Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 41986A0126

    86/126/EEG: Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap

    PB L 86 van 31.3.1986, p. 210–220 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

    Legal status of the document Date of entry into force unknown (pending notification) or not yet in force.: This act has been changed. Current consolidated version: 24/06/1986

    41986A0126

    86/126/EEG: Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap

    Publicatieblad Nr. L 086 van 31/03/1986 blz. 0210 - 0220
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 11 blz. 0242
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 11 blz. 0242


    INTERN AKKOORD betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap (ondertekend te Brussel op 19 februari 1985) (86/126/EEG)

    DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, hierna het Verdrag genoemd,

    Overwegende dat het totale bedrag van de steun van de Gemeenschap aan de ACS-Staten in de derde ACS-EEG-Overeenkomst ondertekend te Lomé op 8 december 1984, hierna de Overeenkomst genoemd, is vastgesteld op 8 500 miljoen Ecu;

    Overwegende dat de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, overeengekomen zijn om het bedrag van de steun, dat ten laste komt van het Europees Ontwikkelingsfonds, ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag van toepassing zijn, hierna landen en gebieden genoemd, vast te stellen op 100 miljoen Ecu ; dat eveneens is voorzien in interventies voor een bedrag van 20 miljoen Ecu uit eigen middelen van de Europese Investeringsbank, hierna de Bank genoemd, in de landen en gebieden;

    Overwegende dat de voor de toepassing van dit akkoord gebruikte Ecu is gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 2626/84 van de Raad van 15 september 1984 houdende wijziging van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3180/78 tot wijziging van de waarde van de rekeneenheid die wordt gebruikt door het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking of, in voorkomend geval, in een latere verordening van de Raad waarin de samenstelling van de Ecu wordt omschreven;

    Overwegende dat er met het oog op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst en van het besluit betreffende de landen en gebieden, hierna het Besluit genoemd, een zesde Europees Ontwikkelingsfonds dient te worden ingesteld en de modaliteiten voor de toewijzing van middelen aan alsmede de bijdragen van de Lid-Staten in dit Fonds dienen te worden vastgesteld;

    Overwegende dat de regels voor het beheer van de financiële samenwerking, alsmede de procedure voor programmatie, onderzoek en goedkeuring van de steun en de wijze van toezicht op het gebruik van de steun dienen te worden vastgesteld;

    Overwegende dat er bij de Commissie en ook bij de Bank een comité van vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten dient te worden ingesteld;

    Overwegende dat het gewenst is zorg te dragen voor de harmonisatie van de werkzaamheden die door de Commissie en de Bank worden verricht voor de toepassing van de Overeenkomst en van de overeenkomstige bepalingen van het Besluit ; dat het derhalve wenselijk is dat de samenstelling van de comités die zowel bij de Commissie als bij de Bank zitting hebben, zoveel mogelijk gelijk is;

    Overwegende de resolutie van de Raad van 5 juni 1984 betreffende de coördinatie van het beleid en de maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking in het kader van de Gemeenschap;

    Na raadpleging van de Commissie,

    HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

    HOOFDSTUK I

    Artikel 1

    1. De Lid-Staten stellen een Europees Ontwikkelingsfonds (1985) in, hierna het Fonds genoemd.

    2. a) Voor het Fonds wordt een bedrag van 7 500 miljoen Ecu ter beschikking gesteld.

    b) De verdeling van de quota van de bijdragende staten geschiedt overeenkomstig bijlage I, die een integrerend bestanddeel van dit Akkoord vormt.

    c) De Raad stelt met eenparigheid van stemmen de definitieve verdeling van de bijdragen over de Lid-Staten vast overeenkomstig de richtsnoeren van bijlage II, die een integrerend bestanddeel van dit Akkoord vormt.

    d) De onder c) bedoelde verdeling kan bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit worden gewijzigd in geval van toetreding van een nieuwe staat tot de Gemeenschap.

    Artikel 2

    1. Het in artikel 1, lid 2, onder a), genoemde bedrag wordt als volgt verdeeld: a) 7 400 miljoen Ecu zijn bestemd voor de ACS-Staten, waarvan:

    4 860 miljoen Ecu in de vorm van subsidies,

    600 miljoen Ecu in de vorm van speciale leningen,

    600 miljoen Ecu in de vorm van risicodragend kapitaal,

    925 miljoen Ecu in de vorm van transfers, uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst,

    415 miljoen Ecu in de vorm van een speciale financieringsfaciliteit uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 3, van de Overeenkomst;

    b) 100 miljoen Ecu zijn bestemd voor de landen en gebieden, waarvan: i) 55 miljoen Ecu in de vorm van subsidies,

    25 miljoen Ecu in de vorm van speciale leningen,

    15 miljoen Ecu in de vorm van risicodragend kapitaal,

    p. m. in de vorm van een speciale financieringsfaciliteit krachtens de bepalingen van het besluit die betrekking hebben op de mijnbouwprodukten;

    ii) 5 miljoen Ecu in de vorm van transfers voor de landen en gebieden, krachtens de bepalingen van het besluit die betrekking hebben op het systeem tot stabilisatie van de exportopbrengsten.

    2. Indien een onafhankelijk geworden land of gebied tot de Overeenkomst toetreedt, worden de in lid 1, onder b), punt i), aangegeven bedragen verminderd en die van lid 1, onder a), dienovereenkomstig verhoogd bij besluit van de Raad, genomen met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie.

    In dit geval blijft het betrokken land in aanmerking komen voor de in lid 1, onder b), punt ii), bedoelde middelen, maar volgens de beheersvoorschriften van het derde deel, titel II, hoofdstuk 3, van de Overeenkomst.

    Artikel 3

    Bij het in artikel 1, lid 2, onder a), vastgestelde bedrag komen, tot een bedrag van 1 120 miljoen Ecu, leningen die door de Bank uit eigen middelen tegen de door haar overeenkomstig haar statuten vastgestelde voorwaarden worden verstrekt.

    Deze leningen zijn bestemd: a) tot een bedrag van 1 100 miljoen Ecu voor financieringsverrichtingen in de ACS-Staten;

    b) tot een bedrag van 20 miljoen Ecu voor financieringsverrichtingen in de landen en gebieden.

    Artikel 4

    Voor de financiering van de in artikel 196 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit genoemde rentesubsidies wordt van de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), punt i), vermelde subsidies een bedrag van ten hoogste 210 miljoen Ecu gereserveerd. Het gedeelte van dit bedrag waarvoor aan het einde van de periode waarin de Bank leningen verstrekt, geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, komt opnieuw beschikbaar voor subsidies.

    De Raad kan op een in overleg met de Bank tot stand gekomen voorstel van de Commissie besluiten tot verhoging van dit maximum.

    Artikel 5

    Alle met de Overeenkomst en het Besluit in overeenstemming zijnde financiële verrichtingen ten bate van de ACS-Staten en van de landen en gebieden geschieden op de in dit Akkoord omschreven wijze en worden aan het Fonds toegerekend, met uitzondering van de door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen.

    Artikel 6

    1. Binnen één maand na de inwerkingtreding van de Overeenkomst en vervolgens elk jaar vóór 1 oktober stelt de Commissie een raming op van de betalingsverplichtingen die in de loop van elk begrotingsjaar zullen worden aangegaan, daarbij rekening houdend met de ramingen van de Bank ten aanzien van de verrichtingen die onder haar beheer vallen ; de Commissie doet deze raming toekomen aan de Raad.

    2. Op dezelfde wijze stelt de Commissie de staat vast van de voor het begrotingsjaar te verwachten betalingen en stelt zij de Raad hiervan in kennis. Op grond van deze staat en rekening houdend met de kasbehoeften stelt zij een tijdschema op voor het afroepen van de bijdragen, waarin wordt bepaald wanneer deze opeisbaar zijn. De wijze van storting van deze bijdragen door de Lid-Staten wordt vastgesteld bij het in artikel 28 bedoelde Financieel Reglement. De Commissie legt dit tijdschema voor aan de Raad, die zich uitspreekt met de in artikel 18, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    Indien de bijdragen niet voldoende zijn om de feitelijke behoeften van het Fonds in het betrokken begrotingsjaar te dekken, dient de Commissie voorstellen tot aanvullende stortingen in bij de Raad, die zich hierover zo spoedig mogelijk met de in artikel 18, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen uitspreekt.

    3. De Commissie ziet geheel of gedeeltelijk af van het afroepen van een tranche die in de loop van een begrotingsjaar vervallen is, indien de beschikbare bedragen toereikend zijn om tot de volgende vervaldatum in de betalingsbehoeften te voorzien.

    4. De middelen die afkomstig zijn van het in lid 2 bedoelde afroepen van de bijdragen blijven, op de wijze die is bepaald in het in artikel 28 bedoelde Financieel Reglement, op de bijzondere rekeningen staan die door elke Lid-Staat bij zijn Schatkist of bij de door hem aangewezen instellingen zijn geopend, totdat zij door de Commissie worden gebruikt voor de financiering van de projecten, actieprogramma's of transfers die overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 21 en 26 en 27 zijn aanvaard.

    Artikel 7

    1. De eventueel overgebleven middelen van het Fonds worden, totdat zij volledig zijn gebruikt, op dezelfde wijze aangewend als is bepaald in de Overeenkomst, in het Besluit en in dit Akkoord.

    2. Bij de afloop van dit Akkoord blijven de Lid-Staten verplicht om op de in artikel 6 omschreven wijze het nog niet afgeroepen gedeelte van hun bijdragen te storten.

    Artikel 8

    1. Naar rato van hun intekening op het kapitaal van de Bank verplichten de Lid-Staten zich ertoe, zich tegenover de Bank borg te stellen, waarbij zij afstand doen van het voorrecht van uitwinning, voor alle financiële verplichtingen welke voor de leningnemers van de Bank voortvloeien uit de door de Bank uit eigen middelen op grond zowel van artikel 194 van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit als, in voorkomend geval, van artikel 83 van de Overeenkomst aangegane leningsovereenkomsten.

    2. Deze borgstelling blijft beperkt tot 75 % van het totale bedrag van de door de Bank uit hoofde van alle leningsovereenkomsten geopende kredieten ; zij geldt ter dekking van ongeacht welk risico.

    3. Voor de financiële verplichtingen uit hoofde van artikel 83 van de Overeenkomst kunnen de Lid-Staten zich, onverminderd de in de leden 1 en 2 bedoelde globale borgstelling, op verzoek van de Bank in specifieke gevallen tegenover de Bank borg stellen voor een hoger percentage dan 75, welk percentage kan gaan tot 100 % van de kredieten die door de Bank uit hoofde van de desbetreffende leningsovereenkomsten zijn geopend.

    4. De uit de leden 1, 2 en 3 voortvloeiende verplichtingen van de Lid-Staten worden vastgelegd in borgstellingsovereenkomsten tussen elk der Lid-Staten en de Bank.

    Artikel 9

    1. De bedragen die aan de Bank worden betaald uit hoofde van de na 1 juni 1964 aan de ACS-Staten, de landen en gebieden en de Franse overzeese departementen verstrekte speciale leningen, alsmede de opbrengsten en revenuen van de verrichtingen met risicodragend kapitaal die na 1 februari 1971 hebben plaatsgevonden ten gunste van deze staten, landen, gebieden en departementen komen aan de Lid-Staten toe naar rato van hun bijdragen aan het Fonds waaruit deze middelen afkomstig zijn, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluit deze bedragen te reserveren of voor andere verrichtingen aan te wenden.

    De provisies die wegens het beheer van de in de eerste alinea bedoelde leningen en verrichtingen aan de Bank verschuldigd zijn, worden vooraf op deze middelen in mindering gebracht.

    2. De in artikel 2, lid 1, aangegeven bedragen worden verhoogd met de eventuele overige ontvangsten van het Fonds ; onverminderd artikel 153, lid 2, van de Overeenkomst beslist de Raad op voorstel van de Commissie met de in artikel 18, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen over de bestemming van die eventuele overige ontvangsten.

    HOOFDSTUK II

    Artikel 10

    1. Behoudens de artikelen 19, 20 en 21 en onverminderd de bevoegdheden van de Bank inzake het beheer van bepaalde vormen van steun, wordt het Fonds beheerd door de Commissie op de wijze die is bepaald bij het in artikel 28 bedoelde Financieel Reglement.

    2. Behoudens de artikelen 22, 23 en 24 worden het risicodragend kapitaal en de rentesubsidies uit de middelen van het Fonds door de Bank voor rekening van de Gemeenschap beheerd, overeenkomstig de statuten van de Bank en op de wijze die is bepaald bij het in artikel 28 bedoelde Financieel Reglement.

    Artikel 11

    De Commissie ziet toe op de toepassing van het door de Raad vastgestelde steunbeleid en op de toepassing van de algemene beleidslijnen van de financiële en technische samenwerking die door de ACS-EEG-Raad van Ministers krachtens artikel 193 van de Overeenkomst zijn vastgesteld.

    Artikel 12

    1. De Commissie en de Bank verstrekken elkaar periodiek de nodige gegevens omtrent de bij hen ingediende financieringsaanvragen en omtrent de inleidende contacten die de bevoegde instanties van de ACS-Staten, de landen en gebieden, of de andere in artikel 191 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit bedoelde begunstigden vóór de indiening van hun aanvragen met hen hebben opgenomen.

    2. De Commissie en de Bank houden elkaar op de hoogte van het verloop van de behandeling van de financieringsaanvragen. Zij wisselen onderling alle algemene informatie uit ter bevordering van de harmonisatie van de beheersprocedures en de beoordeling van de aanvragen.

    Artikel 13

    1. De Commissie onderzoekt de projecten en actieprogramma's die op grond van artikel 197 van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit in aanmerking komen voor financiering door middel van subsidies of speciale leningen uit de middelen van het Fonds.

    De Commissie onderzoekt eveneens de transferaanvragen die uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit worden ingediend, alsook de projecten en actieprogramma's die in aanmerking kunnen komen voor de speciale financieringsfaciliteit uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 3, van de Overeenkomst.

    2. De Bank onderzoekt de projecten en actieprogramma's die op grond van haar statuten en van artikel 197 van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit in aanmerking komen voor financiering door middel van leningen uit eigen middelen, met of zonder rentesubsidies, of door middel van risicodragend kapitaal.

    3. Projecten en actieprogramma's in de sectoren industrie, landbouwindustrie, mijnbouw en toerisme alsmede de projecten en actieprogramma's inzake energieproduktie, vervoer en telecommunicatie, indien deze op die sectoren betrekking hebben, worden ingediend bij de Bank, die nagaat of zij in aanmerking komen voor een van de door haar beheerde vormen van steun.

    4. Indien bij behandeling door de Commissie of de Bank blijkt dat een project of actieprogramma niet in aanmerking komt voor financiering via een van de door hen beheerde vormen van steun, geven zij deze aanvragen aan elkaar door, na kennisgeving aan de eventuele betrokkene.

    Artikel 14

    1. Onverminderd de algemene opdracht die de Bank van de Gemeenschap ontvangt voor de inning van hoofdsom en interest van de speciale leningen en van de verrichtingen uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit, draagt de Commissie voor rekening van de Gemeenschap zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen uit de middelen van het Fonds in de vorm van subsidies, speciale leningen, transfers of speciale financieringsfaciliteit ; zij verricht de betalingen overeenkomstig het in artikel 28 bedoelde Financieel Reglement.

    2. De Bank draagt voor rekening van de Gemeenschap zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen uit de middelen van het Fonds in de vorm van risicodragend kapitaal. De Bank handelt hierbij uit naam en voor risico van de Gemeenschap. Deze bezit alle daaruit voortvloeiende rechten, met name in de hoedanigheid van schuldeiser of eigenaar.

    3. De Bank draagt zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen met rentesubsidies uit de middelen van het Fonds.

    Artikel 15

    1. Ten behoeve van de onderlinge samenhang van de samenwerkingsactiviteiten en ter verbetering van de complementariteit met de bilaterale hulp van de Lid-Staten, zendt de Commissie de Lid-Staten geregeld en tijdig de identificatiebladen toe van de projecten die in behandeling zullen worden genomen.

    2. Van hun kant zenden de Lid-Staten de Commissie tijdig het periodiek bijgewerkte overzicht toe van de ontwikkelingshulp die zij hebben verleend of voornemens zijn te verlenen.

    3. De Lid-Staten en de Commissie delen elkaar tevens de beschikbare gegevens mee over de andere bilaterale, regionale en multilaterale hulp die ten gunste van de ACS-Staten is verleend of wordt overwogen.

    4. De Bank stelt de met name aangewezen vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie geregeld vertrouwelijk op de hoogte van de projecten ten gunste van de ACS-Staten, die zij overweegt in behandeling te nemen.

    Artikel 16

    1. De in artikel 215 van de Overeenkomst bedoelde programmatie vindt in elke ACS-Staat plaats onder verantwoordelijkheid van de Commissie.

    2. Ter voorbereiding van de programmatie stelt de Commissie, in overleg met de Lid-Staten, met name de Lid-Staten die ter plaatse vertegenwoordigd zijn, en in contact met de Bank, een onderzoek in naar de economische situatie van iedere ACS-Staat, ten einde met inachtneming van het gevoerde sectoriële beleid en de resultaten die daarbij geboekt zijn met inzet van de aangewende middelen, na te gaan welke hinderpalen de ontwikkeling in de weg staan en welke ombuigingen derhalve noodzakelijk zijn.

    Dit onderzoek heeft betrekking op de sectoren waarin de Gemeenschap in het bijzonder activiteiten ontplooit en op de sectoren waarvoor een beroep op ondersteuning door de Gemeenschap kan worden overwogen, waarbij rekening wordt gehouden met de onderlinge afhankelijkheid van de sectoren en wordt uitgegaan van een grondige evaluatie van de vroegere steunmaatregelen van de Gemeenschap, alsmede van de lering die eruit getrokken werd.

    Artikel 17

    1. Voor de toepassing van artikel 215 van de Overeenkomst worden in iedere ACS-Staat onder verantwoordelijkheid van de Commissie en met deelneming van de Bank programmatiemissies georganiseerd ten einde het indicatieve programma inzake communautaire steun op te stellen.

    2. Voorafgaande aan de programmatiemissies stelt de Commissie in samenwerking met de Bank per land een beknopt document op waarin de conclusies van de programmatievoorbereiding en de voor de steun van de Gemeenschap overwogen concentratiesectoren worden vermeld.

    Tussen de vertegenwoordigers en de Lid-Staten, van de Commissie en van de Bank vindt aan de hand van dit document een gedachtenwisseling plaats ten einde het algemene kader van de samenwerking van de Gemeenschap met elke ACS-Staat te beoordelen en voor zover mogelijk de onderlinge samenhang en de complementariteit van de steun van de Gemeenschap en die van de Lid-Staten te verzekeren.

    3. In aansluiting op de programmatiemissies van de Commissie en de Bank in de ACS-Staten wordt het indicatieve programma inzake communautaire steun betreffende elke ACS-Staat toegezonden aan de Lid-Staten ten einde een gedachtenwisseling mogelijk te maken tussen de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, van de Commissie en van de Bank. Deze gedachtenwisseling vindt plaats indien de Commissie of één of meer Lid-Staten daarom verzoeken.

    4. Ten minste eenmaal tijdens de geldigheidsduur van de Overeenkomst en indien daaraan behoefte bestaat, stellen de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, van de Commissie en van de Bank te zamen een onderzoek in naar de stand van de uitvoering van de indicatieve programma's alsook naar de daarin op verzoek van de betrokken ACS-Staten aan te brengen wijzigingen.

    5. De in de leden 2 en 3 bedoelde gedachtenwisselingen en het in lid 4 bedoelde onderzoek vinden plaats in het kader van een programmatiecomité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Bank en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

    Aan het programmatiecomité worden ook de algemene beleidslijnen voorgelegd, die voor de tenuitvoerlegging van de regionale samenwerking worden overwogen.

    Artikel 18

    1. Er wordt bij de Commissie een comité, hierna het Comité van het EOF genoemd, ingesteld dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten.

    Het Comité van het EOF staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat wordt gevoerd door de Commissie.

    Een vertegenwoordiger van de Bank neemt deel aan de werkzaamheden van dit Comité.

    2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het Comité van het EOF vast.

    3. Zolang er geen besluit krachtens lid 5, eerste alinea, is genomen worden de stemmen van de Lid-Staten in het Comité van het EOF voorlopig als volgt gewogen: >PIC FILE= "T0038127">

    4. Het Comité van het EOF spreekt zich uit met gekwalificeerde meerderheid van 70 stemmen.

    5. De in lid 3 genoemde weging en eventueel de in lid 4 vermelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden bij eenparig besluit van de Raad gewijzigd in het in artikel 1, lid 2, onder c), bedoelde geval.

    De in lid 3 genoemde weging alsmede de in lid 4 vermelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen kunnen bij eenparig besluit van de Raad worden gewijzigd in het in artikel 1, lid 2, onder d), bedoelde geval.

    Artikel 19

    1. Het Comité van het EOF brengt advies uit over de door de Commissie aan dit Comité voorgelegde voorstellen tot financiering van projecten of actieprogramma's door middel van subsidies of speciale leningen of van de speciale financieringsfaciliteit, welke financieringsvoorstellen eventueel zijn gewijzigd ten einde rekening te houden met de opmerkingen van de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten.

    2. In de financieringsvoorstellen wordt met name uiteengezet welke plaats projecten of actieprogramma's innemen in het kader van de ontwikkelingsperspectieven van het betrokken land of de betrokken landen en hoe deze in het door de Gemeenschap gesteunde sectoriële beleid zijn ingepast. Er wordt in aangegeven op welke wijze in deze landen vroegere steun van de Gemeenschap in dezelfde sector is aangewend ; eventuele bestaande project-evaluaties in genoemde sector worden bij het financieringsvoorstel gevoegd.

    Artikel 20

    1. Wanneer het Comité van het EOF om ingrijpende wijzigingen van een financieringsvoorstel verzoekt of geen gunstig advies over dit voorstel uitbrengt, raadpleegt de Commissie de vertegenwoordigers van de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten.

    Na de raadpleging stelt de Commissie de Lid-Staten tijdens de volgende vergadering van het Comité van het EOF van de resultaten daarvan in kennis.

    2. Na de in lid 1 bedoelde raadpleging kan de Commissie een herzien of aangevuld financieringsvoorstel tijdens een van de volgende vergaderingen aan het Comité van het EOF voorleggen.

    3. Blijft het Comité van het EOF weigeren een gunstig advies uit te brengen, dan stelt de Commissie de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten daarvan in kennis ; deze kunnen vragen: - hetzij het probleem aan de orde te stellen in het in artikel 193 van de Overeenkomst bedoelde ACS-EEG-Comité, hierna Comité van artikel 193 genoemd;

    - hetzij overeenkomstig artikel 21, lid 2, door de besluitvormende organen van de Gemeenschap te worden gehoord.

    Artikel 21

    1. De financieringsvoorstellen, vergezeld van het advies van het Comité van het EOF, worden ter beslissing aan de Commissie voorgelegd.

    2. Indien de Commissie besluit af te wijken van het advies van het Comité van het EOF of indien dit Comité geen gunstig advies heeft uitgebracht, moet zij hetzij het financieringsvoorstel intrekken, hetzij de aangelegenheid zo spoedig mogelijk aan de Raad voorleggen, die besluit volgens dezelfde stemprocedure als het Comité van het EOF.

    In dit laatste geval kan de betrokken ACS-Staat, indien hij niet besloten heeft de zaak in het Comité van artikel 193 aan de orde te stellen, overeenkomstig artikel 220, lid 7, van de Overeenkomst de Raad alle voor een definitief besluit ter nadere toelichting noodzakelijk geachte gegevens verstrekken en door de Voorzitter en de leden van de Raad worden gehoord.

    3. Behoudens in uitzonderlijke gevallen neemt de Gemeenschap een definitief besluit binnen een termijn van ten hoogste vier maanden, te rekenen vanaf de toezending van het financieringsvoorstel aan de ACS-Staat of ACS-Staten.

    4. De Commissie stelt het Comité van het EOF regelmatig op de hoogte van alle financieringsaanvragen die door een of meer ACS-Staten officieel bij haar zijn ingediend, ongeacht of zij al dan niet door haar diensten in aanmerking worden genomen.

    Artikel 22

    1. Bij de Bank wordt een comité ingesteld, hierna het Comité van artikel 22 genoemd, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten.

    Het Comité van artikel 22 staat onder voorzitterschap van de vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap van de Raad van Gouverneurs van de Bank uitoefent ; het secretariaat van dit Comité wordt gevoerd door de Bank.

    Een vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van dit Comité.

    2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het Comité van artikel 22 vast.

    3. De weging van de stemmen van de Lid-Staten en de gekwalificeerde meerderheid die gelden voor het Comité van artikel 22 zijn die welke voortvloeien uit de toepassing van artikel 18, leden 3, 4 en 5.

    Artikel 23

    1. Het Comité van artikel 22 brengt advies uit over de aanvragen voor leningen met rentesubsidie en over de voorstellen voor financiering met risicodragend kapitaal, welke door de Bank aan dit Comité worden voorgelegd.

    De Commissievertegenwoordiger kan ter vergadering het oordeel van de Commissie over die voorstellen naar voren brengen. Dit oordeel heeft betrekking op de conformiteit van de projecten met het ontwikkelingshulpbeleid van de Gemeenschap, met de in de Overeenkomst omschreven doelstellingen van de financiële en technische samenwerking en met de door de ACS-EEG-Raad van Ministers vastgestelde algemene beleidslijnen.

    De Bank licht het Comité van artikel 22 voorts in over de leningen zonder rentesubsidie welke zij voornemens is toe te kennen in de aardoliesector.

    2. In het document dat de Bank aan het Comité van artikel 22 voorlegt, wordt met name uiteengezet welke plaats het project inneemt in de ontwikkelingsperspectieven van het betrokken land of de betrokken landen en wordt in voorkomend geval melding gemaakt van de stand van de door de Gemeenschap toegekende terugbetaalbare steun en van de deelnemingen van de zijde van de Gemeenschap, alsmede van het gebruik dat van eerder verleende steun in dezelfde sector is gemaakt ; eventuele bestaande projectevaluaties in genoemde sector worden bij dit document gevoegd.

    3. Indien het Comité van artikel 22 over een aanvraag voor een lening met rentesubsidie een gunstig advies uitbrengt, wordt deze aanvraag, vergezeld van het met redenen omklede advies van het Comité en in voorkomend geval het oordeel van de Commissie-vertegenwoordiger, ter beslissing voorgelegd aan de Raad van Bewind van de Bank, die zich overeenkomstig de statuten van de Bank uitspreekt.

    Indien het Comité van artikel 22 geen gunstig advies uitbrengt, trekt de Bank de aanvraag in of besluit zij deze te handhaven. In het laatste geval wordt de aanvraag, vergezeld van het met redenen omklede advies van het Comité en, in voorkomend geval, het oordeel van de Commissievertegenwoordiger, ter beslissing voorgelegd aan de Raad van Bewind van de Bank, die zich overeenkomstig de statuten van de Bank uitspreekt.

    4. Indien het Comité van artikel 22 over een voorstel tot financiering met risicodragend kapitaal een gunstig advies uitbrengt, wordt dit voorstel ter beslissing voorgelegd aan de Raad van Bewind van de Bank, die zich overeenkomstig de statuten van de Bank uitspreekt.

    Indien het Comité van artikel 22 geen gunstig advies uitbrengt, stelt de bank overeenkomstig artikel 220 van de Overkomst en met name de leden 5, 6 en 7 van dit artikel, de vertegenwoordigers van de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten op de hoogte ; deze kunnen vragen - hetzij het probleem in het Comité van artikel 193 aan de orde te stellen;

    - hetzij door de bevoegde instantie van de Bank te worden gehoord.

    Na deze horing kan de Bank binnen de in artikel 220, lid 8, van de Overeenkomst gestelde termijn - hetzij besluiten aan dit voorstel geen gevolg te geven;

    - hetzij de Lid-Staat die het voorzitterschap van het Comité van artikel 22 waarneemt, verzoeken de aangelegenheid zo spoedig mogelijk aan de Raad voor te leggen.

    In dit laatste geval wordt het voorstel, vergezeld van het advies van het Comité van artikel 22 en in voorkomend geval het oordeel van de Commissievertegenwoordiger en alle ter nadere informatie van de Raad door de betrokken ACS-Staat noodzakelijk geachte gegevens aan de Raad voorgelegd.

    De Raad spreekt zich uit volgens dezelfde stemprocedure als het Comité van artikel 22.

    Indien de Raad zich daarentegen voor het voorstel van de Bank uitspreekt, legt deze de in haar statuten voorgeschreven procedures ten uitvoer.

    Artikel 24

    Onder voorbehoud van de aanpassingen die nodig zijn om met de aard van de gefinancierde verrichtingen en de in de statuten van de Bank voorgeschreven procedures rekening te houden, stelt deze het Comité van artikel 22 regelmatig op de hoogte van alle officieel bij haar ingediende financieringsaanvragen, ongeacht of deze al dan niet door haar diensten in aanmerking worden genomen.

    Artikel 25

    1. De Commissie en de Bank gaan elk voor zich na op welke wijze de door hen beheerde steun van de Gemeenschap door de ACS-Staten, door de landen en gebieden, of door eventuele andere begunstigden wordt aangewend.

    2. Tevens gaan zij ieder voor zich in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke autoriteiten van het betrokken land of de betrokken landen na op welke wijze de met de steun van de Gemeenschap gefinancierde projecten door de begunstigden worden gebruikt.

    3. Bij het in de leden 1 en 2 bedoelde onderzoek gaan de Commissie en de Bank na in hoeverre de in de artikelen 185 en 186 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit bedoelde doelstellingen zijn verwezenlijkt.

    4. De Commissie en de Bank stellen de Raad er ten minste eenmaal per jaar van in kennis in hoeverre aan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorwaarden is voldaan. Het verslag van de Commissie en van de Bank bevat voorts een evaluatie van de uitwerking van de communautaire steun op de sociaaleconomische ontwikkeling van de ontvangende landen.

    De Raad neemt de nodige maatregelen met de in artikel 18, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    5. De Raad wordt periodiek in kennis gesteld van het resultaat van de door de Commissie en de Bank verrichte evaluatie van projecten die in uitvoering of voltooid zijn, met name vanuit het oogpunt van de nagestreefde ontwikkelingsdoelstellingen.

    HOOFDSTUK III

    Artikel 26

    1. De transferbedragen, als bedoeld in de artikelen 157 en 167 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit, alsmede de bijdragen ter aanvulling van de middelen, als bedoeld in artikel 172 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit, worden uitgedrukt in Ecu.

    2. De betalingen worden verricht in de valuta van een of meer Lid-Staten, die de Commissie uitkiest na overleg met de ACS-Staat of de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden.

    Artikel 27

    1. De Commissie stelt jaarlijks ten behoeve van de Lid-Staten een samenvattend verslag op over de werking van het systeem van de stabilisatie van de exportopbrengsten en het gebruik van de getransfereerde middelen door de ACS-Staten.

    In dit verslag wordt met name aandacht besteed aan het effect van de verrichte transfers op de ontwikkeling van de sectoren waarvoor zij bestemd waren.

    2. Lid 1 is eveneens van toepassing voor wat betreft de landen en gebieden.

    HOOFDSTUK IV

    Artikel 28

    De uitvoeringsbepalingen van dit Akkoord worden neergelegd in een Financieel Reglement, dat bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst door de Raad met de in artikel 18, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt vastgesteld aan de hand van een ontwerp van de Commissie, nadat de Bank inzake de voor haar relevante bepalingen en de bij artikel 206 van het Verdrag ingestelde Rekenkamer advies hebben uitgebracht.

    Artikel 29

    1. Bij de afsluiting van elk begrotingsjaar stelt de Commissie de jaarrekening en de balans van het Fonds vast.

    2. Onvermindert lid 4 oefent de bij artikel 206 van het Verdrag ingestelde Rekenkamer haar bevoegdheden eveneens uit ten aanzien van de verrichtingen van het Fonds. De wijze waarop dit geschiedt, wordt in het in artikel 28 bedoelde Financieel Reglement bepaald.

    3. Aan de Commissie wordt kwijting voor het financiële beheer van het Fonds verleend door het Europese Parlement op aanbeveling van de Raad, die daartoe besluit met de in artikel 18, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    4. De uit de middelen van het Fonds gefinancierde verrichtingen die onder het beheer van de Bank vallen, zijn onderworpen aan de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle verrichtingen van de Bank in haar statuten zijn vastgelegd. De Bank brengt jaarlijks aan de Commissie en de Raad verslag uit over de uitvoering van de uit de middelen van het Fonds gefinancierde verrichtingen die onder haar beheer vallen.

    5. De Commissie komt met de Bank overeen welke gegevens haar door de Bank geregeld dienen te worden verstrekt, ten einde te kunnen beoordelen op welke wijze de Bank haar opdracht uitvoert en een nauwe coördinatie tussen de Commissie en de Bank te bevorderen.

    Artikel 30

    1. De overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1969 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze en volgens de op 31 januari 1975 geldende regeling.

    De overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1975 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze, en volgens de op 1 maart 1980 geldende regeling.

    De overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1979 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze, en volgens de op 28 februari 1985 geldende regeling.

    2. Indien door financiële tekorten tengevolge van de uitputting van de overgebleven middelen de voltooiing van de uit de in lid 1 bedoelde Fondsen gefinancierde projecten in gevaar wordt gebracht, kan de Commissie overeenkomstig artikel 19 aanvullende financieringsvoorstellen indienen.

    Artikel 31

    1. Dit Akkoord wordt door elke Lid-Staat goedgekeurd overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften. De Regering van elke Lid-Staat stelt het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen in kennis van de voltooiing van de procedures die voor de inwerkingtreding van dit Akkoord zijn vereist.

    2. Dit Akkoord wordt gesloten voor dezelfde duur als de Overeenkomst. Het blijft echter van kracht voor zover dit nodig is voor de volledige uitvoering van alle uit hoofde van de Overeenkomst gefinancierde verrichtingen.

    Artikel 32

    Dit Akkoord, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de zeven teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regering van elk der ondertekenende staten.

    Udfærdiget i Bruxelles, den nittende februar nitten hundrede og femogfirs.

    Geschehen zu Brüssel am neunzehnten Februar neunzehnhundertfünfundachtzig.

    >PIC FILE= "T0038128"> Done at Brussels on the nineteenth day of February in the year one thousand nine hundred and eighty-five.

    Fait à Bruxelles, le dix-neuf février mil neuf cent quatre-vingt-cinq.

    Fatto a Bruxelles, addì diciannove febbraio millenovecentottantacinque.

    Gedaan te Brussel, de negentiende februari negentienhonderdvijfentachtig.

    Pour Sa Majesté le roi des Belges

    Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen

    >PIC FILE= "T0038129"> >PIC FILE= "T0038130">

    BIJLAGE I Verdeling van de quota van de aan het Fonds bijdragende Staten (Artikel 1, lid 2, onder b))

    >PIC FILE= "T0038131">

    BIJLAGE II Richtsnoeren voor de definitieve verdeling van de bijdragen van de Staten aan het Fonds (Artikel 1, lid 2, onder c))

    1. Het in artikel 1, lid 2, onder a), vastgestelde bedrag omvat onder de begunstigden Angola en Mozambique, ongeacht het tijdstip waarop deze beide staten tot de Overeenkomst zullen zijn toegetreden.

    2. Dit bedrag is vastgesteld met inachtneming van de uitbreiding van de Gemeenschap met Spanje en Portugal. Artikel 195, lid 2, onder b), van de Overeenkomst is dus niet van toepassing op de uitbreiding met Spanje en/of Portugal.

    Bij de uitbreiding zullen de huidige Lid-Staten er dus naar streven een bijdrage van Spanje en Portugal te verkrijgen op een niveau dat niet lager ligt dan 7,7 %.

    3. Zoals reeds blijkt uit bijlage I zullen de bijdragen van Spanje en Portugal worden gebruikt om: a) de bijdragesleutels van België, Denemarken en Nederland te verminderen met 3/4 van het verschil tussen hun BTW-sleutel (basis 1984) en hun bijdragesleutel Lomé II;

    b) wat het saldo betreft, de bijdragen van Griekenland, Frankrijk, Ierland en Luxemburg verhoudingsgewijs te verminderen, zodat hun aandeel qua omvang zo dicht mogelijk bij het aandeel komt dat zij zouden hebben ingebracht volgens de bijdragesleutel Lomé II, uitgaande van een Fonds ten belope van 7 000 miljoen Ecu.

    4. Indien de bijdragen van Spanje en Portugal zouden worden vastgesteld op in totaal minder dan 7,54 %, worden de bijdragen van de huidige Lid-Staten aangepast.

    5. Voor de bijdragen van de Bondsrepubliek Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk wordt een maximum vastgesteld van respectievelijk 1 954,4 miljoen Ecu, 943,8 miljoen Ecu en 1 243,2 miljoen Ecu.

    6. Indien de ramingen betreffende de bijdrage van Spanje en Portugal geen werkelijkheid worden en daardoor ernstige onevenwichtigheden dreigen te ontstaan, wordt het probleem opnieuw bestudeerd.

    Top