EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996AG1024(07)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 58/96 door de Raad vastgesteld op 12 september 1996 met het oog op de aanneming van Richtlijn 96/.../EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

PB C 315 van 24.10.1996, p. 41–56 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51996AG1024(07)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 58/96 door de Raad vastgesteld op 12 september 1996 met het oog op de aanneming van Richtlijn 96/.../EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie

Publicatieblad Nr. C 315 van 24/10/1996 blz. 0041


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 58/96 door de Raad vastgesteld op 12 september 1996 met het oog op de aanneming van Richtlijn 96/.../EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie (96/C 315/07)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (4) betrekking heeft op de harmonisatie van de voorwaarden inzake open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en, in voorkomend geval, openbare telecommunicatiediensten; dat overeenkomstig die richtlijn de Raad Richtlijn 92/44/EEG van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (5) heeft vastgesteld;

(2) Overwegende dat overeenkomstig de resolutie van de Raad van 22 juli 1993 inzake het overzicht van de situatie in de telecommunicatiesector en de noodzaak voor verdere ontwikkeling op die markt (6) en de resolutie van de Raad van 22 december 1994 betreffende het principe van en het tijdschema voor de liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur (7) de liberalisering van de telecommunicatiediensten en -infrastructuur per 1 januari 1998 (met een overgangsperiode voor bepaalde Lid-Staten) ingang dient te vinden; dat dit wordt ondersteund door de resolutie van het Europees Parlement van 20 april 1993 over de mededeling van de Commissie "Overzicht van de situatie in de sector telecommunicatiediensten" (8), en de resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 1995 over het "Groenboek inzake de liberalisering van telecommunicatie-infrastructuur en kabeltelevisienetwerken (deel II)" (9);

(3) Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 22 juli 1993 de toepassing in de hele Gemeenschap en waar nodig de aanpassing, in het licht van verdere liberalisering, van de ONP-beginselen met betrekking tot de betrokken entiteiten en aspecten zoals universele-dienstverlening, interconnectie, en toegangsvergoeding, alsook de daaruit voortvloeiende kwesties in verband met de voorwaarden waarop vergunningen worden verleend, als een van de belangrijkste doelstellingen van het telecommunicatiebeleid van de Gemeenschap wordt beschouwd; dat overeenkomstig de resolutie van de Raad van 18 september 1995 betreffende de tenuitvoerlegging van het toekomstige wettelijke kader betreffende telecommunicatie (10) is bepaald dat de Commissie, volgens het tijdschema overeenkomstig de resoluties van de Raad van 22 juli 1993 en 22 december 1994, het Europees Parlement en de Raad vóór 1 januari 1996 alle wettelijke maatregelen voorlegt die zijn bedoeld voor het vaststellen van het Europese wettelijke kader voor telecommunicatie ter ondersteuning van de volledige liberalisatie van deze sector, in het bijzonder met betrekking tot de aanpassing van ONP-maatregelen aan de toekomstige door concurrentie gekenmerkte context;

(4) Overwegende dat in de resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 1994 over de mededeling van de Commissie vergezeld van het voorstel voor een resolutie van de Raad betreffende beginselen voor de universele-dienstverlening in de telecommunicatiesector (11) het vitale belang van beginselen voor de universele-dienstverlening wordt onderstreept; dat in de resolutie van de Raad van 7 februari 1994 over beginselen voor de universele-dienstverlening in de telecommunicatiesector (12) een basis voor een omschrijving van universele-dienstverlening wordt aangegeven en de Lid-Staten worden opgeroepen om voor de totstandkoming en het behoud van een goede reglementering zorg te dragen teneinde een universele-dienstverlening op hun gehele grondgebied te waarborgen; dat, zoals door de Raad in de resolutie wordt erkend, het concept van de universele-dienstverlening zich dient te ontwikkelen en daarbij het tempo van de technische vooruitgang, de marktontwikkelingen en de veranderingen in de behoeften van de gebruikers moet volgen; dat bij de versterking van de economische en sociale samenhang, met name in afgelegen, perifere, niet aan zee grenzende en landelijke gebieden en eilanden van de Gemeenschap een rol voor de universele telecommunicatiedienst is weggelegd;

(5) Overwegende dat met het oog op de belangen van de gebuikers en de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken en/of-diensten verschaffen de grondbeginselen met betrekking tot toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten, zoals vastgelegd binnen het ONP-kader, dienen te worden aangepast om een de Gemeenschap bestrijkende dienstverlening in een geliberaliseerde context te garanderen; dat een op gemeenschappelijke technische normen en specificaties gebaseerde vrijwillige aanpak, met het nodige overleg, passend is om in een geliberaliseerde context aan de behoeften van de gebruikers te voldoen; dat de van toepassing zijnde communautaire maatregelen evenwel garanties moeten bieden voor de verlening van een universele dienst en voor de beschikbaarheid van een minimumreeks diensten voor alle gebruikers in de Gemeenschap; dat een algemeen kader voor de interconnectie op openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten nodig is om de gebruikers in de Gemeenschap diensten met "eind-tot-eind"-interoperabiliteit te bieden;

(6) Overwegende dat voorwaarden inzake Open Network Provision geen beperking mogen inhouden van het gebruik van of de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten, behalve om redenen gegrond op essentiële eisen of afgeleid van de uitoefening van bijzondere en exclusieve rechten van de Lid-Staten in dit kader van de communautaire wetgeving;

(7) Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn de Lid-Staten niet mogen beletten maatregelen te nemen op grond van het bepaalde in de artikelen 36 en 56 van het Verdrag, en meer bepaald op grond van openbare veiligheid, openbaar beleid en openbare zeden;

(8) Overwegende dat overeenkomstig het beginsel van de scheiding van regelgevende en bedrijfsfuncties, de Lid-Staten met het oog op de onpartijdigheid van de besluiten de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties dienen te garanderen en ervoor dienen te zorgen dat de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties van iedere Lid-Staat bij de uitvoering van het in de toepasselijke communautaire wetgeving neergelegde regelgevingskader een belangrijke rol vervullen; dat deze eis van onafhankelijkheid niets afdoet aan de institutionele autonomie en de constitutionele verplichtingen van de Lid-Staten, of aan het beginsel van neutraliteit met betrekking tot de regels in de Lid-Staten die ten grondslag liggen aan de regeling van het eigendomsrecht, overeenkomstig artikel 222 van het Verdrag; dat de nationale regelgevende instanties over de nodige middelen (personeel, expertise en geldelijke middelen) moeten beschikken om de hun opgedragen taken te kunnen uitvoeren;

(9) Overwegende dat het nummeren en de meer algemene aspecten van adressering en naamgeving een belangrijke rol spelen; dat het volgen van een geharmoniseerde aanpak voor nummering/adressering en waar passend, zal bijdragen tot transeuropese eind-tot-eindverbinding tussen gebruikers en interoperabiliteit van diensten; dat het in de toekomst dienstig kan zijn om bij de benaming en adressering de beginselen van objectiviteit, transparantie en non-discriminatie toe te passen; dat in Richtlijn 96/19/EG van de Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (1) wordt voorgesteld adequate nummers voor alle telecommunicatiediensten beschikbaar te stellen, welke nummers op objectieve, transparante, niet discriminerende en proportionele wijze moeten worden toegewezen;

(10) Overwegende dat teneinde verschaffing van huurlijnen in de hele Gemeenschap te garanderen, de Lid-Staten ervoor zorg dienen te dragen dat de gebruikers op elke plaats van hun grondgebied toegang hebben tot een minimumreeks van huurlijnen van ten minste één organisatie; dat organisaties met verplichtingen om huurlijnen te verschaffen door de Lid-Staten worden aangewezen; dat de Lid-Staten de Commissie in kennis dienen te stellen van de organisaties waarop de richtlijn van toepassing is, van de typen huurlijnen binnen de minimumreeks die deze dienen te verschaffen, en van het geografische gebied waarvoor dit vereiste geldt; dat alle typen huurlijnen binnen een bepaald geografisch gebied die door een aangemelde organisatie worden verschaft, onder de algemene bepalingen van de richtlijn vallen;

(11) Overwegende dat de positie van een organisatie op de markt afhankelijk is van een aantal factoren, zoals het aandeel van het betrokken produkt of de betrokken dienst in de betrokken geografische markt, de omzet van de organisatie in verhouding tot de omvang van de markt, het vermogen van de organisatie om op de marktomstandigheden invloed uit te oefenen, de zeggenschap over de toegangsmiddelen tot de eindgebruikers, de beschikking over financiële middelen en de ervaring met de levering van produkten en met de verrichting van diensten voor die markt; dat de nationale regelgevende instanties dienen te bepalen welke organisaties een krachtige marktpositie inemen, rekening houdende met de toestand op de betrokken markt;

(12) Overwegende dat het concept van de huurlijndiensten overeenkomstig nieuwe technologische ontwikkelingen en de marktvraag zal evolueren, waarbij de gebruikers de huurlijn-bandbreedte flexibeler zullen kunnen gebruiken;

(13) Overwegende dat, teneinde efficiëntere communicatie in de Gemeenschap te bewerkstelligen, het van belang is dat de Lid-Staten de verschaffing van een bijkomend geharmoniseerd pakket huurlijnen van een hogere orde bevorderen, rekening houdend met de marktvraag en de vooruitgang met de normalisatie;

(14) Overwegende dat, totdat een daadwerkelijk door concurrentie gekenmerkte context is bereikt, de noodzaak bestaat van een regulerend toezicht op de huurlijntarieven met het oog op kostprijsgerichtheid en doorzichtigheid overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel; dat het passend is er voor te zorgen dat de vereisten inzake kostprijsgerichtheid en doorzichtigheid buiten werking kunnen worden gesteld op die specifieke markten waarop geen enkele organisatie een krachtige positie inneemt; dat door daadwerkelijke concurrentie redelijke tarieven voor huurlijnen ontstaan;

(15) Overwegende dat de voorwaarden voor de koppeling van eindapparatuur aan huurlijnen zijn vastgelegd in gemeenschappelijke technische voorschriften (CTR's) die zijn aangenomen in het kader van Richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (1), en in Richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 houdende aanvulling van Richtlijn 91/263/EEG wat de apparatuur voor satellietgrondstations betreft (2);

(16) Overwegende dat bepaalde wijzigingen op bestaande ONP-maatregelen nodig zijn om te zorgen voor samenhang met nieuwe technische ontwikkelingen en met andere regelgevende maatregelen die van het algemene regelgevingskader voor telecommunicatie deel zullen uitmaken;

(17) Overwegende dat voor alle in bijlage 1 van Richtlijn 90/387/EEG vermelde gebieden waarvoor ONP-voorwaarden kunnen worden uitgewerkt, overeenkomstig de procedure van artikel 4 van Richtlijn 90/387/EEG analyserapporten zijn opgesteld waarop openbaar commentaar is geleverd; dat alle in bijlage 3 van Richtlijn 90/387/EEG vermelde prioritaire maatregelen zijn getroffen;

(18) Overwegende dat de Commissie, teneinde haar in staat te stellen de controlerende taak uit te voeren waarmee zij overeenkomstig het Verdrag is belast, onverwijld van veranderingen bij de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties en bij de betrokken organisaties in kennis dient te worden gesteld;

(19) Overwegende dat de doelstelling die eruit bestaat de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG aan een mededinging onderworpen omgeving in de telecommunicatiesector aan te passen, niet op toereikende wijze door de Lid-Staten kan worden verwezenlijkt en bijgevolg overeenkomstig het in artikel 3 B van het Verdrag vervatte subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel beter op gemeenschappelijk niveau kan worden verwezenlijkt;

(20) Overwegende dat de werking van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG niet later dan 31 december 1999 dient te worden beoordeeld; dat bij deze beoordeling rekening dient te worden gehouden met het feit dat de daadwerkelijke concurrentie op de telecommunicatiemarkten zal toenemen;

(21) Overwegende dat de regelgeving op telecommunicatiegebied ingevolge de artikelen 52 en 59 van het Verdrag verenigbaar en in overeenstemming met de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van het verrichten van diensten dienen te zijn en dat daarbij rekening dient te worden gehouden met de noodzaak de invoering van nieuwe diensten en van de algemene toepassing van technologische verbeteringen te vergemakkelijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 90/387/EEG

Richtlijn 90/387/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden hebben tot doel de verschaffing van openbare telecommunicatienetwerken en/of openbare telecommunicatiediensten binnen en tussen Lid-Staten te vergemakkelijken, in het bijzonder de verrichting van diensten door ondernemingen, firma's of natuurlijke personen die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd dan die van de onderneming, firma of natuurlijke persoon voor welke de diensten zijn bestemd.";

b) het volgende lid wordt toegevoegd:

"3. De voorwaarden voor "Open Network Provision" zijn gericht op het overal in de Gemeenschap:

- garanderen van de beschikbaarheid van een minimumreeks van diensten,

- verzekeren van toegang tot en interconnectie van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten,

- bevorderen van de verlening van geharmoniseerde telecommunicatiediensten ten behoeve van de gebruikers, meer bepaald door op vrijwillige basis geharmoniseerde technische interfaces voor open en efficiënte toegang en interconnectie en de bijbehorende normen en/of specificaties vast te stellen en te bevorderen, en

- het garanderen van de verlening van universele diensten op telecommunicatiegebied, met inachtneming van toekomstige ontwikkelingen.";

2. artikel 2 komt te luiden:

"Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "gebruikers": personen onder wie consumenten, of organisaties die van voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten gebruik maken of deze diensten verlangen;

2. "telecommunicatienetwerk": de transmissiesystemen en, voor zover van toepassing, schakelapparatuur en andere hulpmiddelen die het mogelijk maken signalen tussen welbepaalde aansluitpunten via draadverbindingen, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen over te brengen;

"openbaar telecommunicatienetwerk": een telecommunicatienet dat geheel of gedeeltelijk voor het verlenen van voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt;

3. "telecommunicatiediensten": diensten die geheel of gedeeltelijk in de transmissie en/of routering van signalen over telecommunicatienetwerken bestaan, met uitzondering van radio- en televisie-omroepdiensten;

4. "universele dienst": een welbepaalde minimumreeks van diensten van een gespecificeerde kwaliteit die voor alle gebruikers overal en, in het licht van de bijzondere nationale omstandigheden, tegen een betaalbare prijs beschikbaar is;

5. "netwerkaansluitpunt": het fysieke punt waarop de gebruiker toegang tot een openbaar telecommunicatienet krijgt. De plaatsen van de netwerkaansluitpunten worden door de nationale regelgevende instantie vastgesteld en vormen, voor regelgevingsdoeleinden, een begrenzing van het openbare telecommunicatienetwerk;

6. "essentiële eisen": niet-economische redenen in het openbaar belang die Lid-Staten ertoe kunen brengen voorwaarden te stellen aan de vestiging en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken of de levering van telecommunicatiediensten. Deze redenen zijn de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit en, in gerechtvaardigde gevallen, de interoperabiliteit van diensten, gegevensbescherming, milieubescherming, doelstellingen ter zake van stadsplanning en ruimtelijke ordening evenals het daadwerkelijke gebruik van het frequentiespectrum en het vermijden van schadelijke interferentie tussen op radiogolven gebaseerde telecommunicatiesystemen en andere technische systemen in de ruimte of de grond. Gegevensbescherming kan de bescherming van persoonsgegevens, het waarborgen van het vertrouwelijke karakter van informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer omvatten;

7. "interconnectie": het fysiek en logisch verbinden van de faciliteiten van telecommunicatienetwerken die door dezelfde of door een andere organisatie worden gebruikt om het de gebruikers van een organisatie mogelijk te maken te communiceren met gebruikers van dezelfde of van een andere organisatie dan wel toegang te hebben tot diensten die door een andere organisatie worden verleend;

8. "voorwaarden voor Open Network Provision": het geheel van de overeenkomstig deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden die betrekking hebben op open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en, indien van toepassing, openbare telecommunicatiediensten, hierna genoemd "ONP-voorwaarden".

Onverminderd de toepassing ervan op een basis van geval per geval mogen de ONP-voorwaarden geharmoniseerde voorwaarden omvatten met betrekking tot:

- technische interfaces, met inbegrip van de definitie en implementatie van netwerkaansluitpunten, indien nodig,

- gebruiksvoorwaarden,

- tariefbeginselen,

- de toegang tot frequenties en nummers/adressen/namen, indien nodig, "overeenkomstig het referentiekader van de bijlage";

9. "technische specificaties", "normen" en "eindapparatuur": de in artikel 1 van Richtlijn 91/263/EEG (*) omschreven begrippen.

(*) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1."

3. artikel 3 komt te luiden:

a) de leden 2 en 3 worden vervangen door de volgende tekst:

"2. ONP mogen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten niet beperken behalve om redenen gegrond op essentiële eisen in het kader van de communautaire wetgeving. De voorwaarden die in het algemeen van toepassing zijn op de aansluiting van eindapparatuur op het netwerk, zijn eveneens van toepassing.

3. ONP-voorwaarden mogen geen bijkomende beperkingen op het gebruik van het openbaar telecommunicatienetwerk en/of de openbare telecommunicatiediensten toestaan, met uitzondering van met de communautaire wetgeving verenigbare beperkingen.";

b) lid 4 vervalt;

c) lid 5 komt te luiden:

"5. Onverminderd de specifieke richtlijnen die met betrekking tot Open Network Provision zijn vastgesteld, en voor zover de toepassing van de essentiële eisen op grond van lid 2 een Lid-Staat ertoe kan bewegen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of -diensten te beperken, worden de regels voor een eenvormige toepassing van de essentiële eisen, in het bijzonder met betrekking tot de interoperabiliteit van diensten en de bescherming van gegevens, in voorkomend geval door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.";

4. artikel 4 vervalt;

5. artikel 5 komt te luiden:

"Artikel 5

1. In het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen naar normen en/of specificaties die zijn opgesteld om als grondslag te dienen voor geharmoniseerde technische interfaces en/of geharmoniseerde kenmerken van diensten voor ONP en die aan de vereisten van open en efficiënte toegang, interconnectie en interoperabiliteit voldoen, teneinde voor gebruikers overal in de Gemeenschap het verlenen van geharmoniseerde telecommunicatiediensten aan te moedigen.

Indien nodig kan de Commissie na overleg met het in artikel 9 bedoelde comité Europese normalisatie-instituten verzoeken om normen op te stellen.

2. De Lid-Staten bevorderen het gebruik van overeenkomstig lid 1 in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen genoemde normen en/of specificaties voor het verschaffen van technische interfaces en/of netwerkfuncties.

Zo lang dergelijke normen en/of specificaties niet zijn aangenomen bevorderen de Lid-Staten:

- normen en/of specificaties die door Europese normalisatie-instituten, zoals het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (ETSI), het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) zijn aangenomen,

of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of specificaties,

- internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU), de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO) of Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn aangenomen,

of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of aanbevelingen,

- nationale normen en/of specificaties.

3. Indien de toepassing van de normen en/of specificaties in de zin van lid 1 ontoereikend blijkt om de interoperabiliteit van grensoverschrijdende diensten in een of meer Lid-Staten te garanderen, kan de toepassing van dergelijke normen en/of specificaties, voor zover zulks strikt noodzakelijk is om deze interoperabiliteit te garanderen en de vrije keuze van de gebruiker te verbeteren, volgens de procedure van artikel 10 verplicht worden gesteld, onverminderd de artikelen 85 en 86 van het Verdrag.

Alvorens de toepassing van de normen en/of specificaties overeenkomstig de eerste alinea verplicht wordt gesteld, nodigt de Commissie door middel van een kennisgeving in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen alle betrokken partijen uit tot het leveren van openbaar commentaar.

4. Wanneer een Lid-Staat of de Commissie van oordeel is dat de in lid 1 genoemde geharmoniseerde normen en/of specificaties niet aan de doelstelling van open en efficiënte toegang, interconnectie en interoperabiliteit, met name niet aan de basisbeginselen en de essentiële eisen als bedoeld in artikel 3, beantwoorden, wordt besloten of het nodig is om verwijzingen naar die normen en/of specificaties in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen te schrappen, overeenkomstig de procedure van artikel 10.

5. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van het besluit en maakt informatie over het schrappen van die normen en/of specificaties in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.";

6. het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 5 bis

1. Wanneer de aan de nationale regelgevende instantie uit hoofde van de communautaire wetgeving toebedeelde taken door meer dan één lichaam worden uitgevoerd, waarborgen de Lid-Staten dat de taken waarmee elk van de lichamen wordt belast, openbaar worden gemaakt.

2. Teneinde de onafhankelijkheid van nationale regelgevende instanties te waarborgen, dienen:

- de nationale regelgevende instanties juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk te zijn van alle organisaties die telecommunicatienetwerken, -uitrusting of -diensten verschaffen;

- Lid-Staten die het eigendom behouden van of die een belangrijke mate van zeggenschap hebben over de organisaties die telecommunicatienetwerken en/of -diensten verschaffen, ervoor zorg de dragen dat er een daadwerkelijke structurele scheiding bestaat tussen de regelgevende functie en de met het eigendom of met de zeggenschap verband houdende activiteiten.

3. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat er op nationaal niveau geschikte mechanismen bestaan zodat een partij die door een besluit van de nationale regelgevende instantie wordt geschaad, het recht heeft bij een onafhankelijk lichaam in beroep te gaan.

4. De Lid-Staten kunnen stappen doen om ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties in staat zijn van organisaties die telecommunicatienetwerken en/of -diensten verschaffen, alle informatie te verkrijgen die nodig is om de communautaire wetgeving toe te passen.";

7. de artikelen 6 en 7 vervallen;

8. artikel 8 komt te luiden:

"Artikel 8

De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk 31 december 1999 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de Lid-Staten aan de Commissie en aan het in de artikelen 9 en 10 bedoelde comité hebben verstrekt. Indien noodzakelijk kunnen in dit verslag verdere maatregelen voor aanpassing van deze richtlijn worden voorgesteld, waarbij rekening dient te worden gehouden met in de richting van een volledig concurrentiële context wijzende ontwikkelingen.";

9. in artikel 9, lid 1, tweede alinea, worden in plaats van het woord "telecommunicatieorganisaties" de woorden "organisaties die openbare telecommunicatienetwerken leveren en/of voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten verrichten" gelezen;

10. de bijlagen I en III komen te vervallen;

11. bijlage II wordt vervangen door bijlage I van de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 92/44/EEG

Richtlijn 92/44/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in de gehele richtlijntekst worden in plaats van het woord "telecommunicatieorganisaties" de woorden "organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld," gelezen;

2. aan artikel 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"De Lid-Staten dragen er zorg voor dat op elke plaats van hun grondgebied ten minste een organisatie onder de bepalingen van deze richtlijn valt.

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet worden opgelegd aan organisaties die geen krachtige positie op een bepaalde markt voor huurlijnen innemen, tenzij er in een bepaalde Lid-Staat geen organisaties zijn met een krachtige positie op een bepaalde markt voor huurlijnen.";

3. artikel 2 komt te luiden:

"Artikel 2

Definities

1. De definities van Richtlijn 90/387/EEG gelden, voor zover dienstig, eveneens voor de onderhavige richtlijn.

2. In deze richtlijn wordt voorts verstaan onder:

- "huurlijnen": de telecommunicatiefaciliteiten met behulp waarvan transparante transmissiecapaciteit tussen aansluitpunten van het netwerk wordt geboden, zonder "on demand switching" (schakelfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn),

- "ONP-Comité": het in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 90/387/EEG bedoelde comité,

- "nationale regelgevende instantie": het lichaam als bedoeld in artikel 5 bis van Richtlijn 90/387/EEG.

3. In de zin van deze richtlijn wordt een organisatie geacht een krachtige marktpositie in te nemen wanneer zij 25 % of meer van een bepaalde markt voor huurlijnen in een Lid-Staat bezit. Een bepaalde markt voor huurlijnen wordt beoordeeld op basis van het type/de typen in een bepaald geografisch gebied aangeboden huurlijnen. Het geografisch gebied kan het gehele of een deel van het grondgebied van een Lid-Staat bestrijken.

De nationale regelgevende instanties kunnen vaststellen dat een organisatie met een aandeel van minder dan 25 % in een bepaalde markt voor huurlijnen een krachtige marktpositie inneemt. Zij kunnen ook vaststellen dat een organisatie met een aandeel van 25 % of meer in een bepaalde markt voor huurlijnen geen krachtige marktpositie inneemt.

In beide gevallen wordt bij de vaststelling rekening gehouden met het vermogen van de organisatie invloed uit te oefenen op de omstandigheden van de huurlijnenmarkt, haar omzet in verhouding tot de omvang van de markt, haar toegang tot financiële middelen, en haar ervaring waar het erom gaat produkten op die markt te leveren en aldaar diensten te verrichten.";

4. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) de tweede zin van lid 1 komt te luiden:

"Wijzigingen in bestaande informatie over nieuwe aanbiedingen worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt. De nationale regelgevende instantie kan een passende termijn voor kennisgeving vastleggen.",

b) lid 3 vervalt;

5. artikel 4, tweede streepje, eerste alinea, komt te luiden:

"- de standaardleveringstermijn, waaronder wordt verstaan de termijn, gerekend vanaf de dag waarop de gebruiker formeel een aanvraag voor een huurlijn heeft ingediend, waarbinnen 95 % van alle huurlijnen van hetzelfde type ter beschikking van de klanten is gesteld.";

6. artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt te luiden:

"1. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat wanneer de toegang tot en het gebruik van huurlijnen beperkt is overeenkomstig de communautaire wetgeving, deze beperkingen door de nationale regelgevende instanties door middel van wettelijke bepalingen worden opgelegd.

Er mogen geen technische beperkingen worden opgelegd of gehandhaafd ten aanzien van de onderlinge koppeling van huurlijnen of de koppeling van huurlijnen aan openbare telecommunicatienetwerken.",

b) lid 3, onder a), tweede alinea, wordt vervangen door:

"Onder noodsituaties worden in deze context verstaan uitzonderlijke gevallen van overmacht, zoals extreme weersomstandigheden, aardbevingen, overstromingen, blikseminslag of brand.",

c) lid 4, eerste alinea, en voetnoot 1 komen te luiden:

"Met eindapparatuur verband houdende toegangsvoorwaarden worden geacht te zijn vervuld indien de eindapparatuur voldoet aan de goedkeuringsvoorwaarden voor de aansluiting ervan op het netwerkaansluitpunt van het betrokken type huurlijn, overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG (*) of Richtlijn 93/97/EEG (**).

(*) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.

(**) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.";

7. artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende lid wordt ingevoegd:

"2 bis. De Lid-Staten bevorderen de verschaffing van de in bijlage III vermelde aanvullende typen huurlijnen, waarbij met de marktvraag en met de ontwikkelingen op het gebied van de normalisatie rekening wordt gehouden.",

b) lid 3 komt te luiden:

"3. De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen II en III aan nieuwe technische ontwikkelingen en veranderingen van de marktvraag aan te passen, waaronder de eventuele schrapping van bepaalde typen huurlijnen uit de bijlagen, rekening houdend met de stand van ontwikkeling van de nationale netwerken, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van Richtlijn 90/387/EEG.";

8. artikel 8, lid 2, komt te luiden:

"2. De nationale regelgevende instantie draagt er zorg voor dat de organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld, zich houden aan het beginsel van non-discriminatie bij de verschaffing van huurlijnen. Deze organisaties passen op organisaties die dezelfde diensten verrichten onder dezelfde omstandigheden dezelfde voorwaarden toe en verschaffen huurlijnen aan andere organisaties onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij voor hun eigen diensten of, in voorkomend geval, diensten van hun dochterondernemingen of partners bieden.";

9. artikel 9 vervalt;

10. artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, onder a), wordt vervangen door:

"a) tarieven voor huurlijnen zijn onafhankelijk van het type toepassing waarvan huurlijnabonnees gebruik maken, onverminderd het beginsel van niet-discriminatie als bedoeld in artikel 8, lid 2;",

b) in lid 2, onder b), komt punt iii) te luiden:

"iii) indien voor het toerekenen van de kostencategorie directe noch indirecte maatstaven kunnen worden gevonden, wordt een algemene toerekeningsfactor gehanteerd, welke wordt berekend op basis van de verhouding van alle uitgaven die direct worden toegeschreven of toegerekend aan, enerzijds, huurlijnen en, anderzijds, andere diensten.",

c) het volgende lid wordt toegevoegd:

"4. De nationale regelgevende instantie past de in lid 1 genoemde vereisten niet toe indien een organisatie in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod geen krachtige positie op de markt inneemt.

De nationale regelgevende instantie kan besluiten de in lid 1 genoemde vereisten in een bepaald geografisch gebied niet toe te passen, wanneer zij ervan overtuigd is dat er een daadwerkelijke concurrentie op de desbetreffende huurlijnenmarkt bestaat, hetgeen wordt aangetoond door tarieven die reeds aan deze vereisten voldoen.";

11. artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt te luiden:

"1. De Lid-Staten delen de Commissie de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties mede die met de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven taken is, respectievelijk zijn belast.

Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke, zich bij hun nationale regelgevende instanties voordoende verandering.",

b) het volgende lid wordt ingevoegd:

"1 bis. De nationale regelgevende instanties delen de Commissie de namen mede van de huurlijnen verschaffende organisaties die aan de vereisten van deze richtlijn zijn onderworpen. Deze mededeling omvat, in voorkomend geval, de typen huurlijnen die elke organisatie in elk geografisch gebied dient te verschaffen teneinde aan het vereiste van artikel 1 te voldoen, alsmede alle gevallen waarin artikel 10, lid 1, overeenkomstig artikel 10, lid 4, niet wordt toegepast.",

c) lid 2, tweede alinea, komt te luiden:

"De nationale regelgevende instantie houdt de gegevens ter beschikking, die zij de Commissie desgevraagd verstrekt, betreffende gevallen waarin de toegang tot of het gebruik van huurlijnen is beperkt, alsook de bijzonderheden van de getroffen maatregelen en de redenen daarvoor.";

12. artikel 14 komt te luiden:

"Artikel 14

Verslag

De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk 31 december 1999 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de Lid-Staten aan de Commissie en aan het ONP-Comité hebben verstrekt. Het verslag bevat een beoordeling van de noodzaak om de richtlijn te verlengen, rekening houdend met de in de richting van een volledig door concurrentie gekenmerkte context wijzende ontwikkelingen. Indien nodig kunnen in het verslag verdere maatregelen worden voorgesteld om deze richtlijn aan te passen.";

13. bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) voetnoot 1 komt te luiden:

"(1) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB nr. L 100 van 19. 4. 1994, blz. 30).",

b) onder D vervallen de punten 1, 2, 3, 5 en 6,

c) punt E komt te luiden:

"E. Aansluitingsvoorwaarden voor eindapparatuur

De informatie over de aansluitingsvoorwaarden omvat een volledig overzicht van de eisen waaraan de aan de betrokken huurlijn aan te sluiten eindapparatuur overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG of Richtlijn 93/97/EEG moet voldoen.";

14. bijlage II van de onderhavige richtlijn wordt toegevoegd als bijlage III.

Artikel 3

Omzetting

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk vóór 31 december 1997 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, . . .

Voor het Europees Parlement De Voorzitter Voor de Raad De Voorzitter

(1) PB nr. C 62 van 1. 3. 1996, blz. 3.

(2) PB nr. C 204 van 15. 7. 1996, blz. 14.

(3) Advies van het Europees Parlement van 22 mei 1996 (PB nr. C 166 van 10. 6. 1996, blz. 91), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 september 1996 (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.

(5) PB nr. L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 94/439/EG van de Commissie (PB nr. L 181 van 15. 7. 1994, blz. 40).

(6) PB nr. C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.

(7) PB nr. C 379 van 31. 12. 1994, blz. 4.

(8) PB nr. C 150 van 31. 5. 1993, blz. 39.

(9) PB nr. C 151 van 19. 6. 1995, blz. 479.

(10) PB nr. C 258 van 3. 10. 1995, blz. 1.

(11) PB nr. C 205 van 25. 7. 1994, blz. 551.

(12) PB nr. C 48 van 16. 2. 1994, blz. 1.

(1) PB nr. L 74 van 22. 3. 1996, blz. 13.

(1) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB nr. L 220 van 30. 8. 1993, blz. 1).

(2) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.

BIJLAGE I

"BIJLAGE Referentiekader voor de toepassing van de ONP-voorwaarden Bij de toepassing van de ONP-voorwaarden als omschreven in artikel 2, punt 8, dient te worden uitgegaan van het volgende referentiekader, met inachtneming van de relevante bepalingen van het Verdrag:

1. Geharmoniseerde technische interfaces en/of netwerkfuncties Voor het optstellen van ONP-voorwaarden moet bij het definiëren van specificaties voor technische interfaces en/of netwerkfunties het volgende schema in aanmerking worden genomen:

- voor de huidige diensten en netwerken moeten bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt;

- voor geheel nieuwe diensten of verbetering van bestaande diensten moeten, voor zover doenlijk, eveneens bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt. Indien de bestaande interfaces niet volstaan, zullen uitbreidingen van deze specificaties en/of nieuwe specificaties voor interfaces moeten worden opgesteld;

- voor netwerken die nog niet zijn geïntroduceerd, maar waarvoor een normalisatieprogramma reeds is begonnen, dient bij de specificering van nieuwe interfaces en netwerkfuncties met de ONP-voorwaarden in de zin van artikel 3 rekening te worden gehouden.

De ONP-voorstellen moeten steeds, waar mogelijk, overeenstemmen met de werkzaamheden die bij Europese normalisatie-instituten, met name het ETSI, gaande zijn; tevens moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden van andere internationale normalisatie-instituten, zoals ITU-T.

2. Geharmoniseerde verschaffings- en gebruiksvoorwaarden In de verschaffings- en gebruiksvoorwaarden moeten, voor zover nodig, de voorwaarden inzake toegang en terbeschikkingstelling van diensten worden geïdentificeerd.

a) verschaffingsvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden waaronder diensten aan gebruikers worden aangeboden. Zij mogen inhouden:

- typische levertijd,

- typische reparatietijd,

- de kwaliteit van de dienstverlening, met name de beschikbaarheid, en de kwaliteit van de transmissie,

- onderhoud en netwersbeheer;

b) gebruiksvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikers, zoals:

- voorwaarden voor de toegang tot het netwerk,

- voorwaarden voor gemeenschappelijk gebruik,

- zo nodig voorwaarden betreffende de bescherming van persoonsgegevens en de vertrouwelijkheid van mededelingen.

3. Geharmoniseerde tariefbeginselen

De tariefbeginselen moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3, lid 1, neergelegde beginselen.

Deze beginselen houden met name het volgende in:

- de tarieven moeten op objectieve criteria gebaseerd zijn en, totdat de concurrentie effectief wordt in de zin dat de prijzen laag blijven voor de gebruikers, in beginsel op de kostprijs georiënteerd zijn, met dien verstande dat de vaststelling van het eigenlijke tariefniveau een zaak van de nationale wetgeving blijft en geen deel uitmaakt van de ONP-voorwaarden. Indien een organisatie niet langer over een krachtige positie op de betreffende markt beschikt, kan het vereiste van kostprijsgerichtheid door de bevoegde nationale regelgevende instantie buiten werking worden gesteld. Een van de doelstellingen is het vaststellen van efficiënte tariefbeginselen in de gehele Gemeenschap, met een gewaarborgde universele dienstverlegning voor eenieder;

- de tarieven moeten doorzichtig zijn en op passende wijze worden bekendgemaakt;

- om de gebruikers de keuze te laten tussen de verschillende onderdelen van de dienstverlening, en voor zover de techniek zulks mogelijk maakt, moeten de tarieven voldoende worden opgesplitst in overeenstemming met de mededingingsregels van het Verdrag. In het bijzonder moeten bijkomende voorzieningen die aangewend worden om sommige aanvullende specifieke diensten te verlenen, in beginsel onafhankelijk van de inclusieve dienstverlening en van het eigenlijke transport in rekening worden gebracht;

- de tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen, met uitzondering van beperkingen die stroken met de communautaire wetgeving.

Indien kosten voor toegang tot netwerkhulpmiddelen of -diensten in rekening worden gebracht, moet worden voldaan aan bovengenoemde beginselen en aan de mededingingsregels van het Verdrag en moet ook rekening worden gehouden met het beginsel van een eerlijke verdeling van de totale kosten van de gebruikte hulpmiddelen en met de noodzaak van een redelijk rendement van de gedane investeringen, en, in voorkomend geval, met de financiering van universele dienstverlening overeenkomstig de richtlijn inzake interconnectie (1).

Er mogen verschillende tarieven worden ingesteld om rekening te houden met overmatig verkeer tijdens piekuren en gering verkeer tijdens daluren, op voorwaarde dat de tariefverschillen commercieel gerechtvaardigd en niet met de bovenstaande beginselen in strijd zijn.

4. Geharmoniseerde benadering van nummering/adressering/naamgeving De nummering/adressering en in sommige gevallen naamgeving zorgt voor de selectie van de bestemming of bestemmingen of voor de selectie van een dienst, een dienstverlener of een netwerkexploitant.

Derhalve dient een groot belang te worden gehecht aan een geharmoniseerde benadering van nummering/adressering en, waar van toepassing, naamgeving, om een transeuropese eind-tot-eindverbinding tussen gebruikers, alsmede interoperabiliteit van diensten te garanderen. Bovendien dient de toewijzing van nummers/adressen/namen eerlijk te geschieden, evenredig te zijn met en te voldoen aan de vereisten voor gelijke toegang.

Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat:

- de terbeschikkingstelling overeenkomstig geharmoniseerde beginselen voor geschikte nummerings- en adresseringsreeksen, prefixen en korte codes en, waar van toepassing, geschikte naamgeving, voor alle openbare telecommunicatiediensten geschiedt;

- nationale standpunten in internationale organisaties en platforms waar beslissingen over nummering/adressering/naamgeving worden gecooerdineerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau op het gebied van nummering/adressering/naamgeving;

- de betreffende nationale telecommunicatieplannen voor nummering/adressering/naamgeving onder toezicht staan van de nationale regelgevende instantie, teneinde de onafhankelijkheid van de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken of voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten verschaffen, te garanderen;

- de procedures voor de toewijzing van individuele nummers/adressen/namen, prefixen en korte codes en/of adresserings-/nummeringsreeksen tranparant, billijk en punctueel zijn en dat de toewijzing op een objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze geschiedt, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel;

- de nationale regelgevende instanties de mogelijkheid krijgen de voorwaarden voor het gebruik van bepaalde prefixen of korte codes in nummer-/adressenplannen vast te stellen met name wanneer deze worden gebruikt voor diensten van algemeen openbaar belang (b.v. gidsdiensten, hulpdiensten), of voor het waarborgen van gelijkwaardige toegang.

5. Toegang tot frequenties De Lid-Staten zorgen ervoor dat frequenties voor telecommunicatiediensten overeenkomstig de communautaire wetgeving beschikbaar worden gesteld. Toegang tot frequenties zijn toegewezen door middel van vergunningen of andere autorisaties, moeten in overeenstemming zijn met de resolutie van de Raad van 19 november 1992 inzake de tenuitvoerlegging in de Gemeenschap, van de besluiten van het Europees Comité voor de Radiocommunicatie (2).

(1) Gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. 34/96, vastgesteld door de Raad op 18 juni 1996 met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie in de telecommunicatie ter verzekering van universele dienstverlening en interoperabiliteit middels toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PB nr. C 220 van 29. 7. 1996, blz. 13).

(2) PB nr. C 318 van 4. 12. 1992, blz. 1."

BIJLAGE II

"BIJLAGE III >RUIMTE VOOR DE TABEL>

"

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. Op 10 januari 1996 heeft de Commissie een voorstel ingediend tot wijziging van Kaderrichtlijn 90/387/EEG van de Raad inzake Open Network Provision (ONP) en Richtlijn 92/44/EEG van de Raad inzake huurlijnen, om ze aan te passen aan een per 1 januari 1998 volledig geliberaliseerde telecommunicatie.

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 100 A van het EG-Verdrag.

2. Het Europees Parlement heeft op 22 mei 1996 in eerste lezing advies uitgebracht.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 25 april 1996 advies uitgebracht.

In het licht van deze adviezen, diende de Commissie op 31 juli 1996 een gewijzigd voorstel in.

3. De Raad heeft op 12 september 1996 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld, volgens artikel 189 B van het Verdrag.

II. DOELSTELLING

Dit voorstel vormt een essentieel onderdeel van het regelgevend hervormingspakket dat nodig is om volledige liberalisering van de telecommunicatiediensten en -infrastructuur per 1 januari 1998 mogelijk te maken. Als zodanig strekt het tot wijziging van twee van de belangrijkste bestaande richtijnen inzake Open Network Provision (ONP), om ze aan te passen aan de nieuwe concurrentieverhoudingen.

De belangrijkste wijziging in de ONP-Kaderrichtlijn betreft bepalingen voor de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties (NRI), voor een daadwerkelijke structurele scheiding tussen de regelgevende functie en de met het eigendom of met de zeggenschap verband houdende activiteiten. Daarnaast wordt nu ook de nadruk gelegd op de verwezenlijking van geharmoniseerde voorwaarden voor toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken, door middel van de inachtneming van op vrijwillige basis vastgestelde normen.

De wijzigingen in Richtlijn 92/44/EEG inzake huurlijnen willen er voornamelijk voor zorgen dat alle gebruikers op het gehele grondgebied van elke Lid-Staat toegang hebben tot de huurlijnen van ten minste een exploitant, op basis van geharmoniseerde voorwaarden voor toegang en gebruik. De verplichting om huurlijnen te verschaffen, wordt echter alleen opgelegd aan exploitanten met een krachtige marktpositie, tenzij er op een bepaalde markt voor huurlijnen geen exploitant met een sterke marktpositie is.

Voorts werd de in Richtlijn 92/44/EEG vervatte eis betreffende kostprijsgerichtheid voor huurlijntarieven versoepeld wanneer er op een bepaalde huurlijnenmarkt grote concurrentie op het gebied van de verschaffing van huurlijnen bestaat.

III. GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

(Tenzij anders wordt vermeld, hebben de verwijzingen naar de overwegingen en de artikelen betrekking op het gemeenschappelijk standpunt.)

1. Algemene opmerkingen

Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad stemt grotendeels overeen met de doelstellingen van het Commissievoorstel, met dien verstande dat het waar nodig gewijzigd werd om het af te stemmen op de formulering van het gemeenschappelijk standpunt betreffende de richtlijn inzake interconnectie (1), vooral wat de definities in artikel 2 betreft.

Wat de door het Europees Parlement aangenomen amendementen betreft, heeft de Raad in de meeste gevallen het gewijzigde voorstel van de Commissie gevolgd.

In de gevallen waar de Raad het Commissievoorstel gewijzigd heeft, of de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen niet heeft overgenomen, heeft hij zich laten leiden door een streven naar:

- samenhang met andere communautaire wetgeving op dit gebied, met name het gemeenschappelijk standpunt over de richtlijn inzake interconnectie, dat op 18 juni 1996 werd vastgesteld;

- verduidelijking van de draagwijdte van sommige bepalingen (b.v. artikel 1, lid 2, van de herziene Richtlijn 92/44/EEG).

2. Specifieke opmerkingen i) De Raad heeft de amendementen 2, 4 (1e deel), 9 (op twee woorden na) en 17 van het Europees Parlement, in zijn gemeenschappelijk standpunt opgenomen. De niet aanvaarde woorden van amendement 9 ("volledig zelfstandig") worden reeds bestreken door het eerste gedeelte van overweging 8.

Voorts heeft de Raad het in amendement 13 van het Europees Parlement vervatte beginsel aanvaard en derhalve een nieuw lid 3 aan artikel 2 van de herziene Richtlijn 92/44/EEG toegevoegd, waarin de definitie van "krachtige marktpositie" van een onderneming terug te vinden is, zoals die is overeengekomen in het gemeenschappelijk standpunt van de interconnectierichtlijn.

ii) De Raad kon de Commissie echter niet volgen wat de aanvaarding van de volgende twee door het Europees Parlement voorgestelde amendementen betreft:

Amendement 10 (artikel 8 van Richtlijn 90/387/EEG) en amendement 14 (artikel 14 van Richtlijn 92/44/EEG).

De Raad achtte de door het Europees Parlement voorgestelde redactie overbodig, aangezien het gemeenschappelijk standpunt reeds bepaalt dat in het verslag van de Commissie over de werking van de twee richtlijnen rekening moet worden gehouden met in de richting van een volledig concurrentiële context wijzende ontwikkelingen (d.w.z. de ontwikkelingen op de markt).

Wat het tweede gedeelte van amendement 10 betreft, was de Raad bovendien van mening dat het verslag over de werking van de ONP-Kaderrichtlijn niet de juiste plaats is om de mogelijkheid van oprichting van een Europese regelgevende instantie te onderzoeken.

iii) Ook heeft de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt een aantal nieuwe bepalingen, respectievelijk wijzigingen van het Commissievoorstel opgenomen.

De belangrijkste daarvan worden hierna samengevat:

Overwegingen

Overweging 4: In overeenstemming met de bepalingen van het gemeenschappelijk standpunt over de interconnectierichtlijn werd een verwijzing naar het delen van de nettokosten van de universele-dienstverplichtingen toegevoegd.

Overweging 7: Deze nieuwe overweging is al in het gemeenschappelijk standpunt over de interconnectierichtlijn opgenomen. In deze overweging wordt erop gewezen dat deze wijzigingsrichtlijn de artikelen 36 en 56 van het Verdrag met betrekking tot openbare veiligheid, openbaar beleid en openbare zeden, onverlet laat.

Overweging 8: De Raad achtte het nodig te verduidelijken dat de in artikel 5 bis van Richtlijn 90/387/EEG vervatte eis van onafhankelijkheid van de NRI's niets afdoet aan de institutionele autonomie en de constitutionele verplichtingen van de Lid-Staten, of aan artikel 222 van het Verdrag.

Voorts werden de overwegingen 9, 11 en 14 gewijzigd en werd een nieuwe overweging 6 toegevoegd, naar aanleiding van wijzigingen in de overeenkomstige artikelen. De overwegingen 6 en 21 van het Commissievoorstel werden geschrapt, aangezien zij niet langer relevant waren voor de tekst van het gemeenschappelijk standpunt.

Richtlijn 90/387/EEG

Artikel 1, lid 3: Het streepje betreffende het garanderen van de verlening van universele diensten werd gewijzigd om er een verwijzing naar de ontwikkeling van de universele dienstverlening in op te nemen.

Artikel 2: De definities werden, waar nodig, afgestemd op die welke in het gemeenschappelijk standpunt over de interconnectierichtlijn overeengekomen zijn.

Artikel 3, lid 2: Lid 2 van de ONP-Kaderrichtlijn werd gewijzigd overeenkomstig de gewijzigde definitie van "essentiële eisen", die in de context van de interconnectierichtlijn werd overeengekomen.

Artikel 5, lid 2: De verwijzing naar normen en specificaties die zijn ontwikkeld door internationale instanties die in de hele sector algemeen worden aanvaard, werd evenals in de interconnectierichtlijn geschrapt.

Artikel 5, leden 4 en 5: De in lid 4 bedoelde procedure van het comité van raadgevende aard krachtens artikel 9 van de ONP-Kaderrichtlijn werd vervangen door die van een regelgevend comité van het type III a) krachtens artikel 10. De redactie van lid 5 werd dienovereenkomstig gewijzigd.

Richtlijn 92/44/EEG

Artikel 1: De redactie werd gewijzigd om te verduidelijken dat indien de verplichtingen van deze richtlijn niet worden opgelegd aan organsaties die geen krachtige marktpositie hebben, het gaat om organisaties op een bepaalde markt voor huurlijnen. Voorts wordt in de tekst nader bepaald dat indien er geen organisaties zijn met een krachtige positie op een bepaalde markt voor huurlijnen, de verplichtingen van lid 1 van toepassing zijn.

Artikel 2, lid 3: In dit lid wordt een definitie gegeven van organisaties met "een krachtige marktpositie", overeenkomstig de interconnectierichtlijn.

Artikel 2, lid 5: De definitie van "netwerkaansluitpunt" werd gewijzigd om te verduidelijken dat de technische locatie van dit punt door de nationale regelgevende instantie moet worden vastgesteld.

Artikel 6, lid 1: Dit lid, dat betrekking heeft op de kwestie van bijzondere en exclusieve rechten, werd opnieuw geformuleerd om het af te stemmen op artikel 3, lid 3, van de herziene Richtlijn 90/387/EEG. (Om dezelfde reden werd een nieuwe overweging 6 opgenomen).

Artikel 6, lid 3, onder a): De tekst van Richtlijn 92/44/EEG betreffende de "essentiële eisen" werd in overeenstemming gebracht met de tekst van het gemeenschappelijk standpunt over de interconnectierichtlijn.

Artikel 8, lid 4: Dit lid over de verstrekking van informatie werd in deze context overbodig geacht. In een meer algemene bepaling in artikel 5 bis, lid 4, van de herziene Richtlijn 90/387/EEG, wordt namelijk een algemene verplichting betreffende het verstrekken van informatie opgelegd.

Artikel 10, lid 1, onder a): Het werd wenselijk geacht te verduidelijken dat deze bepaling het beginsel van niet-discriminatie als bedoeld in artikel 8, lid 2, onverlet laat.

Artikel 10, lid 4: Dit lid werd toegevoegd om te specificeren dat de in artikel 10, lid 1, bepaalde beginselen inzake kostprijsgerichtheid niet hoeven te worden toegepast als er genoeg echte concurrentie op een bepaalde huurlijnenmarkt bestaat. (Het eerste streepje van bijlage I, punt 3, alsmede overweging 14, werden dienovereenkomstig gewijzigd).

Bijlage I, punt 3: Een verwijzing naar de financiering van universele dienstverlening overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt over de interconnectierichtlijn werd toegevoegd aan de alinea over kosten voor toegang tot netwerkhulpmiddelen of -diensten.

Bijlage I, punt 4: De inhoud van de eerste twee alinea's werd samengevat en naar overweging 9 overgebracht. Voorts werden in dit punt verwijzingen naar prefixen en korte codes opgenomen, alsmede een verwijzing naar het evenredigheidsbeginsel in het vierde streepje (overweging 9 werd ook in deze zin gewijzigd).

Bijlage I, punt 5: Dit punt over de toegang tot frequenties werd toegevoegd om de bijlage af te stemmen op de definitie van de ONP-voorwaarden in artikel 2.

iv) De Commissie heeft in de Raad Telecommunicatie van 27 juni 1996 toelichting verschaft bij de betekenis van de in artikel 5 bis van de herziene Richtlijn 90/387/EEG vervatte eis inzake een "daadwerkelijke structurele scheiding tussen de regelgevende functie en de met eigendom of zeggenschap verband houdende activiteiten". Deze toelichting luidt als volgt:

- Overeenkomstig artikel 189 van het Verdrag wordt met de voorgenomen herziening van Richtlijn 90/387/EEG (met inbegrip van het nieuwe artikel 5 bis) het te bereiken resultaat aangegeven, maar wordt aan de nationale instanties de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen.

Overeenkomstig artikel 222 van het Verdrag, laat deze richtlijn de regeling van het eigendomsrecht in de Lid-Staten onverlet.

Het doel van de effectieve structurele scheiding kan op een aantal manieren worden bereikt, afhankelijk van de wettelijke en administratieve tradities van een Lid-Staat. Mogelijke mechanismen zouden kunnen zijn het onderbrengen van regelgevende en operationele activiteiten in afzonderlijke ministeries, het onderbrengen van de regelgevende activiteiten bij een onafhankelijke regelgevende instantie of het onderbrengen van beide activiteiten in één ministerie, met passende vrijwaringsclausules die een daadwerkelijke scheiding garanderen.

Dit betekent dat de nadruk op de doeltreffendheid van de scheiding en niet op de vorm ervan ligt. Met het oog op een daadwerkelijke scheiding moeten de Lid-Staten er met name voor zorgen dat:

- regelgevingsbesluiten niet beïnvloed worden door overwegingen inzake eigendom;

- commercieel gevoelige informatie die de regelgevende instantie bij haar toezicht op de markt heeft verzameld, niet wordt doorgesluisd naar de instantie die optreedt als aandeelhouder of eigenaar van de exploitant, waar de informatie zou kunnen worden gebruikt om concurrentievoordeel te behalen voor een exploitant die eigendom van de Staat is of door de Staat gecontroleerd wordt;

- bijzondere vrijwaringsmaatregelen worden opgelegd bij het overstappen van personeel van de regelgevende instantie naar de instantie die optreedt als aandeelhouder of eigenaar van de exploitant, en van laatstgenoemde instantie naar de regelgevende instantie;

- beide activiteiten - regelgeving en toezicht/eigendom - gescheiden financiële boekhouding, personeelsbeheer en rapportagestructuren hebben;

- geen enkel personeelslid in een van beide instanties te maken krijgt met een belangenconflict tussen verwezenlijking van de doelstellingen van de Regering als aandeelhouder/eigenaar, en de doelstellingen of verplichtingen van de Regering als regelgever.

Met deze vrijwaringsmaatregelen moet rekening worden gehouden in de grondwet en bij het eigenlijke optreden van de regelgevende instantie.

(1) Gemeenschappelijk standpunt (EG) nr. . . ./96 door de Raad vastgesteld op 18 juni 1996 met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP).

Top