Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0183

    Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

    /* COM/2001/0183 def. - CNS 2001/0090 */

    PB C 240E van 28.8.2001, p. 88–100 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0183

    Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen /* COM/2001/0183 def. - CNS 2001/0090 */

    Publicatieblad Nr. 240 E van 28/08/2001 blz. 0088 - 0100


    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Bij Richtlijn 2000/29/EG is de fytosanitaire regeling van de Gemeenschap vastgesteld met daarin alle te nemen maatregelen en te voeren acties om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen te voorkomen.

    Met het oog op verdere aanpassing van de fytosanitaire regeling aan de voorwaarden van de interne markt moeten deze maatregelen worden gewijzigd om erin op te nemen:

    -nadere bepalingen inzake de procedures voor het toelaten van uit derde landen in de Gemeenschap in te voeren planten of plantaardige producten door de officiële plantenziektekundige diensten in de lidstaten, in samenwerking met de douaneautoriteiten,

    -bepalingen tot invoering van het beginsel van geharmoniseerde retributies voor de fytosanitaire invoerinspecties, en vaststelling van de hoogte daarvan.

    Daartoe is het onderhavige voorstel opgesteld.

    Tegelijkertijd wordt met dit voorstel beoogd verscheidene andere bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG in het licht van de ervaring aan te vullen, nader uit te werken of bij te werken, met name de bepalingen betreffende de vorm van de fytosanitaire certificaten die worden gebruikt voor uitvoer naar derde landen, betreffende de rol van de "centrale instantie" die voor iedere lidstaat op fytosanitair gebied de coördinatie verzorgt en de contacten onderhoudt, betreffende de procedures voor de goedkeuring van uitzonderingsmaatregelen of noodmaatregelen, betreffende de door de Commissie georganiseerde fytosanitaire controles en betreffende de manier waarop de Gemeenschap haar rechten kan uitoefenen ten aanzien van haar financiële bijdragen voor fytosanitaire controles.

    Aangezien de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn van algemene strekking zijn als bedoeld in artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, wordt met dit voorstel ook beoogd de thans geldende bepalingen in overeenstemming te brengen met de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit.

    Tot slot worden in dit voorstel de procedures voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van fytosanitaire maatregelen van andere partijen bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen nader bepaald teneinde aan de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te voldoen.

    Dit voorstel heeft geen implicaties inzake subsidiariteit, aangezien het is gebaseerd op artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en derhalve tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap behoort. Vaststelling van de onderhavige bepalingen door de Gemeenschap is gerechtvaardigd, omdat dit voorstel voornamelijk betrekking heeft op de harmonisatie van de door de lidstaten uitgevoerde technische inspecties bij invoer en van de retributies die voor deze inspecties moeten worden opgelegd.

    2001/0090 (CNS)

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C

    Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

    [2] PB C

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

    [3] PB C

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen [4] is de communautaire regeling op fytosanitair gebied vastgesteld, waarin de voorwaarden, procedures en formaliteiten zijn opgenomen die in fytosanitair opzicht gelden voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen de Gemeenschap van planten en plantaardige producten.

    [4] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

    (2) De procedures en formaliteiten waaraan planten en plantaardige producten worden onderworpen wanneer zij in de Gemeenschap worden binnengebracht, moeten op bepaalde punten worden verduidelijkt, en voor sommige gebieden zijn nadere bepalingen vereist.

    (3) De fytosanitaire procedures en formaliteiten moeten zijn afgewikkeld voordat de inklaring door de douane plaatsvindt. Aangezien de fytosanitaire procedures en formaliteiten met betrekking tot partijen planten en plantaardige producten niet noodzakelijkerwijs worden afgewikkeld in dezelfde lidstaat als die waar de inklaring door de douane plaatsvindt, moet een systeem van samenwerking op het gebied van commununicatie en uitwisseling van informatie tussen de officiële instanties en de douanekantoren binnen een lidstaat en tussen de officiële instanties van alle lidstaten tot stand worden gebracht.

    (4) Om de bescherming tegen het binnenbrengen van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen in de Gemeenschap te verbeteren, moeten de lidstaten de vereiste controles intensiveren. Die controles moeten doeltreffend zijn en in de hele Gemeenschap op een geharmoniseerde manier worden uitgevoerd.

    (5) De retributies voor de bedoelde controles moeten worden vastgesteld op basis van een redelijke kostenberekening en zoveel mogelijk voor alle lidstaten gelijk zijn.

    (6) Verder moeten verscheidene andere bepalingen van de genoemde richtlijn op grond van de opgedane ervaring worden aangevuld, verduidelijkt en in het licht van eventuele ontwikkelingen worden gewijzigd.

    (7) Sinds de voorwaarden van de interne markt effectief worden toegepast, worden voor de intracommunautaire handel in planten en plantaardige producten niet langer de fytosanitaire certificaten gebruikt die zijn vastgesteld in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten. Het is echter belangrijk dat deze certificaten door de lidstaten in de bij dat verdrag gestandaardiseerde vorm worden gebruikt voor de export van planten of plantaardige producten naar derde landen.

    (8) Voor sommige taken van de "centrale instantie", die voor iedere lidstaat de coördinatie verzorgt en de contacten onderhoudt voor de praktische toepassing van de communautaire regeling op fytosanitair gebied, is specifieke wetenschappelijke en technische kennis vereist. Daarom moet in de mogelijkheid worden voorzien om specifieke taken aan andere diensten te delegeren.

    (9) De huidige bepalingen betreffende de procedure tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 2000/29/EG door de Commissie en voor de vaststelling van besluiten tot afwijking bevatten enkele procedurele voorwaarden die niet langer nodig of gerechtvaardigd zijn. De procedure voor de goedkeuring van noodmaatregelen voorziet niet in de mogelijkheid om snel tussentijdse maatregelen vast te stellen die recht doen aan de in specifieke gevallen bestaande noodsituatie. De bepalingen betreffende deze drie procedures moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (10) De lijst van taken ten aanzien waarvan de Commissie onder eigen verantwoordelijkheid fytosanitaire controles kan organiseren, moet worden uitgebreid om rekening te houden met het bredere scala van fytosanitaire activiteiten ten gevolge van nieuwe praktijken en ervaringen.

    (11) Gebleken is dat niet duidelijk is bepaald hoe de Gemeenschap haar rechten kan uitoefenen ten aanzien van haar financiële bijdragen voor fytosanitaire controles. Bepaald moet worden dat de Commissie optreedt door middel van Beschikkingen van de Commissie.

    (12) Sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG (artikel 3, lid 7, eerste, tweede en vierde alinea, alsmede de artikelen 7, 8 en 9) zijn sinds 1 juni 1993 vervangen door alternatieve bepalingen, en zijn sindsdien dan ook overbodig. Zij moeten derhalve worden geschrapt.

    (13) Op grond van artikel 4 van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst [5]), moet de Gemeenschap onder bepaalde voorwaarden erkennen dat de fytosanitaire maatregelen van andere partijen bij die overeenkomst gelijkwaardig zijn aan haar eigen maatregelen. De procedures voor die erkenning op fytosanitair gebied moeten in Richtlijn 2000/29/EG worden aangegeven.

    [5] PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.

    (14) Richtlijn 2000/29/EG moet worden aangepast om rekening te houden met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [6].

    [6] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 2000/29/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a) aan lid 1, tweede alinea, wordt de volgende littera d) toegevoegd:

    "d) de vorm van de "fytosanitaire certificaten" en de "fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer" die door de lidstaten voor uitvoer naar derde landen worden afgegeven op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten."

    b) lid 4 wordt vervangen door:

    "4. De lidstaten moeten ten aanzien van aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen, nauw, snel, rechtstreeks en doeltreffend met de Commissie en onderling samenwerken. Hiertoe moet iedere lidstaat een centrale instantie oprichten of aanwijzen die ten minste verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten inzake die aangelegenheden. Daarvoor wordt bij voorkeur de officiële plantenziektekundige dienst aangewezen die op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten is ingesteld.

    Welke instantie is aangewezen en iedere latere desbetreffende wijziging, wordt aan de andere lidstaten en de Commissie bekendgemaakt.

    Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure kan de centrale instantie worden gemachtigd de taken inzake de coördinatie en het onderhouden van contacten aan een andere dienst op te dragen of te delegeren voorzover deze taken verband houden met specifieke onder deze richtlijn vallende fytosanitaire aangelegenheden."

    2. Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a) littera a) wordt als volgt gewijzigd:

    i) het eerste streepje wordt vervangen door:

    "planten: levende planten en nader omschreven levende delen van planten, met inbegrip van zaden."

    ii) de tweede alinea wordt als volgt gewijzigd:

    -na het zesde streepje wordt het volgende zevende streepje ingevoegd:

    "- bladeren, loof;"

    -het volgende negende streepje wordt toegevoegd:

    "- alle andere plantendelen, welke nader kunnen worden bepaald volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure."

    b) onder g) wordt de vijfde alinea vervangen door:

    "De in artikel 1, lid 4, bedoelde centrale instantie deelt de Commissie mee welke instanties de verantwoordelijke officiële instanties in de betrokken lidstaat zijn. De Commissie geeft deze informatie door aan de andere lidstaten;"

    c) onder i), eerste alinea, eerste streepje, worden de woorden "in artikel 7, lid 1, of artikel 8, lid 2," vervangen door "in artikel 1, lid 1, onder d)".

    d) de volgende litterae j) tot en met q) worden toegevoegd:

    "j) plaats van binnenkomst: de plaats waar planten, plantaardige producten of andere materialen in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht: de eerste luchthaven in het geval van luchtvervoer, de eerste haven in het geval van zee- of binnenvaartvervoer, het eerste station in het geval van railvervoer en in alle andere gevallen de plaats waar het douanekantoor is gevestigd dat verantwoordelijk is voor het gebied waar de op land gelegen buitengrens van de Gemeenschap is overschreden;

    k) officiële instantie van de plaats van binnenkomst: de officiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaats van binnenkomst;

    l) officiële instantie van bestemming: de officiële instantie die verantwoordelijk is voor het gebied waar het "douanekantoor van bestemming" is gevestigd;

    m) douanekantoor van vertrek: het kantoor van vertrek in de zin van artikel 340ter, punt 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek van de Commissie [7];

    [7] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2787/2000 (PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1).

    n) douanekantoor van bestemming: het kantoor van bestemming in de zin van artikel 340 ter, punt 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93;

    o) deelzending: een aantal van een zending (partij) deel uitmakende eenheden van een product, herkenbaar aan de homogene samenstelling, oorsprong en onmiddellijke bestemming;

    p) douanebestemming: de in artikel 4, punt 15, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek [8] genoemde douanebestemmingen;

    [8] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

    q) douanevervoer: de in artikel 91 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde procedure."

    3. Artikel 3, lid 7, wordt vervangen door:

    "Overeenkomstig de voorwaarden die volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure worden vastgesteld, gelden de leden 1, 2 en 4, en lid 5, onder a) en b), noch voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden, noch voor rasveredeling."

    4. De artikelen 7, 8 en 9 worden geschrapt.

    5. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i) in de eerste alinea, worden de woorden "in plaats van het in de artikelen 7 en 8 bedoelde fytosanitair certificaat," geschrapt;

    ii) na de eerste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:

    "In het geval van het in artikel 6, lid 4, genoemde zaad hoeft echter geen plantenpaspoort te worden afgegeven, indien wordt gegarandeerd dat met de documenten die zijn afgegeven overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de handel in officieel gecertificeerd zaad, kan worden bewezen dat aan de vereisten van artikel 6, lid 4, is voldaan. In dat geval worden die documenten voor alle doeleinden beschouwd als plantenpaspoorten in de zin van artikel 2, lid 1, onder f).";

    b) In lid 2, worden in de eerste en tweede alinea na de woorden "andere materialen" de woorden", en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden" ingevoegd.

    6. Aan artikel 11, lid 3, wordt na de tweede alinea de volgende derde alinea toegevoegd:

    "Indien lid 1 slechts voor een deel van de betrokken planten, plantaardige producten of groeimedia geldt, kan voor de overige delen een plantenpaspoort worden gebruikt overeenkomstig artikel 10, mits er voor deze delen geen vermoeden van besmetting bestaat en er geen mogelijkheid van verspreiding van schadelijke organismen lijkt te bestaan.".

    7. Artikel 12 wordt vervangen door:

    "Artikel 12

    1. De lidstaten organiseren officiële controles om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan deze richtlijn, en inzonderheid aan het bepaalde in artikel 10, lid 2, welke controles moeten worden uitgevoerd op aselecte basis en zonder onderscheid ten aanzien van de oorsprong van de planten, de plantaardige producten en andere materialen, en met inachtneming van de onderstaande bepalingen:

    -incidentele controles, ongeacht wanneer of waar planten, plantaardige producten of andere materialen in het verkeer zijn,

    -incidentele controles, in bedrijven waar planten, plantaardige producten en andere materialen worden geteeld, geproduceerd, opgeslagen of te koop aangeboden, alsmede in bedrijven van kopers;

    -incidentele controles, tegelijkertijd met andere controles van documenten die om andere dan fytosanitaire redenen worden uitgevoerd.

    De controles moeten regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 10, lid 3, en artikel 13bis, lid 7, tweede alinea, in een officieel register opgenomen bedrijven, en mogen regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 6, lid 6, in een officieel register opgenomen bedrijven.

    Indien feiten aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden dat aan één of meer bepalingen van deze richtlijn niet is voldaan, moeten gerichte controles worden uitgevoerd.

    2. Commerciële kopers van planten, plantaardige producten of andere materialen moeten, als eindgebruikers die uit hoofde van hun beroep bij de plantaardige productie betrokken zijn, de desbetreffende plantenpaspoorten ten minste één jaar bewaren en de referentiegegevens in hun registers vermelden.

    Inspecteurs hebben in alle productie- en afzetstadia toegang tot de planten, de plantaardige producten en andere materialen. Zij hebben het recht om alle onderzoeken te verrichten die voor de betrokken officiële controles nodig zijn, met inbegrip van onderzoek van de plantenpaspoorten en de registers.

    3. De in artikel 21 bedoelde deskundigen kunnen de lidstaten bijstaan bij de officiële controles.

    4. Wanneer op grond van de overeenkomstig de leden 1 en 2 uitgevoerde officiële controles is komen vast te staan dat planten, plantaardige producten of andere materialen een risico van verspreiding van schadelijke organismen opleveren, worden ten aanzien daarvan officiële maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 3, getroffen.

    Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat, wanneer de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen uit een andere lidstaat komen, de verantwoordelijke officiële instantie onmiddellijk de centrale instantie van die lidstaat en de Commissie informeert over de bevindingen en over de officiële maatregelen die zij van plan is te nemen of reeds heeft genomen. Volgens de in artikel 18 vermelde procedure kan hiertoe een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet.".

    8. Artikel 13 wordt vervangen door de volgende artikelen 13, 13bis, 13ter en 13quater:

    "Artikel 13

    1. De lidstaten moeten er, onverminderd het bepaalde in artikel 13bis, leden 1 tot en met 4, en onverminderd specifieke overeenkomsten die de Gemeenschap in dit verband met een of meer derde landen heeft gesloten, voor zorgen dat op planten, plantaardige producten en andere materialen als bedoeld in de lijst van bijlage V, deel B, die uit een derde land komen en in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht vanaf het moment van binnenkomst toezicht wordt gehouden door de verantwoordelijke officiële instanties. Onverminderd artikel 13bis, lid 8, mogen zij alleen een douanebestemming krijgen indien de in lid 2 genoemde formaliteiten zijn vervuld en op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, kan worden geconcludeerd dat:

    i) -de planten, plantaardige producten of andere materialen niet besmet zijn met in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen,

    -wat de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten betreft, deze niet zijn besmet met de schadelijke organismen die in dat deel van diezelfde bijlage worden genoemd;

    -wat de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen betreft, deze voldoen aan de desbetreffende bijzondere eisen die in die bijlage worden genoemd;

    ii) de planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van het vereiste officiële "fytosanitair certificaat" of "fytosanitair certificaat voor wederuitvoer" dat overeenkomstig het bepaalde in lid 3 is afgegeven, of, indien van toepassing, van het origineel van alternatieve documenten zoals nader bepaald in en geaccepteerd bij op grond van deze richtlijn vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

    De lidstaten moeten voorschrijven dat op planten, plantaardige producten en andere materialen, andere dan de in bijlage V, deel B, genoemde, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst toezicht kan worden gehouden door de verantwoordelijke officiële instanties, ten aanzien van het bepaalde in punt i), eerste en tweede streepje. Wanneer de verantwoordelijke officiële instantie van die mogelijkheid gebruik maakt, moeten de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen onder toezicht blijven totdat de terzake geldende formaliteiten zijn vervuld en op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen is voldaan.

    De lidstaten mogen het in de eerste en de tweede alinea bepaalde op hun eigen grondgebied toepassen voordat de planten, plantaardige producten of andere materialen een douanebestemming krijgen.

    2. De in lid 1 bedoelde formaliteiten omvatten nauwgezette controles door de verantwoordelijke officiële instanties van ten minste:

    i) iedere zending (partij) die geheel of voor een deel bestaat uit dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen, of

    ii) wanneer een zending (partij) uit verschillende deelzendingen bestaat, iedere deelzending die geheel of voor een deel uit dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat.

    Met controles moet worden uitgemaakt of:

    i) de zending (partij) vergezeld gaat van het origineel van de vereiste certificaten of het origineel van de in lid 1, punt ii), vermelde alternatieve documenten (controles aan de hand van documenten),

    ii) de planten, plantaardige producten of andere materialen dezelfde zijn die zijn aangegeven op de vereiste documenten (controles van de identiteit), te oordelen naar het geheel of naar het resultaat van de toetsing van een of meer representatieve monsters, en

    iii) de planten, plantaardige producten of andere materialen, met inbegrip van de verpakking, en, indien van toepassing, het vervoermiddel, aan de eisen als aangegeven in lid 1, punt i), (fytosanitaire controles) voldoen, te oordelen naar het geheel of naar het resultaat van de toetsing van een of meer representatieve monsters.

    De fytosanitaire controles zijn echter niet vereist - en mogen alleen bij uitzondering worden uitgevoerd - wanneer:

    -de activiteiten in verband met de controle van de zending (partij) of deelzending reeds in het betrokken derde land zijn uitgevoerd volgens de in artikel 13bis, lid 5, bedoelde technische regelingen, of

    -de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending (partij) of deelzending in de terzake overeenkomstig lid 6 vastgestelde uitvoeringsbepalingen zijn vermeld, of

    -de Commissie op eerdere ervaringen met het binnenbrengen van dergelijk materiaal van dezelfde oorsprong in de Gemeenschap gebaseerde en door alle betrokken lidstaten bevestigde bewijzen levert dat de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending (partij) of deelzending voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen, mits wordt voldaan aan bepaalde nadere voorwaarden die in hiertoe overeenkomstig lid 6 vastgestelde uitvoeringsbepalingen zijn vermeld.

    3. Het lid 1, punt ii), bedoelde officiële "fytosanitair certificaat" of "fytosanitair certificaat voor wederuitvoer" moet zijn opgesteld in ten minste een van de officiële talen van de Gemeenschap en zijn afgegeven in overeenstemming met de wettelijke bepalingen of voorschriften van het land van uitvoer of wederuitvoer die zijn vastgesteld overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, ongeacht of dat land daarbij verdragsluitende partij is of niet. Het moet zijn gericht aan de "plantenziektenkundige dienst(en) van/in de Europese Gemeenschap".

    Het mag niet eerder zijn opgemaakt dan 14 dagen vóór de datum waarop de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, het derde land van afgifte hebben verlaten.

    Het certificaat moet, ongeacht de vorm ervan, informatie bevatten overeenkomstig het model van de bijlage bij het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten. Het moet zijn opgemaakt in een van de vormen die door de Commissie overeenkomstig lid 4 zijn vastgesteld. Het certificaat moet zijn afgegeven door autoriteiten die hiertoe bevoegd zijn op grond van de wettelijke bepalingen of voorschriften van het derde land zoals meegedeeld aan de Directeur-generaal van de FAO overeenkomstig het bepaalde in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, of, in het geval van niet-verdragsluitende partijen, aan de Commissie.

    4. Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure worden de in de verschillende versies van de bijlage bij het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten aangegeven aanvaardbare modellen vastgesteld. Overeenkomstig dezelfde procedure kunnen voor speciale gevallen alternatieve eisen inzake het "fytosanitair certificaat" of het "fytosanitair certificaat voor wederuitvoer" worden vastgesteld.

    Onverminderd artikel 15, lid 4, moet in het geval van in bijlage IV, deel A, rubriek I, of deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen in de rubriek "Aanvullende verklaring" van de certificaten worden vermeld aan welke van de bijzondere eisen die in de betrokken delen van die bijlage zijn vermeld, is voldaan.

    In het geval van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, of, in voorkomend geval, deel B, van toepassing zijn, moet het lid 1, punt ii), genoemde officiële "fytosanitair certificaat" zijn afgegeven in het derde land van oorsprong van de planten, plantaardige producten en andere materialen.

    Deze bepaling geldt echter niet voor gevallen waarin ook op andere plaatsen dan die van oorsprong aan de bedoelde bijzondere eisen kan worden voldaan, noch voor gevallen waarin geen bijzondere eisen gelden. In die gevallen mag het vereiste "fytosanitair certificaat" zijn afgegeven in het land waar de planten, plantaardige producten of andere materialen vandaan komen.

    5. De lidstaten bepalen dat het origineel van de certificaten, respectievelijk van de alternatieve documenten, als genoemd in lid 1, punt ii), dat door de verantwoordelijke officiële instantie wordt overgelegd voor controle van de documenten overeenkomstig het bepaalde in lid 2, tweede alinea, punt i), door die instantie moet worden afgestempeld met een "visum" met ten minste de naam van die instantie en de datum waarop het document wordt overgelegd.

    6. Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld teneinde:

    a) procedures vast te stellen voor de uitvoering van de in lid 2, tweede alinea, punt iii), bedoelde fytosanitaire controles, met inbegrip van het minimumaantal en de minimumomvang van de monsters,

    b) lijsten vast te stellen van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop op grond van het bepaalde in lid 2, derde alinea, tweede streepje, fytosanitaire controles moeten worden uitgevoerd,

    c) de nadere voorwaarden vast te stellen voor het bepaalde in lid 2, derde alinea, derde streepje.

    De Commissie kan ten aanzien van het bepaalde onder a) of b) richtsnoeren opnemen in de in artikel 21, lid 6, bedoelde aanbevelingen.

    Artikel 13 bis

    1. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ook zendingen (partijen) uit derde landen, die volgens de aangifte geen planten, plantaardige producten of andere materialen als vermeld in bijlage V, deel B, bevatten, officieel worden gecontroleerd wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat op de voorschriften op dit gebied inbreuk is gepleegd.

    Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld waarin wordt bepaald:

    a) in welke gevallen die controles moeten worden uitgevoerd;

    b) welke methoden voor die controles moeten worden toegepast.

    Mocht na de controle twijfel blijven bestaan ten aanzien van de identiteit van de zending (partij), en met name ten aanzien van geslacht, soort of oorsprong, dan wordt de zending (partij) geacht planten, plantaardige producten of andere materialen als vermeld in bijlage V, deel B, te bevatten.

    2. Op voorwaarde dat er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat:

    a) is artikel 13, lid 1, niet van toepassing wanneer planten, plantaardige producten of andere materialen rechtstreeks worden overgebracht naar een andere plaats in de Gemeenschap via het grondgebied van een derde land;

    b) zijn artikel 13, lid 1 en artikel 4, lid 1, niet van toepassing bij douanevervoer over het grondgebied van de Gemeenschap,

    c) is artikel 13, lid 1, niet van toepassing op kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders die bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer.

    3. Overeenkomstig de voorwaarden die volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure worden vastgesteld, geldt artikel 13, lid 1, niet voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten of andere materialen, bestemd voor gebruik bij proefnemingen, voor wetenschappelijke doeleinden, of voor rasveredeling.

    4. Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat, kan een lidstaat bepalen dat artikel 13, lid 1, in nader bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing is op planten, plantaardige producten en andere materialen, die in een aan zijn grens gelegen gebied in een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in de lidstaat worden binnengebracht om op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek op zijn grondgebied te worden bewerkt.

    Wanneer de lidstaat een dergelijke uitzondering toestaat, moet hij de plaats van bewerking en de naam van de bewerker nader aangeven. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, moeten ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

    Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een uitzondering op grond van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats van oorsprong van de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen in het betrokken derde land is vermeld.

    5. In technische regelingen tussen de Commissie en de bevoegde instanties van sommige derden landen, die volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure worden goedgekeurd, kan worden bepaald dat de in artikel 13, lid 1, bedoelde controlewerkzaamheden op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake geldende bepalingen van artikel 21, ook kunnen worden uitgevoerd in het betrokken derde land, in samenwerking met de officiële instantie voor gewasbescherming van dat land.

    6. Met betrekking tot vervoer van zendingen (partijen) naar een beschermd gebied is artikel 13, lid 1, van toepassing op in deel B van, respectievelijk, de bijlagen I, II en IV genoemde schadelijke organismen en bijzondere eisen voor dat gebied.

    7. De in artikel 13, lid 2, genoemde formaliteiten, de in lid 1 vastgestelde controles en de controles op de naleving van het bepaalde in artikel 4 ten aanzien van bijlage III, worden tegelijk met de voor de betrokken douanebestemming vereiste formaliteiten afgewikkeld. Zij moeten worden vervuld overeenkomstig het bepaalde in de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen en met name bijlage 4 daarbij, zoals goedgekeurd bij Verordening (EEG) nr. 1262/84 van 10 april 1984 [9].

    [9] PB L 126 van 12.5.1984, blz. 1.

    De lidstaten schrijven voor dat importeurs van planten of plantaardige producten waarvoor op grond van artikel 13 een fytosanitair of alternatief document is vereist, ongeacht of zij al dan niet producent zijn, in een officieel register worden opgenomen. Artikel 6, lid 5, is op dergelijke importeurs van overeenkomstige toepassing.

    De lidstaten schrijven bovendien voor dat:

    a) importeurs van zendingen (partijen) die geheel of gedeeltelijk uit in bijlage V, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen bestaan, of hun douanevertegenwoordigers, op ten minste een van de documenten die op grond van de voor de betrokken douanebestemmming te vervullen formaliteiten zijn vereist, melding maken van de samenstelling van die zending (partij) door middel van de volgende verklaring: "Deze zending (partij) bevat producten waarvoor fytosanitaire controles gelden, maar die niet verboden zijn op grond van de fytosanitaire wetgeving"; bovendien moeten die planten, plantaardige producten of andere materialen op die documenten worden vermeld met gebruikmaking van de code van het "Geïntegreerd Tarief van de Europese Gemeenschappen (Taric)";

    b) de luchthavenautoriteiten, de havenautoriteiten dan wel de importeurs of marktdeelnemers, volgens onderlinge afspraak, de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het betrokken douanekantoor vooraf inlichten zodra zij ervan op de hoogte zijn dat dergelijke zendingen (partijen) in aantocht zijn; de lidstaten mogen deze bepaling mutatis mutandis ook toepassen in geval van vervoer over land, met name wanneer wordt verwacht dat de betrokken zending (partij) buiten de gewone werktijden van de betrokken officiële instantie of de betrokken andere dienst als bepaald in lid 8 zal aankomen.

    8. De controles van de documenten, de in lid 1 bedoelde controles en de controles op de naleving van het bepaalde in artikel 4 ten aanzien van bijlage III moeten op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip plaatsvinden als de andere voor de betrokken douanebestemming vereiste formaliteiten die worden afgewikkeld door het douanekantoor van vertrek in het geval van douanevervoer, of door het andere kantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van binnenkomst.

    Controles van de identiteit en fytosanitaire controles moeten op dezelfde plaats en tegelijk met de bovenbedoelde douaneformaliteiten worden uitgevoerd.

    In het geval van douanevervoer moeten de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles door de offiële instantie van de plaats van binnenkomst worden uitgevoerd. De officiële instantie van de plaats van binnenkomst kan echter in overleg met de officiële instantie(s) van bestemming besluiten dat de controles van de identiteit of de fytosanitaire controles geheel of gedeeltelijk door de officiële instantie van bestemming worden uitgevoerd, mits er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen tijdens het vervoer is.

    Volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld, die minimumvoorwaarden voor de fytosanitaire controles kunnen bevatten. Overeenkomstig dezelfde procedure kan nader worden bepaald in welke gevallen of omstandigheden fytosanitaire controles op de plaats van bestemming kunnen worden uitgevoerd in plaats van op de bovengenoemde andere plaatsen, mits aan specifieke garanties met betrekking tot het vervoer van de planten, plantaardige producten of andere materialen alsmede aan andere volgens dezelfde procedure vast te stellen specifieke minimumvoorwaarden wordt voldaan.

    In alle gevallen moeten de fytosanitaire controles worden beschouwd als een integraal onderdeel van de formaliteiten als nader aangegeven in artikel 13, lid 2.

    9. De lidstaten moeten de Commissie en de andere lidstaten de lijst doen toekomen van de plaatsen die zijn aangewezen als onder hun respectieve verantwoordelijkheid vallende plaatsen van binnenkomst.

    Iedere officiële instantie van een plaats van binnenkomst en iedere officiële instantie van bestemming die controles van de identiteit en fytosanitaire controles uitvoeren, moeten aan bepaalde minimumvoorwaarden ten aanzien van infrastructuur, personeelsbezetting en uitrusting voldoen.

    De bovenbedoelde minimumvoorwaarden moeten volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure in uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

    Overeenkomstig dezelfde procedure moeten nadere bepalingen worden vastgesteld betreffende de samenwerking tussen:

    a) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en die van bestemming,

    b) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van vertrek, en

    c) de officiële instantie van bestemming en het douanekantoor van bestemming.

    Deze nadere bepalingen bevatten onder meer modelformulieren van documenten die voor die samenwerking moeten worden gebruikt en geven ook aan hoe deze documenten worden verzonden, en bevatten ook de maatregelen die moeten worden genomen om de identiteit van deelzendingen en zendingen (partijen) te handhaven en om verspreiding van schadelijke organismen tegen te gaan, met name tijdens het vervoer en totdat de vereiste douaneformaliteiten volledig zijn vervuld.

    10. De Gemeenschap verleent de lidstaten een financiële bijdrage met het oog op de verbetering van de controle-infrastructuur, voorzover het gaat om fytosanitaire controles die worden verricht overeenkomstig het bepaalde in lid 8.

    Deze bijdrage dient ter verbetering van de voorziening van niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten met de apparatuur en installaties die nodig zijn voor controle en onderzoek en, indien nodig, voor de in lid 12 bedoelde maatregelen, boven het niveau dat reeds bereikt is doordat voldaan is aan de minimumvoorwaarden die in de uitvoeringsbepalingen op grond van lid 8 zijn voorgeschreven.

    De Commissie doet voorstellen betreffende de opname van de daartoe benodigde kredieten in de algemene begroting van de Europese Unie.

    Binnen de grenzen van de voor deze doeleinden beschikbare kredieten, dekt de bijdrage van de Gemeenschap maximaal 50% van de uitgaven die rechtstreeks met de verbetering van apparatuur en installaties verband houden.

    Nadere bepalingen betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure in een uitvoeringsverordening vastgesteld.

    Over de toekenning en het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt besloten volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure en op basis van gegevens en documenten die de betrokken lidstaat verstrekt heeft en, eventueel, van de resultaten van onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Commissie door de in artikel 21 bedoelde deskundigen zijn uitgevoerd, daarbij rekening houdend met de voor de betrokken doeleinden beschikbare kredieten.

    11. Artikel 10, leden 1 en 3, zijn gelijkelijk van toepassing op de in artikel 13 bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen, voorzover deze in bijlage V, deel A, worden genoemd en wanneer op grond van de in artikel 13, lid 2, vermelde formaliteiten wordt aangenomen dat aan de in artikel 13, lid 1, bedoelde eisen is voldaan.

    12. Wanneer op grond van de in artikel 13, lid 2, vermelde formaliteiten niet kan worden geconcludeerd dat aan de in artikel 13, lid 1, bedoelde eisen is voldaan, worden onmiddellijk één of meer van de volgende officiële maatregelen genomen:

    -passende behandeling, indien aangenomen wordt dat als gevolg van die behandeling aan de voorwaarden zal worden voldaan;

    -verwijdering van besmette/aangetaste producten uit de zending (partij);

    -oplegging van een quarantaine totdat de resultaten van de officiële onderzoeken of tests beschikbaar zijn;

    -weigering van toegang tot de Gemeenschap, met of zonder toestemming tot verzending van de producten naar een bestemming buiten de Gemeenschap;

    -vernietiging.

    Artikel 11, lid 3, tweede en derde alinea, zijn van overeenkomstige toepassing.

    In het geval van verwijdering als genoemd in de eerste alinea, tweede streepje, of weigering als genoemd in de eerste alinea, vierde streepje, bepalen de lidstaten dat de fytosanitaire certificaten of de fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer die worden overgelegd wanneer de planten, plantaardige producten of andere materialen worden aangeboden om op hun grondgebied te worden binnengebracht, door de betrokken bevoegde officiële instanties worden geannuleerd. Bij de annulering wordt door die instanties op de voorzijde van de certificaten duidelijk zichtbaar een driehoekig rood stempel met de vermelding "certificaat geannuleerd" aangebracht, dat ten minste de naam van die instanties en de datum van weigering aangeeft. De vermelding moet in hoofdletters en in ten minste één van de officiële talen van de Gemeenschap zijn gesteld.

    13. Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de officiële instanties de plantenziektekundige diensten van het derde land van nieuwe verzending en de Commissie informeren over alle gevallen waarin planten, plantaardige producten of andere materialen die uit dat derde land komen zijn onderschept omdat zij niet voldoen aan de vereisten op fytosanitair gebied, en over de bevindingen die daartoe hebben geleid, onverminderd de actie die de lidstaat kan ondernemen of heeft ondernomen ten aanzien van de onderschepte zending (partij). De informatie moet zo snel mogelijk worden doorgegeven, zodat de betrokken plantenziektekundige diensten en zo nodig ook de Commissie het geval kunnen bestuderen, met name om de nodige stappen te kunnen doen om herhaling te voorkomen. Volgens de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure kan hiertoe een gestandaardiseerd informatiesysteem worden ingesteld."

    "Artikel 13ter

    1. De lidstaten zorgen voor het innen van de door de Gemeenschap vastgestelde retributies ("communautaire retributie") ter dekking van de kosten voor de in artikel 13, lid 2, vastgestelde controles van de identiteit en fytosanitaire controles, die overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste of tweede alinea, worden uitgevoerd.

    2. De communautaire retributie wordt door iedere lidstaat (rekening houdende met het bepaalde in lid 3) op een zodanig peil vastgesteld dat ze de kosten dekt die door de verantwoordelijke officiële instantie worden gedragen en die betrekking hebben op:

    a) de salarissen, met inbegrip van de socialezekerheidspremies, van de inspecteurs die bij de in lid 1 bedoelde controles betrokken zijn;

    b) het kantoor, de andere faciliteiten, de hulpmiddelen en de uitrusting ten behoeve van deze inspecteurs;

    c) de bemonstering voor visuele inspectie of voor laboratoriumtests;

    d) de gemiddelde algemene kosten van laboratoriumtests, rekening houdend met het totaal aantal gecontroleerde zendingen (partijen);

    e) de administratie (met inbegrip van vaste kosten) die nodig is voor het effectief uitvoeren van de betrokken controles, waaronder de uitgaven voor de opleiding vooraf en de interne opleiding van controleurs;

    f) de werkzaamheden van de in artikel 21, lid 1, bedoelde deskundigen ten behoeve van de controles;

    g) een bijdrage voor een fytosanitair fonds als bedoeld in lid 8.

    3. De lidstaten kunnen de hoogte van de communautaire retributie vaststellen op basis van een gedetailleerde kostenberekening overeenkomstig lid 2, of de standaardretributie als vermeld in bijlage VIIIbis toepassen. Rechtstreekse of indirecte teruggave van de in deze richtlijn vastgestelde retributies is niet toegestaan. De toepassing van de in bijlage VIIIbis vermelde standaardretributie door een lidstaat wordt echter niet als een indirecte teruggave beschouwd.

    4. In de in bijlage VIIIbis vermelde standaardretributie zijn niet begrepen de extra heffingen ter dekking van kosten die worden gemaakt voor speciale activiteiten in verband met de controles, zoals buitengewone dienstreizen die de controleurs moeten maken, of wachttijden als gevolg van vertragingen bij de aankomst van zendingen (partijen), of buiten de gewone werktijden uitgevoerde controles, extra onderzoeken of laboratoriumtests die nodig zijn ter bevestiging van de conclusies van de controles, speciale fytosanitaire maatregelen als vereist op grond van op basis van artikel 15 of 16 genomen communautaire besluiten, maatregelen die op grond van artikel 13bis, lid 12, zijn genomen, of vertaling van vereiste documenten.

    5. Bovendien kan de communautaire retributie voor planten, plantaardige producten en andere materialen die uit derde landen komen op een andere hoogte worden vastgesteld in of krachtens algemene fytosanitaire overeenkomsten met één of meer derde landen die zijn gebaseerd op het principe van wederkerigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende factoren:

    a) de frequentie van de controles,

    b) de hoogte van de fytosanitaire bijdragen of retributies die door het betrokken derde land of de betrokken derde landen worden toegepast op invoer uit de Europese Gemeenschap,

    c) de andere heffingen die door dat derde land of die derde landen op fytosanitaire gronden worden opgelegd, en de hoogte daarvan.

    6. De lidstaten moeten de autoriteiten aanwijzen die bevoegd zijn om de communautaire retributie aan te rekenen. De retributie moet door de importeur of zijn douanevertegenwoordiger worden betaald en moet worden geïnd bij het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor het gebied waar de verantwoordelijke officiële instantie de controles heeft uitgevoerd, of rechtstreeks bij die instantie.

    7. De communautaire retributie vervangt alle andere heffingen of retributies die in de lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau voor de in lid 1 bedoelde controles en de certificering daarvan worden geheven.

    8. De lidstaten moeten een fytosanitair fonds oprichten om de fytosanitaire diensten te versterken, zodat doeltreffend kan worden gereageerd op het binnenbrengen van schadelijke organismen, onder andere door de faciliteiten, de uitrusting en ook het personeelsbestand van het laboratorium te verbeteren, en zij moeten een deel van de opbrengst van de retributies in dat fonds storten."

    "Artikel 13quater

    Voor de in artikel 1, lid 1, onder d) bedoelde "fytosanitaire certificaten" en "fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer" die de lidstaten op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten afgeven ten behoeve van de uitvoer naar derde landen, moet de in bijlage VII aangegeven standaard lay-out worden gebruikt."

    9. Artikel 14, tweede alinea, wordt als volgt gewijzigd:

    a) Onder c) worden de woorden "in overeenstemming met de betrokken lidstaat" geschrapt;

    b) De volgende littera e) wordt toegevoegd:

    "e) wijzigingen van bijlage VIIIa.".

    10. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 1, eerste alinea, worden de inleidende zin en de eerste twee streepjes vervangen door:

    "1. Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure kan worden afgeweken:

    -van artikel 4, leden 1 en 2, voor wat betreft bijlage III, deel A en deel B, onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 5, alsmede van artikel 5, leden 1 en 2, en van artikel 13, lid 1, punt i), voor wat betreft andere vereisten van bijlage IV, deel A, rubriek I, en van bijlage IV, deel B,

    -van artikel 13, lid 1, punt ii), in het geval van hout, indien wordt gezorgd voor gelijkwaardige bescherming door middel van alternatieve documenten of merktekens.";

    b) De leden 2 en 3 worden vervangen door:

    "2. Overeenkomstig de in lid 1, eerste alinea, bedoelde procedures moeten fytosanitaire maatregelen die door een andere partij bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst) worden genomen ten aanzien van de uitvoer naar de Gemeenschap, worden erkend als gelijkwaardig aan de in deze richtlijn vastgestelde fytosanitaire maatregelen, en met name aan de in bijlage IV vermelde maatregelen, indien die partij de Gemeenschap op objectieve wijze bewijst dat met de door haar toegepaste maatregelen het adequate fytosanitaire beschermingsniveau van de Gemeenschap wordt bereikt, en indien dit wordt bevestigd door de conclusies van controles, tests en andere procedures die door de Gemeenschap onder redelijke voorwaarden inzake toegang bij die andere partij zijn afgewikkeld.

    Op verzoek van een of meer andere partijen bij de SPS-overeenkomst, treedt de Commissie met haar (hen) in overleg met het doel bilaterale of multilaterale overeenkomsten tot erkenning van de gelijkwaardigheid van nader bepaalde fytosanitaire maatregelen tot stand te brengen.

    3. In beschikkingen houdende afwijking op grond van lid 1, eerste alinea, of tot erkenning van de gelijkwaardigheid op grond van lid 2, moet worden bepaald dat het uitvoerende land voor ieder individueel geval heeft vastgesteld dat aan de daarin vervatte voorwaarden is voldaan, en moet nader worden aangegeven welke gegevens in de officiële verklaring ter bevestiging hiervan moeten worden opgenomen.

    4. In beschikkingen als bedoeld in lid 3 moet nader worden aangegeven of, dan wel op welke manier de lidstaten de andere lidstaten en de Commissie over ieder individueel geval of over groepen gevallen moeten informeren.".

    11. Aan artikel 16 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

    "5. Indien de Commissie niet is geïnformeerd over maatregelen die op grond van de leden 1 of 2 zijn genomen, of indien zij van mening is dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn, kan zij in afwachting van de vergadering van het Permanent Fytosanitair Comité tussentijdse beschermende maatregelen nemen ten aanzien van planten of plantaardige producten uit het derde land. Deze maatregelen worden onverwijld aan het Permanent Fytosanitair Comité voorgelegd om volgens de procedure van artikel 19 te worden bevestigd, gewijzigd of ingetrokken."

    12. Artikel 17 wordt geschrapt.

    13. Artikel 18 wordt vervangen door:

    "Artikel 18

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 76/894/EEG van de Raad [10] ingestelde Permanent Plantenziektekundig Comité.

    [10] PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing overeenkomstig artikel 7, lid 3 van dat besluit.

    3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op één maand.

    14. Artikel 19 wordt vervangen door:

    "Artikel 19

    Wanneer naar de procedure van artikel 19 wordt verwezen, geldt het volgende:

    a) wanneer de Commissie besluit vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de Raad en de lidstaten van die maatregelen in kennis;

    b) elke lidstaat kan binnen een maand na de onder a) bedoelde kennisgeving het door de Commissie genomen besluit aan de Raad voorleggen;

    c) de Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

    15. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

    i) Het derde streepje wordt vervangen door:

    "het verrichten van of het toezicht op de werkzaamheden als omschreven in de in artikel 13bis, lid 5, bedoelde technische regelingen;"

    ii) Na het vierde streepje worden de volgende vijfde en zesde streepjes ingevoegd:

    "- het toezicht dat vereist is op grond van de bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten of andere materialen in de Gemeenschap of bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of daarbinnen mogen worden vervoerd, voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden of voor rasveredelingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, lid 7, artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 13bis, lid 3;

    -het toezicht dat vereist is op grond van overeenkomstig artikel 15 verleende vergunningen, op grond van door de lidstaten overeenkomstig artikel 16, leden 1 of 2, genomen maatregelen, of op grond van overeenkomstig artikel 16, leden 3 of 5 genomen maatregelen."

    iii) Het achtste streepje wordt vervangen door:

    "- het vervullen van iedere andere taak die in de in lid 7 bedoelde uitvoeringsbepalingen aan de deskundigen wordt opgedragen."

    b) In lid 5, tweede alinea, wordt derde zin vervangen door:

    "Tenzij voor de benodigde faciliteiten een bijdrage is geleverd uit het in artikel 13ter, lid 8, genoemde fytosanitair fonds, vergoedt de Commissie de uit dergelijke verzoeken voortvloeiende uitgaven binnen de grenzen van de voor dat doel op de algemene begroting van de Europese Unie uitgetrokken middelen.".

    16. In artikel 24, lid 3, tweede alinea, wordt aan het einde de volgende zin toegevoegd:

    "In dit geval oefent de Gemeenschap haar recht uit via een tot de betrokken lidstaat gerichte beschikking van de Commissie."

    17. Bijlage VII, deel B, wordt als volgt gewijzigd:

    a) De titel wordt vervangen door:

    "B. Model van het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer".

    b) in vak 2 van het modelcertificaat worden de woorden "FYTOSANITAIR CERTIFICAAT VOOR HERVERZENDING" vervangen door "FYTOSANITAIR CERTIFICAAT VOOR WEDERUITVOER".

    18. Na bijlage VIII wordt de volgende bijlage VIIIbis ingevoegd in de richtlijn:

    "Bijlage VIIIa

    De in artikel 13ter, lid 3, bedoelde standaardretributie wordt vastgesteld op:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Wanneer een zending naast producten die onder de beschrijving van een bepaald streepje vallen ook producten bevat die niet onder dat streepje vallen, moeten de delen ervan die bestaan uit producten die wel onder de beschrijving van dat streepje vallen (deelzending(en)) als aparte zendingen worden beschouwd."

    19. Wanneer in andere bepalingen dan de hierboven in de punten 1 tot en met 18 gewijzigde, wordt verwezen naar "de procedure van artikel 17" of "de procedure van artikel 18", worden deze verwijzingen vervangen door "de in artikel 18, lid 2, vermelde procedure".

    Artikel 2

    Vóór 1 januari 2003 stellen de lidstaten de nodige bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij die ook bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 1 januari 2003.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzingen worden vastgesteld door de lidstaten.

    De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, op

    Voor de Raad

    De voorzitter

    Top