52000PC0569

Voorstel voor een VERORDENING (EG, EGKS, EURATOM) VAN DE RAAD tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen wat betreft de wijze van aanpassing van de bezoldigingen en de tijdelijke bijdrage

TOELICHTING

De huidige methode voor de jaarlijkse aanpassing van de bezoldigingen (inclusief toelagen en pensioenen) van de personeelsleden van de Instellingen van de Europese Unie, en de heffing van de tijdelijke bijdrage verstrijken op 30 juni 2001.

Gezien de tijd die voor de voorgeschreven overlegprocedures nodig is, is het voor de Commissie niet mogelijk om in haar voorstel - dat zij dit jaar nog moet indienen, als de nieuwe methode in juli 2001 van kracht moet worden - rekening te houden met de gevolgen van de hervorming.

Aangezien de bezoldigingen en de pensioenregeling enerzijds en de hervorming anderzijds niet los van elkaar kunnen worden gezien, en gelet op de problemen die kunnen ontstaan wanneer achtereenvolgens twee reeksen onderhandelingen over zeer belangrijke dossiers moeten worden gevoerd, is het zowel voor het personeel als voor de Instellingen beter één enkele reeks globale onderhandelingen te voeren, die de bezoldigingen, de pensioenregeling en de hervorming bestrijkt.

Daarom stelt de Commissie voor het huidige stelsel voor bezoldigingen en pensioenen twee jaar langer toe te passen. Zij verbindt zich ertoe tegen december 2001 bij de Raad een globaal voorstel tot herziening van het statuut in dienen, dat zowel de hervorming als de nieuwe methode en het actuariële evenwicht van de pensioenregeling omvat.

Het hiernavolgende voorstel is derhalve gericht op een verlenging met twee jaar van de geldigheidsduur van de huidige methode voor de aanpassing van de bezoldigingen en de tijdelijke bijdrage, die anders op 30 juni 2001 afloopt.

2000/0231(CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING (EG, EGKS, EURATOM) VAN DE RAAD

tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen wat betreft de wijze van aanpassing van de bezoldigingen en de tijdelijke bijdrage

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 283, lid 1,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad [1], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. ... [2], inzonderheid op de artikelen 63, 64, 65, 65bis en 82, op bijlage XI bij het Statuut, en op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 van de Regeling,

[1] PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

[2] PB ....

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na advies van het Comité voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europese Parlement [3],

[3] PB C ... en advies van ... (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

Gezien het advies van het Hof van Justitie [4],

[4] PB C ...

Gezien het advies van de Rekenkamer [5],

[5] PB C ...

[Na kennis te hebben genomen van het Verslag van het Overlegcomité, ingesteld bij het besluit van de Raad van 23 juni 1981,]

Overwegende hetgeen volgt :

(1) In aansluiting op zijn besluiten van 20 maart 1972, 26 juni 1976 en 31 december 1981 heeft de Raad de Verordeningen (EGKS, EEG, Euratom) nr. 3830/1991 en 3831/1991 [6] vastgesteld, waarmee enerzijds een bijlage XI aan het Statuut werd toegevoegd waarin de methode voor de aanpassing van de bezoldigingen wordt bevestigd en nader toegelicht, en waarmee anderzijds een artikel 66bis werd ingevoegd, waarmee een tijdelijke bijdrage wordt ingesteld die op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Gemeenschappen wordt ingehouden

[6] PB L 361 van 31.12.1991.

(2) Op die manier is het mogelijk geweest in de sociale betrekkingen tussen de Europese Instellingen en hun ambtenaren en andere personeelsleden conflicten ter zake van de aanpassingen van de bezoldigingen te voorkomen.

(3) De huidige methode en de tijdelijke bijdrage verstrijken op 30 juni 2001, terwijl het voorstel van de Commissie aan de Raad betreffende de herziening van het Statuut in verband met de hervorming gepland staat voor december 2001.

(4) Door de geldigheidsduur van het akkoord over de methode met twee jaar te verlengen, kan derhalve worden voorkomen dat twee reeksen onderhandelingen tussen de Instellingen en het personeel moeten worden gevoerd, namelijk één keer over de hervorming en één keer over de bezoldigingen en pensioenregeling.

(5) Het is daarom dienstig het Statuut van de ambtenaren en de Regeling van toepassing op de andere personeelsleden te wijzigen met het oog op een verlenging van de geldigheidsduur van de methode en de tijdelijke bijdrage,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Artikel 66bis, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van Europese Gemeenschappen wordt "1 juli 2001" vervangen door "1 juli 2003".

In Artikel 15, lid 1, van Bijlage XI bij het Statuut van de ambtenaren van Europese Gemeenschappen wordt "30 juni 2001" vervangen door "30 juni 2003".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

[Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2001.]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Raming van de gevolgen voor de begroting van een verlenging met twee jaar van de geldigheidsduur van de huidige methode voor de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen enerzijds en de tijdelijke bijdrage anderzijds, die beide anders op 30 juni 2001 verstrijken.

Met deze budgettaire gevolgen is al rekening gehouden in het voorontwerp van begroting 2001.

Raming in miljoen euro per aanpassingsperiode van een jaar

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

*Gebaseerd op de ramingen van februari 2000 voor de jaarlijkse aanpassing in 2001 (ongeveer 2%) en de budgettaire gevolgen van de jaarlijkse aanpassing van 1999 (72 miljoen euro voor een aanpassing met 2,7%). In het bedrag voor de periode juli 2002 tot juni 2003 (111 miljoen euro) zijn ook de uit de aanpassing over de periode 2001-2002 voortvloeiende extra kosten (55 miljoen ecu) doorberekend.

** Begroting 2000 ; artikel 403

Raming in miljoen ecu per begrotingsjaar

>RUIMTE VOOR DE TABEL>