(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 van de Commissie (2) worden maatregelen vastgesteld om Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival (“het gespecificeerde plaagorganisme”) uit te roeien en de verspreiding ervan op het grondgebied van de Unie te voorkomen. Zij is in de plaats gekomen van Richtlijn 69/464/EEG van de Raad (3), die bij Verordening (EU) 2016/2031 is ingetrokken met ingang van 1 januari 2022.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 moeten de bevoegde autoriteiten een productielocatie aanmerken als besmet met het gespecificeerde plaagorganisme wanneer de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme op die locatie door middel van de in artikel 3, lid 2, van die uitvoeringsverordening bedoelde tests officieel is bevestigd.

(3)

Er is twijfel gerezen over de vraag of gebieden die vóór 1 januari 2022 door de bevoegde autoriteiten zijn afgebakend als besmette terreinen overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Richtlijn 69/464/EEG, ook overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 moeten worden geacht te zijn aangemerkt als besmette productielocaties. Om een zo hoog mogelijke bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het gespecificeerde plaagorganisme te waarborgen, moeten voor dergelijke terreinen dezelfde voorschriften gelden als voor de productielocaties die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 als besmet zijn aangemerkt. Daarom moet in artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening duidelijk worden gemaakt dat terreinen die vóór 1 januari 2022 zijn afgebakend als besmet overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Richtlijn 69/464/EEG, ook moeten worden geacht te zijn aangemerkt als besmette productielocaties.

(4)

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 moeten de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 april verslag uitbrengen aan de Commissie en de overige lidstaten over de resultaten van de in lid 1 van dat artikel bedoelde onderzoeken die in het voorgaande jaar werden uitgevoerd. Zij moeten die resultaten volgens het model in bijlage II bij die uitvoeringsverordening verstrekken.

(5)

Er is gebleken dat het praktischer is om in het model naar de omvang van het besmette gebied in plaats van naar het afgebakende gebied te verwijzen, zowel in het jaar waarop het verslag betrekking heeft, als in het voorgaande jaar, aangezien voor het besmette gebied de meest gedetailleerde rapportage van de resultaten vereist is. Bovendien biedt noch de rapportage van gegevens over monsters voor visuele inspectie van knollen, noch de rapportage van gegevens over de methodologie van laboratoriumtests nuttige informatie voor het onderzoek. Daarom moeten de desbetreffende kolommen uit het model voor onderzoeksresultaten worden verwijderd.

(6)

Daarnaast moet in de eerste zin van bijlage II worden verduidelijkt dat het model bedoeld is voor het indienen van de resultaten van de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kalenderjaar voorafgaand aan het verslagjaar.

(7)

Bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 bevat de voorwaarden voor de intrekking van de maatregelen, zoals bedoeld in artikel 9 van die uitvoeringsverordening.

(8)

Om een zo groot mogelijke mate van zekerheid over het wegnemen van het respectieve fytosanitaire risico te waarborgen, moet bovendien in punt 1.1 van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 worden toegevoegd dat wanneer de besmette zone als blijvend grasland is gebruikt, de maatregelen alleen mogen worden ingetrokken wanneer er geen tekenen van besmetting met het gespecificeerde plaagorganisme zijn ontdekt in bodemmonsters die zijn genomen aan de hand van de stappen voor het verkrijgen van grond voor de tests zoals vastgelegd in punt 1.2 van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1195 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

1)

In artikel 4, lid 1, wordt de volgende alinea ingevoegd:

“Terreinen die vóór 1 januari 2022 door de bevoegde autoriteiten zijn afgebakend als besmet overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Richtlijn 69/464/EEG, worden geacht te zijn aangemerkt als besmette productielocaties.”.

2)

Bijlage II wordt gewijzigd als beschreven in de bijlage bij deze verordening.

3)

In bijlage IV wordt punt 1.1 vervangen door: