Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998AC0101

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'De Europese Unie en de ruimtevaart: bevordering van toepassingen, markten en industrieel concurrentievermogen'"

    PB C 95 van 30.3.1998, p. 6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998AC0101

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'De Europese Unie en de ruimtevaart: bevordering van toepassingen, markten en industrieel concurrentievermogen'"

    Publicatieblad Nr. C 095 van 30/03/1998 blz. 0006


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'De Europese Unie en de ruimtevaart: bevordering van toepassingen, markten en industrieel concurrentievermogen'"

    (98/C 95/03)

    De Commissie heeft op 30 juli 1997 besloten, overeenkomstig artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

    De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 7 januari 1998 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Sepi.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 351e Zitting (vergadering van 29 januari 1998) het volgende advies uitgebracht, dat met 75 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. In de periode van december 1996 tot september 1997 hebben de Europese instellingen drie documenten gepubliceerd die van fundamenteel belang zijn voor het Europees beleid inzake de ruimte ().

    1.2. Het eerste document is een Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement waarin een uitvoerige analyse van de situatie en een omschrijving van de rol van de Commissie op bovengenoemd gebied wordt gegeven.

    In die Mededeling is tot slot het voorstel opgenomen om werkprogramma's op te stellen waarbij de commerciële spin-off van de ruimtevaartactiviteit in de verschillende sectoren concreet wordt aangegeven.

    1.3. Het tweede document, dat in maart 1997 is opgesteld, betreft juist een van die werkprogramma's en handelt over het verband tussen ruimtevaartbeleid en informatiemaatschappij.

    1.4. In september 1997 heeft de Raad conclusies gepubliceerd waarin hij de grote lijnen van de Mededeling van december 1996 onderschrijft en de Commissie opdracht geeft politieke actie te ondernemen en voor de nodige regelgeving in de verschillende deelgebieden te zorgen.

    2. De Mededeling van de Commissie

    2.1. De Commissie wijst op het groeiende belang van de ruimte vanuit zowel wetenschappelijk als economisch oogpunt, gelet op de talrijke afgeleide toepassingen en de belangrijke markt die erdoor is ontstaan.

    2.2. Hoewel de uitgaven voor de ruimtevaart in de VS veel hoger liggen dan in Europa, kan toch worden vastgesteld dat Europa een eersterangspositie inneemt, vooral vanuit commercieel oogpunt en gelet op de diensten die waarschijnlijk "meer dan tienmaal de waarde van het ruimtevaartuig en de draagraketten kunnen vertegenwoordigen".

    2.3. In het licht hiervan bakent de Commissie ook haar actieterrein af; dit is gericht op optimalisering van de door de lid-staten en het Europees Ruimte-Agentschap geleverde inspanningen, door ze te integreren in het Gemeenschapsbeleid, b.v. inzake O& O, menselijk potentieel, opleiding, samenwerking met derde landen, industriële ontwikkeling van met name het MKB, vervoer, telecommunicatie, verstandig gebruik van "duurzame hulpbronnen", enz.

    2.4. Het kader voor de actie van de Commissie wordt bepaald door:

    a) de nieuwe geopolitieke context die erg verschilt van die van de voorbije twintig jaar, waarbij voornamelijk militaire motieven of drang naar prestige tot een bloei van de sector hebben geleid;

    b) de globalisering en openstelling van de wereldmarkt voor nieuwe concurrenten;

    c) de technologische ontwikkeling en de overgang naar de wereldwijde informatiemaatschappij.

    2.5. De Commissie beoogt in deze nieuwe context, met de instrumenten waarover zij beschikt, een klimaat te scheppen dat aanzet tot investeringen ter ondersteuning van de bedrijfsstructuren, waardoor het concurrentievermogen en de kwaliteit van de Europese ruimtevaartindustrie kunnen worden verbeterd.

    2.6. Van cruciaal belang hierbij is de houding van de lid-staten die de noodzaak van permanent overleg op Europees niveau in dit verband zouden moeten erkennen.

    2.7. De Commissie moet van haar kant de coördinatie van het Europees O& O-beleid en de samenwerking met ESA en de nationale organisaties verbeteren, alsmede ervoor zorgen dat in de internationale organisaties een gemeenschappelijk Europees beleid naar voren wordt gebracht.

    2.8. In het Commissiedocument wordt voorts een overzicht gegeven van de toepassingsgebieden van het ruimtevaartbeleid, met name telecommunicatie, controle van mobiliteit en aardobservatie.

    2.9. Voor al deze gebieden worden de volgende vier soorten maatregelen voorgesteld, waarbij weliswaar verschillende accenten worden gelegd en verschillende nuances worden aangebracht:

    - invoeren van een geharmoniseerd regelgevingsstelsel ter bevordering van standaardisering;

    - ondersteunen van O& O om niet-recurrente kosten te beperken;

    - streven naar coördinatie in internationale forums;

    - aansporen tot verruiming van de markt naar andere landen toe.

    2.10. Wat de systemen voor satellietlancering betreft, streeft de Commissie naar behoud van de positie van Europa op de wereldmarkt; daartoe moet een billijke internationale regelgeving worden uitgewerkt, een klimaat van open en eerlijke concurrentie in de sector worden geschapen en het aanbod van diensten worden verruimd.

    2.11. Voor internationale samenwerking is een gecoördineerde aanpak op Europees niveau nodig, zodat de EU enerzijds als gelijkwaardige gesprekspartner de confrontatie met tegenspelers uit geavanceerde landen kan aangaan, en anderzijds een beleid kan ontwikkelen dat gericht is op samenwerking met en dienstverlening aan de landen van Oost-Europa, de nieuwe onafhankelijke staten en de ontwikkelingslanden.

    2.12. Om de financieringsproblemen van de ruimtevaart te helpen oplossen, moet via de instrumenten van de Commissie de nodige strategische steun kunnen worden gevonden voor de sectoren die voor de Europese Unie van prioritair belang zijn (telecommunicatie, vervoer, mobiliteit, milieu); gezien de gegarandeerde commerciële spin-off moet voorts ook in werkingssteun kunnen worden voorzien door meer gebruik te maken van de geëigende financiële-garantiemechanismen van de EIB (Europese Investeringsbank) en het Europees Investeringsfonds.

    2.13. Er bestaat nog een natuurlijke verstrengeling van bevoegdheden en belangen in de sector, tussen de nationale staten, hun ruimtevaartorganisaties, ESA, de afzonderlijke ondernemingen, enz. De Commissie is van plan overlegforums in te stellen en uit hoofde van artikel 130 M met name met ESA samenwerkingsovereenkomsten te sluiten. Tegelijk lanceert zij de idee om Europese economische-belangengroeperingen in het leven te roepen, op de verschillende toepassingsgebieden.

    3. Algemene opmerkingen

    3.1. De onderhavige Mededeling verschijnt op een bijzonder belangrijk moment in de geschiedenis van de ruimtevaartindustrie. Terwijl de sector vroeger voornamelijk op technologisch of militair prestige gericht was, verliest deze nu zijn militaire karakter en groeit hij uit tot een sector van groter commercieel belang met een brede waaier van diensten.

    3.2. Deze overgang is reeds begonnen en het is van groot belang dat de EU hierbij van meet af aan een leidende rol speelt. De Commissie en de lid-staten moeten dan ook in onderling overleg hun inspanningen opvoeren om de positie van de Europese ruimtevaartindustrie te verbeteren.

    3.3. Het Economisch en Sociaal Comité verheugt zich over de conclusies van de Raad van 23 september 1997 waarbij de lid-staten hun bereidheid tot samenwerking tonen en de communautaire instanties opdracht geven deze samenwerking te stimuleren. Het is met name zaak de punten 2 en 4 van deze conclusies verder uit te werken en concreet toe te passen.

    3.4. Het ESC onderschrijft deze conclusies, maar stelt wel vast dat het tijdschema en de actiemiddelen die in de analyse van de Commissie zijn aangegeven, niet erg geloofwaardig zijn en moeten worden bijgesteld. Er moeten niet alleen op het gebied van het O& O-beleid stappen worden ondernomen, maar ook moet een geloofwaardig industrie- en handelsbeleid voor de sector van de uit de ruimtevaart voortvloeiende toepassingen worden bevorderd. In die zin zouden de regeringen zich moeten inzetten om een verdergaande gemeenschappelijke identiteit te bereiken in het internationaal beleid.

    3.5. Opgemerkt zij dat de vraag tot op heden vooral uitgaat van de openbare sector, enkele sectoren met een toenemend aantal nieuwe particuliere afnemers niet te na gesproken. Ook de financiering (overigens niet alleen voor O& O) gebeurt grotendeels door de overheid, hoewel hierin snel verandering zou kunnen komen en zou kunnen worden overgegaan naar een meer commercieel, dus particulier gericht beleid. Bij het communautaire concurrentiebeleid, bij openbare aanbestedingen en bij de liberalisering van de dienstensector zal met deze bijzonderheid rekening moeten worden gehouden.

    3.6. Het ruimtevaartbeleid wordt thans vooral bepaald door de nationale staten, ESA en de nationale ruimtevaartorganisaties. Een te nationaal gericht ruimtevaartbeleid kan verwarring scheppen omtrent de vraag wie welke rol speelt; het kan voorts tot dubbel werk, geringe samenwerking en gevaarlijke concurrentie leiden. Aansluitend op de bovenvermelde conclusies van de Raad zou de Commissie in de actieplannen een doeltreffend voorstel voor coördinering van het Europees beleid voor de ruimtevaartindustrie moeten formuleren.

    3.7. Voorwaarde hierbij is dat de lid-staten samen de wil opbrengen om hun ruimtevaartbeleid te coördineren. Alleen dan zal zich een doeltreffend industriebeleid op de markten doen gevoelen en zal optimaal gebruik worden gemaakt van het potentieel. Vanuit dit gezichtspunt is het dan noodzakelijk de reeds bestaande samenwerking tussen Commissie en ESA uit te breiden en steeds meer te verdiepen.

    3.8. Het ESC wil er de aandacht op vestigen dat de ruimtevaartindustrie belangrijke gevolgen heeft voor de hele Europese economie, daar zij het concurrentievermogen vergroot, nieuwe projecten bevordert en de ontwikkelingskansen verruimt. Vooruitgang op dit gebied is dan ook van strategisch belang. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van alle beschikbare middelen en procedures; als vorderingen op dit gebied toch uitblijven, zou "versterkte samenwerking" waarin in het Verdrag van Amsterdam is voorzien, op dit gebied misschien een goede zaak zijn.

    3.9. Bij internationale onderhandelingen over radiofrequenties en ITU-normen, alsmede over de concurrentieregels en de verdeling van de markt, moet één enkele onderhandelaar een gemeenschappelijk Europees standpunt verdedigen, wil Europa ten opzichte van de andere gesprekspartners voldoende politiek gewicht in de schaal leggen.

    3.10. Het Comité steunt het initiatief van de Commissie om overlegforums te creëren, maar meent dat een formele, regelgevende en coördinerende instantie vereist is die vooral in het licht van de toenemende internationale concurrentie zich voldoende moet kunnen doen gelden.

    3.11. De Commissie neemt wel maatregelen op het gebied van uit ruimtevaartactiviteiten voortvloeiende toepassingen, maar besteedt niet voldoende aandacht aan de lanceerdiensten die in deze sector toch een centrale plaats blijven innemen. Het ESC dringt erop aan dat ook op dat vlak stimulerings- en coördineringsmaatregelen worden getroffen, om Europa aldus op het gebied van lanceersystemen van voldoende autonomie te verzekeren.

    3.12. De Commissie gaat onvoldoende in op een van de belangrijkste problemen waarmee deze industrie in de toekomst te kampen zal hebben, nl. de relatie tussen O& O en de industriële en commerciële spin-offs. Wat deze spin-offs betreft, zou de bevoegdheid van ESA (die thans niet marktgericht is) moeten worden uitgebreid, zou een "autoriteit" op Europees niveau moeten worden ingesteld of zou in ieder geval een coördinerende instantie in het leven moeten worden geroepen om de mogelijkheden tot samenwerking optimaal te benutten. Het spreekt vanzelf dat een eventuele centrale structuur of een wijziging van de taken van ESA zorgvuldig zal moeten worden geëvalueerd om tot een gunstiger kosten/batenverhouding te komen.

    3.13. Het zou een goede zaak zijn als er een vereniging van ruimtevaartondernemingen werd opgericht, naar het model van die van de defensie-industrie, waar de verschillende standpunten van de betrokken nationale industrieën op één lijn kunnen worden gebracht en in de richting van één geïntegreerd industriebeleid kan worden gewerkt.

    3.14. In een ander deel van het document vermeldt de Commissie weliswaar het bijzondere belang van opleiding en bijscholing van het menselijk potentieel dat voor ontwikkeling op dit gebied noodzakelijk is, maar zij zou een en ander meer gewicht moeten geven.

    3.15. De door de Commissie uitgevoerde gedetailleerde studie van alle mogelijke toepassingen van ruimtesystemen toont niet alleen het strategische belang van de sector aan, maar ook zijn polyvalent karakter en de synergieën die kunnen voortvloeien uit het gebruik van satellieten die het hele gamma van de hier veronderstelde functies bestrijken. Voor deze sector wordt dan ook voor de toekomst een grotere ontwikkeling van satellieten of van netwerken van multifunctionele satellieten ("nieuwe-generatiesatellieten") voorspeld dan van satellieten met slechts één functie (die thans de meerderheid uitmaken). Een soortgelijke ontwikkeling wordt ook verwacht voor lanceerdiensten die meer op de eisen van de nieuwe satellietsystemen zijn afgestemd.

    3.16. Het ESC onderstreept andermaal het complexe karakter van deze sector en de noodzaak om een algemene visie te ontwikkelen waarin alle mogelijke functies worden meegenomen. Het dringt dan ook met klem aan op een gecoördineerd beheer van de verschillende instanties die thans in deze sector het beleid bepalen.

    4. Bijzondere opmerkingen

    4.1. Het is van fundamenteel belang de ontwikkeling van opleiding en verspreiding van technologische knowhow ten behoeve van gebruikers en MKB te bevorderen om zowel de investeringen als de vraag op de markt te stimuleren; daarbij moet zò te werk worden gegaan dat in de betrokken sector een autogene ontwikkeling wordt gecreëerd. De rol van het MKB is cruciaal voor de beperking van de productiekosten, het optimaal gebruik van nieuwe technologieën, de verhoging van de werkgelegenheid en de verspreiding van diensten.

    4.2. Er moet een zo uitvoerig mogelijke stand van zaken worden opgemaakt van de huidige O& O-activiteiten op ruimtevaartgebied in Europa, zodat de Commissie en de terzake bevoegde nationale organisaties in onderleg overleg eventueel dubbel werk zo veel mogelijk kunnen vermijden, verlieslatende sectoren beter kunnen opsporen, een snelle verwerking van bereikte resultaten in industriële toepassingen kunnen bevorderen, en aldus niet alleen op nationaal maar ook op Europees vlak maximaal effect op economisch en werkgelegenheidsgebied kunnen bereiken. De ruimtevaartindustrie moet worden beschouwd als een factor met een multiplicator-effect.

    4.3. Samen met de rationalisering van O& O moeten Europese centrale instanties geschikte en doeltreffende financieringsprocedures uitwerken, die ook de toepassingen betreffen (van het type projectfinanciering), om aldus vooral particuliere investeringen aan te moedigen.

    4.4. Gelet op de aanzienlijke bijdrage van Europa tot het internationaal ruimtestation en het ontbreken van een specifieke Europese regelgeving voor de bescherming van commerciële rechten op de intellectuele eigendom van technologieën die in de ruimte worden toegepast en/of ontwikkeld, is het van fundamenteel belang een dergelijke reglementering inzake octrooien en licenties uit te werken, naar analogie met de reglementering die reeds in de VS wordt gehanteerd en thans in Japan en Rusland wordt aangepast. Het is derhalve noodzakelijk dat de specifieke aspecten via een op internationaal niveau geharmoniseerde gemeenschappelijke regelgeving in het kader van de TRIPS-onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie worden geregeld.

    5. Voorstellen voor de actiegebieden en mogelijke toepassingen

    De hier gegeven voorbeelden beogen het belang aan te tonen van ruimtetechnologietoepassingen voor de Europese economie en samenleving. Al deze toepassingen vergen niet noodzakelijk een specifiek optreden van de Commissie.

    5.1. Landbouw

    Deze sector leent zich met name voor aardobservatie vanuit de ruimte, waarbij op mondiale schaal onderzoek kan worden verricht naar de culturen die het best zijn aangepast aan de specifieke chemische en fysieke kenmerken van elke grondsoort. Voorts kunnen satellieten worden ingeschakeld om door de mens veroorzaakte milieuverontreiniging op te sporen, alsmede om schade door zwermen insecten of andere parasieten te voorkomen.

    5.2. Meteorologie

    Ruimteonderzoek kan een cruciale rol spelen (en speelt die reeds) bij het opsporen, analyseren en voorkomen van meteorologische verschijnselen over zeer uitgestrekte gebieden; in dit verband dient werk te worden gemaakt van de verdere technologische ontwikkeling van satellieten met efficiëntere sensoren waardoor de gegevens beter kunnen worden verwerkt en doeltreffender kunnen worden verspreid.

    5.3. Visserij

    Observatie van de zeeën via satelliet kan de visserij sterk ten goede komen daar aldus nuttige aanwijzigingen over de samenstelling en mobiliteit van het visserijbestand kunnen worden verkregen, wat een duurzame exploitatie van dat bestand mogelijk maakt.

    5.4. Wetenschap

    Dit is een van de fundamentele drijfveren van de ontwikkeling van de ruimtevaartindustrie. De Commissie hecht het meeste belang aan de louter commerciële doelstellingen en schenkt onvoldoende aandacht aan de spin-offs van de zuiver wetenschappelijke doelstellingen, waarvan zij het beheer tot op heden volledig aan ESA overlaat. Zij laat aldus de kans verloren gaan om het beperkte menselijk potentieel en de schaarse financiële middelen optimaal in te zetten voor de ontwikkeling op lange termijn van deze specifieke sector, alsmede om de sector de nodige industriële gerichtheid en "wendbaarheid" te geven. In dit verband is het zaak de deelneming van de Europese industrie aan het internationale ruimtestation te ondersteunen gezien de spin-offs, niet alleen op industrieel gebied (metallurgie, biochemie, farmacologie, micro-elektronica, telecommunicatie) maar ook op het gebied van wetenschappelijke innovaties.

    5.5. Voorkomen van natuurrampen en interventiebeleid

    Ruimtesystemen kunnen in sommige gevallen eerst en vooral preventief, en vervolgens ook bij het nagaan van de gevolgen van natuurrampen voor de infrastructuur, een cruciale rol spelen op het gebied van teledetectie en communicatie, ten einde een doeltreffend optreden op de grond mogelijk te maken.

    5.6. Bestrijding van fraude

    Tot dusver is weliswaar zeer doeltreffend, maar veel te weinig gebruik gemaakt van satellieten om fraude tegen te gaan en misdaad te bestrijden (b.v. illegale activiteiten, onrechtmatig storten van verboden giftig afval, clandestiene immigratie, drugsproductie en -handel, ontbossing, gevaarlijke of illegale bedrijfsvestigingen, enz.).

    5.7. Milieu

    Aardobservatie via satelliet zal de komende jaren een bijzondere rol spelen in de verdere verbetering van de milieuomstandigheden door:

    a) het grondgebied preciezer in kaart te brengen;

    b) op de bronnen van verontreiniging in gebieden met grote woondichtheid toezicht te houden;

    c) op de waterstand over uitgestrekte gebieden toezicht te houden;

    d) op klimaatveranderingen (broeikaseffect, woestijnvorming, ontbossing, enz.) toezicht te houden.

    5.8. Mobiliteit

    Het is algemeen bekend dat de mobiliteit (verkeer in de lucht, over zee en te land) op zowel continentaal als mondiaal vlak op uniforme wijze doeltreffend kan worden gecontroleerd en beheerd door multimodale en multifunctionele satellietsystemen. Aangezien er thans geen adequate diensten voor plaatsbepaling, communicatie en veiligheid beschikbaar zijn, zou een desbetreffend project een gedegen industrieel en technologisch Europees alternatief bieden voor het overwicht van de VS op dit gebied. Een minstens op Europees niveau uitgewerkte duidelijke regelgeving (radiofrequenties, normen, compatibiliteit en interoperabiliteit van de gebruikersterminals) zal ongetwijfeld de industriële ontwikkelingen en de diensten bevorderen, niet alleen op het gebied van zee- of luchtnavigatie maar ook op dat van het wegvervoer. Het productieve-ontwikkelingspotentieel is beslist hoog, met name wat de gebruikersterminals en de diensten met toegevoegde waarde betreft. Deze belangrijke thema's werden ook reeds in het document dat het ESC over de luchtvaartsector heeft uitgebracht, aan de orde gesteld.

    5.9. Telecommunicatie

    Satellieten kunnen dankzij hun specifieke karakteristieken om via breedband (multimediaplatforms) met een hoge informatiedichtheid telecommunicatiediensten te verstrekken in het hele te bestrijken (continentaal) gebied, zelfs afzonderlijke gebruikers bereiken die via netwerken over land niet kunnen worden bereikt. Met name mobiele communicatiediensten kunnen veel doeltreffender via satelliet worden verspreid dan via cellulaire netwerken over land.

    5.9.1. Satellieten zijn bovendien bij uitstek "supranationale" instrumenten die verbindingen tussen gebruikers van verschillende landen bevorderen, los van de verschillende beheerssystemen voor de afzonderlijke netwerken over land.

    5.10. Lanceerdiensten

    Opgemerkt zij dat, als de EU een en ander doeltreffender wil coördineren, zij de inspanningen die worden geleverd om de positie van de Europese ruimtevaartindustrie in de thans bestreken marktsegmenten te behouden, moet ondersteunen. Voorts is het zaak het aanbod aan lanceerraketten te verruimen naar gelang van de vooruitzichten op de markt; hierbij zij met name gedacht aan herbruikbare lanceerraketten en middelgrote tot kleine lanceerraketten, die tegemoet komen aan de stijgende behoeften aan afzonderlijke lanceringen van kleine en middelgrote satellieten voor specifieke opdrachten.

    5.11. "Dual use" producten

    Het zou een goede zaak zijn de talrijke resultaten van militaire studies (b.v. van de WEU en de NAVO), waarin doeltreffende systemen voor observatie, toezicht en multimodale communicatie worden gepresenteerd, ook voor civiele doeleinden te gebruiken.

    Brussel, 29 januari 1998.

    De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

    T. JENKINS

    () COM(96) 617 def.: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De Europese Unie en de ruimtevaart: bevordering van toepassingen, markten en industrieel concurrentievermogen.

    COM(97) 91 def.: Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de regio's - EU-actieplan: Satellietcommunicatie in de informatiemaatschappij.

    Conclusies van de Raad van Madrid over "De Europese Unie en de ruimte" van 22 tot 23 september 1997 (10746/97 - Pers 276-G).

    Top