EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0067

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalingen van rente en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

/* COM/98/0067 def. - CNS 98/0087 */

PB C 123 van 22.4.1998, p. 9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998PC0067

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalingen van rente en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten /* COM/98/0067 def. - CNS 98/0087 */

Publicatieblad Nr. C 123 van 22/04/1998 blz. 0009


Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalingen van rente en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (98/C 123/07) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 67 def. - 98/0087(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 6 maart 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat, in een interne markt die de kenmerken van een nationale markt heeft, transacties tussen ondernemingen van verschillende lidstaten niet aan minder gunstige belastingvoorschriften mogen worden onderworpen dan die welke voor soortgelijke transacties tussen ondernemingen van eenzelfde lidstaat gelden;

Overwegende dat met betrekking tot betalingen van rente en royalty's, thans niet aan deze eis wordt voldaan; dat de nationale belastingwetten, in voorkomend geval in samenhang met bilaterale overeenkomsten, niet waarborgen dat dubbele belasting volledig wordt uitgebannen en dat de toepassing ervan de betrokken ondernemingen vaak voor belastende administratieve formaliteiten en kasmiddelenproblemen plaatst;

Overwegende dat moet worden gewaarborgd dat betalingen van rente en royalty's eenmaal in een lidstaat worden belast;

Overwegende dat de afschaffing van de belastingen op betalingen van rente en royalty's in het bronland, ongeacht of deze door inhouding of door aanslag worden geïnd, op betalingen van rente en royalty's het geschiktste middel is om deze formaliteiten en problemen weg te nemen en tot een gelijke fiscale behandeling van nationale en transnationale transacties te komen; dat deze belastingen met name moeten worden afgeschaft voor betalingen tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten en tussen vaste inrichtingen van deze ondernemingen;

Overwegende dat de regelingen uitsluitend van toepassing dienen te zijn op het bedrag aan rente of royalty's of het bedrag van de schuldvordering dat zonder een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk begunstigde zou zijn overeengekomen;

Overwegende dat de lidstaten de mogelijkheid dienen te hebben de bepalingen van de richtlijn niet toe te passen indien deze betalingen worden betaald aan een uiteindelijk begunstigde die in zijn lidstaat van vestiging niet onderworpen is aan belastingen over die inkomsten tegen een tarief dat algemeen van toepassing is op rente of royalty's die door een onderneming in die lidstaat worden ontvangen;

Overwegende dat het de lidstaten bovendien niet mag worden belet passende maatregelen ter bestrijding van fraude of misbruik te nemen;

Overwegende dat Griekenland en Portugal om begrotingsredenen in aanmerking moeten komen voor een overgangsperiode, gedurende welke zij de belastingen over betalingen van rente en royalty's, ongeacht of deze door inhouding of door aanslag worden geïnd, geleidelijk verlagen, totdat zij het bepaalde in artikel 1 kunnen toepassen;

Overwegende dat de Commissie drie jaar na de datum van inwerkingtreding verslag aan de Raad moet uitbrengen over de werking van deze richtlijn, met name met het oog op uitbreiding van het toepassingsgebied tot andere bedrijven of ondernemingen, om een beoordeling te maken van de toepassing van artikel 7, en om de strekking van de definitie van rente en royalty's te beoordelen in het belang van de noodzakelijke convergentie van de bepalingen betreffende rente en royalty's in de nationale wetgeving en in bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belastingen;

Overwegende dat, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in artikel 3B van het Verdrag, de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden bereikt; dat deze richtlijn zich beperkt tot hetgeen minimaal vereist is om deze doeleinden te bereiken en niet verder gaat dan hiervoor nodig is,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Een lidstaat stelt rente en royalty's vrij van belastingen op dergelijke inkomsten in die lidstaat, ongeacht of deze door inhouding dan wel door aanslag worden geheven, wanneer deze rente of royalty's in een lidstaat door of namens een onderneming van die lidstaat, of een in die lidstaat gevestigde vaste inrichting van een onderneming van een andere lidstaat worden betaald aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat, of aan een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat indien die verbonden onderneming of die vaste inrichting van een verbonden onderneming de uiteindelijk begunstigde van de betalingen is.

2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op situaties waarin in wezen geen grensoverschrijdende betalingen plaatsvinden. Lid 1 is met name niet van toepassing op:

a) rente en royalty's die worden betaald door een onderneming van een lidstaat, of door een vaste inrichting in die lidstaat van een onderneming van een andere lidstaat, indien de uiteindelijk begunstigde van de rente of royalty's een in de eerstgenoemde lidstaat gevestigde vaste inrichting is en de schuldvordering of het recht of de eigendom ten aanzien waarvan de rente of de royalty's worden betaald, daadwerkelijk met die vaste inrichting is verbonden;

b) rente en royalty's die worden betaald door een onderneming van een lidstaat aan een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van de eerstgenoemde lidstaat, indien de betaling van rente of royalty's aan die verbonden onderneming op een andere wijze dan aan een buiten de eerstgenoemde lidstaat gevestigde vaste inrichting in die lidstaat aan bronbelasting onderworpen zou zijn, tenzij de schuldvordering of het eigendomsrecht ten aanzien waarvan de rente of de royalty's worden betaald, daadwerkelijk met die vaste inrichting is verbonden.

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "rente": inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan dergelijke obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt niet als rente aangemerkt;

b) "royalty's": vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst, wetenschap of programmatuur - daaronder begrepen bioscoopfilms - van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. Uitgesloten zijn variabele of vaste betalingen voor de exploitatie, dan wel het recht tot exploitatie, van ertslagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen, evenals vergoedingen voor het gebruik van, of het recht van gebruik van, programmatuur wanneer de eigendom wordt overgedragen.

2. In aanvulling op de in lid 1 bedoelde inkomsten en betalingen worden alle inkomsten of betalingen die door de lidstaten als rente of royalty's worden beschouwd, of, ware het niet voor de aard van de schuldenaar of de uiteindelijk begunstigde, als zodanig zouden worden beschouwd, hetzij op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingen dat van kracht is tussen de lidstaat van oorsprong van de rente of de royalty's en de lidstaat van de uiteindelijk begunstigde, hetzij, indien een dergelijk verdrag ontbreekt, op basis van de nationale belastingwetgeving van de lidstaat van oorsprong van de rente of de royalty's, aangemerkt als rente of royalty's in de zin van deze richtlijn.

Artikel 3

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "onderneming van een lidstaat":

i) elke onderneming die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat is opgericht en haar statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Gemeenschap heeft, waarvan de werkzaamheden daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van die lidstaat, en

ii) die volgens de belastingwetgeving van die lidstaat wordt geacht in die lidstaat gevestigd te zijn en die niet volgens een met een derde staat gesloten verdrag inzake dubbele belasting wordt geacht haar fiscale woonplaats buiten de Gemeenschap te hebben, en

iii) die bovendien voor de inkomsten uit rente of royalty's onderworpen is aan een van de volgende belastingen of aan ongeacht welke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in aanvulling op of in de plaats van die bestaande belastingen wordt geheven:

- vennootschapsbelasting/impôt des sociétés en belasting der niet-verblijfhouders/impôt des non-résidents in België;

- selskabsskat in Denemarken;

- Körperschaftssteuer in Duitsland;

- Öüñïò åéóïäÞìáôïò íïìéêþí ðñïóþðùí in Griekenland;

- impuesto sobre sociedades in Spanje;

- impôt sur les sociétés in Frankrijk;

- corporation tax in Ierland;

- imposta sul reddito delle persone giuridiche in Italië;

- impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg;

- vennootschapsbelasting in Nederland;

- Körperschaftssteuer in Oostenrijk;

- imposto sobre o rendimento da pessoas colectivas in Portugal;

- yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland;

- statlig inkomstskatt in Zweden;

- corporation tax in het Verenigd Koninkrijk.

b) Een onderneming is een "verbonden onderneming" van een tweede onderneming wanneer

i) de eerste onderneming rechtstreeks of indirect een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van die tweede onderneming heeft, of

ii) de tweede onderneming rechtstreeks of indirect een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van de eerste onderneming heeft, dan wel

iii) wanneer een derde onderneming rechtstreeks of indirect een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van zowel de eerste onderneming als van de tweede onderneming heeft.

De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om

- deze richtlijn toe te passen op gevallen waarin de betrokken deelneming minder dan 25 % bedraagt;

- het criterium van een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal te vervangen door dat van het bezit van ten minste 25 % van de stemrechten.

c) De "uiteindelijk begunstigde" van betalingen van rente of royalty's is een onderneming van een lidstaat of een vaste inrichting die deze uitkeringen te eigen gunste ontvangt, en niet als tussenpersoon, trustee of gemachtigde van een derde.

d) "vaste inrichting": een duurzame vestiging in een lidstaat, via welke een onderneming van een andere lidstaat geheel of gedeeltelijk haar activiteiten uitoefent.

Een vaste inrichting wordt als betaler van rente of royalty's behandeld voor zover deze voor die inrichting aftrekbare bedrijfsuitgaven vormen in de lidstaat waar zij is gevestigd en wordt als de uiteindelijk begunstigde van de rente of royalty's behandeld, voor zover deze ontvangsten inkomsten zijn ten aanzien waarvan zij in die lidstaat onderworpen is aan een van de in lid 1, onder a), punt iii), genoemde belastingen.

2. Een lidstaat kan het voordeel van deze richtlijn aan ondernemingen van die lidstaat onthouden in gevallen waarin gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaar niet aan de in lid 1, onder b), genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2, lid 1, onder a), en lid 2, kan de lidstaat waar de rente ontstaat van de toepassing van deze richtlijn betalingen uitsluiten die slechts ogenschijnlijk rente zijn, zoals:

a) inkomsten die als winstbetaling of terugbetaling van kapitaal worden behandeld;

b) inkomsten uit schuldvorderingen die het recht geven deel te nemen in de winsten van de schuldenaar;

c) inkomsten uit schuldvorderingen die de schuldeiser het recht verlenen zijn recht op rente in te ruilen tegen het recht deel te nemen in de winst van de schuldenaar;

d) inkomsten uit schuldvorderingen die geen bepalingen betreffende terugbetaling van de hoofdsom bevatten.

De rente die in tweede instantie als winstbetaling wordt aangemerkt, is onderworpen aan de bepalingen van Richtlijn 90/435/EEG van de Raad (1), indien de betaling plaatsvindt tussen ondernemingen waarop de onderhavige richtlijn van toepassing is.

Artikel 5

Wanneer, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk begunstigde van de rente of royalty's of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van die inkomsten of die betalingen hoger is dan het bedrag dat zonder een dergelijke verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk begunstigde zou zijn overeengekomen, vindt deze richtlijn slechts toepassing op het laatstgenoemde bedrag. Wanneer in het geval van rente ten gevolge van een dergelijke verhouding het bedrag van de schuldvordering waarover de rente wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder een dergelijke verhouding zou zijn overeenkomen, is deze richtlijn alleen van toepassing op de rente over dit eventuele laatstgenoemde bedrag.

Artikel 6

1. Deze richtlijn staat er niet aan in de weg dat een lidstaat passende maatregelen neemt ter bestrijding van fraude of misbruik.

2. Een lidstaat kan het voordeel van deze richtlijn teniet doen of weigeren de richtlijn toe te passen in geval van transacties met als voornaamste oogmerk of een der voornaamste oogmerken belastingfraude of belastingontwijking.

Artikel 7

1. In aanvulling op de in artikel 6 bedoelde situaties staat het de lidstaten vrij het bepaalde in artikel 1 niet toe te passen op alle betalingen van rente of royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of aan een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat, die voor deze inkomsten krachtens een ten gunste van die onderneming of vaste inrichting, van bepaalde ondernemingen en vaste inrichtingen, of van bepaalde activiteiten opgestelde bepaling:

a) onderworpen is aan de in artikel 3, lid 1, onder a), punt iii), genoemde belasting tegen een tarief dat lager is dan het tarief dat in het algemeen van toepassing is op dergelijke inkomsten van een onderneming van of vaste inrichting in die andere lidstaat, of

b) een specifieke verlaging van de heffingsgrondlag geniet, waarvoor ondernemingen van of vaste inrichtingen in die andere lidstaat doorgaans niet in aanmerking komen.

2. Wanneer de in lid 1, onder a) of b) bedoelde omstandigheden slechts gelden voor een gedeelte van de in lid 1 bedoelde rente of royalty's, staat het de lidstaten vrij om de bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen op het betrokken gedeelte van die rente of royalty's.

Artikel 8

1. Griekenland en Portugal hebben de mogelijkheid artikel 1 niet toe te passen gedurende een overgangsperiode, die vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn afloopt. In dat geval mag de belasting op betalingen van rente of royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat gedurende de eerste twee jaar ten hoogste 10 % en gedurende de laatste drie jaar ten hoogste 5 % bedragen. Vóór het verstrijken van het vijfde jaar neemt de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit over een eventuele verlening van de in dit lid bedoelde overgangsperiode.

2. Indien een onderneming van een lidstaat of een in die lidstaat gevestigde vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat rente of royalty's ontvangt van een verbonden onderneming van Griekenland of Portugal, of van een in Griekenland of Portugal gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat, past de eerstgenoemde lidstaat een aftrek, gelijk aan de in Griekenland of Portugal over die inkomsten betaalde belasting, toe op de belasting over de inkomsten van de onderneming of de vaste inrichting die deze inkomsten heeft ontvangen overeenkomstig lid 1.

3. De in lid 2 bedoelde aftrek behoeft niet hoger te zijn dan het laagste van de volgende twee bedragen:

a) de belasting die in Griekenland of Portugal verschuldigd is op grond van lid 1, en

b) het gedeelte van de belasting over de inkomsten van de onderneming of vaste inrichting die de rente of de royalty's heeft ontvangen, zoals berekend voordat de aftrek wordt toegestaan, dat volgens de nationale wetgeving van de lidstaat van de onderneming of waar de vaste inrichting is gevestigd, aan deze betalingen kan worden toegerekend.

Artikel 9

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. In deze mededeling nemen de lidstaten een transponeringstabel op met de bestaande of ingevoerde nationale bepalingen die verband houden met elk artikel van deze richtlijn.

Artikel 10

Drie jaar na de in artikel 9, lid 1, genoemde datum brengt de Commissie aan de Raad verslag uit over de werking van de richtlijn, in het bijzonder met het oog op uitbreiding van de werkingssfeer tot andere vennootschappen en ondernemingen dan die welke onder deze richtlijn vallen, en om de toepassing van artikel 7 te kunnen beoordelen.

Artikel 11

Deze richtlijn treedt in werking op de twaalfde dag na de bekendmaking daarvan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 225 van 20.8.1990, blz. 6.

Top