Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0056

    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg

    /* COM/2001/0056 def. - COD 2001/0033 */

    PB C 154E van 29.5.2001, p. 258–264 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0056

    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg /* COM/2001/0056 def. - COD 2001/0033 */

    Publicatieblad Nr. 154 E van 29/05/2001 blz. 0258 - 0264


    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg

    (2001/C 154 E/23)

    (Voor de EER relevante tekst)

    COM(2001) 56 def. - 2001/0033(COD)

    (Door de Commissie ingediend op 2 februari 2001)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 71,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Richtlijn 76/914/EEG van de Raad van 16 december 1976 betreffende het minimumniveau van de opleiding van bestuurders in het wegvervoer(1) en Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer(2) hebben vooruitgang mogelijk gemaakt op het gebied van harmonisatie van de regels op het gebied van de beroepsopleiding.

    (2) Er bestaan echter nog steeds verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten, en verdere harmonisatie op dit gebied is nodig, als bijdrage tot de verwezenlijking van het Gemeenschapsbeleid inzake vrij verkeer van werknemers, vrijheid van vestiging en vrije dienstverlening en haar gemeenschappelijk vervoerbeleid.

    (3) Op grond van Verordening (EEG) nr. 3820/85 is op dit ogenblik slechts een minderheid van de beroepschauffeurs verplicht om een beroepsopleiding te volgen. De meeste chauffeurs oefenen hun beroep uitsluitend op basis van een rijbewijs uit.

    (4) Een volledige basisberoepsopleiding, die is afgestemd op de eisen van het moderne wegvervoer, als voorzien in Richtlijn 76/914/EEG en Verordening (EEG) nr. 3820/85, is nog steeds de op lange termijn te bereiken referentienorm. In verband hiermee moeten de voordelen die diegenen die zo'n opleiding hebben gevolgd genieten, namelijk dat zij op jongere leeftijd op bepaalde categorieën voertuigen mogen rijden, worden uitgebreid.

    (5) Invoering van zulke hoge eisen voor alle nieuwe chauffeurs kan in het begin een arbeidsmarktverstorende werking hebben. Daarom is het wenselijk dat er een minimumbasisopleiding komt, een verplichte, beperkte maar adequate en doeltreffende opleiding voor alle nieuwe chauffeurs, zonder rekening te houden met hun leeftijd of de categorie voertuig waarmee wordt gereden.

    (6) Bij de verplichte beroepsopleiding moet op methodische wijze de nadruk worden gelegd op de naleving van de veiligheidsvoorschriften tijdens het rijden en stilstaan. De ontwikkeling van defensief rijgedrag - op gevaren anticiperen, rekening houden met andere weggebruikers - in combinatie met rationeel brandstofverbruik zal zowel voor de samenleving als voor de vervoersector zelf positieve effecten hebben. De verplichte beroepsopleiding moet leiden tot een betere naleving van de regelgeving op het gebied van vervoer, verkeer en werk, zoals de regels voor de minimumrusttijden en de maximumrij- en arbeidstijden. De beroepsopleiding moet tenslotte ook aandacht besteden aan voor de beroepschauffeurs van essentieel belang zijnde begrippen als gezondheid, veiligheid, dienstverlening en logistiek. De ondernemingen en sectoren dienen bij de invoering en uitvoering van het opleidingsprogramma te worden betrokken.

    (7) Beroepschauffeurs die reeds voor de inwerkingtreding van deze richtlijn in die hoedanigheid werkten, moeten hun verworven rechten behouden. Er moet bijscholing worden voorzien, met name om hen, evenals later de nieuwe chauffeurs, de gelegenheid te bieden hun kennis bij te werken en hun praktische toepassing van de veiligheids- en beroepsvoorschriften verder te verbeteren.

    (8) Deze richtlijn is van toepassing, onverminderd Richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/56/EG van de Commissie(4), Richtlijn 94/55/EG van de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg(5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/61/EG van het Europees Parlement en de Raad(6) en Richtlijn 96/26/EG van de Raad inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen- respectievelijk personenvervoer over de weg(7), gewijzigd bij Richtlijn 98/76/EG van de Raad(8).

    (9) Teneinde geen afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de sociale partners om met name in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten gunstiger regelingen voor de werknemers te bedingen, worden in de bijlage bij deze richtlijn minimumeisen voor de beroepsopleiding vastgelegd.

    (10) Aangezien de maatregelen die noodzakelijk zijn voor aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlage bij deze richtlijn maatregelen van algemene strekking zijn, als bedoeld in artikel 2 van Besluit 99/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(9), dienen deze maatregelen te worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van genoemd besluit.

    (11) De bijlagen I en I bis van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad moeten worden gewijzigd met het oog op de toevoeging van de bij de gevolgde verplichte opleiding behorende codes.

    (12) Richtlijn 76/914/EG moet worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    De uitoefening van het beroep van chauffeur wordt geregeld door de bepalingen die de lidstaten overeenkomstig de gemeenschappelijke regels van deze richtlijn vaststellen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    a) "beroepschauffeur in het goederenvervoer over de weg": een chauffeur die tegen betaling goederenvervoer verricht;

    b) "beroepschauffeur in het personenvervoer over de weg": een chauffeur die tegen betaling personenvervoer verricht;

    c) "categorieën rijbewijs C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D, DE", de in Richtlijn 91/439/EEG gedefinieerde categorieën;

    d) "gewone verblijfplaats", een verblijfplaats als gedefinieerd in artikel 9 van Richtlijn 91/439/EEG.

    Artikel 3

    Ontheffingen

    1. Deze richtlijn is niet van toepassing op vervoer dat wordt verricht met:

    a) voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 30 km per uur;

    b) voertuigen in gebruik bij of onder de controle geplaatst van de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en de ordestrijdkrachten;

    c) voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie of onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht;

    d) voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel vervoer van goederen voor privé-doeleinden;

    e) voertuigen die materieel of uitrusting vervoeren, die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft, binnen een straal van 50 km rond de normale standplaats, mits het rijden met het voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is en de ontheffing geen afbreuk doet aan de doelstellingen van deze richtlijn. De lidstaten kunnen bepalen dat voor deze ontheffing een individuele vergunning nodig is.

    2. De bepalingen van deze richtlijn die dezelfde gemeenschappelijke eisen bevatten als de eisen die door Richtlijn 96/26/EG worden gesteld, gelden niet voor de aanvragers van een basisopleiding die op de dag van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds aan de eisen van Richtlijn 96/26/EG hebben voldaan.

    Artikel 4

    Plicht om opleidingen te volgen

    Een chauffeur in het goederen- of personenvervoer over de weg mag zijn beroep pas uitoefenen, nadat hij de basisopleiding met goed gevolg heeft voltooid en de door deze richtlijn voorgeschreven bijscholing heeft gevolgd.

    Wanneer de opleidingen met goed gevolg zijn voltooid, volgt de afgifte van een diploma, een certificaat of een verklaring, waarop de bevoegde instanties onderaan de bij de gevolgde opleiding passende communautaire code aanbrengen.

    Artikel 5

    Verworven rechten

    Chauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg die in dienst zijn op het moment van inwerkingtreding van deze richtlijn of die gedurende drie van de vijf jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze richtlijn als chauffeur hebben gewerkt worden vrijgesteld van de verplichting een basisopleiding te volgen, onverminderd de communautaire en nationale bepalingen met betrekking tot minimumleeftijd en categorieën rijbewijzen.

    Artikel 6

    Basisopleiding

    1. Iedereen die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kiest voor het beroep van beroepschauffeur in het goederen- of personenvervoer over de weg moet een basisberoepsopleiding volgen als omschreven in de bijlage bij deze richtlijn.

    2. Een basisberoepsopleiding kan, afhankelijk van de minimumleeftijd en de categorieën voertuigen waarmee wordt gereden, een volledige basisopleiding of een minimumbasisopleiding zijn. Deze beide basisopleidingen, die in de bijlage bij deze richtlijn omschreven staan, verschillen alleen wat betreft duur van de opleiding en uitgebreidheid van behandeling van de leerstof.

    3. Om tot de basisopleiding te worden toegelaten moet de kandidaat houder zijn van het betreffende rijbewijs. Om te worden toegelaten tot de volledige basisopleiding, die wordt gegeven in het kader van een beroepsopleiding voor jongeren onder de 18 jaar, behoeft echter niet eerst het betreffende rijbewijs te worden gehaald.

    4. Een chauffeur in het goederenvervoer over de weg mag zijn beroep uitoefenen:

    a) vanaf de leeftijd van 18 jaar:

    i) op een voertuig van de categorieën C en CE, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    ii) op een voertuig van de categorieën C1 en C1E, indien hij een minimumbasisopleiding heeft gevolgd.

    b) vanaf de leeftijd van 21 jaar op een voertuig van de categorieën C en CE, mits hij een minimumbasisopleiding heeft gevolgd.

    5. Een chauffeur in het personenvervoer over de weg mag zijn beroep uitoefenen:

    a) vanaf de leeftijd van 18 jaar:

    i) op een voertuig van de categorieën D en DE voor personenvervoer op geregelde diensten, waarvan het traject ten hoogste 50 km bedraagt, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    ii) op een voertuig van de categorieën D1 en D1E, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd.

    b) vanaf de leeftijd van 21 jaar:

    i) op een voertuig van de categorieën D en DE, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    ii) op een voertuig van de categorieën D1 en D1E, mits hij een minimumbasisopleiding heeft gevolgd.

    c) vanaf de leeftijd van 24 jaar op een voertuig van de categorieën D en DE, mits hij een minimumbasisopleiding heeft gevolgd.

    6. Beroepschauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg die een volledige basisopleiding hebben gevolgd voor één van de categorieën van de leden 4 en 5 worden vrijgesteld van een basisopleiding voor de overige in genoemde leden vermelde categorieën voertuigen.

    Beroepschauffeurs in het goederenvervoer die hun werkterrein uitbreiden tot of overschakelen op personenvervoer, of vice versa, behoeven de gemeenschappelijke gedeelten van de voorgeschreven opleidingen niet over te doen.

    Artikel 7

    Toetsing van de kennis

    1. Het gemeenschappelijk gedeelte van een minimumbasisopleiding wordt afgesloten met een examen. Na het examen volgt de aspirant beroepschauffeur een specifieke opleiding in een onderneming of een goedgekeurd opleidingscentrum. Na de voltooiing van beide opleidingsgedeelten, het gemeenschappelijk gedeelte en de specifieke opleiding, wordt aan de chauffeur het diploma van de minimumbasisopleiding uitgereikt.

    2. Het gemeenschappelijk gedeelte van een volledige basisopleiding wordt afgesloten met een examen. Na het examen volgt de aspirant beroepschauffeur een specifieke opleiding in een onderneming of een goedgekeurd opleidingscentrum. Na de voltooiing van beide opleidingsgedeelten, het gemeenschappelijk gedeelte en de specifieke opleiding, wordt aan de chauffeur het getuigschrift van vakbekwaamheid uitgereikt.

    Artikel 8

    Bijscholing

    1. De bijscholing is een opleiding die personen die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds het beroep van chauffeur uitoefenen in de gelegenheid stelt de voor hun werk belangrijke kennis aan te vullen, waarbij speciale nadruk wordt gelegd op verkeersveiligheid en rationeel brandstofverbruik.

    De bijscholing wordt gegeven in een aaneengesloten periode.

    2. De bijscholing als omschreven in de bijlage bij deze richtlijn wordt gevolgd door beroepschauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg. Het programma van de bijscholing wordt afgestemd op het profiel van de betrokken beroepschauffeur op basis van een evaluerend gesprek. De bijscholing is er op gericht specifieke punten uit de basisopleiding te verdiepen en te herzien die tijdens het evaluerend gesprek zijn onderkend.

    3. Aan het einde van de opleiding wordt aan de chauffeur een verklaring van bijscholing uitgereikt.

    4. Beroepschauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg die in dienst zijn op het moment van inwerkingtreding van deze richtlijn of die gedurende drie van de vijf jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze richtlijn als chauffeur hebben gewerkt volgen de bijscholing bij de eerste vernieuwing van een rijbewijs, en in ieder geval uiterlijk binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

    Artikel 9

    Plaats van de opleiding en geldigheid van de diploma's en het getuigschrift

    1. Beroepschauffeurs volgen de basisopleiding en de bijscholing in de lidstaat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben of wanneer zij het bewijs kunnen leveren dat zij ten minste zes maanden in een onderwijsinstelling in die lidstaat zijn ingeschreven.

    2. Het diploma van de minimumbasisopleiding, het getuigschrift van de vakbekwaamheid en de verklaring van bijscholing worden door alle lidstaten erkend. Een verklaring van bijscholing is ten hoogste vijf jaar geldig.

    De getuigschriften, diploma's en verklaringen die door de lidstaten op grond van het geldend nationaal recht worden uitgereikt tot aan de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn worden erkend als getuigschriften, diploma's en verklaringen in de zin van deze richtlijn.

    Artikel 10

    Communautaire codes

    Aan de lijst van geharmoniseerde codes in de bijlagen I en I bis van Richtlijn 91/439/EEG worden de volgende codes toegevoegd:

    95. Houder van het diploma minimum basisopleiding.

    96. Houder van het getuigschrift van vakbekwaamheid.

    97. Houder van de verklaring van bijscholing.

    Artikel 11

    Aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang

    De wijzigingen die nodig zijn voor aanpassing van de bijlage aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12.

    Artikel 12

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het "comité voor het rijbewijs" dat is opgericht bij artikel 7 ter van Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs.

    2. Waar naar deze bepalingen wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure welke is vastgelegd in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7, lid 3, en 8.

    3. De in artikel 5, lid 6 van Besluit 1999/468/EG voorziene periode bedraagt drie maanden.

    Artikel 13

    Tenuitvoerlegging

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepaling aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 14

    Intrekking

    Richtlijn 76/914/EEG wordt met ingang van 1 januari 2004 ingetrokken.

    Artikel 15

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 16

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    (1) PB L 357 van 29.12.1976, blz. 36.

    (2) PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1.

    (3) PB L 237 van 24.8.1991, blz. 1.

    (4) PB L 237 van 21.9.2000, blz. 45.

    (5) PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7.

    (6) PB L 279 van 1.11.2000, blz. 40.

    (7) PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1.

    (8) PB L 277 van 14.10.1998, blz. 17.

    (9) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    BIJLAGE

    MINIMUMEISEN VOOR DE BEROEPSOPLEIDING

    DEEL 1 - OPLEIDINGSPROGRAMMA

    1. Opleidingsprogramma

    1.1. Bijscholing in rationeel rijden op basis van de veiligheidsvoorschriften

    1.1.1. technische kenmerken: krachtoverbrenging, curven van de koppels, vermogen en specifiek brandstofverbruik van een motor, optimaal gebruiksbereik toerenteller, dekkingsdiagrammen overbrengingsverhoudingen;

    1.1.2. remmen, ABS, retarder, snelheidsbegrenzer: werkingsprincipes, specifieke eigenschappen van het hydropneumatisch remcircuit, grenzen aan het gebruik van remmen en retarders, gebruik van remsystemen op verschillende soorten wegdek en onder verschillende weersomstandigheden, remweg, het vinden van de beste bij een snelheid passende versnelling, benutting van de traagheid van het voertuig, benutting van de mogelijkheden tot vertraging en remmen bij afdalingen, effecten van gewicht en afmetingen, door de chauffeur te verrichten controles, wat te doen in geval van defecte remmen;

    1.1.3. voorkoming van ongevallen: anticiperend rijden, houding en oplettendheid van de chauffeur, factoren die een rol spelen bij verkeersongevallen, verergerende factoren bij vrachtwagens, aan het rijden verbonden risico's in verband met de wisselende toestand van het wegdek, met name als gevolg van de weersomstandigheden, het tijdstip overdag of 's nachts, het rijden op stijgende en dalende trajecten en in tunnels, parkeren, impact van snelheid op het voertuig;

    1.1.4. respect voor de overige weggebruikers: rekening houden met de voornemens van andere weggebruikers, specifieke factoren in verband met andere weggebruikers (trage voertuigen, lichte voertuigen, voertuigen op twee wielen, voetgangers), ten behoeve van de verkeersveiligheid genomen maatregelen;

    1.1.5. professionele manoeuvres: opmerken van obstakels, voorbereiding van manoeuvres, zichtbaarheid, dode hoeken, geveegde rijbaan, gedrag en veiligheid bij de manoeuvre, uitvoering van professionele manoeuvres;

    1.1.6. milieu: optimalisering brandstofverbruik door toepassing van kennis met betrekking tot bovenstaande punten;

    1.1.7. belading: rijdende voertuigen aangrijpende krachten, de keuze van versnelling afstemmen op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, berekening van het totale volume, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt, soorten verpakking en pallets, gebruik van de laadklep (alleen de categorieën C1, C1E, C, CE);

    1.1.8. vastzetten van de lading: voornaamste categorieën goederen die moeten worden vastgezet, klem- en vastzettechnieken, gebruik van sjorringen, controleren van vastzetinrichtingen, gebruik van laad- en losmachines, aanbrenging en verwijdering van dekzeilen (alleen de categorieën C1, C1E, C, CE);

    1.1.9. veiligheid en comfort van de passagiers: verantwoordelijkheid van de chauffeur, vervoer van kinderen, noodzakelijke controles voor het vertrek (alleen de categorieën D1, D1E, D, DE);

    1.2. Toepassing van de voorschriften

    1.2.1. voorschriften voor vervoer en bijbehorende activiteiten: organisatie van de bedrijfstak, documenten met betrekking tot vervoersexploitatie, uit standaardcontracten voor goederenvervoer voortvloeiende verplichtingen, opstelling van de documenten die het vervoerscontract uitmaken, internationale transportvergunningen, verplichtingen van het verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, opstelling van de internationale vrachtbrief, expediteurs, bijzondere de goederen begeleidende documenten;

    1.2.2. verkeersregels: verkeersborden, verkeersbeperkingen en -verboden, parkeren en stoppen, gebruik van speciale infrastructuur, veilige afstand tijdens het rijden en voor stoppen benodigde afstand, speciaal voor vrachtwagens/touringcars geldende snelheidsbeperkingen, controles en sancties;

    1.2.3. sociale regelgeving: specifiek voor de vervoersector geldende maximumwerktijden, principes, toepassing en gevolgen van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en 3821/85, sancties op het niet gebruiken, verkeerd gebruiken of knoeien met de tachograaf;

    1.3. Gezondheid, veiligheid, dienstverlening, logistiek

    1.3.1. voorlichting over arbeidsongevallen: soorten arbeidsongevallen in de vervoersector, statistieken van verkeersongevallen, betrokkenheid daarbij van vrachtwagens/touringcars, gevolgen op menselijk, materieel en financieel vlak;

    1.3.2. handel in illegalen en illegale immigratie: algemene informatie, gevolgen voor de chauffeurs, preventieve maatregelen, checklist voor controles, wetgeving inzake de verantwoordelijkheid van de vervoerder;

    1.3.3. ergonomische principes: risicohandelingen en -houdingen, positie van het lichaam in de ruimte, lichamelijke conditie (belang van de spierwerking), houding en coördinatie van de bewegingen, oefeningen in goederenbehandeling, persoonlijke beschuttingsmiddelen;

    1.3.4. gezondheid: voeding, effecten van alcohol, medicijnen of andere stoffen die het gedrag kunnen beïnvloeden, symptomen, oorzaken, effecten van vermoeidheid en stress, fundamenteel belang van de basiscyclus werk/rust;

    1.3.5. gedrag bij noodsituaties: inschatting van de situatie, erger voorkomen, hulpdiensten waarschuwen, hulp verlenen aan gewonden, optreden bij brand, basisbeginselen invulling schadeformulier;

    1.3.6. kennis van het economisch klimaat van het wegvervoer: verhouding tussen vervoersector en andere economische sectoren, tussen het wegvervoer en de overige vervoerstakken, verschillende activiteiten in het wegvervoer (vervoer voor rekening van derden, voor eigen rekening, aanvullende activiteiten), organisatie van de voornaamste soorten vervoersondernemingen of aanvullende activiteiten, gespecialiseerd vervoer (tankwagens, koelwagens, enz.), ontwikkelingen in de sectoren (diversificatie van het dienstenaanbod, spoor v. weg, uitbesteding, enz.);

    1.3.7. kennis van het sociale klimaat van het wegvervoer: basisopleiding en bijscholing van de chauffeurs, beroepsopleidingen;

    1.3.8. onderneming en kwaliteit: de onderneming en het ondernemingsklimaat (concurrentie, expediteurs), commerciële en financiële gevolgen van een geschil, procedure bij de certificatie van vervoersondernemingen;

    1.3.9. gedrag van de chauffeur en imago: belang voor de onderneming van de kwaliteit van de dienstverlening door de chauffeur, personen waarmee een chauffeur te maken krijgt, onderhoud van het voertuig, organisatie van het werk, relationele aspecten.

    DEEL 2 - STRUCTUUR VAN DE BASISOPLEIDING

    De basisberoepsopleiding bestaat uit twee delen: een gemeenschappelijk gedeelte voor alle beroepschauffeurs, met de modules goederenvervoer en personenvervoer, en een specifieke opleiding binnen een onderneming in de sector waar de beroepschauffeur werkt of in een goedgekeurd opleidingscentrum.

    Het gemeenschappelijk gedeelte moet met name gericht zijn op de verdere ontwikkeling van rationeel rijgedrag op basis van veiligheidsvoorschriften, toepassing van de voorschriften op vervoersgebied, verkeersregels en arbeidsvoorschriften, en voorlichting op het gebied van gezondheid, veiligheid, dienstverlening en logistiek, als omschreven in de bijlage bij deze richtlijn.

    De specifieke opleiding omvat de concrete toepassing in de onmiddellijke werkomgeving van de beroepschauffeur van wat hij tijdens de opleiding geleerd heeft. Tijdens deze opleiding wordt dezelfde leerstof behandeld als tijdens het gemeenschappelijk gedeelte, maar dan toegespitst op een specifieke onderneming of sector. Zo volgt de nieuwe chauffeur een deel van zijn opleiding op het type voertuig waarop hij na die opleiding zal rijden; hij wordt vertrouwd gemaakt met de specifieke regelgeving en de specifieke contracten en documenten; hij maakt kennis met de specifieke logistieke ketens. Via de specifieke opleidingen worden dus de ondernemingen van de betreffende sector betrokken bij de basisopleiding van beroepschauffeurs.

    DEEL 3 - DUUR VAN DE OPLEIDING

    De minimumbasisberoepsopleiding bestaat uit 140 uur gemeenschappelijk gedeelte en 70 uur specifieke opleiding.

    De volledige basisberoepsopleiding bestaat uit 420 uur gemeenschappelijk gedeelte en 210 uur specifieke opleiding.

    Bij elk van de basisopleidingen zal minstens 30 % van de beschikbare tijd besteed worden aan elk van de punten 1.1, 1.2 en 1.3, terwijl de verdeling van de resterende tijd op het profiel van de betrokken chauffeur zal worden afgestemd.

    Minstens de helft van de basisopleiding van punt 1.1 wordt gegeven in actuele rijomstandigheden in een voertuig van de betreffende categorie dat voldoet aan de criteria van de examenvoertuigen als omschreven in Richtlijn 91/439/EEG. Aangezien de mogelijkheid dat meerdere personen tegelijk deelnemen aan het reële rijden in één en hetzelfde voertuig moet worden gespecificeerd dat iedere chauffeur minstens tien uur zelf gereden moet hebben.

    De bijscholingscursus die om de vijf jaar wordt gegeven duurt 35 uur. De opleiding is afgestemd op het profiel van de betrokken chauffeur.

    DEEL 4 - TOETSING VAN DE KENNIS

    De minimumbasisberoepsopleiding wordt afgesloten met een examen waarbij de kennis van de cursist wordt getoetst. Het examen dient om de kennis te controleren die de cursisten op de voornaamste gebieden van deze opleiding hebben verworven.

    De volledige basisberoepsopleiding wordt afgesloten met een examen om de tijdens deze opleiding verworven kennis te toetsen. Over elk van de essentiële punten moeten vragen worden gesteld, en wel voor de punten 1.1, 1.2 en 1.3 minstens één vraag per punt.

    DEEL 5 - GOEDKEURING VAN DE OPLEIDING

    5.1. De opleidingscursussen met betrekking tot het gemeenschappelijk gedeelte van de basisopleiding en de bijscholing moeten door de bevoegde instantie worden goedgekeurd. Die goedkeuring moet schriftelijk gebeuren. Bij de goedkeuringsaanvraag dienen de volgende documenten te worden overgelegd:

    5.1.1. een gedetailleerd opleidingsprogramma met vermelding van leerstof, lesprogramma, en de gebruikte lesmethoden;

    5.1.2. de kwalificaties en werkterreinen van de instructeurs;

    5.1.3. informatie over de cursusruimten, het lesmateriaal, de voor de praktijklessen beschikbare middelen en het gebruikte wagenpark;

    5.1.4. de voorwaarden voor deelname aan de cursussen (aantal deelnemers).

    5.2. De bevoegde instantie moet haar schriftelijke goedkeuring geven, waarvoor aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

    5.2.1. de opleiding moet worden gegeven conform de bij de aanvraag gevoegde documenten;

    5.2.2. de bevoegde instantie behoudt zich het recht voor gecommitteerden de opleidingscursussen en examens te laten bijwonen;

    5.2.3. de bevoegde instantie moet tijdig worden geïnformeerd over de plaats en datum van iedere opleidingscursus;

    5.2.4. de goedkeuring kan worden ingetrokken, indien niet aan de voorwaarden terzake wordt voldaan.

    De opleidingsinstelling moet garanderen dat de instructeurs goed bekend zijn en rekening houden met de beroepsopleidingsvoorschriften en -eisen. Zij moeten vijf jaar ervaring hebben als beroepschauffeur, zelf een volledige basisopleiding en bijscholing hebben genoten en didactisch en pedagogisch onderlegd zijn. Het lesprogramma moet worden opgesteld conform de goedkeuring op basis van de onderwerpen en moet de onderwerpen van de punten 1.1, 1.2 en 1.3 omvatten.

    Top