Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997PC0629

    Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de beperking van de emissie van stikstofoxiden door civiele subsonische straalvliegtuigen

    /* COM/97/0629 def. - SYN 97/0349 */

    PB C 108 van 7.4.1998, p. 14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51997PC0629

    Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de beperking van de emissie van stikstofoxiden door civiele subsonische straalvliegtuigen /* COM/97/0629 def. - SYN 97/0349 */

    Publicatieblad Nr. C 108 van 07/04/1998 blz. 0014


    Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de beperking van de emissie van stikstofoxiden door civiele subsonische straalvliegtuigen (98/C 108/04) COM(97) 629 def. - 97/0349(SYN)

    (Door de Commissie ingediend op 22 januari 1998)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag, in samenwerking met het Europees Parlement,

    Overwegende dat uit de door de Raad goedgekeurde mededeling van de Commissie "De Europese luchtvaartindustrie: eerste conclusies en voorstellen voor communautaire acties" (1) duidelijk blijkt dat een oplossing moet worden gevonden voor milieuproblemen die de verdere groei van de luchtvaartindustrie kunnen beperken;

    Overwegende dat in de mededeling van de Commissie "Groenboek betreffende de invloed van het vervoer op het milieu: een strategie van de Gemeenschap gericht op een milieuvriendelijke ontwikkeling van het vervoer ("duurzame mobiliteit")" (2) de nadruk wordt gelegd op de toenemende bezorgdheid over stikstofoxiden (NOx)-emissies op grote hoogte; dat in de mededeling van de Commissie "De toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid: een brede aanpak voor de totstandbrenging van een communautair kader voor duurzame mobiliteit" (3) duidelijk de noodzaak is aangetoond om voor de verschillende vervoersectoren geleidelijk aan voor gasvormige emissies strengere normen in te voeren, en dat met name in het bijbehorende actieprogramma strengere normen voor NOx-emissies door vliegtuigen zijn opgenomen;

    Overwegende dat de toepassing van emissienormen op civiele subsonische straalvliegtuigen van grote invloed is op het verlenen van luchtvervoersdiensten, met name wanneer dergelijke normen beperkingen opleggen ten aanzien van het type vliegtuig dat door luchtvaartmaatschappijen mag worden gebruikt, en investeringen in de recentst beschikbare en minst vervuilende vliegtuigen stimuleren;

    Overwegende dat in het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling (4) duidelijk het belang van het probleem van de luchtverontreiniging wordt aangetoond en in het bijzonder de noodzaak om maatregelen ter bescherming van de atmosfeer te nemen;

    Overwegende dat NOx-emissies van vliegtuigen in het bovenste deel van de troposfeer op de vorming van ozon van invloed zijn; dat ozon in het bovenste deel van de troposfeer bijdraagt tot het broeikaseffect; dat onderzoek gaande is om het effect van NOx-emissies van vliegtuigen op ozon in de stratosfeer en het klimaat te kwantificeren en nauwkeuriger te beschrijven;

    Overwegende dat wordt voorspeld dat het luchtverkeer in 2010 zal zijn verdubbeld en dat de NOx-emissies, bij ontbreken van strengere grenswaarden, met het toenemende luchtverkeer gelijke tred zullen houden;

    Overwegende dat de meeste moderne vliegtuigmotoren reeds een significante verbetering ten aanzien van NOx-emissies kunnen bereiken;

    Overwegende dat het voorzorgsbeginsel vergt dat in afwachting van verdere wetenschappelijke gegevens over de gevolgen van NOx-emissies van vliegtuigen, het tempo waarin deze emissies toenemen, dient te worden verlaagd door vaststelling van normen die overeenkomen met de prestaties van nieuwe technologieën, waarbij de kosten niet bovenmatig mogen oplopen;

    Overwegende dat in november 1993 de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) haar norm voor gasvormige emissies van verkeersvliegtuigen - band II, deel III, hoofdstuk 2, van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede uitgave (juli 1993) - heeft aangepast door het voorgeschreven niveau voor NOx met 20 % te verminderen; dat bij deze vermindering geen rekening is gehouden met de verwachte toename van het luchtverkeer, noch met de technische mogelijkheden;

    Overwegende dat de derde vergadering van het ICAO-comité voor milieubescherming in de luchtvaart (CAEP/3) in december 1995, uitgaande van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens, heeft aanbevolen de NOx-emissienormen met nog eens 16 % aan te scherpen om, gezien het toenemende luchtverkeer, het milieu op toereikende wijze te beschermen;

    Overwegende dat, aangezien er geen actie op internationaal niveau wordt ondernomen, het voor de Gemeenschap passend en gerechtvaardigd is maatregelen vast te stellen ter vermindering van NOx-emissies overeenkomstig de aanbevelingen van CAEP/3 voorzover deze maatregelen geen onnodige belemmering voor de internationale handel vormen; dat derhalve in de Gemeenschap strengere emissienormen dienen te worden ingevoerd in de vorm van een niet-uitbreidingsvoorschrift dat niet op in derde landen gevestigde vliegtuigmaatschappijen van invloed is,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Deze richtlijn heeft ten doel voorschriften vast te stellen ter beperking van toekomstige registratie in de lidstaten van bepaalde civiele subsonische straalvliegtuigen teneinde het totale emissieniveau van NOx te beperken.

    Artikel 2

    De lidstaten dragen ervoor zorg dat civiele subsonische straalvliegtuigen die zijn uitgerust met motoren met een type- of modelnummer waarvan de datum van vervaardiging van het eerste afzonderlijke productiemodel is na 31 december 1999 of waarvan de datum van vervaardiging van de afzonderlijke motoren na 31 december 2007 valt, niet in hun registers worden ingeschreven tenzij deze motoren van een zodanig type zijn dat de NOx-emissieniveaus, gemeten en berekend overeenkomstig de procedures van band II, deel III, hoofdstuk 2, van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede uitgave (juli 1993), niet hoger zijn dan een voorgeschreven niveau als afgeleid uit de in de bijlage bij deze richtlijn vervatte formule.

    Artikel 3

    Uiterlijk vier jaar na de tenuitvoerlegging van deze richtlijn legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de resultaten van thans lopende studies, alsmede een evaluatie van de ontwikkeling van NOx-emissies door vliegtuigen.

    Artikel 4

    1. De lidstaten stellen uiterlijk op 30 juni 1999 de nodige bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze uiterlijk op die datum bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen deze bepalingen toe met werking vanaf 31 december 1999.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 5

    De lidstaten stellen een sanctieregeling vast die van toepassing is bij inbreuken op de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om op de toepassing van die regeling toe te zien. De betrokken sancties moeten doeltreffend zijn, in verhouding staan tot de inbreuk en een afschrikkende werking hebben. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 4 genoemde datum in kennis van de desbetreffende bepalingen en melden zo spoedig mogelijk eventuele nadien aangebrachte wijzigingen.

    Artikel 6

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 7

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    (1) COM(92) 164 def. van 29 april 1992.

    (2) COM(92) 46 def. van 20 februari 1992.

    (3) COM(92) 494 def. van 2 december 1992.

    (4) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 5.

    BIJLAGE

    Formule voor het in artikel 2 bedoelde voorgeschreven niveau:

    1. voor motoren met een nominale maximumstuwkracht van meer dan 89,0 kN:

    >NUM>Dp/

    >DEN>F00

    = 19 + 1,6 ð00

    2. voor motoren met een nominale maximumstuwkracht van meer dan 26,7 kN maar minder dan 89,0 kN:

    >NUM>Dp/

    >DEN>F00

    = 37,572 + 1,6 ð00 - 0,2087 F00

    waarin Dp de massa is van alle gasvormige verontreinigende stoffen die tijdens de emissiereferentiecyclus voor landen en opstijgen worden uitgestoten,

    waarbij F00 het nominaal vermogen,

    en ð00 de referentiedrukverhouding is.

    Bovenstaande symbolen zijn omschreven in band II, deel I, hoofdstuk 1, van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede uitgave (juli 1993).

    Top