wel door een andere bij wet opgerichte onafhankelijke en onpartijdige administratieve instantie kunnen worden herzien; dit moet een snelle procedure zijn waaraan weinig of geen kosten verbonden zijn."

    De Commissie kan ook de delen van amendement 26 over artikel 7, lid 1, tweede zin, en een nieuw punt f) gedeeltelijk overnemen en deze komen daardoor als volgt te luiden:

    "Op zijn minst de volgende informatie dient door de overheidsinstanties te worden verspreid:"

    "f) milieuovereenkomsten;"

    Het gedeelte van amendement 28 over artikel 8, lid 1, van het voorstel van de Commissie is ook aanvaardbaar en dit komt als volgt te luiden:

    "Uiterlijk één jaar na de vaststelling van deze richtlijn doet de Commissie de lidstaten een leidraad toekomen, waarin duidelijk wordt uiteengezet op welke wijze de lidstaten hun verslagen dienen op te stellen."

    3.3. De in beginsel door de Commissie overgenomen amendementen

    De Commissie kan het voorstel van het Europees Parlement in amendement 13 dat de richtlijn vier jaar (in plaats van vijf jaar zoals in het voorstel van de Commissie) na het verstrijken van de termijn voor de omzetting van de richtlijn in het nationale recht door de lidstaten moet worden herzien, overnemen. dit betekent dat overweging 24 van het voorstel als volgt komt te luiden:

    "Deze richtlijn dient vier jaar na het verstrijken van de termijn voor de tenuitvoerlegging in het licht van de ervaring te worden herzien"

    Om voor een samenhangende tekst te zorgen dient artikel 8, lid 1, dienovereenkomstig te worden gewijzigd en dient dit als volgt te luiden:

    "Uiterlijk (datum invoegen die vier jaar na de in artikel 9 genoemde datum is) brengen de lidstaten verslag uit over de met de toepassing van de richtlijn opgedane ervaring."

    De Commissie kan ook de doelstelling van amendement 17 in beginsel overnemen. De Commissie is echter van mening dat dit amendement beter aan zijn doel zou beantwoorden als het aan het eind van artikel 4, lid 1, onder b), zou komen te staan. De Commissie kan ook het gedeelte van amendement 20 overnemen dat betrekking heeft op artikel 4, lid 1, onder b), van het voorstel, zodat deze tekst door de overneming van deze gedeeltes van de amendementen als volgt zou komen te luiden:

    "het verzoek duidelijk onredelijk is of te algemeen geformuleerd is. Wanneer een verzoek om informatie te algemeen geformuleerd is, vraagt de overheidsinstantie de aanvrager na ontvangst van het verzoek zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is om een nadere toelichting en helpt zij de aanvrager daarbij;"

    De Commissie kan ook het gedeelte van amendement 19 overnemen dat bedoeld is om aan de laatste alinea van artikel 3, lid 5, een nieuwe zin toe te voegen. De Commissie is echter van mening dat dit amendement beter aan zijn doel zou beantwoorden als het in het nieuwe punt c) van artikel 3, lid 5, zou komen te staan en als de formulering zodanig zou worden gewijzigd dat rekening wordt gehouden met de formulering van het Verdrag van Aarhus, zodat het als volgt zou komen te luiden:

    "de verplichting voor ambtenaren om het publiek te helpen bij het verkrijgen van toegang tot informatie."

    Het gedeelte van amendement 20 dat bedoeld is om de overheid ertoe te verplichten bij de toepassing van de uitzonderingsbepaling krachtens artikel 4, lid 1, onder c), van het voorstel de belangen af te wegen, is in beginsel aanvaardbaar mits een verwijzing naar artikel 4, lid 1, onder c), wordt toegevoegd aan de laatste zin van artikel 4, lid 2, die derhalve als volgt zou komen te luiden:

    "Bovengenoemde redenen om openbaarmaking van informatie te weigeren worden strikt geïnterpreteerd." (zie amendement 21 onder punt 3.2) "In ieder in artikel 4, lid 1, onder c), en lid 2, onder a) tot en met g), genoemd geval wordt het algemeen belang dat met de openbaarmaking gediend is, afgewogen tegen het belang dat met een weigering gediend is. Er wordt toegang tot de gevraagde informatie verleend als het algemeen belang zwaarder weegt dan het belang dat met de weigering gediend is. In dit verband en met het oog op de toepassing van punt f) zorgen de lidstaten ervoor dat Richtlijn 95/46/EG wordt nageleefd."

    Dit betekent dat de laatste zin van artikel 4, lid 1, onder c), die luidt "In een dergelijk geval moet rekening worden gehouden met het algemeen belang dat met de openbaarmaking gediend is", wordt geschrapt.

    De Commissie kan ook het gedeelte van amendement 21 dat betrekking heeft op artikel 4, lid 2, onder a), in beginsel overnemen, mits de formulering als volgt wordt aangepast aan het Verdrag van Aarhus:

    "het vertrouwelijke karakter van handelingen van overheidsinstanties, indien deze vertrouwelijkheid krachtens het nationale recht is voorgeschreven;"

    De Commissie kan ook het gedeelte van amendement 21 dat betrekking heeft op artikel 4, lid 2, onder g), overnemen, mits de formulering als volgt wordt aangepast aan het Verdrag van Aarhus:

    "de belangen van een derde die de gevraagde informatie heeft verstrekt zonder er wettelijk toe te zijn verplicht of toe te kunnen worden verplicht, wanneer deze derde geen toestemming geeft voor de openbaarmaking van die informatie;"

    De Commissie kan in beginsel akkoord gaan met het gedeelte van amendement 23 dat bedoeld is om overheidsinstanties die een beroep doen op artikel 4, lid 1, onder c), ertoe te verplichten om aanvragers de naam van de ambtenaar die met de voltooiing van de gevraagde informatie is belast en het geraamde tijdschema voor de voltooiing te verstrekken, mits het in laatstgenoemd artikel wordt ondergebracht. Dit zou derhalve als volgt komen te luiden:

    "het verzoek materiaal dat nog moet worden voltooid, of interne mededelingen betreft. In het eerste geval wordt waar mogelijk de naam van de persoon of de instantie die het gevraagde materiaal voltooit, alsmede de geraamde tijd die voor de voltooiing nodig is, verstrekt."

    De Commissie kan ook het laatste gedeelte van amendement 24 in beginsel overnemen. Zij is echter van mening dat dit niet behoeft te worden herhaald, aangezien de strekking van dit amendement al is opgenomen in het gedeelte van amendement 24 dat betrekking heeft op artikel 5, lid 2, van het voorstel.

    3.4. De niet door de Commissie overgenomen amendementen

    Het eerste deel van amendement 1 en amendement 2 kunnen niet worden overgenomen, aangezien ze niet corresponderen met artikelen in het dispositief.

    De Commissie kan amendement 4, dat toevoeging van een verwijzing naar toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie behelst, niet overnemen. De Commissie is van mening dat het niet juist is om in wetgeving te verwijzen naar technologie die nog niet bestaat. Bij de herziening van de richtlijn in de toekomst zal rekening worden gehouden met mogelijke ontwikkelingen die zich intussen voordoen. Bovendien wordt eraan herinnerd dat in het voorstel wordt verwezen naar "beschikbare" technologie. Hiermee wordt de strekking van het amendement voldoende in acht genomen.

    Amendement 14 is in eerste instantie bedoeld om nog een doelstelling aan de doelstellingen van het voorstel toe te voegen, namelijk de vaststelling van normen voor de toegang van het publiek tot milieu-informatie die voor de EG-instellingen moeten gelden. Dit amendement kan niet worden overgenomen, omdat het duidelijk buiten de werkingssfeer van de richtlijn, die alleen van toepassing is op de lidstaten, valt.

    Amendement 15 heeft betrekking op de in het voorstel opgenomen definities. De delen van het amendement die betrekking hebben op de definitie van "milieu-informatie", kunnen niet worden overgenomen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het voorstel is ratificatie van het Verdrag van Aarhus door de Europese Gemeenschap mogelijk te maken. Om de teksten verenigbaar te houden moet de definities zo dicht mogelijk bij de definities in het verdrag blijven. Om dezelfde redenen kan amendement 5, dat betrekking heeft op de corresponderende overweging, niet worden overgenomen.

    De amendementen 16 en 30, die behelzen dat de termijn van een maand/twee maanden (voor ingewikkelde verzoeken) voor de verstrekking van de gevraagde informatie wordt vervangen door een termijn van twee weken/zes weken (voor ingewikkelde gevallen), zijn niet aanvaardbaar. Naar het oordeel van de Commissie is een termijn van twee weken en voor ingewikkelde verzoeken zes weken te kort. Amendement 6, dat betrekking heeft op de dienovereenkomstige overweging, kan niet worden overgenomen omdat deze wijziging niet tot uiting komt in het desbetreffende artikel in het dispositief.

    Amendement 18 behelst dat de overheid wordt verplicht de informatie zonder uitzondering te verstrekken in de vorm of het formaat waar de aanvrager om vraagt. De Commissie kan dit amendement niet overnemen. De overheidsinstanties moeten een zekere mate van flexibiliteit hebben bij de beslissing over de vorm of het formaat waarin de informatie wordt verstrekt. Er moet worden beseft dat de inwilliging van bepaalde verzoeken voor de overheid te lastig kan zijn. Om dezelfde redenen kan ook amendement 7, dat betrekking heeft op de dienovereenkomstige overweging, niet worden overgenomen.

    Amendement 19 bepaalt al te gedetailleerd de praktische regelingen voor de manier waarop de informatie uiteindelijk aan de aanvrager wordt verstrekt. De Commissie kan het grootste gedeelte van dit amendement niet overnemen, aangezien de praktische regelingen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel niet door de Commissie maar door de lidstaten moeten worden vastgesteld. Dit is een kaderrichtlijn en de lidstaten moeten bij de omzetting van de richtlijn in het nationale recht enige mate van flexibiliteit krijgen. Om dezelfde redenen kan ook amendement 8, dat de aan deze bepaling gekoppelde overweging wijzigt, niet worden overgenomen.

    Amendement 20 heeft betrekking op de formele redenen om de toegang tot milieu-informatie te weigeren. Met het oog op de consistentie kan de Commissie het eerste gedeelte van dit amendement niet overnemen. Er is namelijk voor de inhoudelijke redenen om toegang te weigeren geen vergelijkbaar amendement ingediend.

    De Commissie kan het gedeelte van amendement 20 dat schrapping behelst van de uitzondering die de overheidsinstanties in staat stelt de toegang tot interne mededelingen te weigeren, niet overnemen. Deze uitzondering is in het Verdrag van Aarhus opgenomen. In bepaalde gevallen moet de overheid het recht hebben de toegang tot specifieke interne documenten te weigeren.

    Amendement 21 heeft betrekking op de inhoudelijke redenen om verzoeken om toegang tot milieu-informatie af te wijzen. De Commissie kan de delen van het amendement waarmee wordt afgeweken van de uitputtende lijst van uitzonderingen in het Verdrag van Aarhus, niet overnemen. Het zal bekend zijn dat het voorstel van de Commissie in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus is. Bovendien zal de toegang tot de gevraagde informatie alleen worden afgewezen als bekendmaking de door de uitzonderingen beschermde belangen nadelig beïnvloedt en nadat de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Als het openbaar belang van bekendmaking zwaarder weegt dan het door de uitzondering beschermde belang, zal toestemming worden gegeven voor toegang tot de informatie. De Commissie is dan ook van mening dat het voorstel voldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat de bekendmaking van informatie ten onrechte wordt geweigerd.

    Om bovenstaande redenen kan de Commissie niet akkoord gaan met het gedeelte van amendement 21 dat behelst dat de overheid geen beroep kan doen op de mogelijke uitzonderingen om toegang te weigeren tot informatie over emissies, lozingen of andere manieren waarop stoffen in het milieu terechtkomen. In bepaalde gevallen moet de overheid de toegang tot dergelijke informatie kunnen weigeren, mits aan alle eisen in het voorstel wordt voldaan. Er wordt aan herinnerd dat de overheid krachtens het voorstel niet de toegang kan weigeren tot informatie over onder het communautair recht vallende emissies, lozingen of andere manieren waarop stoffen in het milieu terechtkomen.

    De Commissie kan ook het gedeelte van amendement 21 dat behelst dat de uitzondering in verband met intellectuele eigendomsrechten wordt geschrapt, niet overnemen.

    De Commissie kan het gedeelte van amendement 21 dat behelst dat de verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG inzake persoonsgegevens wordt geschrapt, niet overnemen. Met het oog op de duidelijkheid en de rechtszekerheid dient het bestaande communautaire recht op dit gebied te worden vermeld.

    Amendement 22 behelst dat de lidstaten een lijst met criteria voor de toepassing van de uitzonderingen moeten opstellen. Deze lijst zou ter goedkeuring aan de Commissie moeten worden voorgelegd. De Commissie kan dit amendement niet overnemen. Het is aan de rechter en niet aan de Commissie om een interpretatie te geven van de in het voorstel opgenomen uitzonderingen.

    Amendement 23 behelst de invoering van een stilzwijgende instemming (d.w.z. wanneer de gevraagde informatie niet binnen de in het voorstel opgenomen termijn wordt verstrekt, wordt dit als een positief antwoord beschouwd). De Commissie kan dit amendement niet overnemen. In het voorstel wordt al bepaald dat de aanvrager gebruik kan maken van de beroepsprocedures wanneer er binnen de termijn geen antwoord wordt gegeven.

    De Commissie kan ook het laatste gedeelte van amendement 23, dat behelst dat de overheid vrijwillig door een derde verstrekte informatie op een zodanige manier moet bekendmaken dat de anonimiteit van deze derde wordt gewaarborgd, niet overnemen. Dit amendement is niet volledig verenigbaar met het voorstel van de Commissie dat de overheid het recht geeft de toegang tot informatie te weigeren als bekendmaking nadelige gevolgen heeft voor de belangen van derden die de informatie op vrijwillige basis hebben verstrekt.

    Het gedeelte van amendement 24 dat behelst dat de volgorde van de leden van het voorstel van de Commissie wordt gewijzigd, heeft geen echte toegevoegde waarde. De Commissie geeft er dan ook de voorkeur aan bij haar eigen voorstel te blijven.

    De Commissie kan het gedeelte van amendement 24 dat behelst dat de overheid geen vergoeding in rekening mag brengen wanneer de informatie voor educatieve doeleinden wordt aangevraagd, niet overnemen. Het voorstel van de Commissie houdt al in dat de lidstaten kunnen bepalen in welke gevallen van een vergoeding kan worden afgezien. Het is uiteindelijk een voorstel voor een kaderrichtlijn. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de lidstaten bij de omzetting van de richtlijn in het nationale recht een zekere mate van flexibiliteit hebben.

    De delen van amendement 25 die behelzen dat er nieuwe leden aan artikel 6 van het voorstel van de Commissie over de toegang tot de rechter worden toegevoegd, kunnen niet worden overgenomen omdat dit onderwerp daardoor te gedetailleerd zou worden geregeld. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet de regeling van deze aangelegenheden aan de lidstaten worden overgelaten, die daarbij rekening houden met de specifieke kenmerken van hun nationale rechtsorde.

    De delen van amendement 26 die niet gedeeltelijk of in beginsel zijn overgenomen, neigen ertoe de manier waarop de lidstaten de milieu-informatie waarover zij beschikken op actieve wijze aan het grote publiek moeten bekendmaken, al te gedetailleerd te regelen. Daarom kunnen ze niet worden overgenomen. Dit artikel van het voorstel van de Commissie is bedoeld om de lidstaten een algemene verplichting op te leggen om milieu-informatie actief te verspreiden. Het gaat hier echter om een kaderrichtlijn die niet bedoeld is om tot in de details te regelen hoe de lidstaten aan deze verplichting moeten voldoen. De Commissie is van mening dat de lidstaten bij de omzetting van de richtlijn in het nationale recht een zekere mate van flexibiliteit moeten hebben.

    Amendement 27 behelst de invoeging van een nieuw artikel in het voorstel over de kwaliteit van de informatie die door de overheid actief onder het grote publiek wordt verspreid. Bovendien verplicht het de Commissie tot de indiening van voorstellen voor de harmonisatie van procedures voor emissiemetingen. Dit amendement is niet aanvaardbaar omdat het de overheidsinstanties te zeer belast. Bovendien vallen bepaalde delen van het amendement buiten de werkingssfeer van het voorstel. Met het oog op de consistentie kan ook amendement 12 inzake de invoeging van een overweging over de nieuwe bepalingen van amendement 27 in het voorstel niet worden overgenomen.

    Amendement 28 behelst enerzijds dat de lidstaten worden verplicht tot de opstelling van nationale verslagen over de ervaring met de toepassing van de richtlijn en tot de indiening daarvan bij de Commissie op specifieke data (namelijk 31 december 2005 en 30 juni 2006). Dit amendement is niet aanvaardbaar aangezien nog niet bekend is wanneer de richtlijn officieel zal worden vastgesteld. Het is verstandiger de formulering van de Commissie ("x" jaar en "x" jaar en zes maanden na de uiterste datum voor omzetting) aan te houden.

    Anderzijds verplicht het de Commissie tot de opstelling van een verslag over de ervaring met de toepassing van de richtlijn en van de verordening houdende uitvoering van artikel 255 van het Verdrag (recht op toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie) alsmede eventuele herzieningsvoorstellen die zij nodig acht. Dit amendement is niet aanvaardbaar aangezien de verwijzing naar de verordening tot uitvoering van artikel 255 van het Verdrag duidelijk buiten de werkingssfeer van de richtlijn valt.

    Amendement 29 behelst dat er een termijn van twaalf maanden wordt vastgesteld voor de omzetting van de richtlijn in het nationale recht door de lidstaten. De Commissie is van oordeel dat deze termijn te kort is. Daarom kan amendement 29 niet worden overgenomen.

    3.5. Gewijzigd voorstel

    Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel zoals in het voorgaande is vermeld.

    Top