EUR-Lex Access to European Union law

?

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2842

Verordening (EU) 2023/2842 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2017/2403 en (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontrole

PE/38/2023/REV/1

PB L, 2023/2842, 20.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2842/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2842/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2842

20.12.2023

VERORDENING (EU) 2023/2842 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 november 2023

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2017/2403 en (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontrole

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de artikelen 2 en 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de vereisten voor visserijcontroles en handhaving vastgelegd. De succesvolle tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid hangt af van een doeltreffend, efficiënt, modern en transparant systeem voor controle- en handhaving.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (4) is een systeem voor visserijcontroles van de Unie vastgesteld dat, onder andere, voorziet in visserijcontrolecentra, het volgen van vissersvaartuigen, rapportageverplichtingen voor vangsten, voorafgaande kennisgevingen, machtigingen om over te laden in derde landen, publicatie van seizoenssluitingen, controle van de vangstcapaciteit, nationale controleprogramma's, controle van de recreatievisserij , controle in de aanbodketen van visserij- en aquacultuurproducten, weging van visserijproducten, vervoersdocumenten, aangiften van aanlanding, verkoopdocumenten en aangiften van overname, inspecties en audits, sancties voor inbreuken en toegang tot gegevens.

(3)

Verordening (EG) nr. 1224/2009 werd echter voorafgaand aan de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgesteld met het oog op de controle op en de handhaving van de destijds geldende regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Zij moet derhalve worden gewijzigd teneinde beter te voorzien in vereisten voor de controle en handhaving van het gemeenschappelijke visserijbeleid in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1380/2013, te profiteren van moderne en kostenefficiëntere controletechnologieën en rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke bevindingen zodat de ecologische duurzaamheid van visserij- en aquacultuuractiviteiten op lange termijn wordt gewaarborgd. De wijzigingen moeten ook in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen van de Unie, waaronder die uit hoofde van de bij Besluit 2011/443/EU van de Raad (5) door de Unie goedgekeurde Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie uit 2009 inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(4)

Daarnaast moet het visserijcontrolesysteem van de Unie eerlijke concurrentie tussen marktdeelnemers in de lidstaten stimuleren en tegelijkertijd bijdragen aan de verwezenlijking van de andere doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(5)

In Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet worden verwezen naar de definities in Verordening (EU) nr. 1380/2013 en Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6). Voor de duidelijkheid en de samenhang moeten bepaalde definities in Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden geschrapt of gewijzigd en moeten nieuwe definities worden toegevoegd.

(6)

De definitie van “regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet worden gewijzigd om duidelijk te maken dat het toepassingsgebied ervan alle Unievoorschriften op de gebieden instandhouding, beheer en exploitatie van biologische rijkdommen van de zee, aquacultuur, alsook de verwerking, het vervoer en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten bestrijkt. Hieronder vallen ook regels inzake technische en instandhoudingsmaatregelen voor de biologische rijkdommen van de zee, het beheer en de controle van vloten van de Unie die dergelijke rijkdommen exploiteren en de verwerking, het vervoer en de afzet van visserijproducten en aquacultuurproducten, alsook het systeem van de Unie om illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Die definitie moet ook betrekking hebben op voor de Unie en de lidstaten bindende internationale verplichtingen op die gebieden, met inbegrip van ten aanzien van exploitanten afdwingbare internationale verplichtingen van de Unie.

(7)

De definitie van “gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen” moet worden vervangen door de term “positiegegevens van het vaartuig”, die nauwkeuriger is. De definitie van “positiegegevens van het vaartuig” hoeft niet langer te verwijzen naar doorgifte via satellietvolgapparatuur, aangezien er tegenwoordig verschillende technologieën beschikbaar zijn voor het volgen van vaartuigen en het doorgeven van de gegevens over de positie van vaartuigen.

(8)

De definitie van “partij” moet in overeenstemming worden gebracht met de definitie van “partij” zoals vastgesteld in de levensmiddelenwetgeving van de Unie.

(9)

De definitie van “meerjarenplannen” moet worden bijgewerkt om rekening te houden met de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(10)

In de definities van “visvergunning”, “voor de visserij beperkt gebied” en “recreatievisserij”, moet de term “levende aquatische rijkdommen” worden vervangen door de term “biologische rijkdommen van de zee” om deze definities aan te passen aan de terminologie die wordt gebruikt in Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(11)

Om de samenhang met de voorschriften inzake technische maatregelen van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (7) te waarborgen, moet een definitie worden toegevoegd van “kwetsbare soorten”.

(12)

Om meer inzicht te krijgen in de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor kwetsbare soorten en deze te voorkomen, onder meer door de incidentele vangsten van met uitsterven bedreigde soorten te beperken of uit te bannen, moet de gegevensverzameling over incidentele vangsten van kwetsbare soorten worden verbeterd. Daartoe moet er aanvullende informatie over incidentele vangsten van kwetsbare soorten in het visserijlogboek worden geregistreerd.

(13)

Hoewel de meeste bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 betrekking hebben op vangstvaartuigen, vereist een doeltreffend visserijcontrolesysteem van de Unie dat in bepaalde gevallen ook andere vaartuigen die worden gebruikt voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee, onder de verordening vallen. Met dat doel moet de definitie van “vissersvaartuig” in die verordening worden vervangen door een meer gedetailleerde definitie, waarin wordt verduidelijkt dat de term betrekking heeft op zowel vangstvaartuigen als op alle andere vaartuigen die zijn uitgerust voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, vaartuigen voor visverwerking, vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen, sleepvaartuigen, hulpvaartuigen en transportvaartuigen die worden gebruikt voor het vervoer van visserijproducten, maar exclusief containerschepen en vaartuigen die uitsluitend voor aquacultuur worden gebruikt. Daarnaast moet er een definitie worden toegevoegd van “vangstvaartuig”.

(14)

Er moet een definitie worden toegevoegd van “visserijverrichting” om de betekenis van de term te verduidelijken en het onderscheid te maken met de term “visserijactiviteiten”, die een breder bereik heeft.

(15)

Slipping is een praktijk waarbij vis opzettelijk uit vistuig wordt vrijgelaten voordat de vangst aan boord wordt gebracht, hetgeen een inbreuk zou kunnen vormen op de verplichting om soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen, aan boord te brengen en aan boord te houden. Daarom moet er een definitie van “slipping” worden toegevoegd.

(16)

De bepalingen inzake visvergunningen en -machtigingen moeten worden geactualiseerd en verduidelijkt. Om een alomvattende controle te waarborgen, mogen andere Unievissersvaartuigen dan vangstvaartuigen alleen visserijactiviteiten verrichten als zij daartoe door hun vlaggenlidstaat zijn gemachtigd. Om die reden moet er een nieuwe bepaling inzake vismachtigingen voor andere Unievissersvaartuigen dan vangstvaartuigen worden opgenomen.

(17)

Achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig, met name vistuig van kunststof, is een van de schadelijkste vormen van marien zwerfvuil en plastic afval in zee. Om de aanzienlijke langetermijneffecten van achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig op het mariene leven en de mariene ecosystemen te beperken, is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat vistuig aan het einde van zijn levenscyclus weer aan de wal wordt gebracht om te worden verwerkt in havenontvangstvoorzieningen die daartoe zijn opgericht op grond van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad (8). Op deze manier wordt het voor de lidstaten ook mogelijk om verslag uit te brengen aan de Commissie over vistuigafval, met inbegrip van vistuig aan het einde van de levenscyclus, dat zij elk jaar verzamelen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad (9). Daartoe moet worden voorzien in de mogelijkheid om procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat kapiteins van Unievissersvaartuigen hun afgedankte vistuig aan de bevoegde autoriteiten melden en inleveren bij havenontvangstvoorzieningen of andere vergelijkbare inzamelingssystemen.

(18)

Om ervoor te zorgen dat visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op lange termijn en om te voorkomen dat er ernstige risico's voor de mariene ecosystemen, de biodiversiteit en de menselijke gezondheid ontstaan door het illegaal dumpen op zee van vistuig en ander bij de visserij gebruikte materialen of voorwerpen, met name kunststofvistuig, moet het dumpen van afval vanaf vissersvaartuigen worden beschouwd als een ernstige inbreuk uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(19)

Kleinschalige visserij speelt vanuit biologisch, economisch en sociaal oogpunt een belangrijke rol in de Unie. Rekening houdend met de mogelijke gevolgen van kleinschalige visserij voor de visbestanden, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de visserijactiviteiten en visserijinspanning van kleinere vaartuigen in overeenstemming zijn met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Derhalve moeten de lidstaten alle vissersvaartuigen kunnen volgen, met inbegrip van vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter, en van hen met regelmatige en voldoende korte tussenpozen positiegegevens kunnen ontvangen. Om het gebruik van volgsystemen voor kleinschalige vaartuigen verder te vergemakkelijken, moet de Commissie op verzoek van een of meer lidstaten een volgsysteem ontwikkelen voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter. De lidstaten moeten bepaalde kleinschalige vaartuigen echter gedurende een beperkte periode kunnen vrijstellen van de volgverplichting, zodat er voldoende tijd is om zich voor te bereiden op het gebruik van nieuwe instrumenten voor die vaartuigen. De toepassing van deze maatregelen moet in ieder geval evenwichtig zijn en in verhouding staan tot de nagestreefde doelstellingen en mag in geen geval buitensporige lasten met zich meebrengen voor de vloot, met name niet voor de kleinschalige vloot, die kan worden ondersteund met middelen uit het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(20)

Krachtens artikel 32, lid 2, en artikel 38, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (11) moet een vissersvaartuig van een derde land dat gemachtigd is om in de wateren van de Unie te vissen, voldoen aan de controlevoorschriften voor visserijverrichtingen van Unievaartuigen, met inbegrip van voorschriften inzake het volgsysteem voor vaartuigen. Om een alomvattende controle te waarborgen, moet de verplichting om een volledig functionerend volgsysteem voor vaartuigen aan boord te hebben waarmee een vaartuig automatisch kan worden gelokaliseerd en geïdentificeerd door een volgsysteem voor vaartuigen, die onderdeel uitmaakt van die controlevoorschriften, van toepassing zijn op alle vissersvaartuigen van derde landen die gemachtigd zijn om visserijactiviteiten in de wateren van de Unie te verrichten, met inbegrip van vissersvaartuigen die andere visserijactiviteiten dan visserijverrichtingen verrichten die niet onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2017/2403 vallen.

(21)

Teneinde de rol van de visserijcontrolecentra te verduidelijken, moeten de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 betreffende die centra in een afzonderlijk artikel worden geplaatst.

(22)

Met het oog op een doeltreffende visserijcontrole en -bewaking in de Unie moet van visserijcontrolecentra worden verlangd dat zij over voldoende personeel en uitrusting beschikken en ten minste hebben voorzien in een automatisch waarschuwingssysteem en/of een beschikbaarheidsdienst buiten werktijden.

(23)

Er moeten regels worden vastgesteld voor het gebruik van automatische identificatiesystemen (AIS) voor Unievissersvaartuigen. Om rekening te houden met uitzonderlijke omstandigheden met betrekking tot de veiligheid of beveiliging van de bemanning van een vissersvaartuig, moet onder bepaalde voorwaarden worden voorzien in een afwijking van de verplichting om het AIS continu in bedrijf te houden als bedoeld in artikel 6 bis van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (12).

(24)

Verordening (EG) nr. 1224/2009 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/812 van het Parlement en de Raad (13) teneinde bepaalde bepalingen ervan aan te passen aan de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting. Teneinde de doeltreffendheid van het visserijcontrolesysteem van de Unie te waarborgen, met name wat betreft het toezicht op de naleving van de aanlandingsverplichting, is het noodzakelijk om bepaalde vangstvaartuigen op basis van een risicobeoordeling uit te rusten met systemen voor elektronische monitoring op afstand (remote electronic monitoring — REM) aan boord. Deze systemen moeten camera's in een gesloten televisiecircuit (“CCTV”) omvatten. CCTV-gegevens mogen niet worden gelivestreamd. Om het recht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen, mag het opnemen van videomateriaal via CCTV alleen worden toegestaan met betrekking tot het vistuig en de onderdelen van de vaartuigen waar visserijproducten aan boord gebracht, behandeld en bewaard worden of waar teruggooi kan plaatsvinden. De opnameactiviteit moet worden beperkt tot situaties waarin het vistuig actief wordt gebruikt, zoals het uitzetten van vistuig of het ophalen of verwijderen van vistuig uit het water, en situaties waarin de vangst aan boord wordt genomen en door de bemanning wordt behandeld of teruggooi kan plaatsvinden. De mogelijkheid van herkenning van individuele personen in het opgenomen videomateriaal moet zoveel mogelijk worden beperkt en waar nodig moeten de gegevens worden geanonimiseerd. Met het oog op duidelijkheid en consistentie moeten regels worden vastgesteld voor de toegang van bevoegde autoriteiten tot gegevens uit die REM-systemen. CCTV-beeldmateriaal mag uitsluitend voor controle- en inspectiedoeleinden als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1224/2009 beschikbaar worden gesteld aan de in die verordening vermelde autoriteiten.

(25)

Om het gebruik van REM-systemen op vrijwillige basis te vergemakkelijken, moeten de lidstaten het gebruik ervan kunnen stimuleren.

(26)

Teneinde de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken, is het van het grootste belang dat gegevens over vangsten betrouwbaar zijn en op brede schaal worden verzameld.

(27)

De indiening van vangstregistratiegegevens op papier heeft geleid tot onvolledige en onbetrouwbare rapportage en uiteindelijk tot een inadequate rapportage van de vangsten, door marktdeelnemers aan de lidstaten en door de lidstaten aan de Commissie, en heeft de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten belemmerd. Het wordt derhalve noodzakelijk geacht voor kapiteins om gegevens over de vangsten op digitale wijze te registreren en elektronisch in te dienen, in het bijzonder de visserijlogboeken, de aangiften van overlading en de aangiften van aanlanding.

(28)

Om de controle op de uitvoering van de meerjarenplannen te vergemakkelijken, moeten vangsten van demersale bestanden die onder deze plannen vallen, afzonderlijk worden opgeslagen, zodat de verschillende gevangen bestanden voor inspectiedoeleinden gemakkelijk kunnen worden onderscheiden aan boord van het vissersvaartuig. De invoering van meer meerjarenplannen heeft echter geleid tot een toename van het aantal gevallen waarin het, in bepaalde omstandigheden, voor kapiteins moeilijk is om aan die verplichting te voldoen, bijvoorbeeld vanwege de beperkte opslagruimte aan boord, veel soorten die in kleine hoeveelheden aan boord worden gehouden, aan boord gehouden vangsten in tanks met gekoeld zeewater, het aantal verschillende bestanden dat in een bepaalde visserijtak wordt gevangen, of uit bezorgdheid over de veiligheid van de bemanning. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn te voorzien in vrijstellingen van de verplichting om vangsten afzonderlijk op te slaan.

(29)

Het gebrek aan rapportageverplichtingen voor kapiteins van vaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter lang heeft geleid tot onvolledige en onbetrouwbare vangstregistratiegegevens voor die vaartuigen, aangezien de gegevensverzameling voor die vaartuigen hoofdzakelijk gebaseerd was op steekproefplannen. Het is derhalve belangrijk om rapportage van vangsten te vereisen voor alle vissersvaartuigen, ongeacht de afmetingen ervan. Op die manier zullen de regels ook worden vereenvoudigd, en de naleving en controle verbeterd.

(30)

Om de controle doeltreffender te maken, is het belangrijk dat de informatie in het visserijlogboek gedetailleerder wordt bijgehouden en dat deze informatie, in het geval van vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of langer, gegevens bevat over de vangsten per visserijverrichting. Voor vangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter mogen het elektronisch visserijlogboek en het doorsturen van informatie daaruit geen onevenredige last vormen voor de kapiteins van die vaartuigen. Derhalve moet van kapiteins van Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter alleen worden verlangd dat ze de informatie in het visserijlogboek indienen na beëindiging van de laatste visserijactiviteit en voor aanvang van de aanlanding.

(31)

De kapiteins van Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter moeten de mogelijkheid krijgen het elektronisch visserijlogboek op vereenvoudigde wijze in te vullen en in te dienen.

(32)

Om de invoering en het gebruik van elektronische visserijlogboeken voor alle vaartuigen te vergemakkelijken, moet de Commissie op verzoek van een of meer lidstaten een systeem ontwikkelen voor de registratie en rapportage van vangsten voor vangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter, dat is aangepast aan de specifieke omstandigheden van kleinere vaartuigen.

(33)

Om de controle op de vangsten van kwetsbare soorten te verbeteren, moet er aanvullende informatie over de teruggooi van kwetsbare soorten in het visserijlogboek worden geregistreerd.

(34)

De bepalingen betreffende de tolerantiemarge in de in het visserijlogboek vermelde ramingen van de hoeveelheden aan boord gehouden vis moeten worden gewijzigd, zodat rekening kan worden gehouden met de uitdagingen die zich voordoen bij het nauwkeurig ramen van de vangsten aan boord per soort bij kleinere hoeveelheden vangsten en in geval van ongesorteerde aanlandingen van de kleine pelagische visserij, de industriële visserij en de visserij op tropische tonijn met de ringzegen. Dezelfde wijzigingen moeten worden aangebracht in de bepalingen inzake de tolerantiemarge in de aangifte van overlading. Met betrekking tot afwijkingen die worden toegestaan voor ongesorteerde aanlandingen van de kleine pelagische visserij, de industriële visserij en de visserij op tropische tonijn met ringzegens, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om nadere bijzonderheden te verstrekken over uniforme voorwaarden voor de aanlanding en weging van visserijproducten in op de lijst opgenomen havens, zoals de betrokkenheid van geaccrediteerde onafhankelijke derden die de nauwkeurigheid van de rapportage van de vangsten bij aanlanding kunnen garanderen of voorschriften voor de steekproeven en weeghandelingen. Deze voorwaarden moeten een adequate controle op dergelijke activiteiten waarborgen. De Commissie moet door middel van uitvoeringshandelingen de lijst vaststellen van havens die aan die uniforme voorwaarden voldoen. Hetzelfde kan ook gelden voor het opstellen van lijsten van havens in derde landen, met inbegrip van havens die zijn aangewezen in het kader van regionale visserijorganisaties, mits de nodige controle door en samenwerking met de relevante bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land zijn gewaarborgd.

(35)

Wanneer een vangstvaartuig vertrekt, moet het onmiddellijk een elektronisch visserijlogboek starten en moet er een uniek identificatienummer aan die visreis worden toegewezen. Het visserijlogboek en de aangiften van overlading en de aangiften van aanlanding moeten een verwijzing naar dat unieke identificatienummer voor de visreis bevatten om versterkte controle mogelijk te maken en de validatie van de gegevens door de lidstaten en de traceerbaarheid van visserijproducten in de aanbodketen te verbeteren.

(36)

Teneinde het doorsturen van informatie over vistuig en verlies van vistuig aan de bevoegde instanties in de lidstaten te verbeteren en te vereenvoudigen, moet het visserijlogboek informatie over vistuig en verloren vistuig bevatten. De Commissie publiceert jaarlijks op haar website een compilatie van de informatie over verloren vistuig per lidstaat.

(37)

Bij Verordening (EU) 2017/2403 zijn regels vastgesteld voor vissersvaartuigen van derde landen die visserijverrichtingen uitvoeren in Uniewateren. Krachtens artikel 38, lid 1, van die verordening moet een vissersvaartuig van een derde land dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, zich aan de controleregels houden die van toepassing zijn op de visserijverrichtingen van Unievaartuigen in het visserijgebied waar het actief is. Om herhaling te voorkomen en voor duidelijkheid te zorgen, moeten sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 waarin specifiek regels voor visserijvaartuigen van derde landen worden vastgesteld, worden geschrapt.

(38)

Voorafgaande kennisgeving van aanlandingen maakt een betere controle van de naleving van de regels inzake vangstregistratie en visserijactiviteiten mogelijk. Teneinde de naleving van de regels inzake vangstrapportage te verbeteren, moeten de bepalingen betreffende voorafgaande kennisgevingen van toepassing zijn op alle vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer, en niet alleen op vissersvaartuigen die vissen op visbestanden die onder een meerjarenplan vallen. Het moet echter mogelijk zijn voor kustlidstaten om een kortere periode voor voorafgaande kennisgeving vast te stellen voor bepaalde categorieën vaartuigen, zolang dit geen afbreuk doet aan het vermogen van hun bevoegde autoriteiten om vaartuigen te inspecteren bij aankomst.

(39)

Unievissersvaartuigen die visserijproducten aanlanden in derde landen, moeten een voorafgaande kennisgeving indienen bij hun vlaggenlidstaat. Unievissersvaartuigen die visserijproducten overladen in de wateren van derde landen of in gebieden op volle zee moeten een machtiging verkrijgen van hun vlaggenlidstaten. Dergelijke voorafgaande kennisgevingen en machtigingen zijn vereist, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van de vlaggenlidstaten voor wat betreft het voorkomen dat visserijproducten die afkomstig zijn uit de IOO-visserij internationaal in de handel worden gebracht.

(40)

Bepalingen betreffende de registratie van vangstgegevens en visserijinspanning door de lidstaten moeten worden gewijzigd om gegevens uit weegregisters, aangiften van overname en vervoersdocumenten op te nemen.

(41)

De regels inzake de indiening van geaggregeerde gegevens over vangsten en visserijinspanning bij de Commissie moeten worden vereenvoudigd door te voorzien in een enkele datum voor alle indieningen.

(42)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie zo nauwkeurig mogelijke vangstgegevens ontvangt, moeten de lidstaten de bij de Commissie ingediende geaggregeerde gegevens corrigeren indien zij eerder alleen ramingen hebben ingediend, indien zij inconsistenties ontdekken nadat zij de gegevens hebben gevalideerd, of indien de Commissie inconsistenties vaststelt.

(43)

Er moet worden verduidelijkt dat vangsten van een soort, een bestand of een groep bestanden waarvoor een quotum geldt, alleen in mindering worden gebracht op het quotum dat op de betrokken lidstaat van toepassing is indien dit vereist is uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(44)

De bepalingen betreffende de publicatie door de Commissie van een besluit om visserijtakken te sluiten indien een quotum is opgebruikt of de maximaal toelaatbare visserijinspanning is bereikt, moeten worden vereenvoudigd teneinde een tijdige publicatie van dergelijke sluitingen mogelijk te maken. Deze bepalingen moeten bovendien worden geharmoniseerd met de bepalingen over de aanlandingsverplichting zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(45)

De bepalingen betreffende de vangstcapaciteit moeten worden bijgewerkt zodat wordt verwezen naar Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(46)

Als vissersvaartuigen werken met een motor die een hoger motorvermogen heeft dan het gecertificeerde motorvermogen dat in de visvergunning staat vermeld en in het vissersvlootregister van de EU staat geregistreerd, kan de naleving van de capaciteitsmaxima zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 niet worden gewaarborgd. Daarom moeten de bepalingen betreffende de verificatie van het motorvermogen worden verduidelijkt. Bovendien is het belangrijk te voorzien in de mogelijkheid om het motorvermogen van bepaalde vangstvaartuigen die een hoog risico lopen op niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid met betrekking tot het motorvermogen of die in specifieke gebieden actief zijn, op doeltreffende wijze te controleren, bijvoorbeeld door middel van apparaten die het motorvermogen continu monitoren. Voorts moeten de bepalingen over de verificatie van de tonnage van de vangstvaartuigen met het oog op capaciteitscontrole worden vereenvoudigd.

(47)

Teneinde naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen, moeten alle lidstaten worden verplicht een jaarlijks of meerjarig nationaal controleprogramma dat van toepassing is op alle regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, op te zetten en regelmatig bij te werken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er controle wordt uitgevoerd op basis van een analyse van het risico van niet-naleving.

(48)

Om transparantie met betrekking tot visserijcontrole en -inspectie te waarborgen, moet elke lidstaat eenmaal per jaar op zijn website een jaarverslag publiceren met bepaalde minimuminformatie zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gegevens over de middelen die beschikbaar zijn voor controle en inspecties, uitgevoerde controle en inspecties, geconstateerde en bevestigde inbreuken en opgelegde sancties. Elk jaar publiceert de Commissie een compilatie van de door de lidstaten gerapporteerde relevante informatie.

(49)

Om meer duidelijkheid te verschaffen, moet de definitie van een “voor de visserij beperkt gebied” worden gewijzigd. Die definitie moet betrekking hebben op specifieke geografisch gedefinieerde mariene gebieden binnen een of meer zeebekkens, met inbegrip van beschermde mariene gebieden, waar alle of bepaalde visserijactiviteiten tijdelijk of permanent worden beperkt of verboden om de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee of de bescherming van mariene ecosystemen te verbeteren uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals bedoeld in de artikelen 12, 17 en 21 en bijlage II, deel C van bijlagen V tot en met VIII, deel B van bijlage XI, en de delen C en D van bijlage XII, bij Verordening (EU) 2019/1241 en in Verordening (EU) 2023/2124 van het Europees Parlement en de Raad (14) en soortgelijke gebieden die zijn vastgelegd in andere regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Bovendien moeten de regels inzake de controle in voor de visserij beperkte gebieden worden verbeterd, onder meer door te eisen dat de lidstaten de lijst van de voor de visserij beperkte gebieden en overeenkomstige beperkingen op hun officiële website publiceren.

(50)

Activiteiten die bestaan in de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee zonder gebruikmaking van een vangstvaartuig, vallen onder het gemeenschappelijk visserijbeleid. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn het verzamelen van schaal- en schelpdieren, onderwatervisserij, ijsvisserij en strandvisserij, met inbegrip van visserij te voet. Om de controle op dergelijke activiteiten in de hele Unie te harmoniseren, moeten er derhalve een definitie van “visserij zonder vaartuig” en specifieke controlemaatregelen voor dergelijke activiteiten in Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden opgenomen, waarbij waar nodig rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van die visserijen, waaronder regionale bijzonderheden.

(51)

De recreatievisserij speelt vanuit biologisch, economisch en sociaal oogpunt een belangrijke rol in de Unie. Rekening houdend met de aanzienlijke gevolgen van recreatievisserij voor bepaalde visbestanden, is het noodzakelijk om specifieke bepalingen vast te stellen op basis waarvan een doeltreffende controle van de recreatievisserij door de lidstaten mogelijk wordt gemaakt, met inbegrip van een passende sanctieregeling voor gevallen van niet-naleving. De verzameling van betrouwbare gegevens van bepaalde takken van de recreatievisserij is noodzakelijk om de lidstaten en de Commissie van de informatie te voorzien die nodig is voor een doeltreffend beheer en doeltreffende controle van de biologische rijkdommen van de zee. Daartoe moeten de lidstaten beschikken over een systeem om de vangsten in bepaalde takken van de recreatievisserij doeltreffend te controleren, zoals niet-commerciële activiteiten die worden verricht door individuele personen met vissersvaartuigen of activiteiten die worden georganiseerd door commerciële entiteiten in de toeristische sector of ten behoeve van sportwedstrijden.

(52)

In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is al een aantal specifieke instandhoudingsmaatregelen die van toepassing zijn op de recreatievisserij vastgesteld, met name in verordeningen van de Raad waarin vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden werden vastgesteld. De specifieke instandhoudingsmaatregelen die reeds van toepassing zijn, omvatten vangstbeperkingen, meeneemlimieten en visserijverboden gedurende bepaalde perioden, in bepaalde gebieden of met bepaald vistuig. Voor de instandhouding van bepaalde soorten kan het in de toekomst noodzakelijk worden andere dan de reeds gebruikte maatregelen toe te passen. Om de instandhoudingsmaatregelen voor de recreatievisserij te handhaven, moeten er passende controlemaatregelen worden vastgesteld.

(53)

Met uitzondering van het verbod op het op de markt brengen of verkopen van vangsten uit de recreatievisserij, dat door alle lidstaten moet worden gehandhaafd, gelden de regels inzake de controle op de recreatievisserij alleen voor kustlidstaten.

(54)

De bepalingen betreffende de controle in de aanbodketen moeten worden verduidelijkt om de lidstaten in staat te stellen controle en inspecties uit te voeren in alle stadia van de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, van de eerste verkoop tot de detailverkoop, met inbegrip van vervoer en afzet in de horeca.

(55)

Om de controle op de afzet van visserij- en aquacultuurproducten te verbeteren, moeten de regels voor de verdeling van die producten in partijen en voor het samenvoegen en splitsen van partijen worden verduidelijkt en geactualiseerd.

(56)

In overeenstemming met de traceerbaarheidsvoorschriften zoals bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (15), worden in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie (16) bepaalde traceerbaarheidsvoorschriften vastgesteld voor de specifieke sector van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, namelijk dat specifieke informatie moet worden bijgehouden door marktdeelnemers, op verzoek openbaar moet worden gemaakt aan de bevoegde instanties, en overgedragen moet worden aan de marktdeelnemer waaraan het visserij- of aquacultuurproduct wordt geleverd. Traceerbaarheid is niet alleen belangrijk met het oog op de voedselveiligheid, maar ook om controle mogelijk te maken, bescherming van consumentenbelangen te waarborgen, IOO-visserij tegen te gaan en bij te dragen tot eerlijke mededinging.

(57)

Het is derhalve passend om voort te bouwen op de bestaande regels inzake traceerbaarheid zoals vastgesteld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011. Er moet specifieke informatie over visserij- en aquacultuurproducten worden bijgehouden door marktdeelnemers, op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde instanties, en worden overgedragen aan de marktdeelnemer waaraan de visserij- en aquacultuurproducten worden geleverd. In het geval van visserijproducten die niet ingevoerd worden, moet de traceerbaarheidsinformatie het (de) unieke identificatienummer(s) van de visreis bevatten, aangezien daarmee een bepaalde partij visserijproducten gekoppeld kan worden aan een bepaalde aanlanding door een Unievissersvaartuig of meerdere Unievissersvaartuigen in hetzelfde betrokken relevante geografische gebied. In het geval van visserij zonder vaartuig moet de informatie het (de) unieke identificatienummer(s) van de visdag bevatten.

(58)

In overeenstemming met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 moeten traceerbaarheidsgegevens die relevant zijn voor de controle van visserij- en aquacultuurproducten beschikbaar zijn vanaf de eerste verkoop tot de detailverkoop. Dat zorgt er in het bijzonder voor dat de aan de klant verstrekte informatie over de soort en de herkomst van het visserij- of aquacultuurproduct juist is.

(59)

Voor visserij- en aquacultuurproducten die uit derde landen worden ingevoerd, gelden dezelfde regels als voor visserij- en aquacultuurproducten uit de Unie. In het geval van ingevoerde producten moet de verplichte traceerbaarheidsinformatie een verwijzing bevatten naar de nummers van de vangstcertificaten die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (17).

(60)

Teneinde een doeltreffende en tijdige overdracht van de traceerbaarheidsgegevens met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten te waarborgen, moeten marktdeelnemers informatie over producten die vallen onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur die is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (18), digitaal beschikbaar stellen binnen de aanbodketen en op verzoek aan de bevoegde instanties.

(61)

Om te zorgen voor een efficiënte traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten die onder de posten 1604 en 1605 van hoofdstuk 16 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, moet de Commissie een studie uitvoeren die onder meer bestaat uit een analyse van de beschikbare oplossingen of methoden om een doeltreffende traceerbaarheid van die producten mogelijk te maken. Op basis van die studie stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen gedetailleerde regels vast inzake de traceerbaarheidsvereisten voor partijen van dergelijke visserij- en aquacultuurproducten.

(62)

In het geval van visserijproducten die rechtstreeks van vissersvaartuigen aan eindverbruikers worden verkocht, mogen de regels met betrekking tot traceerbaarheid, geregistreerde kopers en verkoopdocumenten niet gelden voor hoeveelheden onder bepaalde drempelwaarden. Die drempelwaarden moeten worden geharmoniseerd en moeten laag genoeg zijn om het in de handel brengen van visserijproducten die niet getraceerd en derhalve niet gecontroleerd kunnen worden, en die dus kunnen bijdragen tot illegale handel, tot een minimum te beperken.

(63)

Teneinde de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken, is het van het grootste belang dat gegevens over vangsten betrouwbaar zijn en op brede schaal worden verzameld. Met name de registratie van de vangsten ten tijde van de aanlanding moet op zo betrouwbaar mogelijke wijze worden uitgevoerd. Daartoe is het noodzakelijk om de procedures met betrekking tot de weging van visserijproducten die worden aangeland, aan te scherpen, zonder dat dit onevenredige lasten voor de marktdeelnemers met zich meebrengt.

(64)

De weging moet worden uitgevoerd op systemen die zijn goedgekeurd door de bevoegde instanties en door marktdeelnemers die door de lidstaten geregistreerd zijn om die taak uit te voeren. Als algemene regel geldt dat alle producten bij de aanlanding per soort moeten worden gewogen teneinde te zorgen voor een nauwkeurige rapportage van de vangsten. Bovendien moeten de weeggegevens drie jaar worden bewaard.

(65)

Steekproefweging, weging aan boord of weging na vervoer mag alleen worden toegestaan onder strikte voorwaarden. Nadat de Commissie steekproefplannen, controleplannen en gemeenschappelijke controleprogramma's heeft vastgesteld, moet het voor de lidstaten mogelijk zijn het wegen van visserijproducten overeenkomstig die steekproefplannen, controleplannen of gemeenschappelijke controleprogramma's toe te staan.

(66)

Teneinde de controle te verbeteren en een snelle validatie van vangstregistratiegegevens en een snelle uitwisseling van informatie tussen de lidstaten mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat alle marktdeelnemers gegevens digitaal registreren en deze gegevens elektronisch indienen bij de lidstaten. Dat geldt in het bijzonder voor aangiften van aanlanding, verkoopdocumenten en aangiften van overname.

(67)

Gezien de beschikbaarheid van adequate technologische instrumenten, moet het vereiste om gegevens digitaal te registreren en elektronisch in te dienen bij de lidstaten voor alle geregistreerde kopers van visserijproducten gelden.

(68)

De overdracht van vervoersdocumenten aan de betrokken lidstaten moet worden vereenvoudigd en moet vóór het begin van het vervoer plaatsvinden teneinde controle en inspecties door de bevoegde instanties mogelijk te maken.

(69)

De aangiften van aanlanding, verkoopdocumenten, aangiften van overname en vervoersdocumenten moeten een verwijzing naar het unieke identificatienummer voor de visreis bevatten om versterkte controle mogelijk te maken en de validatie van de gegevens door de lidstaten en de traceerbaarheid van visserijproducten in de aanbodketen te verbeteren. In het geval van visserij zonder vaartuig moeten de verkoopdocumenten, aangiften van overname en vervoersdocumenten het (de) unieke identificatienummer(s) van de visdag bevatten en er moeten een aantal aanpassingen worden aangebracht in andere bepalingen zodat visserij zonder vaartuig hier ook in wordt opgenomen.

(70)

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 met betrekking tot de controle van producentenorganisaties en de controle van de prijs- en interventieregelingen zijn niet langer relevant en moeten worden geschrapt, aangezien Verordening (EU) nr. 1379/2013 nu in die controles voorziet.

(71)

Inspecties waarbij functionarissen van zowel de vlaggenlidstaat als de kustlidstaat betrokken zijn, zouden de samenwerking en de uitwisseling van informatie en deskundigheid vergemakkelijken. Daarom moet een kustlidstaat de mogelijkheid hebben functionarissen van een vlaggenlidstaat uit te nodigen om deel te nemen aan inspecties van vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren indien die vaartuigen actief zijn in de wateren van de kustlidstaat of vangsten aanlanden in de havens of aanlandingsplaatsen van de kustlidstaat.

(72)

Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven, moet in Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden bepaald hoe functionarissen moeten handelen in geval van mogelijke inbreuken op die regels. Deze verordening moet regels omvatten voor de behandeling van geconstateerde inbreuken indien functionarissen op basis van inspecties of relevante gegevens of informatie redenen hebben om aan te nemen dat er mogelijk een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid is gepleegd, voordat een rechterlijke instantie of bevoegde instantie uitspraak doet of een dergelijke inbreuk daadwerkelijk is gepleegd.

(73)

Teneinde de risicobeoordeling die door de nationale autoriteiten bij de planning van controleactiviteiten wordt uitgevoerd en de doeltreffendheid van inspecties te verbeteren, moeten de vereisten met betrekking tot het nationale register van inbreuken worden aangescherpt.

(74)

De sancties en andere maatregelen waarin de Verordeningen (EG) nr. 1224/2009 en (EG) nr. 1005/2008 voorzien, moeten door de lidstaten worden toegepast op een wijze die de grondrechten volledig eerbiedigt, inclusief het recht van een persoon om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft.

(75)

De regels en procedures inzake de kennisgeving van relevante informatie over maatregelen en sancties die de lidstaten hebben opgelegd ten aanzien van onderdanen van of vissersvaartuigen die de vlag voeren van andere lidstaten of derde landen, met inbegrip van de regels en procedures inzake de puntenbepaling voor ernstige inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten worden aangescherpt om de visserijcontrole en de handhaving binnen en buiten de wateren van de Unie te verbeteren.

(76)

Teneinde een gelijk speelveld en consistente toepassing in de lidstaten te waarborgen met betrekking tot de juridische en administratieve behandeling van mensen die inbreuken plegen op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten de bepalingen betreffende de vaststelling van gedragingen die een ernstige inbreuk op deze regels inhouden, worden verduidelijkt en aangescherpt.

(77)

Teneinde een doeltreffende afschrikkende werking tegen de meest schadelijke gedragingen te waarborgen, is het overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Unie noodzakelijk om een uitputtende lijst op te stellen van inbreuken die onder alle omstandigheden als ernstig moeten worden beschouwd. Bovendien zijn er nog andere inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die als ernstig moeten worden beschouwd wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Teneinde een doeltreffende en evenredige handhaving en een geharmoniseerde aanpak in de hele Unie te waarborgen, is het noodzakelijk om een uitputtende lijst op te stellen van criteria die door de bevoegde nationale instanties gehanteerd moeten worden bij het vaststellen van de ernst van die inbreuken.

(78)

Ernstige inbreuken moeten worden onderworpen aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve of strafrechtelijke sancties.

(79)

Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de inhoud van een of meer van de criteria om een inbreuk als ernstig te beschouwen, ontoereikend zijn om een doeltreffende en evenredige handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door en tussen de lidstaten te waarborgen, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om die criteria door middel van gedelegeerde handelingen aan te passen. Bij de uitoefening van de haar verleende bevoegdheid om die criteria te wijzigen, moet de Commissie met name rekening houden met het advies van de in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde deskundigengroep inzake naleving, of de bevindingen van het verslag dat de Commissie op grond van artikel 118, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 heeft opgesteld. Dergelijke wijzigingen mogen nooit met zich meebrengen dat er nieuwe criteria worden toegevoegd, en mogen alleen in uitzonderlijke gevallen leiden tot de schrapping van criteria indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat een dergelijke schrapping noodzakelijk is om een doeltreffende en evenredige handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door en tussen de lidstaten te waarborgen.

(80)

De lidstaten moeten voorzien in administratieve financiële sancties voor ernstige inbreuken, onverminderd andere passende sancties en begeleidende maatregelen, en er moeten minimumniveaus voor dergelijke administratieve financiële sancties worden vastgesteld. Bij wijze van alternatief moet het de lidstaten worden toegestaan te voorzien in standaardtarieven voor administratieve financiële sancties en moeten passende niveaus voor dergelijke standaardtarieven worden vastgesteld. Deze minimumniveaus en standaardtarieven mogen geen afbreuk doen aan de discretionaire bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten om in individuele gevallen van die minimumniveaus af te wijken, overeenkomstig het nationale recht, teneinde rekening te houden met de specifieke individuele, financiële en andere verzachtende omstandigheden van de casus, zoals samenwerking met rechtshandhaving, de leeftijd van de dader of verminderde ontoerekeningsvatbaarheid van de dader. De lidstaten moeten bij wijze van alternatief ook kunnen voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat die sancties een gelijkwaardig effect hebben als de administratieve financiële sancties. Dit mag geen afbreuk doen aan de discretionaire bevoegdheid van rechtbanken om de strafrechtelijke sancties in individuele gevallen vast te stellen, overeenkomstig het nationale recht, en om rekening te houden met de specifieke individuele, financiële en andere verzachtende omstandigheden van de casus.

(81)

Om de mate van naleving te verhogen en de kans op ernstige inbreuken te verkleinen, moeten de lidstaten een puntensysteem toepassen en punten toekennen aan houders van visvergunningen en kapiteins van betrokken vangstvaartuigen in geval van bevestigde ernstige inbreuken. Er mogen geen punten worden toegekend in geval van inbreuken met vaartuigen zonder nationaliteit, inbreuken met betrekking tot het op de markt aanbieden van visserij- of aquacultuurproducten en het uitoefenen van activiteiten die rechtstreeks verband houden met IOO-visserij, noch in geval van inbreuken met betrekking tot recreatievisserijactiviteiten. Er mogen ook geen punten worden toegekend in geval van een inbreuk die verband houdt met het niet nakomen van de verplichtingen om gegevens over visserijactiviteiten nauwkeurig te registreren, op te slaan en te rapporteren, indien de betrokken inbreuk niet van toepassing is op de houder van de visvergunning of op de kapitein.

(82)

Om ervoor te zorgen dat het puntensysteem voor houders van een visvergunning een afschrikkend effect heeft, moeten toegekende punten aan de nieuwe houder van de visvergunning worden overgedragen indien het vaartuig of de visvergunning na de datum van de inbreuk wordt verkocht, overgedragen of anderszins van eigenaar verandert, ook als het een marktdeelnemer in een andere lidstaat betreft.

(83)

Om een gelijk speelveld voor kapiteins te waarborgen, moet het puntensysteem voor kapiteins worden geharmoniseerd en op één lijn worden gebracht met het puntensysteem voor vergunninghouders. Als zodanig moeten vlaggenlidstaten punten toekennen aan kapiteins van vangstvaartuigen die hun vlag voeren wanneer zij een ernstige inbreuk op grond van Verordening (EG) nr. 1224/2009 hebben gepleegd. Bovendien moet de lidstaat waarvan de kapitein onderdaan is, op de hoogte worden gebracht van de punten die aan die kapitein zijn toegekend, indien die punten door een andere lidstaatzijn toegekend.

(84)

Om een gelijk speelveld en een nalevingscultuur binnen en buiten de Unie tot stand te brengen, moet worden voorkomen dat kapiteins die op basis van de toewijzing van punten zijn onderworpen aan een schorsing of intrekking van het recht om het bevel te voeren over een vissersvaartuig, permanent of voor de duur van de schorsing als kapitein van een Unievissersvaartuig optreden. De lidstaten moeten daartoe met elkaar samenwerken.

(85)

Ernstige inbreuken zijn het gebruik van verboden vistuig of verboden visserijmethoden als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1241 of als vervat in andere gelijkwaardige regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die soortgelijke algemene verboden op het gebruik van bepaald vistuig of bepaalde visserijmethoden bevatten.

(86)

Om ervoor te zorgen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid inzake vangstcapaciteit worden nageleefd, moeten bepaalde activiteiten zoals het manipuleren van scheepsmotoren om het vermogen te verhogen of het gebruik van een gemanipuleerde motor, als ernstige inbreuken worden beschouwd onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(87)

Om ervoor te zorgen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid beter worden nageleefd en om te zorgen voor een betere gegevensverzameling, moeten ernstige inbreuken zoals de schending van de regels inzake de tolerantiemarges voor visserijlogboeken en aangiften van overlading, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1224/2009, worden onderscheiden van andere ernstige inbreuken zoals het niet naleven van de verplichting om gegevens over visserijactiviteiten nauwkeurig te registreren, op te slaan en te rapporteren, op basis van bepaalde voorwaarden. Met name het niet registreren en melden van vangsten van een soort die onder de aanlandingsverplichting valt, moet onder laatstgenoemde categorie als ernstig worden aangemerkt, afhankelijk van de ernst van de overtreding, of een overtreding als ernstig wordt beschouwd, wordt uiteindelijk bepaald door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de omstandigheden van elke casus, zoals, in voorkomend geval, de specifieke kenmerken van de betrokken visserijtakken. Bij die beoordeling moet bijzondere aandacht worden besteed aan de aard en de omvang van de gedraging, met inbegrip van de totale vangsten, de hoeveelheid, het type en het aandeel van de niet-gerapporteerde vangsten, onder meer in het licht van de toepasselijke tolerantiemarge, en eventuele aanwijzingen van een voornemen om de regels inzake het invullen van visserijlogboeken of aangiften van overlading te omzeilen.

(88)

Het is passend te specificeren welke activiteiten van onderdanen van de lidstaten en Unievissersvaartuigen met betrekking tot het verrichten of ondersteunen van IOO-visserij een ernstige inbreuk vormen. Naast gedragingen die een ernstige inbreuk op de regels inzake visserijactiviteiten vormen, moeten ook zakelijke activiteiten die rechtstreeks verband houden met IOO-visserij, met inbegrip van de invoer van of de handel in uit IOO-visserij afkomstige visserijproducten, zoals de aankoop van dergelijke producten zonder alle wettelijk vereiste documenten, als een ernstige inbreuk worden beschouwd.

(89)

Artikel 5 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 4 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens bepalen dat niemand gedwongen kan worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten. Voorts zijn alle lidstaten partij bij Verdrag nr. 29 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende dwangarbeid, dat bepaalt dat het illegaal verrichten van dwangarbeid of verplichte arbeid strafbaar moet worden gesteld en moet worden onderworpen aan adequate wettelijke sancties die streng worden gehandhaafd. Bovendien is het verrichten van visserijactiviteiten met dwangarbeid in strijd met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met name met de bepalingen dat visserijactiviteiten moeten worden beheerd op een manier die in overeenstemming is met de doelstellingen om sociale en werkgelegenheidsvoordelen te bewerkstelligen en moeten bijdragen aan een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn. Dwangarbeid ondermijnt ook een gelijk speelveld voor visserij- en aquacultuurproducten die in de Unie in de handel worden gebracht. Daarom moet het verrichten van visserijactiviteiten met gebruikmaking van dwangarbeid als een ernstige inbreuk worden beschouwd, onverminderd eventuele strafrechtelijke sancties voor dwangarbeid in overeenstemming met de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van IAO-Verdrag nr. 29 betreffende dwangarbeid.

(90)

Nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de activiteiten op het gebied van visserijcontrole, alsook alle betrokken gerechtelijke instanties, moeten toegang hebben tot het nationale register van inbreuken. Een volledig transparante uitwisseling van de informatie in de nationale registers tussen de lidstaten zal ook zorgen voor een betere doeltreffendheid en een gelijk speelveld voor controleactiviteiten.

(91)

Krachtens internationale overeenkomsten kan overbevissing door een lidstaat leiden tot een verlaging van het quotum van de Unie uit hoofde van de desbetreffende internationale overeenkomst. In geval van een dergelijke verlaging moet de Raad, bij de toewijzing van de vangstmogelijkheden voor dat bestand of die groep bestanden op grond van artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, voor het jaar waarvoor die verlaging plaatsvindt, en, indien nodig, voor het daaropvolgende jaar, de quota van de lidstaten zodanig aanpassen dat de lidstaten die niet hebben overbevist, niet zullen lijden onder de verlaging van het quotum van de Unie.

(92)

Validatie is een belangrijke stap om ervoor te zorgen dat de op grond van Verordening (EG) nr. 1224/2009 door de lidstaten verzamelde gegevens betrouwbaar en volledig zijn. Er moet duidelijkheid worden verschaft over de te valideren gegevens en de verplichtingen van de lidstaten in geval van inconsistenties.

(93)

Teneinde aan haar plichten uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te voldoen, moet de Commissie toegang hebben tot de verschillende door de lidstaten verzamelde gegevens. En moet duidelijk worden gemaakt welke gegevens toegankelijk moeten zijn voor de Commissie en welke taken de Commissie moet verrichten met gebruikmaking van deze gegevens.

(94)

De door de lidstaten verzamelde gegevens zijn ook van grote waarde voor wetenschappelijke doeleinden. Er moet duidelijk worden gemaakt dat op nationaal, internationaal of Unieniveau erkende, onafhankelijke wetenschappelijke instanties toegang kan worden verleend tot de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 verzamelde gegevens, in het bijzonder tot positiegegevens van het vaartuig en gegevens over visserijactiviteiten. Alvorens dergelijke gegevens door te geven, moeten de lidstaten nagaan of het wetenschappelijk onderzoek kan worden uitgevoerd op basis van gepseudonimiseerde of geanonimiseerde gegevens waarna zij, indien dat het geval is, de wetenschappelijke instanties gegevens verstrekken die op die manier zijn geanonimiseerd. De door de lidstaten verzamelde gegevens over visserijactiviteiten zijn ook van waarde voor de productie van statistieken, met name voor Eurostat, dat deze gegevens moet kunnen gebruiken om statistieken over de visserij te produceren.

(95)

Overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012 moet voor elk agentschap om de vijf jaar een in opdracht van de Commissie te verrichten evaluatie plaatsvinden. Aangezien een aantal uitdagingen op het gebied van visserij en milieu nauw verband met elkaar houden, zal de Commissie in het kader van de volgende periodieke evaluatie van het Europees Milieuagentschap (“EEA”) nagaan hoe de samenwerking en de relevante uitwisseling van gegevens tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole (het “Bureau”) en het EEA kunnen worden verbeterd en in welke vorm die nauwere samenwerking kan worden geformaliseerd, onder meer, indien nodig, door daartoe relevante wetgevingsvoorstellen of andere maatregelen in te dienen.

(96)

Aangezien de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten van het grootste belang is voor de controle en de handhaving van verplichtingen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten de bepalingen met betrekking tot die uitwisseling worden verduidelijkt.

(97)

Om de Commissie in staat te stellen de door de lidstaten verstrekte vangstgegevens te valideren en haar verplichtingen in het kader van internationale overeenkomsten na te komen, moeten de lidstaten via rechtstreekse elektronische uitwisseling gegevens over de activiteiten van vissersvaartuigen die hun vlag voeren, aan de Commissie verstrekken.

(98)

De door de lidstaten verzamelde gegevens waartoe de Commissie toegang zou moeten hebben, zoals gegevens over visserijactiviteiten, gegevens over controles en gegevens over inbreuken, zouden persoonsgegevens kunnen bevatten. Aangezien aan de hand van het unieke identificatienummer van de visreis, de naam van het vissersvaartuig of, in geval van visserij zonder vaartuig, het unieke identificatienummer van de visdag, natuurlijke personen, zoals de eigenaar of de kapitein van een vissersvaartuig, geïdentificeerd zouden kunnen worden, kan informatie die dergelijke gegevens bevat onder bepaalde omstandigheden persoonsgegevens vormen.

(99)

Verordeningen (EU) 2016/679 (19) en (EU) 2018/1725 (20) van het Europees Parlement en de Raad en voor bepaalde verwerkingen van persoonsgegevens de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (21) zijn van toepassing wanneer persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 en (EG) nr. 1224/2009 en Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad (22), en er moet worden gewaarborgd dat de verplichtingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens te allen tijde en op alle niveaus worden nageleefd.

(100)

De verwerking van persoonsgegevens in de informatie die is verzameld uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is noodzakelijk om de doeltreffende uitvoering en naleving van de regels en doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen. Met name voor de monitoring van vangstmogelijkheden, waaronder het quotumgebruik, het waarborgen van de naleving van andere beheers- en instandhoudingsmaatregelen, de monitoring van visserijactiviteiten of het uitvoeren van beoordelingen zodat controle kan worden verricht op basis van een risicoanalyse, moeten de lidstaten positiegegevens van het vaartuig, visserijlogboeken, aangiften van aanlanding, verkoopdocumenten en andere gegevens over visserijactiviteiten verwerken teneinde valideringen en kruiscontroles uit te kunnen voeren. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de door de marktdeelnemers ingediende gegevens volledig en nauwkeurig zijn en dat de marktdeelnemers de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven. Om de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te kunnen controleren en evalueren door middel van verificaties, inspecties of audits en om de controleactiviteiten van de lidstaten te monitoren, moet de Commissie of de door haar aangewezen instantie niet alleen toegang hebben tot de gegevens over visserijactiviteiten, maar ook tot gegevens in verslagen van inspecteurs en met controle belaste waarnemers en gegevens over inbreuken, en deze kunnen verwerken. In het kader van de voorbereiding en het toezicht op de naleving van de internationale overeenkomsten en instandhoudingsmaatregelen, moet de Commissie gegevens kunnen verwerken van de visserijactiviteiten van Unievissersvaartuigen buiten de wateren van de Unie, met inbegrip van de vaartuigidentificatienummers en de namen van de eigenaar van het vaartuig en de kapitein van het vaartuig. De verwerking van gegevens over visserijactiviteiten kan ook noodzakelijk zijn om de visserijrechten van individuele vissersvaartuigen, lidstaten of de Unie aan te tonen, te verdedigen of vast te stellen.

(101)

De lidstaten, de Commissie of de door haar aangewezen instantie mogen persoonsgegevens niet langer opslaan dan nodig is voor de doeleinden waarvoor persoonsgegevens moeten worden verwerkt. Daartoe moeten maximale bewaartermijnen worden vastgesteld voor persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(102)

Om de in Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde taken te kunnen uitvoeren, moeten de Commissie, de door haar aangewezen instantie en de lidstaten, indien nodig voor bepaalde doeleinden, persoonsgegevens die onderdeel uitmaken van de op grond van die verordening verzamelde informatie, voor een periode van maximaal vijf jaar na verkrijging van de desbetreffende gegevens kunnen bewaren. De lidstaten valideren de gegevens van de voorgaande jaren met het doel de gegevens te verifiëren en te corrigeren zodat ze volledig en nauwkeurig zijn. De lidstaten beoordelen tevens de gegevens van voorgaande jaren ook met het oog op risicobeheer. De Commissie moet de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten monitoren en evalueren, en daartoe moet zij uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1224/2009 verzamelde gegevens over verschillende voorgaande jaren bestuderen, bijvoorbeeld als zij audits en verificaties uitvoert.

(103)

In het geval van de follow-up van inbreuken, inspecties, verificaties, klachten of audits, of in het geval van lopende gerechtelijke of administratieve procedures, moeten de lidstaten en de Commissie bepaalde gegevens echter kunnen bewaren tot het einde van de betrokken administratieve of gerechtelijke procedure of de tijd die nodig is voor de toepassing van sancties vanwege de noodzaak om die gegevens gedurende de gehele periode waarin dergelijke procedures lopen, te gebruiken en om sancties op te leggen, zoals het puntensysteem.

(104)

Om bewijs te kunnen leveren van de visserijactiviteiten van de Unie, bijvoorbeeld om aan te tonen dat de Unie en de lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten nakomen of om aanspraken op historische of andere visserijrechten te staven, moeten de lidstaten gegevens over visserijactiviteiten gedurende een periode van ten hoogste tien jaar kunnen bewaren.

(105)

Bepaalde gegevens over visserijactiviteiten in het verleden zijn noodzakelijk voor beleidsevaluaties en effectbeoordelingen, alsook voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk advies, die ten grondslag liggen aan het beheer van visserijactiviteiten en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Trends en patronen in de ontwikkeling van biologische rijkdommen van de zee vereisen doorgaans een langetermijnperspectief en een gegevensanalyse over enkele decennia. De lidstaten moeten bepaalde persoonsgegevens daarom gedurende een periode van ten hoogste 25 jaar kunnen bewaren, zodat de impact van visserijactiviteiten op de biologische rijkdommen van de zee en het milieu over langere perioden kan worden geanalyseerd.

(106)

Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2016/679 moeten verwerkingsverantwoordelijken passende technische en organisatorische maatregelen treffen om gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen te waarborgen. De gegevensbeschermingsbeginselen moeten in acht worden genomen bij de vaststelling van nadere regels ten aanzien van de voorschriften, de technische specificaties, de installatie en de werking van de REM-systemen, met inbegrip van CCTV. Deze systemen moeten met name zodanig worden ontworpen en toegepast dat beelden en identificatie van natuurlijke personen op opgenomen videomateriaal dat is verkregen via elektronische systemen op afstand zoveel mogelijk worden uitgesloten, en er moet worden voorzien in waarborgen wanneer een dergelijke identificatie bij wijze van uitzondering wordt gedetecteerd.

(107)

De verplichtingen van de lidstaten en de Commissie met betrekking tot informatie die onder het beroeps- en handelsgeheim valt en die wordt verzameld, ontvangen en doorgestuurd in het kader van Verordening (EG) nr. 1224/2009, moeten worden verduidelijkt. Deze informatie mag alleen worden doorgegeven aan andere personen dan de personen in de lidstaten, de Commissie of de door haar aangewezen instantie die voor de uitoefening van hun functie toegang tot deze informatie moeten hebben, als de lidstaat of instelling die de informatie heeft verstrekt hier toestemming voor heeft gegeven. Als een dergelijke toestemming wordt geweigerd, moeten de redenen voor de weigering worden opgegeven.

(108)

Bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om uitvoering te geven aan een aantal bepalingen van die verordening.

(109)

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1224/2009 toegekende bevoegdheden worden afgestemd op de artikelen 290 en 291 VWEU.

(110)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid overgedragen worden overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 1224/2009 met specifieke regels inzake controle, met betrekking tot:

de regels die moeten worden toegepast in geval van storingen in elektronische registratie- en meldsystemen, met betrekking tot volgapparatuur, visserijlogboeken, voorafgaande kennisgeving en aangiften van overlading en van aanlanding;

de vrijstelling van bepaalde categorieën vissersvaartuigen van de verplichting een voorafgaande kennisgeving en een aangifte van overlading in te vullen en in te dienen;

de vrijstelling van bepaalde bestanden van de verplichting om demersale bestanden die onder een meerjarenplan vallen, afzonderlijk op te slaan;

de gedetailleerde regels inzake de werking van volgsystemen;

de regels inzake weegprocedures en speciale regels voor kleine pelagische soorten;

de regels inzake met controle belaste waarnemers;

de regels inzake inspecties voor de bevoegde instanties in de lidstaten en marktdeelnemers;

de follow-up van de opschorting of intrekking van de visvergunning en de voorwaarden voor de schrapping van punten;

de minimumvereisten voor nationale controleprogramma's, jaarverslagen over controle en inspecties en de vaststelling van ijkpunten;

de vaststelling van de uiterste termijn voor de lidstaten om aan te tonen dat de visbestanden veilig geëxploiteerd kunnen worden;

de verlaging van quota wegens niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Aan de Commissie moet tevens de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst met criteria in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (23). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(111)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend, met betrekking tot:

visvergunningen en -machtigingen;

de markering en identificatie van vissersvaartuigen, vistuig en sloepen;

de technische vereisten en kenmerken van volgsystemen voor vaartuigen;

de tolerantiemarge;

omrekeningsfactoren voor de omrekening van opgeslagen of verwerkt visgewicht naar levend visgewicht;

de inhoud van de positiegegevens van het vaartuig en de inhoud en het formaat, regels inzake de invulling en digitale registratie en overdracht van visserijlogboeken, aangiften van overlading en aangiften van aanlanding;

voorschriften en technische specificaties voor REM-systemen, met inbegrip van CCTV, bepaling van vlootsegmenten en verwerking van gegevens uit dergelijke systemen;

het formaat voor de indiening van vangstregistratiegegevens en visserijinspanningen bij de Commissie;

maatregelen in geval van schade die is berokkend aan een lidstaat;

de verificatie van het motorvermogen en de tonnage van de vangstvaartuigen, en de verificatie van het soort en de hoeveelheid vistuig en de kenmerken ervan;

de technische kenmerken en eigenschappen van systemen voor continue monitoring van het motorvermogen;

de certificering van het motorvermogen;

regels inzake vangstaangiften voor visserij zonder vaartuig;

voor de recreatievisserij, de lijst van soorten, bestanden of groepen bestanden waarvoor regels inzake registratie, melding en rapportage gelden, de indiening van vangstgegevens en de markering van vistuig;

steekproefplannen, controleplannen en gemeenschappelijke controleprogramma's voor de weging;

weegprocedures, weegregisters en weegsystemen;

gedetailleerde regels inzake aangiften van overname en vervoersdocumenten;

bewakings- en inspectieverslagen;

het gebruik van de gegevensbank voor inspectie- en bewakingsverslagen;

de vaststelling van hoeveelheden in verhouding tot quota in geval van corrigerende maatregelen;

de uitvoering van het puntensysteem voor houders van een visvergunning en kapiteins;

specifieke controle- en inspectieprogramma's;

de toegang tot gegevens en uitwisseling van gegevens;

rapportage door de lidstaten, en

wederzijdse bijstand.

Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (24).

(112)

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten sommige bepalingen die alleen beslissingsbevoegdheden aan de Raad toekennen, worden aangepast aan de nieuwe procedures die van toepassing zijn op het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarom moeten de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 met betrekking tot de volgende aspecten worden geherformuleerd: de vaststelling in elke meerjarenplan van een vangstdrempel waarboven een aangewezen haven of aanlandingsplaats moet worden aangedaan, alsmede de vaststelling van de frequentie van het melden van gegevens, ende vaststelling van een regeling van met controle belaste waarnemers.

(113)

Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(114)

Om de samenhang met de reikwijdte van Verordening (EG) nr. 1224/2009 te waarborgen, dienen de doelstellingen van Verordening (EU) 2019/473 te worden verruimd. Het takenpakket van het Bureau dient ook de harmonisering van de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te omvatten. Daarnaast maken ook onderzoek en ontwikkeling op het gebied van controle- en inspectietechnieken, met inbegrip van, in samenwerking met de lidstaten, de ontwikkeling van proefprojecten en het verlenen van bijstand aan de Commissie op specifieke domeinen deel uit van het takenpakket van het Bureau.

(115)

Er moet worden gewaarborgd dat het Bureau de verplichtingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens uit Verordening (EU) 2018/1725 nakomt bij de verwerking en uitwisseling van gegevens.

(116)

De raad van bestuur van het Bureau moet de mogelijkheid hebben om vertegenwoordigers van de betrokken instellingen van de Unie uit te nodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen.

(117)

De bepalingen van Verordening (EU) 2019/473 betreffende de samenstelling van de raad van bestuur van het Bureau moeten worden gewijzigd om te voorzien in de opneming van één vertegenwoordiger van het Europees Parlement, overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak die is gehecht aan de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 juli 2012 over gedecentraliseerde agentschappen. De opneming van de vertegenwoordiger mag geen afbreuk doen aan de rol van het Europees Parlement bij het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau. Alle leden van de raad van bestuur moeten worden benoemd op basis van hun relevante ervaring en deskundigheid op het gebied van visserijcontrole en -inspectie, en mogen geen directe of indirecte belangenconflicten hebben die als nadelig zouden kunnen worden beschouwd voor hun onafhankelijkheid. Alleen vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie hebben stemrecht.

(118)

Het Bureau draagt bij tot de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie. Daartoe moet het Bureau administratieve overeenkomsten kunnen sluiten met andere instanties van de Unie die ook betrokken zijn bij de uitvoering van dat beleid.

(119)

Er moet worden verduidelijkt dat het ontwerp van het enkelvoudig programmeringsdocument dat door de uitvoerend directeur wordt opgesteld, aan de raad van bestuur moet worden voorgelegd.

(120)

Om een consistente programmering te waarborgen en Verordening (EU) 2019/473 in overeenstemming te brengen met Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (25), moet het Bureau een enkelvoudig programmeringsdocument opstellen dat de jaarlijkse en meerjarige programmering bevat.

(121)

Er moet worden verduidelijkt dat het Bureau ook financiering mag ontvangen in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hoctoelagen, onverminderd andere ontvangsten.

(122)

De bepalingen inzake de periodieke evaluatie van het Bureau door de Commissie dienen te worden verduidelijkt en in overeenstemming te worden gebracht met de gemeenschappelijke aanpak die is gehecht aan de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 juli 2012 over gedecentraliseerde agentschappen. De lidstaten en het Bureau verstrekken de Commissie de nodige informatie om die evaluatie uit te voeren. Met het oog op die evaluatie moet de Commissie ook alle relevante belanghebbenden om input vragen. Bij de vaststelling van het mandaat voor de evaluatie moet de Commissie de raad van bestuur van het Bureau raadplegen.

(123)

Verordening (EU) 2019/473 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(124)

Om de samenhang tussen de controlebepalingen te verzekeren, dienen Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (26) en Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (27) te worden gewijzigd. Meer in het bijzonder dienen de bepalingen inzake de controle op de sportvisserij, de registratie en rapportage van overladingen en vangstregistraties uit Verordening (EG) nr. 1967/2006 en de bepalingen inzake visserijlogboeken uit Verordening (EU) 2016/1139 te worden geschrapt en dienen in plaats daarvan de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 te worden toegepast. Bovendien dienen de bepalingen inzake de tolerantiemarge voor de in het visserijlogboek vermelde ramingen uit Verordening (EU) 2016/1139 te worden gewijzigd.

(125)

De in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vastgestelde vangstcertificeringsregeling is een op papier gebaseerde regeling en is daardoor niet efficiënt en niet verenigbaar met een gedigitaliseerd traceerbaarheidssysteem voor visserijproducten. In overeenstemming met internationale verbintenissen en om een effectieve tenuitvoerlegging van de regeling te verzekeren, dient Verordening (EG) nr. 1005/2008 te worden gewijzigd om een gegevensbank voor het beheer van vangstcertificaten (“Catch”) en gerelateerde documenten op te zetten op basis van het in Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (28) bedoelde Traces-systeem, zodat controle kan worden verricht op basis van een risicoanalyse, om zo de mogelijkheden voor frauduleuze invoer te beperken en de administratieve lasten voor de lidstaten te verlagen.

(126)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1005/2008, en meer in het bijzonder om het geïntegreerde beheer en de geïntegreerde behandeling, bewaring en uitwisseling van informatie en documenten voor verificaties, controle en andere relevante officiële activiteiten met betrekking tot de invoer en uitvoer van visserijproducten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1005/2008 mogelijk te maken, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend met betrekking tot de werking en ontwikkeling van de Catch op basis van het Traces-systeem.

(127)

De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen teneinde Verordening (EG) nr. 1005/2008 aan te vullen met voorwaarden voor vrijstellingen van de toepassing van Catch.

(128)

Om de traceerbaarheid van visserijproducten die bestemd zijn voor de markt van de Unie te verbeteren, moeten uit hoofde van de vangstcertificeringsregeling specifieke voorschriften voor gesplitste zendingen worden ingevoerd. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen teneinde Verordening (EG) nr. 1005/2008 aan te vullen met een modeldocument op basis waarvan de controle van dergelijke voorschriften wordt geharmoniseerd.

(129)

Om de maatregelen tegen derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te versterken, is het eigendom, ook als uiteindelijke begunstigde zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (29), de exploitatie of het beheer van vissersvaartuigen die de vlag van dergelijke derde landen voeren, voor marktdeelnemers uit de Unie niet toegestaan. Bovendien krijgen vissersvaartuigen die de vlag van dergelijke derde landen voeren, geen toegang tot havendiensten en mogen zij geen aanlandings- of overladingsactiviteiten in havens van de Unie verrichten.

(130)

Om de samenhang tussen de rechtsinstrumenten van de Unie met betrekking tot visserijcontrole te verzekeren, dienen de bepalingen inzake ernstige inbreuken, onmiddellijke handhavingsmaatregelen, sancties en begeleidende sancties van Verordening (EG) nr. 1005/2008 te worden geschrapt en indien nodig te worden verplaatst naar Verordening (EG) nr. 1224/2009, dat het belangrijkste rechtsinstrument op het gebied van visserijcontrole is. In Verordening (EG) nr. 1005/2008 dient consequent te worden verwezen naar de bepalingen inzake ernstige inbreuken, onmiddellijke handhavingsmaatregelen, sancties en begeleidende sancties in Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(131)

Verordening (EG) nr. 1005/2008 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(132)

Aangezien de voorschriften inzake overlading buiten de Unie zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 1224/2009, is titel II, hoofdstuk VI, van Verordening (EU) 2017/2403, waarin voorschriften voor overlading op volle zee en in het kader van rechtstreekse machtigingen zijn vastgesteld, overbodig geworden en moeten zij worden geschrapt. Verordening (EU) 2017/2403 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(133)

De bij deze verordening ingevoerde wijzigingen variëren van kleine wijzigingen tot grote wijzigingen en er zijn verschillende termijnen nodig om de toepassing van de nieuwe regels voor te bereiden. Daarom moeten de toepassingsdata voor die wijzigingen worden gedifferentieerd en adequaat zijn om de toepassing van die regels voor te bereiden. Bovendien moeten bepaalde overgangsbepalingen worden ingevoerd die nodig zijn om een soepele overgang naar de nieuwe regels te waarborgen.

(134)

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, die op 18 juli 2018 een advies heeft uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1224/2009

Verordening (EG) nr. 1224/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef wordt vervangen door:

“Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) en artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*2), tenzij anders bepaald in deze verordening. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

(*1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22)."

(*2)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).”;"

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“1 bis.

“visserijverrichting”: elke activiteit in verband met het zoeken naar vis, het te water laten, slepen en binnenhalen van actief vistuig, het te water laten, uitzetten, verwijderen of verplaatsen van passief vistuig, en het verwijderen van de vangst uit het vistuig, uit het bewaarnet of uit een transportkooi naar een mest- of een kweekkooi;”;

c)

punt 2 wordt vervangen door:

“2.

“regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid”: juridisch bindende handelingen van de Unie en toepasselijke internationale verplichtingen van de Unie met betrekking tot de instandhouding, het beheer en de exploitatie van biologische rijkdommen van de zee, met betrekking tot de aquacultuur en met betrekking tot de verwerking, het vervoer en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten;”;

d)

de punten 5, 6 en 7 worden vervangen door:

“5.

“bewaking”: de observatie van visserijactiviteiten op basis van waarnemingen door inspectievaartuigen, officiële luchtvaartuigen, officiële op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen (RPAS), voertuigen of andere middelen, met inbegrip van technische constaterings- en identificatiemethoden;

6.

“functionaris”: elke persoon die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat, de Commissie of het bij Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad (*3) opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole (het “Bureau”) is gemachtigd om controles of inspecties uit te voeren;

7.

“inspecteur van de Unie”: een functionaris van een lidstaat, de Commissie of het Bureau, van wie de naam is opgenomen in de overeenkomstig artikel 79 opgestelde lijst;

(*3)  Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18).”;"

e)

de punten 9 en 10 worden vervangen door:

“9.

“visvergunning”: een officieel document dat de houder ervan het in nationale bepalingen omschreven recht geeft om een bepaalde vangstcapaciteit te gebruiken voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee;

10.

“vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een Unievissersvaartuig dat in voorkomend geval reeds over een visvergunning beschikt en die dit vaartuig het recht geeft om specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode, in een bepaald gebied of binnen een bepaalde visserijtak onder specifieke voorwaarden;”;

f)

punt 12 wordt vervangen door:

“12.

“positiegegevens van het vaartuig”: gegevens betreffende identificatie, geografische positie, datum, tijdstip, koers en snelheid van de vissersvaartuigen die met volgapparatuur voor vaartuigen aan boord van de vissersvaartuigen worden doorgestuurd naar het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat;”;

g)

de punten 14 en 15 worden vervangen door:

“14.

“voor de visserij beperkt gebied”: een specifiek geografisch gedefinieerd marien gebied binnen een of meer zeebekkens waar alle of bepaalde visserijactiviteiten tijdelijk of permanent zijn beperkt of verboden met het oog op een betere instandhouding van mariene biologische rijkdommen of de bescherming van mariene ecosystemen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

15.

“visserijcontrolecentrum”: een operationeel centrum dat door een vlaggenlidstaat is opgericht en dat beschikt over computerapparatuur en -programmatuur waarmee gegevens automatisch kunnen worden ontvangen, verwerkt, geanalyseerd, gecontroleerd en gemonitord en elektronisch kunnen worden doorgestuurd;”;

h)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“15 bis.

“aanlandingsplaats”: een andere locatie dan een zeehaven zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad (*4), die door een lidstaat officieel is erkend voor aanlanding;

(*4)  Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PB L 57 van 3.3.2017, blz. 1).”;"

i)

de punten 20, 21 en 22 worden vervangen door:

“20.

“partij”: hoeveelheid van eenheden visserij- of aquacultuurproducten;

21.

“verwerking”: het proces waarbij het product zijn aanbiedingsvorm krijgt. Dit proces omvat het snijden, fileren, verpakken, inblikken, invriezen, roken, zouten, koken, pekelen, drogen of op andere wijze voor de markt klaarmaken van vis;

22.

“aanlanden”: het voor de eerste keer lossen van een hoeveelheid visserijproducten van een vissersvaartuig naar de wal;”;

j)

punt 23 wordt geschrapt;

k)

punt 24 wordt vervangen door:

“24.

“meerjarenplan”: een plan als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, of een andere op grond van artikel 43, lid 2, VWEU vastgestelde maatregel van de Unie die voorziet in het specifieke beheer of herstel van bepaalde visbestanden en die betrekking heeft op een periode van meer dan één jaar;”;

l)

punt 28 wordt vervangen door:

“28.

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;”;

m)

punt 31 wordt vervangen door:

“31.

“vissersvaartuig”: een vangstvaartuig of elk ander vaartuig dat wordt gebruikt voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, visverwerkingsvaartuigen, vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen, sleepvaartuigen, hulpvaartuigen en transportvaartuigen die worden gebruikt voor het vervoer van visserijproducten, maar met uitzondering van containervaartuigen en vaartuigen die uitsluitend voor aquacultuur worden gebruikt;”;

n)

de volgende punten worden toegevoegd:

“33.

“vangstvaartuig”: een vaartuig dat is uitgerust of wordt gebruikt voor de vangst van biologische rijkdommen van de zee voor commerciële doeleinden;

34.

“slipping”: de praktijk waarbij vis opzettelijk uit vistuig wordt vrijgelaten vóór het tuig volledig aan boord van een vangstvaartuig is gebracht;

35.

“visreis”: elke reis van een vangstvaartuig die begint wanneer het vaartuig een haven verlaat en eindigt wanneer het in de haven aankomt;

36.

“uniek identificatienummer voor de visreis”: het door het elektronisch visserijlogboek voor elke visreis gegenereerde specifieke nummer;

37.

“kwetsbare soort”: een kwetsbare soort zoals gedefinieerd in artikel 6, punt 8, van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (*5);

38.

“visserij zonder vaartuig”: een activiteit voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee waarbij die bestanden worden gevangen of geoogst zonder gebruikmaking van een vangstvaartuig, zoals het verzamelen van schaal- en schelpdieren, onderwatervisserij, ijsvisserij en visserij vanaf de oever, met inbegrip van visserij te voet;

39.

“uniek identificatienummer voor de visdag”: het specifieke nummer dat wordt gegenereerd voor een ononderbroken periode van 24 uur of een deel daarvan waarin wordt gevist zonder vaartuig.

(*5)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).”."

2)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 5 worden de woorden “het overeenkomstig Verordening (EG) nr. 768/2005 opgerichte Communautair Bureau voor visserijcontrole” vervangen door “het Bureau”;

b)

lid 6 wordt geschrapt.

3)

De artikelen 6 en 7 worden vervangen door:

“Artikel 6

Visvergunning

1.   Een Unievangstvaartuig mag enkel voor de commerciële exploitatie van biologische mariene hulpbronnen worden gebruikt als het over een geldige visvergunning beschikt.

2.   De vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat de visvergunning voldoet aan de minimuminformatievereisten met betrekking tot de identificatie, de technische kenmerken en de uitrusting van een vangstvaartuig, en dat de in de visvergunning opgenomen informatie juist is en overeenstemt met de informatie die is opgenomen in het in artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde register over de vissersvloot van de Unie.

3.   De vlaggenlidstaat trekt permanent de visvergunning in van een vangstvaartuig waarvoor een maatregel tot aanpassing van de vangstcapaciteit geldt als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen inzake de geldigheid van door de vlaggenlidstaten afgegeven visvergunningen en de daarin vermelde minimuminformatievereisten met betrekking tot de identificatie, de technische kenmerken en de uitrusting van een vangstvaartuig. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 7

Vismachtiging voor Unievangstvaartuigen

1.   Een Unievangstvaartuig is enkel gemachtigd specifieke visserijactiviteiten te verrichten voor zover die in zijn geldige vismachtiging zijn vermeld wanneer de visserijtakken of de visserijzones waar de visserijactiviteiten, of het vaartuig, onderworpen zijn aan:

a)

een visserijinspanningsregeling;

b)

een meerjarenplan;

c)

een voor de visserij beperkt gebied;

d)

visserij voor wetenschappelijke doeleinden;

e)

de verplichting om gebruik te maken van een systeem voor elektronische monitoring op afstand (REM), met inbegrip van CCTV, of

f)

andere in de Unieregelgeving vastgestelde bepalingen.

2.   Indien een lidstaat een specifieke nationale regeling voor vismachtigingen heeft voor vangstvaartuigen die zijn vlag voeren, zendt hij de Commissie op verzoek een samenvatting van de in de verleende vismachtiging vermelde gegevens en de daarmee verband houdende geaggregeerde gegevens over de visserijinspanning.

3.   Indien de vlaggenlidstaat nationale bepalingen heeft vastgesteld in de vorm van een nationale vismachtigingsregeling voor de toewijzing, aan individuele vangstvaartuigen, van de vangstmogelijkheden waarover hij beschikt, zendt hij de Commissie op haar verzoek gegevens over de vangstvaartuigen die gemachtigd zijn om in een bepaalde visserijtak een visserijactiviteit te verrichten, met name wat betreft de externe identificatienummers, de naam van de betrokken vangstvaartuigen en de daaraan toegewezen individuele vangstmogelijkheden.

4.   Er mag geen vismachtiging voor een vangstvaartuig worden afgegeven indien dat vaartuig niet in het bezit is van een overeenkomstig artikel 6 verleende visvergunning of indien zijn visvergunning is geschorst of ingetrokken. De vismachtiging voor een vangstvaartuig wordt automatisch ingetrokken wanneer de visvergunning van dat vaartuig definitief is ingetrokken. De machtiging wordt geschorst wanneer de visvergunning is geschorst.

5.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast inzake de door de vlaggenlidstaat afgegeven vismachtigingen, met inbegrip van de voorwaarden voor de geldigheid van de vismachtiging en de minimuminformatie die daarin moet worden vermeld, en de voorwaarden voor toegang tot gegevens uit REM-systemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

6.   Onverminderd de internationale verplichtingen van de Unie kan een lidstaat Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter vrijstellen van de verplichting om over een vismachtiging te beschikken indien zij uitsluitend visserijactiviteiten verrichten in een of beide van de volgende gebieden:

a)

zijn territoriale wateren;

b)

de territoriale wateren van een andere lidstaat die vaartuigen die zijn vlag voeren en in dezelfde visserijtak visserijactiviteiten verrichten, heeft vrijgesteld van de verplichting om over een vismachtiging te beschikken.

Elke lidstaat die besluit de in de eerste alinea bedoelde uitzondering toe te passen, stelt de Commissie en de andere betrokken lidstaten daarvan binnen tien werkdagen na zijn besluit in kennis.”.

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 7 bis

Vismachtiging voor andere Unievissersvaartuigen dan vangstvaartuigen

1.   Andere Unievissersvaartuigen dan vangstvaartuigen mogen alleen visserijactiviteiten verrichten als zij daartoe door hun vlaggenlidstaat zijn gemachtigd.

2.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen inzake de geldigheid van de in lid 1 van dit artikel genoemde vismachtigingen voor Unievissersvaartuigen en de minimuminformatie die daarin moet worden vermeld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

5)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel van artikel 8 wordt vervangen door:

Markering en identificatie van vissersvaartuigen en vistuig van de Unie ”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende:

a)

de markering en identificatie van vaartuigen;

b)

de verplicht aan boord aanwezige documenten voor de identificatie van het vaartuig;

c)

de markering en identificatie van sloepen en visaantrekkende voorzieningen;

d)

de markering en identificatie van vistuig;

e)

de etiketten voor de markering van vistuig;

f)

de markering van boeien en het uitzetten van touwen;

g)

procedures voor de melding en het terugbrengen naar de haven van uitgediend vistuig.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

6)

Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9

Volgsystemen voor vaartuigen

1.   De lidstaten gebruiken volgsystemen voor vaartuigen om doeltreffend toezicht te houden op de positie en bewegingen van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren, ongeacht waar die vaartuigen zich bevinden, en van de vissersvaartuigen in hun wateren. Elke vlaggenlidstaat verzamelt en analyseert de positiegegevens van het vaartuig en zorgt ervoor dat deze voortdurend en systematisch worden gevolgd.

2.   Elk Unievissersvaartuig heeft volledig functionerende aan boord geïnstalleerde volgapparatuur waarmee het vaartuig automatisch door een volgsysteem voor vaartuigen kan worden gelokaliseerd en geïdentificeerd via het automatisch en periodiek doorsturen van de positiegegevens van het vaartuig.

Het volgsysteem voor vaartuigen biedt het in artikel 9 bis genoemde visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat voorts de mogelijkheid een vissersvaartuig te allen tijde op te roepen. Het doorsturen van de positiegegevens van het vaartuig en de oproep geschieden via een satellietverbinding of, indien mogelijk, een terrestrisch mobiel netwerk of een andere gelijkwaardige technologie.

3.   In afwijking van lid 2 mogen Unievissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter apparatuur aan boord hebben die niet aan boord geïnstalleerd hoeft te zijn, waarmee het vaartuig op zee aan de hand van de periodiek geregistreerde en doorgestuurde positiegegevens van het vaartuig automatisch via een satellietverbinding of een ander netwerk kan worden gelokaliseerd en geïdentificeerd.

Voor de toepassing van dit lid stellen de lidstaten een dergelijk alternatief volgsysteem voor vaartuigen ter beschikking. Een dergelijk systeem kan op nationaal of Unieniveau worden ontwikkeld. Indien een of meer lidstaten hierom uiterlijk op 10 mei 2024 verzoeken, ontwikkelt de Commissie een volgsysteem voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter. Een verzoekende lidstaat moet het door de Commissie ontwikkelde systeem toepassen. Het volgsysteem voor vaartuigen biedt het in artikel 9 bis bedoelde visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat de mogelijkheid de positie van het vissersvaartuig op te vragen via een satellietverbinding of, indien mogelijk, via een ander netwerk. In het geval dat de in deze alinea bedoelde apparatuur zich niet binnen het bereik van een netwerk bevindt, worden de positiegegevens van het vaartuig gedurende die periode geregistreerd en automatisch doorgestuurd zodra het vaartuig binnen het bereik van dergelijk netwerk komt. De verbinding met het netwerk wordt uiterlijk vóór het binnenlopen van een haven of aanlandingsplaats hersteld.

4.   Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit andere rechtshandelingen van de Unie, kan een lidstaat tot en met 31 december 2029 vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan negen meter die zijn vlag voeren, vrijstellen van de verplichting met een volgsysteem voor vaartuigen te zijn uitgerust indien deze vaartuigen:

a)

uitsluitend actief zijn:

i)

in de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van die lidstaat tot zes zeemijl vanaf de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten, en enkel passief vistuig gebruiken, of

ii)

in de wateren aan de landzijde van de basislijnen van die lidstaat;

b)

nooit meer dan 24 uur op zee blijven tussen het tijdstip van vertrek uit de haven en het tijdstip van terugkeer naar de haven, en

c)

niet onderworpen zijn aan de beperkingen die van kracht zijn in een voor de visserij beperkt gebied waarin zij actief zijn.

5.   Wanneer een Unievissersvaartuig zich in de wateren van een andere lidstaat bevindt, stelt de vlaggenlidstaat de positiegegevens van dat vaartuig ter beschikking door de ontvangen gegevens automatisch door te sturen naar het visserijcontrolecentrum van de kustlidstaat.

6.   Indien een Unievissersvaartuig visserijactiviteiten onderneemt in de wateren van een derde land of in wateren waar de visbestanden door een regionale organisatie voor visserijbeheer in de zin van artikel 3, lid 1, worden beheerd en, indien de overeenkomst met dat derde land of de van toepassing zijnde bepalingen van die organisatie daarin voorzien, worden die positiegegevens van het vaartuig ook ter beschikking gesteld van dat land of die organisatie.

7.   Onverminderd Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (*6) beschikken alle vissersvaartuigen van derde landen die gemachtigd zijn om visserijactiviteiten in de Uniewateren te verrichten, op grond van dit artikel over volledig functionerende aan boord geïnstalleerde apparatuur waarmee zij aan de hand van de periodiek doorgestuurde positiegegevens van het vaartuig automatisch door een volgsysteem voor vaartuigen kunnen worden gelokaliseerd en geïdentificeerd.

8.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast betreffende:

a)

de vorm en inhoud van de positiegegevens van het vaartuig;

b)

de minimumvereisten en de minimale technische specificaties voor volgapparatuur voor vaartuigen;

c)

de frequentie van toezending van de gegevens over de positie en bewegingen van vissersvaartuigen, ook in voor de visserij beperkte gebieden;

d)

het doorsturen van gegevens aan de kustlidstaten;

e)

de verantwoordelijkheden van kapiteins van vissersvaartuigen ten aanzien van de werking van volgapparatuur voor vaartuigen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*6)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).”."

7)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 9 bis

Visserijcontrolecentra

1.   Door elke lidstaat wordt een visserijcontrolecentrum opgericht en gerund om toezicht te houden op de visserijactiviteiten en de visserijinspanning. Het visserijcontrolecentrum van elke lidstaat houdt toezicht op de vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, ongeacht de wateren waarin ze actief zijn of de haven waarin ze zich bevinden, alsmede op de onder de vlag van een andere lidstaat varende vissersvaartuigen en de vissersvaartuigen van derde landen die gemachtigd zijn om visserijactiviteiten te verrichten in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van de eerstgenoemde lidstaat vallen.

2.   Elke lidstaat wijst de autoriteiten aan die bevoegd zijn voor de werking van zijn visserijcontrolecentrum en neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn visserijcontrolecentrum beschikt over voldoende vakbekwaam personeel en over computerapparatuur en -programmatuur die het mogelijk maakt om gegevens geautomatiseerd te verwerken, te analyseren, te controleren, elektronisch door te sturen en permanent te monitoren. De lidstaten zorgen voorts voor een back-upsysteem en herstelprocedures in geval van een systeemstoring. Zij kunnen een gemeenschappelijk visserijcontrolecentrum runnen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de visserijcontrolecentra toegang hebben tot alle relevante gegevens en meer in het bijzonder tot de in de artikelen 109 en 110 opgesomde gegevens.

4.   De visserijcontrolecentra ondersteunen de realtimemonitoring van vaartuigen zodat handhavingsmaatregelen kunnen worden genomen.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door nadere regels vast te stellen inzake het toezicht op de visserijactiviteiten en de visserijinspanning door de visserijcontrolecentra, in het bijzonder met betrekking tot:

a)

het toezicht op het binnenvaren en verlaten van bepaalde gebieden;

b)

het toezicht op en de registratie van visserijactiviteiten;

c)

de regels die van toepassing zijn wanneer de volgapparatuur voor vaartuigen technische defecten of communicatiestoringen vertoont of anderszins niet functioneert;

d)

de maatregelen die moeten worden genomen wanneer geen gegevens worden ontvangen over de positie en bewegingen van vissersvaartuigen.”.

8)   Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Automatische identificatiesystemen

1.   Overeenkomstig artikel 6 bis van Richtlijn 2002/59/EG wordt een Unievissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordt aan de in die richtlijn genoemde prestatienormen en zorgt het ervoor dat het systeem operationeel blijft.

2.   In afwijking van lid 1 kan de kapitein van een Unievissersvaartuig in uitzonderlijke omstandigheden het AIS uitschakelen wanneer de kapitein van oordeel is dat de veiligheid of beveiliging van de bemanning dreigt in het gedrang te komen. Wanneer het AIS overeenkomstig de eerste alinea wordt uitgeschakeld, meldt de kapitein die handeling en de reden daarvoor aan de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en, in voorkomend geval, aan de bevoegde autoriteiten van de kuststaat. Wanneer de in dit lid bedoelde situatie is afgelopen, schakelt de kapitein het AIS opnieuw in zodra de bron van het gevaar is verdwenen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat gegevens uit het AIS ter beschikking worden gesteld van hun bevoegde visserijcontroleautoriteiten voor controledoeleinden, met inbegrip van kruiscontroles van AIS-gegevens met andere beschikbare gegevens, in overeenstemming met artikel 109.”.

9)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Doorsturen van gegevens voor bewakingsactiviteiten

Met het oog op maritieme veiligheid en beveiliging, grenscontrole, bescherming van het mariene milieu en algemene rechtshandhaving worden de in het kader van deze verordening verzamelde gegevens van het volgsysteem of de volgsystemen voor vaartuigen en het vaartuigdetectiesysteem ter beschikking gesteld van de Commissie, de agentschappen van de Unie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die bij bewakingsactiviteiten betrokken zijn.”.

10)

Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Elektronische monitoring op afstand

1.   De lidstaten zorgen voor het toezicht op en de controle van de visserijactiviteiten door middel van systemen voor elektronische monitoring op afstand (Remote Electronic Monitoring — REM) als bedoeld in dit artikel.

2.   Voor het toezicht op en de controle van de aanlandingsverplichting zorgen de lidstaten ervoor dat Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van 18 meter of meer die hun vlag voeren en die een hoog risico vormen wat betreft niet-naleving van de aanlandingsverplichting, een operationeel REM-systeem aan boord hebben geïnstalleerd. De beoordeling van het risico van niet-naleving van de aanlandingsverplichting wordt uitgevoerd overeenkomstig de krachtens artikel 95, lid 1, vastgestelde uitvoeringshandelingen. Het REM-systeem moet in staat zijn de naleving van de aanlandingsverplichting doeltreffend te monitoren en te controleren, omvat CCTV en kan andere instrumenten en/of apparatuur omvatten. De kapitein zorgt ervoor dat de gegevens van het REM-systeem ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten. De bevoegde autoriteiten van de vlaggen- en kustlidstaten die bevoegd zijn voor visserijcontrole, hebben gelijke toegang tot die gegevens, onverminderd de toepasselijke regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.

3.   Met het oog op de uitvoering van lid 2 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast:

a)

de vlootsegmenten van Unievangstvaartuigen waarop de verplichting om het REM-systeem aan boord te hebben, van toepassing is, op basis van de beoordeling van het risico van niet-naleving van de aanlandingsverplichting;

b)

nadere regels inzake eisen, technische specificaties, installatie, onderhoud en werking van het REM-systeem en de periode gedurende welke het REM-systeem moet worden gebruikt, rekening houdend met de meest recente technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen. In die regels wordt bepaald dat video-opnamen die uit die systemen zijn verkregen, enkel betrekking hebben op het vistuig en de onderdelen van het vaartuig waar visserijproducten aan boord worden gebracht, behandeld, opgeslagen en alle gebieden waar teruggooi kan plaatsvinden, en, voor zover mogelijk, geen identificatie van natuurlijke personen mogelijk maken. In de regels wordt tevens vereist dat, indien wordt vastgesteld dat natuurlijke personen op deze video-opnamen kunnen worden geïdentificeerd, de bevoegde autoriteiten ervoor zorgen dat de persoonsgegevens zo spoedig mogelijk worden geanonimiseerd en dat zij de kapitein of de exploitant van het REM-systeem van deze vaststelling in kennis stellen;

c)

nadere regels voor de opslag en uitwisseling van en de toegang tot de gegevens van het REM-systeem, onverminderd artikel 112.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat bepaalde vlootsegmenten van Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 18 meter die hun vlag voeren, een operationeel REM-systeem aan boord moeten hebben, gebaseerd op het risico van niet-naleving van de aanlandingsverplichting zoals beoordeeld door de betrokken lidstaat of door de Commissie.

5.   De lidstaten kunnen stimulansen bieden voor vaartuigen die niet hoeven te zijn uitgerust met een REM-systeem uit hoofde van de leden 2 en 4, maar die een dergelijk systeem voor de controle van de aanlandingsverplichting op vrijwillige basis gebruiken.

6.   Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten voorzien in het gebruik van REM-systemen voor de controle op de naleving van de andere regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid dan de aanlandingsverplichting.”.

11)

Artikel 14 wordt vervangen door:

“Artikel 14

Invullen van het visserijlogboek

1.   De kapitein van elk Unievangstvaartuig houdt een elektronisch visserijlogboek bij voor de registratie van visserijactiviteiten.

2.   Het in lid 1 bedoelde visserijlogboek bevat ten minste de volgende informatie:

a)

het unieke identificatienummer van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vaartuigidentificatienummer en de naam van het vangstvaartuig;

c)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

d)

de datum en, voor vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer, het tijdstip van de vangsten;

e)

de datum en het tijdstip van vertrek uit en van aankomst in de haven;

f)

het soort vistuig en de technische specificaties en de afmetingen ervan;

g)

de geschatte hoeveelheden in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, van iedere aan boord gehouden soort, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimale instandhoudingsreferentiegrootte. Voor Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer wordt deze informatie vermeld per visserijverrichting;

h)

de geraamde teruggegooide hoeveelheden van iedere soort in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren;

i)

indien van toepassing, de gebruikte omrekeningsfactor(en);

j)

de gegevens die vereist zijn bij toepassing van de in artikel 3, lid 1, genoemde visserijovereenkomsten.

3.   Voor de in het visserijlogboek vermelde schattingen van de aan boord gehouden hoeveelheden vis, uitgedrukt in kilogram, geldt voor elke soort een tolerantiemarge van 10 % in vergelijking met de aangelande hoeveelheden of met het resultaat van een inspectie.

Voor aan boord gehouden soorten waarvan de hoeveelheid niet meer dan 100 kg equivalent levend gewicht bedraagt, geldt een tolerantiemarge van 20 % per soort.

4.   In afwijking van lid 3 gelden voor de in artikel 15, lid 1, punt a), eerste en derde streepje, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde visserijen voor ongesorteerde aangelande soorten, en voor de visserij op tropische tonijn met ringzegens voor ongesorteerde aangelande soorten, de volgende tolerantiemarges:

a)

in het geval van aanlandingen in de in een lijst opgenomen havens en met inachtneming van aanvullende voorwaarden betreffende de aanlanding en de weging van de vangsten met het oog op een nauwkeurige rapportage van de vangsten:

i)

voor soorten die 2 % of meer in kilogram levend gewicht van alle aangelande soorten vertegenwoordigen, geldt met betrekking tot de in het visserijlogboek vermelde schattingen van de aan boord gehouden hoeveelheden vis (in kilogram) voor elke soort een tolerantiemarge van 10 % van de totale hoeveelheid van alle in het visserijlogboek vermelde soorten;

ii)

voor soorten die minder dan 2 % in kilogram levend gewicht van alle aangelande soorten vertegenwoordigen, geldt met betrekking tot de in het visserijlogboek vermelde schattingen van de aan boord gehouden hoeveelheden vis (in kilogram) voor elke soort een tolerantiemarge van 200 kilogram of 0,5 % van de totale hoeveelheid van alle in het visserijlogboek vermelde soorten, afhankelijk van wat meer is.

Naast het bepaalde in de punten i) en ii), geldt met betrekking tot in het visserijlogboek vermelde schattingen van de totale aan boord gehouden hoeveelheid vis (in kilogram) van alle soorten, in elk geval een tolerantiemarge van 10 % van de totale in het visserijlogboek vermelde hoeveelheid van alle soorten.

De voorwaarden voor aanlanding en weging omvatten waarborgen die een nauwkeurige rapportage van de vangsten mogelijk maken, zoals de betrokkenheid van geaccrediteerde onafhankelijke derden of specifieke voorschriften voor de steekproef- en weegactiviteiten. Die voorwaarden voorzien in de nodige controle door, en samenwerking met, de bevoegde autoriteiten van het betrokken land;

b)

in het geval van andere dan de in punt a) bedoelde aanlandingen:

i)

voor soorten die 2 % of meer in kilogram levend gewicht van alle aangelande soorten vertegenwoordigen, geldt met betrekking tot de in het visserijlogboek vermelde schattingen van de aan boord gehouden hoeveelheden vis (in kilogram) voor elke soort een tolerantiemarge van 10 %;

ii)

voor soorten die minder dan 2 % in kilogram levend gewicht van alle aangelande soorten vertegenwoordigen, geldt met betrekking tot de in het visserijlogboek vermelde schattingen van de aan boord gehouden hoeveelheden vis (in kilogram) voor elke in het visserijlogboek vermelde soort een tolerantiemarge van 200 kilogram of 20 %, afhankelijk van wat meer is.

5.   Voor Unievangstvaartuigen die betrokken zijn bij de in lid 4 bedoelde visserijen, kan de Commissie op verzoek van een of meer lidstaten het Bureau verzoeken geharmoniseerde technische richtsnoeren inzake beste praktijken voor de raming van de vangsten aan boord te ontwikkelen.

6.   De Commissie stelt, door middel van uitvoeringshandelingen, uiterlijk op 10 juli 2024 regels vast inzake de voorwaarden voor met name de aanlanding en de weging van vangsten van in lid 4 van dit artikel genoemde visserijen, teneinde een nauwkeurige rapportage van de vangsten te garanderen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De Commissie keurt door middel van uitvoeringshandelingen de havens goed die voldoen aan de overeenkomstig dit artikel vastgestelde voorwaarden en op basis van hetgeen door de lidstaten is ingediend. De initiële lijst van havens wordt uiterlijk op 10 juli 2024 vastgesteld. De Commissie kan de lijst wijzigen en haar goedkeuring van een in de lijst opgenomen haven intrekken in het geval dat niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

7.   Voor vistuig dat verloren is op zee, bevat het visserijlogboek ook de volgende informatie:

a)

het soort verloren vistuig en de afmetingen daarvan bij benadering;

b)

de datum en een schatting van het tijdstip van het verlies;

c)

de plaats van het verlies;

d)

de maatregelen die zijn genomen om het verloren vistuig terug te halen.

8.   In het geval van vangsten van kwetsbare soorten als bedoeld in artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1241 bevat de in lid 2, punt h), van dit artikel vermelde informatie ook de hoeveelheden in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, van de gewonde, dode of levend vrijgelaten vangsten.

9.   Voor visserijtakken waarvoor een visserijinspanningsregeling van de Unie geldt, registreren en boeken de kapiteins van Unievangstvaartuigen in hun visserijlogboek de in een gebied doorgebrachte tijd als volgt:

a)

met betrekking tot gesleept vistuig:

i)

het binnenvaren en verlaten van de in dat gebied gelegen haven;

ii)

elk binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar speciale voorschriften gelden voor de toegang tot de wateren en de bestanden;

iii)

de aan boord gehouden vangst, naar soort en in kilogram levend gewicht, bij het verlaten van dat gebied of vóór het binnenvaren in een haven in dat gebied;

b)

met betrekking tot passief vistuig:

i)

het binnenvaren en verlaten van de in dat gebied gelegen haven;

ii)

elk binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar speciale voorschriften gelden voor de toegang tot de wateren en de bestanden;

iii)

de datum en het tijdstip waarop het passieve vistuig in die gebieden wordt uitgezet of wordt verplaatst;

iv)

de datum en het tijdstip van beëindiging van de visserijverrichtingen waarbij het passieve vistuig wordt gebruikt;

v)

de aan boord gehouden vangst, naar soort en in kilogram levend gewicht, bij het verlaten van dat gebied of vóór het binnenvaren in een haven in dat gebied.

10.   Om het opgeslagen of verwerkt visgewicht voor het visserijlogboek om te rekenen naar levend visgewicht passen de kapiteins van Unievangstvaartuigen een omrekeningsfactor toe die wordt vastgesteld overeenkomstig lid 12.

11.   De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens.

12.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen omrekeningsfactoren bepalen en nadere regels vaststellen betreffende:

a)

de toepassing van de tolerantiemarge zoals omschreven in de leden 3 en 4;

b)

het gebruik van omrekeningsfactoren;

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

12)

Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Elektronische indiening van het visserijlogboek

1.   De kapiteins van Unievangstvaartuigen dienen de in artikel 14 bedoelde informatie elektronisch in bij de bevoegde autoriteit van hun vlaggenlidstaat:

a)

minstens eenmaal per dag;

b)

na de laatste visserijverrichting en vóór het binnenlopen in een haven of aanlandingsplaats.

2.   In afwijking van lid 1 dienen de kapiteins van Unievangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter de in artikel 14 bedoelde informatie elektronisch in bij de bevoegde autoriteit van hun vlaggenlidstaat na beëindiging van de laatste visserijverrichting en voordat het aanlanden begint.

3.   Op het moment van een inspectie en op verzoek van de bevoegde autoriteit van hun vlaggenlidstaat registreren de kapiteins van Unievangstvaartuigen de in artikel 14 bedoelde informatie en dienen zij deze elektronisch in bij die autoriteit. In het geval dat het vaartuig zich buiten het bereik van een netwerk bevindt, wordt de informatie ingediend zodra het vaartuig binnen het bereik van een netwerk komt.

4.   De bevoegde autoriteiten van een kustlidstaat aanvaarden elektronische meldingen van de vlaggenlidstaat die de gegevens van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde vissersvaartuigen bevatten.

5.   De kapiteins van vangstvaartuigen van derde landen die actief zijn in Uniewateren dienen de in artikel 14 bedoelde informatie elektronisch in bij de bevoegde autoriteit van de kustlidstaat onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor kapiteins van Unievangstvaartuigen.”.

13)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 15 bis

Elektronisch visserijlogboek en andere systemen voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter

Voor de toepassing van de artikelen 14 en 15 kunnen de lidstaten voor vangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter een op nationaal of Unieniveau ontwikkeld systeem voor visserijlogboeken gebruiken. Indien een of meer lidstaten hierom uiterlijk op 10 mei 2024 verzoeken, ontwikkelt de Commissie een dergelijk systeem voor vangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter. Indien een of meer lidstaten hierom verzoeken, moet het door de Commissie ontwikkelde systeem de betrokken marktdeelnemers in staat stellen ook te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de artikelen 9, 19 bis, 20, 21, 22, 23 en 24. Een verzoekende lidstaat past het door de Commissie ontwikkelde systeem toe.

Artikel 15 ter

Gedelegeerde en uitvoeringshandelingen met betrekking tot de visserijlogboekvereisten

1.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met betrekking tot:

a)

de regels die van toepassing zijn wanneer de elektronische registratie- en meldsystemen voor visserijlogboekgegevens technische defecten of communicatiestoringen vertonen of anderszins niet functioneren;

b)

de maatregelen die moeten worden genomen wanneer geen visserijlogboekgegevens worden ontvangen;

c)

de toegang tot visserijlogboekgegevens en maatregelen die moeten worden genomen wanneer geen toegang tot gegevens wordt verkregen;

d)

de vrijstelling van bepaalde categorieën Unievangstvaartuigen van de in artikel 14, lid 2, punten d) en g), vastgestelde verplichtingen om het tijdstip van de vangsten en de geschatte hoeveelheden per visserijverrichting in het visserijlogboek te registreren.

2.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast betreffende:

a)

het formaat, de inhoud en de procedure voor het indienen van het visserijlogboek;

b)

de invulling en elektronische registratie van informatie in het visserijlogboek;

c)

de werking van het elektronische registratie- en meldsysteem voor visserijlogboekgegevens;

d)

de voorschriften voor de doorgifte van visserijlogboekgegevens door een Unievangstvaartuig aan de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en retourberichten van de autoriteiten;

e)

de taken van de in artikel 5, lid 5, bedoelde ene enkele autoriteit met betrekking tot het visserijlogboek;

f)

de frequentie van indiening van visserijlogboekgegevens.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

14)

Artikel 16 wordt geschrapt.

15)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Onverminderd specifieke bepalingen in de meerjarenplannen dienen kapiteins van Unievissersvaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer, ten minste vier uur vóór het vermoedelijke tijdstip van aankomst in een haven of aanlandingsplaats van een lidstaat elektronisch de volgende gegevens in bij de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat:

a)

het unieke identificatienummer van de visreis en, indien het een ander vaartuig betreft dan een vangstvaartuig, het (de) aan de vangst verbonden unieke identificatienummer(s) van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vaartuigidentificatienummer en de naam van het vissersvaartuig;

c)

de haven of aanlandingsplaats van bestemming en het beoogde doel van het aanmeren, bijvoorbeeld aanlanding, overlading of toegang tot diensten;

d)

de data van de visreis;

e)

de vermoedelijke datum en het vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven of aanlandingsplaats;

f)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

g)

de in het visserijlogboek geregistreerde hoeveelheden per soort, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

h)

de hoeveelheden van elke soort die zullen worden aangeland of overgeladen, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte.”

;

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

“1 bis.   De kustlidstaat waar de aanlanding plaatsvindt, kan voor bepaalde categorieën Unievissersvaartuigen een kortere termijn voor de in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving vaststellen, rekening houdend met het soort visserijproducten en de afstand tussen de visgronden en de haven of de aanlandingsplaats, en op voorwaarde dat die kortere periode van voorafgaande kennisgeving het vermogen van die lidstaat om inspecties uit te voeren, onverlet laat. Die kustlidstaat maakt deze kortere termijn voor voorafgaande kennisgeving openbaar en deelt deze onverwijld mee aan de Commissie. De Commissie maakt dit beschikbaar op haar website.

1 ter.   Wanneer vangsten worden gedaan tussen het tijdstip van de voorafgaande kennisgeving en de aankomst in de haven, worden die extra vangsten gemeld in een andere voorafgaande kennisgeving.”

;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door:

a)

bepaalde categorieën van Unievissersvaartuigen vrij te stellen van de verplichting uit lid 1, rekening houdend met de hoeveelheden en het soort visserijproducten dat moet worden aangeland, alsook met het risico op niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

b)

regels vast te stellen die moeten worden toegepast wanneer de elektronische registratie- en meldsystemen voor voorafgaande kennisgeving technische defecten of communicatiestoringen vertonen of niet functioneren;

c)

maatregelen vast te stellen die moeten worden genomen wanneer geen gegevens in het kader van een voorafgaande kennisgeving worden ontvangen;

d)

regels vast te stellen inzake toegang tot gegevens in het kader van een voorafgaande kennisgeving en maatregelen die moeten worden genomen wanneer geen toegang tot gegevens wordt verkregen.”

.

16)

Artikel 18 wordt geschrapt.

17)

Artikel 19 wordt vervangen door:

“Artikel 19

Toestemming voor het binnenlopen in de haven

De bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat mogen vissersvaartuigen de toegang tot de haven ontzeggen als de in artikel 17 bedoelde gegevens niet volledig zijn, behalve in geval van overmacht of in noodsituaties.”.

18)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 19 bis

Voorafgaande kennisgeving van aanlanding in havens van derde landen

1.   Unievissersvaartuigen mogen alleen aanlanden in havens in derde landen indien hun kapiteins de in lid 3 bedoelde informatie ten minste 48 uur vóór het verwachte tijdstip van aankomst in een haven van een derde land elektronisch bij de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat hebben ingediend en indien de vlaggenlidstaat een dergelijke toestemming om aan te landen niet heeft geweigerd.

2.   De vlaggenlidstaat kan een kortere termijn van ten minste twee uur vaststellen voor de in lid 1 bedoelde indiening voor vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, rekening houdend met het soort visserijproducten, de afstand tussen de visgronden en de haven en de tijd die nodig is om de in lid 3 bedoelde informatie te analyseren en zijn verplichtingen uit hoofde van lid 4 na te komen. De vlaggenlidstaat deelt deze kortere termijn mee aan de Commissie.

3.   De kapiteins van Unievissersvaartuigen dienen bij de vlaggenlidstaat met name de volgende informatie in:

a)

het unieke identificatienummer van de visreis en, indien het een ander vissersvaartuig betreft dan een vangstvaartuig, het (de) aan de vangst verbonden unieke identificatienummer(s) van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vaartuigidentificatienummer en de naam van het vissersvaartuig;

c)

de haven van bestemming en het beoogde doel van het aanmeren, bijvoorbeeld aanlanding of toegang tot diensten;

d)

de data van de visreis;

e)

de vermoedelijke datum en het vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven;

f)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

g)

de in het visserijlogboek of de aangifte van overlading geregistreerde hoeveelheden per soort in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

h)

de hoeveelheden in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, van elke soort die zullen worden aangeland, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte.

4.   Indien er op basis van het onderzoek van de ingediende informatie en andere beschikbare informatie aannemelijke redenen zijn om ervan uit te gaan dat het Unievissersvaartuig de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet naleeft of niet heeft nageleefd, verzoeken de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat het derde land waar het vaartuig wil aanlanden om samenwerking voor een mogelijke inspectie. De vlaggenlidstaat kan het vissersvaartuig daartoe verplichten in een andere haven aan te landen of het tijdstip van aankomst in de haven of van aanlanding uit te stellen.”.

19)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de woorden “plaatsen dicht bij de kust” vervangen door de woorden “op aanlandingsplaatsen”;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

“2 bis.   Onverminderd artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (*7) en artikel 43, lid 3, van deze verordening mogen Unievissersvaartuigen waaruit en waarop wordt overgeladen, enkel op zee buiten de Uniewateren of in havens van derde landen overladen indien hun vlaggenlidstaten daarvoor de toestemming hebben gegeven.

2 ter.   Om toestemming voor overlading aan te vragen uit hoofde van lid 2 bis dienen de kapiteins van Unievissersvaartuigen waaruit en waarop wordt overgeladen uiterlijk 48 uur voor de geplande overlading elektronisch de volgende informatie bij hun vlaggenlidstaat in:

a)

het (de) unieke identificatienummer(s) van de visreis en, indien het een ander vissersvaartuig betreft dan een vangstvaartuig, het (de) aan de vangst verbonden unieke identificatienummer(s) van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander identificatienummer of andere identificatienummers van het vaartuig en de naam van het vissersvaartuig waaruit en waarop wordt overgeladen;

c)

de FAO-drielettercode van elke over te laden soort en het betrokken geografische gebied of de betrokken geografische gebieden waar de vangsten zijn gedaan;

d)

de geschatte hoeveelheden van elke over te laden soort in kilogram productgewicht en levend gewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product en staat van verwerking;

e)

de haven van bestemming van het ontvangende vissersvaartuig;

f)

de datum en het tijdstip van de geplande overlading;

g)

de geografische positie of de specifieke naam van de haven waar de overlading is gepland.

2 quater.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen inzake de aanbiedingsvorm van het product en de staat van verwerking, met name door middel van codes en omschrijvingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*7)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een systeem van de Unie om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).”."

20)

Artikel 21 wordt vervangen door:

“Artikel 21

Invullen van de aangifte van overlading

1.   De kapiteins van Unievissersvaartuigen die betrokken zijn bij een overlading vullen een elektronische aangifte van overlading in.

2.   De in lid 1 bedoelde aangifte van overlading bevat ten minste de volgende gegevens:

a)

het (de) unieke identificatienummer(s) van de visreis en, indien het een ander vissersvaartuig betreft dan een vangstvaartuig, het (de) aan de vangst verbonden unieke identificatienummer(s) van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander identificatienummer of andere identificatienummers van het vaartuig en de naam van het vissersvaartuig waaruit en waarop wordt overgeladen;

c)

de FAO-drielettercode van elke overgeladen soort en het betrokken geografische gebied of de betrokken geografische gebieden waar de vangsten zijn gedaan;

d)

de geschatte hoeveelheden van elke overgeladen soort in kilogram productgewicht en levend gewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product en staat van verwerking, of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

e)

de haven of aanlandingsplaats van bestemming van het ontvangende vissersvaartuig en de geschatte datum en tijd van aankomst;

f)

de datum en het tijdstip van overlading;

g)

het geografisch gebied of de aangewezen overlaadhaven;

h)

de gebruikte omrekeningsfactor(en).

3.   Voor de in de aangifte van overlading vermelde schattingen van de aan boord gehouden hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram vis, geldt in vergelijking met de aangelande hoeveelheden of met het resultaat van een inspectie de in artikel 14, leden 3 en 4, bepaalde tolerantiemarge.

4.   De kapiteins van de vissersvaartuigen waaruit en waarop wordt overgeladen, zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens in hun respectieve aangifte van overlading.

5.   Om voor de aangifte van overlading het opgeslagen of verwerkte visgewicht om te rekenen naar levend visgewicht passen de kapiteins van vissersvaartuigen een omrekeningsfactor toe die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 12.

6.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door bepaalde categorieën Unievissersvaartuigen vrij te stellen van de in lid 1 van dit artikel vastgestelde verplichting, rekening houdend met de hoeveelheden en/of soorten visserijproducten, de afstand tussen de visgronden, de overladingsplaatsen en de havens waar de betrokken vaartuigen zijn geregistreerd.”.

21)

De artikelen 22, 23 en 24 worden vervangen door:

“Artikel 22

Elektronisch verzenden van gegevens van de aangifte van overlading

1.   De kapiteins van Unievissersvaartuigen dienen de in artikel 21 bedoelde informatie binnen 24 uur nadat de overlading is voltooid elektronisch in bij de bevoegde autoriteit van hun vlaggenlidstaat.

2.   Wanneer een Unievissersvaartuig zijn vangst in een andere lidstaat dan zijn vlaggenlidstaat overlaadt, geven de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat de gegevens uit de aangifte van overlading na ontvangst onmiddellijk elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de vangst werd overgeladen en waarvoor de vangst is bestemd.

3.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door:

a)

de regels vast te stellen die moeten worden toegepast wanneer de elektronische registratie- en meldsystemen voor overladingsgegevens technische defecten of communicatiestoringen vertonen of anderszins niet functioneren;

b)

maatregelen vast te stellen die moeten worden genomen wanneer geen overladingsgegevens worden ontvangen;

c)

regels vast te stellen inzake toegang tot overladingsgegevens en maatregelen die moeten worden genomen wanneer geen toegang tot gegevens wordt verkregen.

4.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende:

a)

het formaat en de procedure voor indiening van de aangifte van overlading;

b)

het invullen en elektronisch registreren van de gegevens van de aangifte van overlading;

c)

de werking van het elektronische registratie- en meldsysteem voor overladingsgegevens;

d)

de voorschriften voor de doorgifte van overladingsgegevens door een Unievissersvaartuig aan de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en retourberichten van de autoriteiten van de vlaggenlidstaat.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoeldeonderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 23

Invullen van de aangifte van aanlanding

1.   De kapitein van een Unievissersvaartuig, of een vertegenwoordiger van de kapitein, vult een elektronische aangifte van aanlanding in.

2.   De in lid 1 bedoelde aangifte van aanlanding bevat ten minste de volgende gegevens:

a)

het unieke identificatienummer van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vaartuigidentificatienummer en de naam van het vissersvaartuig;

c)

de FAO-drielettercode van elke aangelande soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

d)

de hoeveelheden van iedere aangelande soort in kilogram product, gewogen overeenkomstig artikel 60, en in levend gewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product en staat van verwerking, of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

e)

de haven van aanlanding of aanlandingsplaats;

f)

de datum en het tijdstip waarop de aanlanding is voltooid of, indien de aanlanding langer duurt dan 24 uur, de datum en het tijdstip van het begin en het voltooien van de aanlanding;

g)

de datum en het tijdstip waarop de weging is voltooid of, indien de weging langer duurt dan 24 uur, de datum en het tijdstip van het begin en het voltooien van de weging;

h)

de naam of een identificatienummer van de in artikel 60, lid 5, bedoelde marktdeelnemer;

i)

de gebruikte omrekeningsfactoren.

3.   De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in de aangifte van aanlanding vermelde gegevens.

4.   Voor de omrekening van opgeslagen of verwerkt visgewicht naar levend visgewicht voor het invullen van de aangifte van aanlanding past de kapitein van een vissersvaartuig, of een vertegenwoordiger van de kapitein, een omrekeningsfactor toe die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 12.

Artikel 24

Elektronisch verzenden van gegevens van de aangifte van aanlanding

1.   De kapitein van een Unievissersvaartuig of een vertegenwoordiger van de kapitein dient de in artikel 23, lid 2, bedoelde informatie binnen 24 uur nadat de aanlanding is voltooid elektronisch in bij de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

2.   Voor visserijproducten die worden gewogen in overeenstemming met artikel 60, lid 3, punten c) en d), dient de kapitein of een vertegenwoordiger van de kapitein in afwijking van lid 1 van dit artikel de in artikel 23 bedoelde informatie binnen 24 uur na voltooiing van de weging in bij de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

3.   Indien een Unievissersvaartuig zijn vangst in een andere lidstaat dan zijn vlaggenlidstaat aanlandt, geven de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat de gegevens uit de aangifte van aanlanding na ontvangst onmiddellijk elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de vangst werd aangeland.

4.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door:

a)

nadere regels vast te stellen inzake afwijkingen met betrekking tot het indienen van de aangifte van aanlanding;

b)

de regels vast te stellen die moeten worden toegepast wanneer de elektronische registratie- en meldsystemen voor gegevens uit de aangifte van aanlanding technische defecten of communicatiestoringen vertonen of anderszins niet functioneren;

c)

maatregelen vast te stellen die moeten worden genomen wanneer geen gegevens uit de aangifte van aanlanding worden ontvangen;

d)

regels vast te stellen inzake toegang tot gegevens uit de aangifte van aanlanding en maatregelen die moeten worden genomen wanneer geen toegang tot gegevens wordt verkregen.

5.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende:

a)

het formaat en de procedure voor indiening van de aangifte van aanlanding;

b)

de invulling en digitale registratie van gegevens van de aangifte van aanlanding;

c)

de werking van het elektronische registratie- en meldsystemen voor gegevens van de aangifte van aanlanding;

d)

de voorschriften voor de doorgifte van gegevens uit de aangifte van aanlanding door een Unievissersvaartuig aan de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenstaat en retourberichten van de autoriteiten.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

22)

Artikel 25 wordt geschrapt.

23)

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt “vissersvaartuigen” vervangen door “vangstvaartuigen” en wordt “vissersvaartuig” vervangen door “vangstvaartuig”;

b)

in de leden 2 en 3 wordt “vissersvaartuig” vervangen door “Unievangstvaartuig”;

c)

in lid 4 wordt “vissersvaartuigen” vervangen door “Unievangstvaartuigen”;

d)

in lid 6 wordt “vissersvaartuig” vervangen door “vangstvaartuig”.

24)

In artikel 27, lid 1, wordt “vissersvaartuig” vervangen door “Unievangstvaartuig”.

25)

Artikel 28 wordt geschrapt.

26)

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “Unievangstvaartuig”;

b)

in lid 2 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “Unievangstvaartuig” en wordt het woord “vissersvaartuigen” vervangen door het woord “vangstvaartuigen”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Een lidstaat mag ervoor kiezen de activiteit van een Unievangstvaartuig in een onder een visserijinspanningsregeling vallend geografisch gebied niet in mindering te brengen op een beschikbare maximaal toelaatbare visserijinspanning, indien dat Unievangstvaartuig zich in dat geografische gebied bevond maar niet kon vissen omdat het een ander vaartuig in nood hielp of omdat het een gewonde vervoerde voor dringende medische zorg.”

.

27)

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “Unievangstvaartuig”;

b)

in lid 2 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “Unievangstvaartuig”.

28)

Artikel 31 wordt vervangen door:

“Artikel 31

Vangstvaartuigen die zijn vrijgesteld van de toepassing van een visserijinspanningsregeling

Deze afdeling is niet van toepassing op Unievangstvaartuigen voor zover zij zijn vrijgesteld van de toepassing van een visserijinspanningsregeling.”.

29)

Artikel 32 wordt geschrapt.

30)

Artikel 33 wordt vervangen door:

“Artikel 33

Registratie van de vangsten en de visserijinspanning

1.   Elke vlaggenlidstaat of, in het geval van visserij zonder vaartuig, elke kustlidstaat, registreert alle in deze verordening bedoelde gegevens die verband houden met de vangsten en de visserijinspanning, in het bijzonder de in de artikelen 14, 21, 23, 54 quinquies, 55, 62, 66 en 68 bedoelde gegevens, en bewaart de originele gegevens gedurende drie jaar, of langer als dat op grond van het nationale recht vereist is.

2.   Voor de 15e dag van elke maand dient elke vlaggenlidstaat of, in het geval van visserij zonder vaartuig, elke kustlidstaat, langs elektronische weg bij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie de geaggregeerde gegevens in over:

a)

de hoeveelheden van elke gevangen en aan boord gehouden soort, indien van toepassing per bestand of groep bestanden, de gedurende de voorgaande maand teruggegooide hoeveelheden van iedere soort in equivalent levend gewicht, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden van elke soort kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

b)

de visserijinspanning die in de voorgaande maand voor elk onder een visserij-inspanningsregeling vallend visserijgebied of, in voorkomend geval, voor elke onder een visserijinspanningsregeling vallende visserijtak is geleverd;

c)

de hoeveelheden van elke soort, indien van toepassing per bestand of groep bestanden, gevangen in het kader van visserij zonder vaartuig, de gedurende de voorgaande maand teruggegooide hoeveelheden van iedere soort in equivalent levend gewicht, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden van elke soort kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte.

3.   Wanneer de overeenkomstig lid 2 door een lidstaat ingediende gegevens gebaseerd zijn op schattingen voor een soort, een bestand of een groep bestanden, dient de lidstaat zo snel mogelijk en uiterlijk drie maanden na afloop van de periode waarvoor het quotum of de visserijinspanning was vastgelegd de op basis van de aangifte van aanlanding, de verkoopdocumenten of vangstaangifte gecorrigeerde gegevens over de hoeveelheden in bij de Commissie.

4.   Wanneer een lidstaat inconsistenties opmerkt tussen de overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel bij de Commissie ingediende informatie en de resultaten van de overeenkomstig artikel 109 verrichte validering, dient de lidstaat zo snel mogelijk en uiterlijk zes maanden na afloop van de periode waarvoor het quotum of de visserijinspanning was vastgelegd de op basis van de validering gecorrigeerde gegevens over de hoeveelheden bij de Commissie in.

5.   Wanneer de Commissie inconsistenties vaststelt met betrekking tot de gegevens die een lidstaat overeenkomstig dit artikel bij de Commissie heeft ingediend, raadpleegt zij de betrokken lidstaat, die de gegevens corrigeert en de gecorrigeerde gegevens zo spoedig mogelijk bij de Commissie indient.

6.   Vangsten van elke soort, een bestand of een groep bestanden waarvoor een quotum geldt, worden in mindering gebracht op de quota waarover de lidstaten beschikken overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

7.   Vangsten die in het kader van wetenschappelijk onderzoek zijn gedaan en worden afgezet en verkocht, in voorkomend geval met inbegrip van vangsten kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, worden door de lidstaten geregistreerd. De gegevens over dergelijke vangsten worden bij de Commissie ingediend. De vangsten worden in mindering gebracht op het betrokken quotum van de vlaggenlidstaat voor zover zij 2 % van het betrokken quotum te boven gaan. Dit lid is niet van toepassing op vangsten die zijn gedaan tijdens verplichte onderzoeksinspecties op zee in de zin van artikel 5, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (*8).

8.   Uitgezonderd voor de visserijinspanning door vangstvaartuigen die zijn vrijgesteld van de toepassing van een visserijinspanningsregeling, wordt de totale visserijinspanning van Unievangstvaartuigen die onder een visserijinspanningsregeling vallend vistuig aan boord hebben of, in voorkomend geval, gebruiken, of actief zijn in een onder een visserijinspanningsregeling vallende visserijtak in een geografisch gebied waarvoor die visserijinspanningsregeling geldt, in mindering gebracht op de voor de betrokken vlaggenlidstaat beschikbare maximaal toelaatbare visserijinspanning voor dat vistuig, die visserijtak of dat geografische gebied.

9.   Een visserijinspanning in het kader van wetenschappelijk onderzoek door een vangstvaartuig dat onder een visserijinspanningsregeling vallend vistuig aan boord heeft of actief is in een onder een visserijinspanningsregeling vallende visserijtak in een geografisch gebied waarvoor die visserijinspanningsregeling geldt, wordt in mindering gebracht op de voor de vlaggenlidstaat van dat vaartuig beschikbare maximaal toelaatbare visserijinspanning voor dat vistuig, die visserijtak of dat geografische gebied, indien de tijdens die visserijinspanning gedane vangsten worden afgezet en verkocht voor zover zij 2 % van de betrokken quota te boven gaan. Dit lid is niet van toepassing op vangsten die zijn gedaan tijdens verplichte onderzoeksinspecties op zee in de zin van artikel 5, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2017/1004.

10.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen regels vaststellen met betrekking tot formaten voor de verzending van de in dit artikel bedoelde gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*8)  Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).”."

31)

Artikel 34 wordt vervangen door:

“Artikel 34

Gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden

De Commissie kan een lidstaat verzoeken om gedetailleerdere gegevens in te dienen dan bepaald in artikel 33 wanneer 80 % van het quotum voor een bestand of een groep bestanden wordt geacht te zijn opgebruikt, of wanneer 80 % van de maximaal toelaatbare visserijinspanning voor een vistuig of een specifieke visserijtak en in een overeenkomstig geografisch gebied wordt geacht te zijn bereikt.”.

32)

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

“1.   Elke lidstaat stelt de datum vast waarop:

a)

de vangsten uit een bestand of groep bestanden waarvoor een quotum van de lidstaat geldt, worden geacht dat quotum te hebben opgebruikt;

b)

de maximaal toegestane visserijinspanning voor vistuig of een visserijtak en in een overeenkomstig geografisch gebied wordt geacht te zijn bereikt.

2.   Met ingang van de in lid 1 bedoelde datum verbiedt de betrokken lidstaat voor alle of een bepaald aantal van de vangstvaartuigen die zijn vlag voeren of, indien van toepassing, alle marktdeelnemers in geval van visserij zonder vaartuig, elke visserijverrichting en elke visserij zonder vaartuig op het bestand of de groep bestanden waarvan de quota in de betrokken visserijtak zijn opgebruikt, en elke visserijverrichting door vangstvaartuigen met het betreffende vistuig aan boord in het geografische gebied waar de maximale visserijinspanning is bereikt. In dat geval kan die lidstaat een datum bepalen waarop overladingen, overbrengingen en aanlandingen of laatste vangstaangiften moeten zijn voltooid.

3.   De betrokken lidstaat maakt het in lid 2 bedoelde besluit bekend en deelt het onmiddellijk aan de Commissie mee. De Commissie maakt dit beschikbaar op haar website.”

;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 bis.   Vanaf de datum waarop het in lid 2 bedoelde besluit door de betrokken lidstaat bekend is gemaakt, ziet die lidstaat erop toe dat op het betrokken bestand of de betrokken groep bestanden geen visserijverrichtingen door vangstvaartuigen die zijn vlag voeren noch visserij zonder vaartuig door zijn marktdeelnemers plaatsvinden.”

.

33)

In artikel 36 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Indien de Commissie oordeelt dat de voor de Unie, een lidstaat of een groep lidstaten beschikbare vangstmogelijkheden als uitgeput moeten worden beschouwd, stelt zij de betrokken lidstaten daarvan in kennis en kan zij door middel van uitvoeringshandelingen de visserijverrichtingen en de visserij zonder vaartuig verbieden voor het betrokken gebied, het vistuig, het bestand, de groep bestanden of de vloot dat/die bij die visserijverrichtingen is betrokken.”

.

34)

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   Wanneer de Commissie visserijverrichtingen en visserij zonder vaartuig heeft verboden omdat de vangstmogelijkheden waarover een lidstaat, een groep lidstaten of de Unie beschikt, zouden zijn opgebruikt, maar duidelijk wordt dat een lidstaat zijn vangstmogelijkheden in feite niet volledig heeft opgebruikt, is dit artikel van toepassing.

2.   Indien de schade die is geleden door de lidstaat waarvan de visserijverrichtingen zijn verboden voordat zijn vangstmogelijkheden volledig waren uitgeput, niet ongedaan is gemaakt, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast om de berokkende schade op passende wijze te compenseren. Die uitvoeringshandelingen bepalen met name:

a)

de melding van de geleden schade;

b)

de identificatie van de lidstaten die schade hebben geleden en het bedrag van de schade;

c)

de identificatie van de lidstaten die aan overbevissing hebben gedaan en de hoeveelheden te veel gevangen vis;

d)

de verlaging van de vangstmogelijkheden van de lidstaten die aan overbevissing hebben gedaan, in verhouding tot de overschrijding van de vangstmogelijkheden;

e)

de verhoging van de vangstmogelijkheden van de lidstaten die schade hebben geleden, in verhouding tot het geleden verlies;

f)

de data waarop de verhogingen en de verlagingen in werking treden.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;

b)

lid 4 wordt geschrapt.

35)

In titel IV wordt de titel van hoofdstuk II vervangen door:

Hoofdstuk II

Controle op de vangstcapaciteit ”.

36)

Artikel 38 wordt vervangen door:

“Artikel 38

Vangstcapaciteit

1.   De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het verrichten van de controles die nodig zijn om te garanderen dat de totale capaciteit die overeenstemt met de door een betrokken lidstaat afgegeven visvergunningen, uitgedrukt in GT en in kW, op geen enkel ogenblik de maximumcapaciteit overschrijdt die voor die lidstaat is vastgesteld overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

2.   De Commissie kan, voor de toepassing van dit artikel, door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels bepalen met betrekking tot:

a)

de verificatie van het motorvermogen van de vangstvaartuigen;

b)

de verificatie van de tonnage van de vangstvaartuigen;

c)

de verificatie van het soort vistuig, het aantal vistuigen en de kenmerken ervan.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

37)

In hoofdstuk II van titel IV wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:

“AFDELING 2

MOTORVERMOGEN EN TONNAGE”.

38)

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “vangstvaartuig”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   Wanneer een vangstvaartuig het in de visvergunning vastgestelde toegestane motorvermogen overschrijdt, kan de overschrijding binnen een maximumtermijn en overeenkomstig criteria die door de betrokken vlaggenlidstaat zijn vastgesteld, worden hersteld.”

;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Alle kosten die voortvloeien uit de op grond van dit artikel verrichte certificering en verificatie van het motorvermogen komen ten laste van de vlaggenlidstaten. Overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen de lidstaten eisen dat de reders van de vangstvaartuigen die hun vlag voeren en in de desbetreffende visserijtak actief zijn, bijdragen in die kosten.”

.

39)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 39 bis

Continu toezicht op het motorvermogen

1.   De lidstaten bepalen op basis van een risicobeoordeling welke vaartuigen met binnenboordstuwmotoren met een gecertificeerd motorvermogen van meer dan 221 kilowatt die gesleept vistuig als omschreven in artikel 6, punt 12, van Verordening (EU) 2019/1241 gebruiken, een hoog risico vormen wat betreft niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid inzake motorvermogen. Zij zorgen ervoor dat die vaartuigen zijn uitgerust met permanent geïnstalleerde systemen die het motorvermogen continu meten en registreren.

2.   De lidstaten zorgen er ook voor dat vangstvaartuigen zijn uitgerust met permanent geïnstalleerde systemen die het motorvermogen continu meten en registreren in gevallen waarin die vaartuigen bodemtrawls of Deense zegens gebruiken, zijn uitgerust met binnenboordstuwmotoren met een gecertificeerd motorvermogen tussen 120 en 221 kilowatt, en actief zijn in het in deel C, punt 2.1, van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 bedoelde gebied.

3.   De in lid 1 bedoelde systemen moeten ervoor zorgen dat het stuwvermogen van de motor continu wordt gemeten (in kilowatt) en dat die gegevens aan boord worden opgeslagen.

4.   De kapiteins van vangstvaartuigen en houders van visvergunningen zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde systemen te allen tijde werken en dat de gegevens uit de continue meting van het stuwvermogen van de motor worden geregistreerd, aan boord worden opgeslagen en te allen tijde aan boord van de vaartuigen toegankelijk zijn voor functionarissen.

5.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast voor de installatie, technische voorschriften en kenmerken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde systemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

6.   In de in lid 1 bedoelde risicobeoordeling wordt:

a)

het risiconiveau van niet-naleving vastgesteld per vlootsegment, op basis van het vistuig, het bestreken gebied, de inspanningsregeling, de doelsoorten, de vermindering van het vermogen en de snelheid;

b)

rekening gehouden met bevestigde inbreuken in verband met het gebruik van een motor met een motorvermogen dat het op het motorcertificaat vermelde vermogen overschrijdt;

c)

een analyse opgenomen die de waarschijnlijkheid en de gevolgen vaststelt van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid inzake motorvermogen, met name wat betreft overbevissing;

d)

rekening gehouden met de overschrijding van het capaciteitsmaximum.

7.   De risicobeoordeling wordt gezamenlijk uitgevoerd door de lidstaten, in samenwerking met het Bureau.

8.   De lidstaten kunnen bepalen dat Unievangstvaartuigen die hun vlag voeren en zijn uitgerust met binnenboordstuwmotoren met een gecertificeerd motorvermogen van niet meer dan 221 kilowatt en die gebruikmaken van gesleept vistuig, als omschreven in artikel 6, punt 12, van Verordening (EU) 2019/1241, worden uitgerust met permanent geïnstalleerde systemen waarmee het motorvermogen continu wordt gemeten en geregistreerd, op basis van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid inzake motorvermogen.”.

40)

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het woord “vissersvaartuigen” vervangen door het woord “vangstvaartuigen”;

b)

in lid 2 wordt het woord “vissersvaartuigen” vervangen door het woord “vangstvaartuigen”;

c)

lid 5 wordt geschrapt;

d)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot de certificering van het stuwvermogen van de motor. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

41)

Artikel 41 wordt vervangen door:

“Artikel 41

Verificatie van het motorvermogen

1.   Voor vangstvaartuigen die niet zijn uitgerust met een systeem voor continue monitoring als bedoeld in artikel 39 bis, verifiëren de lidstaten op basis van een risicoanalyse aan de hand van een steekproefplan dat gebaseerd is op de overeenkomstig lid 5 van dit artikel vast te leggen methode, de consistentie van het motorvermogen aan de hand van alle beschikbare informatie over de kenmerken van het betrokken vaartuig. Met name verifiëren zij de informatie die is opgenomen in:

a)

positiegegevens van vaartuigen;

b)

visserijlogboekgegevens;

c)

het EIAPP-certificaat (Engine International Air Pollution Prevention) dat voor de motor is afgegeven overeenkomstig bijlage VI bij het Marpol-verdrag van 1973/1978;

d)

de klassecertificaten die zijn afgegeven door een met de inspectie en controle van schepen belaste erkende organisatie in de zin van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad (*9);

e)

het certificaat van tests op zee;

f)

het vissersvlootregister van de Unie, en

g)

elk ander document dat relevante informatie bevat over het vermogen van het vaartuig of over daarmee samenhangende technische kenmerken.

2.   Wanneer er na de analyse van de in lid 1 bedoelde informatie aanwijzingen zijn dat het motorvermogen van een vangstvaartuig het in de visvergunning of in het Unie- of nationale vissersvlootregister genoemde motorvermogen overschrijdt, gaan de lidstaten over tot een fysieke verificatie van het motorvermogen of zorgen zij ervoor dat het betrokken vangstvaartuig wordt uitgerust met een in artikel 39 bis, lid 1, bedoeld systeem.

3.   Voor de verificatie van het motorvermogen van een vangstvaartuig passen de lidstaten de voorschriften toe die de Internationale Organisatie voor normalisatie in haar aanbevolen internationale norm ISO 15016:2015 heeft vastgelegd, of gelijkwaardige Europese of nationale erkende methoden.

4.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van lid 3 van dit artikel om de verwijzing naar de toepasselijke ISO-norm aan te passen aan de vooruitgang van de techniek.

5.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot de verificatie van het motorvermogen, waaronder de methode om het steekproefplan te bepalen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*9)  Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47).”."

42)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 41 bis

Verificatie van de tonnage

1.   Wanneer er aanwijzingen zijn dat de tonnage van een vangstvaartuig afwijkt van de in de visvergunning vermelde tonnage, gaan de lidstaten over tot een verificatie van de tonnage. Daartoe houden de lidstaten met name rekening met wijzigingen in de ingesloten ruimte of de afmetingen van het vaartuig.

2.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot de verificatie van de tonnage. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

43)

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de woorden “plaatsen dicht bij de kust” vervangen door de woorden “een aangewezen aanlandingsplaats”;

b)

in lid 2 wordt de woorden “plaatsen dicht bij de kust” vervangen door de woorden “aangewezen aanlandingsplaatsen” en wordt de woorden “de artikelen 60 en 61” vervangen door de woorden “artikel 60”.

44)

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   In een meerjarenplan kan een drempel, uitgedrukt in levend gewicht van de soort waarop dat plan van toepassing is, worden bepaald bij overschrijding waarvan een Unievissersvaartuig vangsten in een aangewezen haven of op een aangewezen plaats moet aanlanden.

2.   Indien aan boord gehouden hoeveelheden de in lid 1 bedoelde drempel overschrijden, moet de kapitein van een Unievissersvaartuig ervoor zorgen dat de vangsten worden aangeland in een aangewezen haven of op een aangewezen aanlandingsplaats in de Unie.”

;

b)

in de leden 4, 5 en 6 wordt de woorden “plaatsen dicht bij de kust” vervangen door het woord “aanlandingsplaatsen”;

c)

lid 7 wordt geschrapt.

45)

Artikel 44 wordt vervangen door:

“Artikel 44

Gescheiden opslag van demersale vangsten die onder meerjarenplannen vallen

1.   Vangsten van onder een meerjarenplan vallende demersale bestanden die aan boord van een Unievissersvaartuig met een lengte over alles van twaalf meter of meer worden gehouden en die niet kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, worden per bestand in bakken, ruimten of containers op zodanige wijze afzonderlijk opgeslagen dat zij kunnen worden onderscheiden van andere bakken, ruimten of containers.

2.   De kapiteins van Unievissersvaartuigen slaan de in lid 1 genoemde vangsten op volgens een opslagschema waarin wordt aangegeven waar de diverse soorten zich in het ruim bevinden.

3.   Een Unievissersvaartuig mag geen bakken, ruimten of containers aan boord hebben waarin een hoeveelheid van de in lid 1 genoemde vangsten met andere visserijproducten is vermengd.

4.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om bepaalde demersale bestanden van de in dit artikel neergelegde verplichting vrij te stellen.”.

46)

De artikelen 45 en 46 worden geschrapt.

47)

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Een Unievangstvaartuig beschikt over uitrusting aan boord om zijn verloren tuig, met inbegrip van vistuig, visaantrekkende voorzieningen en boeien, terug te halen.”

;

b)

in lid 2 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “vangstvaartuig”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Als het verloren vistuig niet kan worden teruggehaald, neemt de kapitein van het vangstvaartuig de informatie over het verloren vistuig in het visserijlogboek op op grond van artikel 14, lid 7. De bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat stuurt die informatie onverwijld door naar de bevoegde autoriteit van de kustlidstaat.”

;

d)

in lid 4 wordt het woord “vissersvaartuig” vervangen door het woord “vangstvaartuig”;

e)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De lidstaten verzamelen en registreren informatie over verloren vistuig en verstrekken die informatie op verzoek aan de Commissie of het Bureau.

6.   Uiterlijk op 31 december van elk jaar maakt de Commissie op haar website een overzicht van de in lid 5 bedoelde informatie over het voorgaande jaar bekend. De Commissie kan het Bureau verzoeken bijstand te verlenen bij het verzamelen van deze informatie.”

.

48)

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt “vissersvaartuig” vervangen door “vangstvaartuig”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Onverminderd artikel 44 kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vastleggen voor het aan boord houden van een opslagschema, per soort, voor verwerkte producten, waarin wordt aangegeven waar deze zich in het ruim bevinden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

49)

Artikel 50 wordt vervangen door:

“Artikel 50

Controle op voor de visserij beperkte gebieden

1.   Op de visserijactiviteiten in voor de visserij beperkte gebieden in Uniewateren wordt controle uitgeoefend door de kustlidstaat. De kustlidstaat beschikt over een systeem om te detecteren en te registreren wanneer vissersvaartuigen voor de visserij beperkte gebieden onder hun soevereiniteit of jurisdictie binnenvaren, erdoor varen en verlaten.

2.   Op de visserijactiviteiten van Unievissersvaartuigen in voor de visserij beperkte gebieden in de wateren van derde landen of op volle zee wordt controle uitgeoefend door de vlaggenlidstaat.

3.   Vangstvaartuigen uit de Unie of uit derde landen die geen visserijverrichtingen mogen doen in voor de visserij beperkt gebieden, mogen enkel door een voor de visserij beperkt gebied varen op voorwaarde dat:

a)

alle zich aan boord bevindend vistuig tijdens de doorvaart is vastgemaakt en geborgen;

b)

de doorvaart ononderbroken en voortvarend is en de snelheid tijdens het doorvaren niet minder dan zes knopen bedraagt, behalve in geval van overmacht. In dergelijke gevallen waarschuwt de kapitein van een Unievangstvaartuig het visserijcontrolecentrum van zijn vlaggenlidstaat, dat de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat daarvan in kennis stelt, en de kapitein van een vangstvaartuig van een derde land de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat onmiddellijk op de hoogte brengt, en

c)

de in artikel 9 bedoelde volgapparatuur voor vaartuigen functioneert.

4.   Lid 3 is enkel van toepassing voor zover de desbetreffende beperking van of een verbod op alle of bepaalde visserijverrichtingen in voor de visserij beperkte gebieden m van kracht is.”.

50)

Na artikel 54 quater wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

Hoofdstuk IV bis

Controle op visserij zonder vaartuig

Artikel 54 quinquies

Visserij zonder vaartuig

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat visserij zonder vaartuig op hun grondgebied en in Uniewateren plaatsvindt op een wijze die strookt met de doelstellingen en de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2.   De lidstaten moeten voor het in lid 1 bedoelde doel:

a)

een vergunningenstelsel of ander alternatief registratiesysteem instellen voor natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke activiteiten uitoefenen, en

b)

ervoor zorgen dat de hoeveelheden van de gevangen soorten, bestanden of groepen bestanden worden geregistreerd en dat die gegevens elektronisch bij de bevoegde autoriteiten worden ingediend.

3.   Natuurlijke personen of rechtspersonen die visserij zonder vaartuig bedrijven of hun vertegenwoordiger registreren de in lid 2, punt b), bedoelde vangsten en die registraties bevatten met name de volgende informatie:

a)

een uniek identificatienummer voor de visdag;

b)

het unieke identificatienummer in het in lid 2, punt a), bedoelde systeem;

c)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

d)

de datum van de vangsten;

e)

de categorie vistuig, indien van toepassing;

f)

de hoeveelheden van iedere soort in kilogrammen levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, alsook, afzonderlijk vermeld, de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

g)

indien van toepassing, de geraamde teruggegooide hoeveelheden van iedere soort in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren;

4.   De in lid 2, punt b), bedoelde gegevens worden binnen 24 uur na aanvang van de visserijverrichting ten minste eenmaal elektronisch bij de bevoegde autoriteiten ingediend.

5.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen voor de weging van vangsten, alsook voor het formaat en de indiening van de in lid 3 bedoelde vangstaangifte, waarbij zij zo nodig rekening houdt met de specifieke kenmerken van die visserijen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

51)

Artikel 55 wordt vervangen door:

“Artikel 55

Recreatievisserij

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de recreatievisserij op hun grondgebied en in Uniewateren plaatsvindt op een wijze die strookt met de doelstellingen en de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Daartoe beschikken de kustlidstaten over een elektronisch systeem voor de registratie en rapportage van de vangsten uit de recreatievisserij.

De kustlidstaten kunnen een in de tweede alinea bedoeld elektronisch systeem gebruiken dat op nationaal of Unieniveau is ontwikkeld. Indien een of meer kustlidstaten hierom uiterlijk 10 mei 2024 verzoeken, ontwikkelt de Commissie een dergelijk systeem. Een verzoekende lidstaat past het door de Commissie ontwikkelde systeem toe.

2.   Met uitzondering van gegevens voor recreatievisserijen die zijn geregistreerd en gerapporteerd op grond van lid 3 en onverminderd de verzameling van gegevens voor recreatievisserij uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1004, verzamelen de kustlidstaten gegevens over vangsten van natuurlijke personen die betrokken zijn bij de recreatievisserij op soorten, bestanden of groepen bestanden waarvoor door de Unie vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, die onder een meerjarenplan vallen of waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Die gegevens worden verzameld door middel van gegevensvergaringsmechanismen op basis van een methode die door elke lidstaat wordt bepaald en aan de Commissie wordt meegedeeld. De kustlidstaten zenden deze gegevens met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar ten minste eenmaal per jaar toe aan de Commissie.

3.   De kustlidstaten zorgen ervoor dat natuurlijke personen die betrokken zijn bij de recreatievisserij worden geregistreerd en dat zij hun vangsten registreren en rapporteren via een elektronisch systeem als bedoeld in lid 1, als volgt:

a)

voor soorten, bestanden of groepen bestanden waarvoor instandhoudingsmaatregelen van de Unie gelden die specifiek op de recreatievisserij van toepassing zijn, zoals quota, vangstbeperkingen en meeneemlimieten, per dag, en

b)

voor soorten, bestanden of groepen bestanden waarvoor door de Unie vangstmogelijkheden zijn vastgesteld of die onder een meerjarenplan vallen of waarvoor de aanlandingsverplichting geldt, en waarvoor uit wetenschappelijk advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), de ICES of een gelijkwaardig wetenschappelijk orgaan blijkt dat recreatievisserij aanzienlijke gevolgen heeft voor de visserijsterfte, met ingang van 1 januari 2030.

De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de lijst van soorten, bestanden of groepen bestanden waarop de eerste alinea, punt b), van toepassing is, vaststellen en de frequentie van de registratie en rapportage van deze vangsten vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   De registratie en rapportage van de vangsten uit de recreatievisserij door natuurlijke personen kan door een rechtspersoon namens hen worden verricht.

5.   De in het kader van de recreatievisserij gedane vangsten mogen niet in de handel worden gebracht of worden verkocht.

6.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot:

a)

de indiening bij de Commissie van de vangstgegevens die de lidstaten op grond van de leden 2 en 3 hebben verzameld;

b)

de en markering van vistuig dat wordt gebruikt voor de recreatievisserij, met uitzondering van handvistuig, op een eenvoudige en evenredige wijze.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

7.   Dit artikel is van toepassing op alle recreatieve visserijactiviteiten, met inbegrip van visserijactiviteiten die worden georganiseerd door commerciële entiteiten in de toeristische sector en in de sector van sportwedstrijden.”.

52)

De titel van titel V wordt vervangen door:

TITEL V

CONTROLE IN DE TOELEVERINGSKETEN ”.

53)

In titel V wordt hoofdstuk I vervangen door:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 56

Beginselen voor de controle op de afzet

1.   Elke lidstaat is verantwoordelijk voor de controle, op zijn grondgebied, op de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in alle stadia van de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, van het in de handel brengen tot de detailverkoop, met inbegrip van het vervoer. De lidstaten treffen in het bijzonder maatregelen die ervoor zorgen dat het gebruik van visserijproducten die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, beperkt blijft tot andere toepassingen dan rechtstreekse menselijke consumptie, tenzij andere regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid anderszins bepalen.

2.   Indien voor een bepaalde soort in de Uniewetgeving een minimummaat is vastgesteld, moeten de voor de aankoop, de verkoop, de opslag of het vervoer verantwoordelijke marktdeelnemers het betrokken geografische gebied van oorsprong van de producten kunnen bewijzen.

Artikel 56 bis

Samenstelling van partijen van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten

1.   Gevangen of geoogste visserij- en aquacultuurproducten worden vóór het op de markt brengen in partijen verdeeld.

2.   Een partij visserijproducten of een partij aquacultuurproducten die vallen onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (*10) (“de gecombineerde nomenclatuur”) bevat enkel:

a)

visserijproducten van één soort met dezelfde aanbiedingsvorm van het product, afkomstig uit hetzelfde betrokken geografische gebied en van hetzelfde vissersvaartuig of dezelfde groep vissersvaartuigen, of

b)

aquacultuurproducten van één soort, met dezelfde aanbiedingsvorm van het product, afkomstig van dezelfde aquacultuurproductie-eenheid.

3.   In afwijking van lid 2 mogen hoeveelheden onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserijproducten met in totaal minder dan 30 kg van verscheidene soorten, afkomstig uit hetzelfde betrokken geografische gebied en met dezelfde aanbiedingsvorm van het product, per vaartuig en per dag, in partijen worden verdeeld voordat ze op de markt worden gebracht.

4.   In afwijking van lid 2 mogen hoeveelheden onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserijproducten van verscheidene soorten, bestaande uit exemplaren die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en afkomstig zijn uit hetzelfde betrokken geografische gebied en van hetzelfde vangstvaartuig, of dezelfde groep vangstvaartuigen, vóór het op de markt brengen in partijen worden verdeeld voor andere toepassingen dan rechtstreekse menselijke consumptie.

5.   Na het op de markt brengen mag een partij onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserij- of aquacultuurproducten enkel met een andere partij worden samengevoegd of worden gesplitst, indien de na de samenvoeging gecreëerde partij of de na de splitsing gecreëerde partijen aan de volgende voorwaarden voldoet (voldoen):

a)

de in artikel 58, lid 5, bedoelde traceerbaarheidsgegevens zijn verstrekt voor de nieuw gecreëerde partij(en);

b)

de marktdeelnemer die voor het op de markt brengen van de nieuw gecreëerde partij(en) verantwoordelijk is, behoudt de gegevens over de samenstelling van de nieuw gecreëerde partij(en) en kan die verstrekken, met name de gegevens over elke partij visserij- of aquacultuurproducten waaruit de nieuwe partij bestaat, en de hoeveelheden visserij- of aquacultuurproducten afkomstig van elke partij waaruit de nieuwe partij(en) is/zijn samengesteld.

6.   Dit artikel is niet van toepassing op siervissen, schaal- en schelpdieren voor sierdoeleinden, weekdieren voor sierdoeleinden of algen voor sierdoeleinden.

Artikel 57

Gemeenschappelijke handelsnormen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen gelden, overeenkomstig deze normen op de markt worden aangeboden. De lidstaten voeren controles uit op de naleving hiervan.

Die controles mogen in elk stadium van de aanbodketen plaatsvinden, met inbegrip van het vervoer en de catering.

2.   Marktdeelnemers in alle stadia van de toeleveringsketen die verantwoordelijk zijn voor de aankoop, de verkoop, de opslag of het vervoer van partijen visserij- en aquacultuurproducten, moeten kunnen aantonen dat die producten, indien van toepassing, met de gemeenschappelijke handelsnormen in overeenstemming zijn.

Artikel 58

Traceerbaarheid

1.   Onverminderd de in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (*11) vastgestelde traceerbaarheidsvoorschriften worden visserij- en aquacultuurproducten door marktdeelnemers in partijen verdeeld en zijn ze in alle stadia van de productie, de verwerking en de distributie traceerbaar, vanaf de vangst of de oogst tot en met de detailhandel.

2.   Partijen visserij- of aquacultuurproducten die op de markt worden aangeboden of waarschijnlijk op de markt zullen worden aangeboden, worden zodanig gemarkeerd dat elke partij traceerbaar is.

3.   De lidstaten controleren of de marktdeelnemers beschikken over systemen en procedures waarmee kan worden nagegaan van wie zij partijen visserij- en aquacultuurproducten hebben ontvangen en aan wie zij die producten hebben geleverd. Deze informatie wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.

4.   Onder hoofdstuk 3, kopjes 1604 en 1605 van hoofdstuk 16, en onderverdeling 1212 21 van hoofdstuk 12 van de gecombineerde nomenclatuur vallende partijen visserij- of aquacultuurproducten gaan tenminste vergezeld van informatie overeenkomstig respectievelijk de leden 5, 10 en 11 van dit artikel.

5.   Van partijen onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserij- en aquacultuurproducten, moeten ten minste de volgende gegevens beschikbaar worden gesteld:

a)

het identificatienummer van de partij;

b)

in het geval van producten die niet in de Unie worden ingevoerd:

i)

voor alle in de partij opgenomen visserijproducten: het (de) unieke identificatienummer(s) van de visreis of het (de) unieke identificatienummer(s) van de visdag, of

ii)

voor alle in de partij opgenomen aquacultuurproducten, de naam en het registratienummer van de producent of aquacultuurproductie-eenheid;

c)

in het geval van ingevoerde producten:

i)

van alle in de partij opgenomen visserijproducten: het IMO-nummer of, indien niet van toepassing, een ander uniek vaartuigidentificatienummer van het (de) visserijvaartuig(en), indien van toepassing, en het (de) nummer(s) van het (de) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2008 ingediende vangstcertifica(a)t(en), indien van toepassing, of

ii)

van alle in de partij opgenomen aquacultuurproducten: de naam en, indien beschikbaar, het registratienummer van de aquacultuurproductie-eenheid;

d)

de FAO-drielettercode van de soort en de wetenschappelijke naam;

e)

het (de) betrokken geografische gebied(en) voor op zee gevangen visserijproducten, of het vangst- of productiegebied voor in zoet water gevangen visserijproducten en voor aquacultuurproducten, als bedoeld in artikel 38, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1379/2013;

f)

van visserijproducten: de categorie vistuig zoals vastgelegd in de eerste kolom van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1379/2013;

g)

de datum (data) van de vangsten voor visserijproducten of de datum (data) van de oogst voor aquacultuurproducten;

h)

de hoeveelheden in kilogram nettogewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren;

i)

wanneer er visserijproducten in de partij aanwezig zijn die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijke informatie betreffende de hoeveelheden van iedere soort, uitgedrukt in kilogram nettogewicht of het aantal exemplaren kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

j)

van visserij- en aquacultuurproducten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen gelden: de informatie die nodig is om aan die normen te voldoen.

6.   Marktdeelnemers in alle stadia van de productie, verwerking en distributie, vanaf de vangst of de oogst tot en met de detailhandel, zorgen ervoor dat de in lid 5 bedoelde gegevens voor elke partij onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserij- of aquacultuurproducten:

a)

worden bijgehouden, en

b)

op digitale wijze beschikbaar worden gesteld aan de marktdeelnemer aan wie de visserij- of aquacultuurproducten worden geleverd, en op verzoek, aan de bevoegde autoriteiten.

7.   De lidstaten werken samen om ervoor te zorgen dat de in lid 5 bedoelde informatie toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat dan die waar de visserij- of de aquacultuurproducten in partijen zijn geplaatst of ingevoerd, met name wanneer deze informatie wordt verstrekt door middel van identificatiedragers zoals codes, streepjescodes, elektronische chips of soortgelijke hulpmiddelen of markeringssystemen.

8.   De lidstaten mogen kleine hoeveelheden rechtstreeks vanaf vangstvaartuigen, van marktdeelnemers uit de visserij zonder vaartuig of marktdeelnemers uit de zoetwatervisserij aan de consumenten verkochte visserijproducten vrijstellen van de eisen van dit artikel, mits de producten enkel voor particuliere consumptie worden gebruikt en de hoeveelheden niet meer dan 10 kg visserijproduct per consument per dag bedragen. Voor zalm (Salmo salar) die in de Oostzee wordt gevangen, bedraagt de drempel twee exemplaren per consument per dag.

De lidstaten mogen kleine hoeveelheden aquacultuurproducten die rechtstreeks vanuit een aquacultuurproductie-eenheid aan de consumenten worden verkocht, vrijstellen van de eisen van dit artikel, mits de producten enkel voor particuliere consumptie worden gebruikt en de hoeveelheden niet meer dan 10 kg aquacultuurproducten per consument per dag bedragen.

9.   De Commissie voert een studie uit naar haalbare traceerbaarheidssystemen en -procedures, met inbegrip van minimale traceerbaarheidsinformatie, voor visserij- en aquacultuurproducten die onder de posten 1604 en 1605 van hoofdstuk 16 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, teneinde nadere regels voor die producten vast te stellen. De studie omvat een analyse van de beschikbare digitale oplossingen of methoden die voldoen aan de traceerbaarheidsvoorschriften van deze verordening, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor kleine marktdeelnemers.

10.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening met betrekking tot de traceerbaarheidsvoorschriften voor partijen visserij- of aquacultuurproducten die vallen onder de posten 1604 en 1605 van hoofdstuk 16 van de gecombineerde nomenclatuur, met inbegrip van het gebruik van digitale systemen, op basis van de resultaten van de overeenkomstig lid 9 van dit artikel uitgevoerde studie. Die voorschriften zijn van toepassing met ingang van 10 januari 2029.

11.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening met betrekking tot de traceerbaarheidsvoorschriften voor partijen en de samenstelling van partijen visserij- en aquacultuurproducten die onder onderverdeling 1212 21 van hoofdstuk 12 van de gecombineerde nomenclatuur vallen, met inbegrip van het gebruik van digitale systemen. Die voorschriften zijn van toepassing met ingang van 10 januari 2029.

12.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)

technische minimumvereisten voor de registratie en doorgifte van de in lid 5 bedoelde informatie, op grond van lid 6;

b)

methoden om de partijen te markeren en het fysiek aanbrengen van traceerbaarheidsgegevens op partijen visserij- en aquacultuurproducten;

c)

de verdere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van toegang tot de bij een partij meegeleverde gegevens;

d)

de traceerbaarheidsvoorschriften voor partijen onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserij- of aquacultuurproducten bestaande uit verscheidene soorten als bedoeld in artikel 56 bis, leden 3 en 4, en voor partijen onder hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur vallende visserij- of aquacultuurproducten die het resultaat zijn van de samenvoeging of splitsing van verschillende partijen als bedoeld in artikel 56 bis, lid 5;

e)

de informatie over het betrokken geografische gebied.

13.   Dit artikel is niet van toepassing op siervissen, schaal- en schelpdieren voor sierdoeleinden, weekdieren voor sierdoeleinden of algen voor sierdoeleinden.

(*10)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1)."

(*11)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).”."

54)

In artikel 59 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2.   De koper van visserijproducten in eerste verkoop moet geregistreerd zijn bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de eerste verkoop plaatsvindt. Voor registratiedoeleinden wordt elke koper geïdentificeerd aan de hand van zijn in de nationale gegevensbanken opgenomen btw-nummer, fiscaal identificatienummer of ander uniek identificatienummer.

3.   Dit artikel is niet van toepassing op consumenten die visserijproducten kopen die daarna niet in de handel worden gebracht, maar enkel voor particuliere consumptie worden gebruikt, mits die hoeveelheden niet meer dan 10 kg visserijproducten per consument per dag bedragen. Voor zalm (Salmo salar) die in de Oostzee wordt gevangen, bedraagt die drempel twee exemplaren per consument per dag.”

.

55)

Artikel 60 wordt vervangen door:

“Artikel 60

Weging van visserijproducten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle hoeveelheden visserijproducten onmiddellijk na aanlanding worden gewogen, door de in lid 5 bedoelde marktdeelnemers op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde weegsystemen voordat die producten worden opgeslagen, worden vervoerd of in de handel worden gebracht.

Kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen die visserijproducten in de Unie aanlanden, houden zich aan de weegvoorschriften die gelden voor kapiteins van Unievissersvaartuigen.

2.   In het geval van aanlandingen buiten de Unie en onverminderd de toepasselijke specifieke bepalingen die met name in partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of in de wetgeving van de betrokken derde landen zijn vastgelegd, zorgen kapiteins van Unievissersvaartuigen of hun vertegenwoordigers ervoor dat alle hoeveelheden visserijproducten worden gewogen, indien mogelijk onmiddellijk na de aanlanding en voordat die producten worden opgeslagen, worden vervoerd of in de handel worden gebracht.

3.   In afwijking van lid 1 en na goedkeuring door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen, mogen de lidstaten waar de visserijproducten worden aangeland, toestaan dat die producten worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde weegsystemen:

a)

bij aanlanding volgens een op grond van lid 10 vastgesteld steekproefplan, ongeacht of de visserijproducten gesorteerd of ongesorteerd zijn;

b)

aan boord in het geval van gesorteerde visserijproducten, mits die producten worden gewogen bij aanlanding volgens een op grond van lid 10 vastgesteld steekproefplan; De vlaggenlidstaat is verantwoordelijk voor het toestaan van de afwijking aan de visserijvaartuigen die zijn vlag voeren en voor de goedkeuring van de weegsystemen aan boord;

c)

na vervoer naar een bestemming op het grondgebied van de lidstaat waar de aanlanding heeft plaatsgevonden, volgens een op grond van lid 10 vastgesteld steekproefplan, ongeacht of de visserijproducten gesorteerd of ongesorteerd zijn;

d)

na vervoer vanuit de lidstaat waar de visserijproducten zijn aangeland naar een bestemming op het grondgebied van een andere lidstaat, overeenkomstig een overeenkomstig lid 10 vastgesteld gemeenschappelijk controleprogramma en in overleg tussen de betrokken lidstaten, ongeacht of de visserijproducten gesorteerd of ongesorteerd zijn.

4.   De kapiteins zorgen ervoor dat alle hoeveelheden aangelande visserijproducten worden gewogen door een in lid 5 bedoelde marktdeelnemer.

5.   De weging wordt uitgevoerd door een marktdeelnemer die een geregistreerde koper, een geregistreerde visafslag, een producentenorganisatie of een andere natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van de kapitein, is, die door de bevoegde autoriteiten gemachtigd is om weeghandelingen uit te voeren. De marktdeelnemer die de weging uitvoert, is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de weging. Marktdeelnemers die visserijproducten wegen, vullen voor elke aanlanding een weegregister in. Zij bewaren de weegregisters voor een periode van drie jaar.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 5 bedoelde marktdeelnemers over een adequate uitrusting beschikken om weeghandelingen uit te voeren.

7.   De weegregisters worden onmiddellijk doorgegeven aan de kapitein en, indien van toepassing, aan de vervoerder. Zij worden gebruikt voor het invullen van de aangifte van aanlanding en, indien van toepassing, van het vervoersdocument.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid wordt, in het geval van visserijproducten die door een functionaris overeenkomstig lid 9 zijn gewogen, het resultaat van die weging gebruikt voor het invullen van de aangifte van aanlanding en, indien van toepassing, van het vervoersdocument.

8.   De lidstaten kunnen van de in lid 5 bedoelde marktdeelnemers verlangen dat zij periodiek, of op verzoek, de weegregisters indienen bij de bevoegde autoriteiten.

9.   De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen verlangen dat hoeveelheden visserijproducten die worden aangeland in die lidstaat, door of in aanwezigheid van hun functionarissen worden gewogen voordat ze vanaf de plaats van aanlanding naar elders worden vervoerd.

10.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen steekproefplannen, controleplannen en gemeenschappelijke controleprogramma's als bedoeld in lid 3, punten a), b), c) en d), van dit artikel vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

56)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 60 bis

Nadere bepalingen voor het wegen

1.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen regels vaststellen betreffende:

a)

het bepalen van de weegprocedures;

b)

de weegregisters en het bewaren ervan;

c)

het tijdstip van de weging;

d)

de weegsystemen, met inbegrip van weegsystemen voor controledoeleinden;

e)

het wegen van ingevroren visserijproducten;

f)

het in mindering brengen van ijs en water;

g)

de toegang van de bevoegde autoriteiten tot de weegsystemen en weegregisters.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met bijzondere regels voor het wegen van bepaalde pelagische soorten. Die regels kunnen betrekking hebben op:

a)

het wegen van vangsten van haring, makreel, blauwe wijting en horsmakreel;

b)

de havens van weging;

c)

de informatie die naar bevoegde autoriteiten moet worden verstuurd voorafgaand aan het binnenvaren van de haven;

d)

het lossen;

e)

het visserijlogboek;

f)

openbare weeginstallaties;

g)

particuliere weeginstallaties;

h)

het wegen van ingevroren vis;

i)

het bewaren van de weegregisters;

j)

verkoopdocumenten en overnameverklaringen;

k)

kruiscontroles;

l)

de monitoring van de weging.”.

57)

Artikel 61 wordt geschrapt.

58)

Artikel 62 wordt vervangen door:

“Artikel 62

Invullen en indienen van verkoopdocumenten

1.   Geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of producentenorganisaties die door de lidstaten daartoe zijn gemachtigd leggen de in artikel 64, lid 1, bedoelde gegevens elektronisch vast en dienen binnen 48 uur na de eerste verkoop elektronisch een verkoopdocument met die gegevens in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste verkoop plaatsvindt. Die kopers, visafslagen of producentenorganisaties zijn verantwoordelijk voor de juistheid van het verkoopdocument.

2.   Indien de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste verkoop plaatsvindt, niet de vlaggenlidstaat is van het betrokken vangstvaartuig, zorgt hij ervoor dat een kopie van het verkoopdocument, meteen na ontvangst, elektronische bij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat wordt ingediend.

3.   Indien de eerste verkoop van visserijproducten niet plaatsvindt in de lidstaat waar de producten zijn aangeland, zorgt de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste verkoop plaatsvindt ervoor dat een kopie van het verkoopdocument, meteen na ontvangst, elektronische wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de betrokken producten zijn aangeland.

4.   Indien de eerste verkoop buiten de Unie plaatsvindt, dient de kapitein van het Unievangstvaartuig of een vertegenwoordiger van de kapitein binnen 48 uur na de eerste verkoop elektronische een kopie van het verkoopdocument of een ander, gelijkwaardig document van hetzelfde informatieniveau in bij de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

5.   Indien het verkoopdocument niet overeenstemt met de factuur of een als zodanig dienstdoend document, als bedoeld in de artikelen 218 en 219 van Richtlijn 2006/112/EG (*12) van de Raad, stelt de betrokken lidstaat de nodige maatregelen vast om te garanderen dat de gegevens betreffende de hoeveelheden en de prijzen, exclusief belasting, voor de leveranties van goederen aan de koper gelijk zijn aan die welke in de factuur zijn vermeld.

6.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende:

a)

het registreren van kopers;

b)

het formaat van verkoopdocumenten;

c)

het elektronisch vastleggen en het elektronisch indienen van verkoopdocumenten.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*12)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).”."

59)

Artikel 63 wordt geschrapt.

60)

De artikelen 64, 65 en 66 worden vervangen door:

“Artikel 64

Inhoud van de verkoopdocumenten

1.   De in artikel 62 bedoelde verkoopdocumenten hebben een uniek identificatienummer en bevatten de volgende gegevens:

a)

het unieke identificatienummer van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vangstvaartuigidentificatienummer en de naam van het vangstvaartuig;

c)

de haven van aanlanding of de aanlandingsplaats en de datum waarop de aanlanding is voltooid;

d)

de naam van de marktdeelnemer of de kapitein van het vangstvaartuig en, indien verschillend, de naam van de verkoper;

e)

de naam van de koper en het btw-nummer van de koper, het fiscaal identificatienummer of een ander uniek identificatienummer van de koper;

f)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

g)

de hoeveelheden van iedere soort in productgewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product en staat van verwerking of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren;

h)

voor alle producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen gelden, de individuele maat of het individuele gewicht, de groottecategorie, de aanbiedingsvorm van het product en de versheid van het product, voor zover van toepassing;

i)

voor visserijproducten onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, de hoeveelheden uitgedrukt in kilogram nettogewicht, of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren;

j)

de naam of een identificatienummer van de in artikel 60, lid 5, bedoelde marktdeelnemer;

k)

de plaats en de datum van verkoop;

l)

indien mogelijk, het referentienummer en de datum van de factuur en, in voorkomend geval, van het verkoopcontract;

m)

indien van toepassing, een verwijzing naar de in artikel 66 bedoelde aangifte van overname of naar het in artikel 68 bedoelde vervoersdocument;

n)

de prijs, exclusief belasting, en munteenheid;

o)

indien van toepassing, de bestemming van de visserijproducten, zoals menselijke consumptie of gebruik als dierlijke bijproducten.

2.   In afwijking van lid 1 bevat het verkoopdocument voor visserij zonder vaartuig ten minste de volgende gegevens:

a)

het unieke identificatienummer in het in artikel 54 quinquies, lid 2, punt a), bedoelde systeem;

b)

het (de) unieke identificatienummer(s) van de visdag;

c)

de in lid 1, punten e), f), g), h), i), k), l), m), n) en o), van dit artikel bedoelde informatie.

Artikel 65

Vrijstellingen van de voorschriften inzake verkoopdocumenten

De artikelen 62 en 64 zijn niet van toepassing op consumenten die visserijproducten van ten hoogste 10 kg per dag kopen die daarna niet worden verkocht, maar enkel voor particuliere consumptie worden gebruikt. Voor zalm (Salmo salar) die in de Oostzee wordt gevangen, bedraagt die drempel twee exemplaren per consument per dag.

Artikel 66

Invullen en indienen van de aangifte van overname

1.   Indien de visserijproducten bestemd zijn voor verkoop in een later stadium, leggen de marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor de opslag van de in een lidstaat aangelande visserijproducten, de in lid 4 bedoelde gegevens elektronisch vast en dienen zij binnen 24 uur na de aanlanding een aangifte van overname waarin deze gegevens zijn opgenomen elektronisch in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de overname plaatsvindt. Die marktdeelnemers zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de aangifte van overname.

2.   Indien de lidstaat op het grondgebied waarvan de overname plaatsvindt, niet de vlaggenlidstaat is van het vissersvaartuig dat de vis heeft aangeland, zorgt hij ervoor dat een kopie van de aangifte van overname, meteen na ontvangst, elektronische wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.

3.   Indien de overname buiten de Unie plaatsvindt, zendt de kapitein van het Unievissersvaartuig of een vertegenwoordiger van de kapitein langs elektronische weg een kopie van de aangifte van overname of een ander, gelijkwaardig document van hetzelfde informatieniveau binnen 48 uur na de overname toe aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

4.   De in lid 1 bedoelde aangifte van overname heeft een uniek identificatienummer en bevat ten minste de volgende gegevens:

a)

het unieke identificatienummer van de visreis;

b)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vangstvaartuigidentificatienummer en de naam van het vangstvaartuig;

c)

de haven van aanlanding of de aanlandingsplaats en de datum waarop de aanlanding is voltooid;

d)

de naam van de marktdeelnemer of de kapitein van het vangstvaartuig;

e)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

f)

de hoeveelheden van iedere opgeslagen soort uitgedrukt in kilogram productgewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm en de staat van verwerking van het product of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren;

g)

de naam of een identificatienummer van de in artikel 60, lid 5, bedoelde marktdeelnemer;

h)

de naam en het adres van de voorzieningen waar de producten zijn opgeslagen, en het unieke identificatienummer;

i)

indien van toepassing, een verwijzing naar het in artikel 68 bedoelde vervoersdocument;

j)

voor visserijproducten onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, de hoeveelheden uitgedrukt in kilogram nettogewicht, of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren.

5.   In afwijking van lid 4 bevat de aangifte van overname voor visserij zonder vaartuig ten minste de volgende gegevens:

a)

het unieke identificatienummer in het in artikel 54 quinquies, lid 2, punt a), bedoelde systeem;

b)

het (de) unieke identificatienummer(s) van de visdag;

c)

de in lid 4, punten e), f), h), i) en j), van dit artikel bedoelde informatie.

6.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende het formaat en het indienen van de aangifte van overname. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

61)

Artikel 67 wordt geschrapt.

62)

Artikel 68 wordt vervangen door:

“Artikel 68

Vervoer van visserijproducten en invullen en indienen van het vervoersdocument

1.   Indien visserijproducten worden vervoerd vóór hun eerste verkoop, met inbegrip van de in artikel 60, lid 3, punten c) en d), bedoelde gevallen, of vóór hun eerste verkoop in een derde land, worden zij vergezeld van een vervoersdocument waarin de visserijproducten en de vervoerde hoeveelheden zijn vermeld.

2.   Vóór het begin van het in lid 1 bedoelde vervoer dient de vervoerder het vervoersdocument elektronisch in bij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat, de lidstaat van aanlanding, de transitlidstaat (transitlidstaten) en de lidstaat van bestemming van de visserijproducten, voor zover van toepassing.

3.   De vervoerder is verantwoordelijk voor de juistheid van het vervoersdocument.

4.   Het in lid 1 bedoelde vervoersdocument heeft een uniek identificatienummer en bevat ten minste de volgende gegevens:

a)

de plaats(en) en adres(sen) van bestemming van de zending(en) en de gegevens van het vervoermiddel en van de vervoerder;

b)

het (de) unieke identificatienummer(s) van de visreis (visreizen);

c)

het CFR-nummer of, indien dit niet beschikbaar is, een ander vangstvaartuigidentificatienummer en de naam van het vangstvaartuig;

d)

de FAO-drielettercode van elke soort en het betrokken geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan;

e)

de hoeveelheden van elke vervoerde soort uitgedrukt in kilogram productgewicht, gespecificeerd naar de aanbiedingsvorm van het product en de staat van verwerking of, in voorkomend geval, naar het aantal exemplaren en naar de plaatsen van bestemming;

f)

de naam of een identificatienummer van de in artikel 60, lid 5, bedoelde marktdeelnemer, indien van toepassing;

g)

de naam (namen), het (de) unieke identificatienummer(s) en het adres (de adressen) van de ontvanger(s);

h)

de plaats, datum en tijd van lading van de goederen;

i)

voor visserijproducten onder de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, de hoeveelheden uitgedrukt in kilogram nettogewicht, of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren.

5.   In afwijking van lid 4 bevat het vervoersdocument voor visserij zonder vaartuig ten minste de volgende gegevens:

a)

het unieke identificatienummer in het in artikel 54 quinquies, lid 2, punt a), bedoelde systeem;

b)

het (de) unieke identificatienummer(s) van de visdag;

c)

de in lid 4, punten a), d), e), g), h) en i), van dit artikel bedoelde informatie.

6.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen vrijstelling van de in de leden 1 en 2 vastgestelde verplichting verlenen als de visserijproducten binnen een havengebied of over een afstand van ten hoogste 25 km van de plaats van aanlanding worden vervoerd.

7.   Indien visserijproducten waarvan in een verkoopdocument is aangegeven dat zij zijn verkocht, naar een andere plaats dan die van aanlanding worden vervoerd, moet de vervoerder kunnen aantonen dat er een verkooptransactie heeft plaatsgevonden.

8.   De lidstaten kunnen bepalen dat de verplichtingen en verantwoordelijkheden van een vervoerder uit hoofde van de leden 2, 3 en 7 van toepassing zijn op elke andere marktdeelnemer.

9.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vervoersdocument kan worden vervangen door een kopie van de in artikel 23 bedoelde aangifte van aanlanding of een gelijkwaardig document met betrekking tot de hoeveelheden visserijproducten die worden vervoerd, mits het document dat het vervoersdocument vervangt, dezelfde gegevens bevat als die welke zijn bedoeld in lid 4 of lid 5 van dit artikel, al naar het geval.

10.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen betreffende het formaat en het indienen van het vervoersdocument. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

63)

In titel V wordt hoofdstuk III geschrapt.

64)

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt punt a) vervangen door:

“a)

waarnemingen van vissersvaartuigen door inspectievaartuigen, bewakingsluchtvaartuigen of andere bewakingsmiddelen;”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Als de waarneming of constatering betrekking heeft op een vissersvaartuig van een andere lidstaat of van een derde land en de gegevens niet stroken met de overige gegevens waarover de kustlidstaat beschikt en als die kustlidstaat geen verdere actie kan ondernemen, legt hij zijn bevindingen in een bewakingsverslag neer, dat hij onmiddellijk, indien mogelijk elektronisch, aan de vlaggenlidstaat of het betrokken derde land toestuurt. Als het om een vaartuig van een derde land gaat, wordt het bewakingsverslag ook aan de Commissie en aan het Bureau toegestuurd.”

;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen voor het formaat en de inhoud van het bewakingsverslag. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

65)

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   Wanneer overeenkomstig het Verdrag een Unieregeling van met controle belaste waarnemers is vastgesteld, houden de door de lidstaten aangewezen, met controle belaste waarnemers aan boord van vissersvaartuigen toezicht op de naleving door de betrokken vissersvaartuigen van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze waarnemers vervullen alle in het kader van de waarnemingsregeling vereiste taken, met name het registreren van de visserijactiviteiten van het vaartuig en het onderzoeken van de relevante documenten.

2.   De met controle belaste waarnemers dienen:

a)

te beschikken over de voor hun taken vereiste kwalificatie en regelmatig te worden opgeleid door de lidstaten of, naargelang het geval, het Bureau;

b)

onafhankelijk te zijn van de eigenaar, de vergunninghouder, de kapitein en de bemanningsleden van het vissersvaartuig;

c)

geen enkele economische relatie met de marktdeelnemer te hebben;

d)

hun taken op niet-discriminerende wijze uit te voeren;

e)

uitgerust te zijn met een apparaat voor tweewegscommunicatie dat onafhankelijk van het vaartuig op zee werkt.”

;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Indien met controle belaste waarnemers een ernstige inbreuk constateren, met inbegrip van handelingen die de uitvoering van de taken van de met controle belaste waarnemers bemoeilijken of verhinderen, brengen zij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat onverwijld op de hoogte.”

;

c)

de leden 8 en 9 worden vervangen door:

“8.   Alle kosten die voortvloeien uit de op grond van dit artikel verrichte activiteiten van met controle belaste waarnemers komen ten laste van de vlaggenlidstaten. Overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen de lidstaten eisen dat de reders van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de desbetreffende visserijtak actief zijn, bijdragen in die kosten, onverminderd lid 2, punt b).

9.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)

de te gebruiken methode voor het identificeren van vaartuigen voor de toepassing van een regeling inzake met controle belaste waarnemers;

b)

het formaat en de inhoud van de waarnemingsverslagen;

c)

het communicatiesysteem voor met controle belaste waarnemers;

d)

bepalingen inzake de veiligheid van met controle belaste waarnemers aan boord van vaartuigen;

e)

maatregelen om de onafhankelijkheid te garanderen van met controle belaste waarnemers, met inbegrip van regelingen voor hun salaris;

f)

de taken van met controle belaste waarnemers, met inbegrip van situaties waarin er een vermoeden is van een ernstige inbreuk;

g)

minimumvereisten betreffende de kwalificatie en opleiding van met controle belaste waarnemers.”

.

66)

in titel VII wordt hoofdstuk I vervangen door:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 74

Uitvoering van inspecties

1.   De lidstaten stellen een lijst op van voor de uitvoering van inspecties verantwoordelijke functionarissen en werken deze regelmatig bij.

2.   De functionarissen voeren hun taken uit in overeenstemming met het Unierecht. Zij bereiden op niet-discriminerende wijze inspecties voor en voeren deze op gelijke wijze uit op zee, langs de kust, in havens en op aanlandingsplaatsen, tijdens het vervoer, in verwerkingsinrichtingen en langs de aanbodketen van de visserijproducten.

3.   De functionarissen verifiëren of de door de marktdeelnemers en kapiteins uitgevoerde activiteiten overeenstemmen met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en met name:

a)

de wettigheid van de aan boord gehouden, opgeslagen, vervoerde, overgeladen, overgebrachte, aangelande, verwerkte of afgezette visserijproducten en de juistheid van de gegevens in de desbetreffende documenten of elektronische berichten;

b)

de wettigheid van het voor de doel- en bijvangstsoorten en de aan boord gehouden vangsten gebruikte vistuig, en de naleving van andere technische maatregelen voor het in stand houden van de visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen;

c)

de aanwezigheid aan boord van middelen voor het terughalen van vistuig, zoals bedoeld in artikel 48;

d)

indien van toepassing, het opslagschema en de gescheiden opslag van soorten;

e)

de markering en identificatie van de vaartuigen en de vistuigen;

f)

de in artikel 40 bedoelde informatie over de motor;

g)

het gebruik en de werking van REM-systemen en andere elektronische volgapparatuur, indien van toepassing;

h)

naleving van de regels inzake met controle belaste waarnemers, indien van toepassing.

4.   De functionarissen mogen alle relevante zones, dekken en vertrekken onderzoeken. Zij mogen ook al dan niet verwerkte vangsten, vistuig, uitrusting, containers en verpakkingen die vis of visserijproducten bevatten, en alle relevante documenten of elektronische berichten die zij nodig achten om na te gaan of de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd, onderzoeken. Zij kunnen personen ondervragen die geacht worden informatie te hebben over de te inspecteren materie.

5.   De functionarissen krijgen de nodige opleiding om hun taken uit te voeren.

6.   De functionarissen voeren de inspecties zo uit dat het vaartuig of het vervoermiddel en de activiteiten daarvan, alsook de opslag, verwerking en afzet van de vangst zo weinig mogelijk worden gestoord of gehinderd. Zij voorkomen, voor zover mogelijk, dat de vangst tijdens de inspectie kwaliteitsverlies lijdt.

7.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschikken over procedures om ervoor te zorgen dat klachten over de uitvoering van inspecties naar behoren worden onderzocht.

8.   Indien een functionaris die een inspectie uitvoert, redenen heeft om aan te nemen dat een vissersvaartuig visserijactiviteiten verricht met gebruikmaking van gedwongen arbeid, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verdrag nr. 29 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, stelt die functionaris alle relevante autoriteiten van die lidstaat daarvan in kennis.

9.   Een kustlidstaat kan, indien daartoe regelingen worden getroffen met de vlaggenlidstaat, functionarissen van de bevoegde autoriteiten van die vlaggenlidstaat uitnodigen om deel te nemen aan inspecties van vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en die actief zijn in wateren van de kustlidstaat of vangsten aanlanden in de havens of de aanlandingsplaatsen van de kustlidstaat.

10.   De lidstaten stellen een risicogebaseerde aanpak vast voor de selectie van inspectiedoelen. Voor visserijtakken die onderwerpen zijn aan specifieke controle- en inspectieprogramma's als bedoeld in artikel 95, wordt die aanpak vastgesteld overeenkomstig de geharmoniseerde methode die door de lidstaten in samenwerking met het Bureau is vastgesteld.

11.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met specifieke regels voor de uitvoering van inspecties. Die regels kunnen betrekking hebben op:

a)

de machtiging en de minimumnormen voor de kwalificatie van de functionarissen die bevoegd zijn voor de uitvoering van inspecties op zee of aan land;

b)

de coördinatie van controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten tussen lidstaten;

c)

de taken van de tot de uitvoering van inspecties gemachtigde functionarissen;

d)

de uitvoering van inspecties op zee en aan land.

Artikel 75

De taken van de reder en de kapitein

1.   De reder en de kapitein assisteren de functionarissen en werken met hen samen tijdens de uitvoering van hun taken in verband met inspecties. Zij zorgen voor een veilige toegang tot het vaartuig, waaronder de scheepsruimen, de vervoermiddelen, de containers of opslagruimten waar visserijproducten worden opgeslagen, verwerkt of afgezet, of de ruimten waar de vistuigen worden opgeslagen of gerepareerd. Zij waarborgen de veiligheid van de functionarissen en mogen hen niet van de uitvoering van hun taken weerhouden, noch hen intimideren of hinderen tijdens hun werkzaamheden.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met regels inzake de taken van de reder en de kapitein in verband met inspecties.

Artikel 76

Inspectieverslag

1.   De functionarissen stellen na elke inspectie een inspectieverslag op en zenden dit toe aan hun bevoegde autoriteiten. De gegevens uit dit verslag worden elektronisch vastgelegd en verzonden. Indien een vissersvaartuig tijdens een inspectie de vlag voert van een andere lidstaat, wordt onverwijld elektronisch een kopie van het inspectieverslag toegezonden aan de vlaggenlidstaat.

Indien tijdens een inspectie van een vissersvaartuig dat de vlag voert van een derde land, een inbreuk wordt vastgesteld, wordt onverwijld elektronisch een kopie van het inspectieverslag toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land. Indien een ernstige inbreuk wordt geconstateerd, wordt ook een kopie van het inspectieverslag aan de Commissie toegezonden.

Bij inspecties in wateren of havens die onder de jurisdictie van een andere dan de inspecterende lidstaat vallen, overeenkomstig deze verordening, of in wateren of havens van een derde land, overeenkomstig internationale overeenkomsten, wordt onverwijld langs elektronische weg een kopie van het inspectieverslag aan die lidstaat of dat derde land toegezonden.

2.   De functionarissen sturen hun inspectiebevindingen naar de reder of naar de kapitein, die de mogelijkheid heeft opmerkingen te maken over de inspectie en de bevindingen. Die opmerkingen worden in het inspectieverslag verwerkt. De functionarissen vermelden in het visserijlogboek dat er een inspectie is verricht.

3.   Een exemplaar van het inspectieverslag wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk 15 dagen na afronding van de inspectie naar de reder of naar de kapitein gestuurd.

4.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot de minimumeisen voor het formaat en de inhoud van de inspectieverslagen, de afronding en het toezenden van inspectieverslagen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 77

Toelaatbaarheid van inspectie- en bewakingsverslagen

Door inspecteurs van de Unie of functionarissen van een andere lidstaat, functionarissen van de Commissie of bevoegde autoriteiten van een derde land opgestelde inspectie- en bewakingsverslagen vormen in alle lidstaten toelaatbaar bewijsmateriaal bij administratieve of gerechtelijke procedures. Voor de vaststelling van feiten worden door inspecteurs van de Unie of functionarissen van een andere lidstaat of functionarissen van de Commissie opgestelde inspectie- en bewakingsverslagen op dezelfde voet behandeld als inspectie- en bewakingsverslagen van de lidstaten.

Artikel 78

Elektronisch gegevensbestand

1.   Door elke lidstaat wordt een elektronisch gegevensbestand opgezet en regelmatig bijgewerkt waarin alle door zijn functionarissen opgestelde inspectie- en bewakingsverslagen met betrekking tot op zijn grondgebied gevestigde marktdeelnemers en de vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, worden geüpload, alsook andere door zijn functionarissen opgestelde inspectieverslagen en bewakingsverslagen. De Commissie en het Bureau hebben overeenkomstig artikel 110 toegang op afstand tot de gegevensbestanden van de lidstaten.

2.   Elke lidstaat slaat door functionarissen van derde landen opgestelde inspectie- en bewakingsverslagen over vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, in elektronische vorm op.

3.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde voorschriften vaststellen met betrekking tot de werking van het elektronische gegevensbestand. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 79

Inspecteurs van de Unie

1.   De lidstaten en de Commissie melden een lijst van functionarissen aan bij het Bureau om deze op te nemen in de lijst van inspecteurs van de Unie. Het Bureau bewaart de lijst van inspecteurs van de Unie, met inbegrip van de functionarissen van de lidstaten, de Commissie en het Bureau, en werkt deze bij. Het Bureau stelt die lijst ter beschikking van de Commissie en de lidstaten.

2.   Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van kustlidstaten mogen de inspecteurs van de Unie overeenkomstig deze verordening inspecties uitvoeren op het grondgebied van de lidstaten en in de wateren van de Unie en op Unievissersvaartuigen buiten de wateren van de Unie. Bij een inspectie op het grondgebied van een lidstaat mogen inspecteurs van de Unie die niet door die lidstaat zijn aangewezen, deze inspecties alleen uitvoeren in aanwezigheid van een door die lidstaat aangewezen functionaris die met de inspectie belast is, of met instemming van die lidstaat.

3.   Inspecteurs van de Unie kunnen worden aangewezen voor:

a)

de uitvoering van de overeenkomstig artikel 95 vastgestelde specifieke controle- en inspectieprogramma's;

b)

internationale visserijcontroleprogramma's, ingeval de Unie verplicht is controle te verrichten.

4.   Inspecteurs van de Unie kunnen bijstand verlenen bij opleidingsactiviteiten in verband met controles en inspecties, waaronder activiteiten waaraan functionarissen van derde landen deelnemen.

5.   Voor het uitvoeren van hun taken en met inachtneming van lid 6 krijgen de inspecteurs van de Unie, in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden als de functionarissen van de lidstaat waar de inspectie plaatsvindt, onmiddellijk toegang tot:

a)

alle ruimten aan boord van Unievissersvaartuigen en andere vaartuigen die visserijactiviteiten uitoefenen, openbare gebouwen of plaatsen en middelen van vervoer, en

b)

alle relevante informatie en documenten die zij voor het vervullen van hun taken nodig hebben, in het bijzonder visserijlogboeken, visvergunningen, de certificering van het motorvermogen, gegevens afkomstig van REM-systemen, aangiften van aanlanding, vangstcertificaten, aangiften van overlading en verkoopdocumenten.

6.   Inspecteurs van de Unie hebben buiten het grondgebied van hun lidstaat van herkomst, of buiten de wateren van de Unie die onder de soevereiniteit en de jurisdictie van hun lidstaat van herkomst vallen, geen politie- of handhavingsbevoegdheden.

7.   Functionarissen van de Commissie of van het Bureau, wanneer als inspecteur van de Unie aangewezen, hebben geen politie- of handhavingsbevoegdheden.

8.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast met betrekking tot:

a)

de aanmelding van de inspecteurs van de Unie bij het Bureau;

b)

het vaststellen en bijhouden van de lijst van inspecteurs van de Unie;

c)

de aanmelding van de inspecteurs van de Unie bij regionale organisaties voor visserijbeheer;

d)

de bevoegdheden en taken van de inspecteurs van de Unie;

e)

de verslagen van de inspecteurs van de Unie;

f)

de follow-up van verslagen van de inspecteurs van de Unie.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

67)

In artikel 80 wordt lid 4 vervangen door:

“4.   In wateren of havens van derde landen mag een lidstaat Unievissersvaartuigen inspecteren die zijn vlag of die van een andere lidstaat voeren, overeenkomstig internationale overeenkomsten.”

.

68)

In titel VII wordt de titel van hoofdstuk III vervangen door:

Procedures bij inbreuken ”.

69)

Artikel 82 wordt vervangen door:

“Artikel 82

De taken van functionarissen bij inbreuken

1.   Indien de functionaris op basis van de tijdens een inspectie verzamelde informatie of andere relevante gegevens of informatie vermoedt dat er een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid is begaan:

a)

noteert die functionaris de geconstateerde inbreuk in het inspectieverslag;

b)

neemt die functionaris alle nodige maatregelen voor een veilige bewaring van het bewijsmateriaal betreffende die geconstateerde inbreuk;

c)

zendt die functionaris het inspectieverslag onmiddellijk toe aan de bevoegde autoriteit;

d)

stelt die functionaris de natuurlijke persoon of rechtspersoon die ervan wordt verdacht de inbreuk te hebben begaan, of die bij het begaan van de betrokken inbreuk op heterdaad is betrapt, ervan in kennis dat de inbreuk tot sancties en de toewijzing van het passende aantal punten overeenkomstig artikel 92 kan leiden. Dat wordt genoteerd in het inspectieverslag.

2.   Functionarissen mogen aan boord van een vissersvaartuig blijven totdat de nodige maatregelen zijn ondernomen met betrekking tot het in artikel 85 bedoelde onderzoek. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor inspecties in alle ruimten waar visserij- of aquacultuurproducten worden aangeland, opgeslagen, verwerkt of afgezet, alsmede voor inspecties tijdens het vervoer van die producten. Indien de inspectie wordt uitgevoerd op een voertuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van visserij- of aquacultuurproducten, mag het voertuig pas opnieuw vertrekken nadat de nodige stappen zijn ondernomen in verband met het in artikel 85 bedoelde onderzoek.”.

70)

Artikel 84 wordt geschrapt.

71)

In titel VII worden de volgende woorden geschrapt:

Hoofdstuk IV

Procedures in verband met tijdens inspecties geconstateerde inbreuken ”.

72)

De artikelen 85 en 86 worden vervangen door:

“Artikel 85

Procedures

1.   Onverminderd artikel 72, artikel 83, lid 2, en artikel 86 nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten passende maatregelen overeenkomstig titel VIII en gaan zij onverwijld over tot een onderzoek indien er tijdens een door hun functionarissen, functionarissen van een andere lidstaat, inspecteurs van de Unie of functionarissen van derde landen uitgevoerde inspectie enige inbreuk wordt geconstateerd, of indien relevante gegevens of informatie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten doen vermoeden dat er een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid is gepleegd.

2.   Bij ernstige inbreuken nemen de lidstaten onmiddellijk passende maatregelen overeenkomstig artikel 91.

Artikel 86

Overdracht van procedures

1.   De lidstaat op het grondgebied of in de wateren waarvan een inbreuk is geconstateerd, kan procedures in verband met de inbreuk overdragen aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat of de lidstaat waarvan de persoon die ervan verdacht wordt de inbreuk te hebben begaan of die de inbreuk heeft begaan, onderdaan is, indien de betrokken lidstaat hiermee instemt en het in artikel 89 bis, lid 2, bedoelde resultaat dankzij de overdracht gemakkelijker kan worden bereikt.

2.   De vlaggenlidstaat kan procedures in verband met de inbreuk overdragen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die die inbreuk heeft geconstateerd, indien de betrokken lidstaat hiermee instemt en het in artikel 89 bis, lid 2, bedoelde resultaat dankzij de overdracht gemakkelijker kan worden bereikt.”.

73)

Artikel 87 wordt geschrapt.

74)

Artikel 88 wordt vervangen door:

“Artikel 88

Corrigerende maatregelen bij gebreke van procedures vanwege de lidstaat van aanlanding of overlading

1.   Indien de lidstaat van aanlanding of overlading niet de vlaggenlidstaat is en zijn bevoegde autoriteiten geen passende maatregelen nemen tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen of niet overgaan tot overdracht van procedures overeenkomstig artikel 86, mogen de in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid gevangen, teruggegooide, aangelande of overgeladen hoeveelheden vis in mindering worden gebracht op het aan de lidstaat van aanlanding of overlading toegewezen quotum.

2.   De Commissie neemt door middel van uitvoeringshandelingen een besluit over de hoeveelheden vis die op het quotum van de lidstaat van aanlanding of overlading in mindering wordt gebracht, nadat zij de betrokken lidstaten heeft geraadpleegd.

3.   Indien de lidstaat van aanlanding of overlading niet meer over een corresponderend quotum beschikt, is artikel 37 van toepassing. In dat geval worden de hoeveelheden vis die in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn gevangen, teruggegooid, aangeland of overgeladen, geacht gelijk te zijn aan het door de vlaggenlidstaat geleden nadeel als bedoeld in dat artikel.”.

75)

Titel VIII wordt vervangen door:

TITEL VIII

HANDHAVING

Artikel 89

Maatregelen en sancties ter waarborging van naleving

1.   De lidstaten stellen, in overeenstemming met hun nationale recht en de bepalingen van deze verordening, voorschriften vast inzake maatregelen en sancties ten aanzien van de natuurlijke persoon die inbreuk maakt op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid of ten aanzien van een rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk. De lidstaten:

a)

stellen systematisch een procedure in overeenkomstig artikel 85;

b)

nemen systematisch passende maatregelen wanneer een inbreuk wordt vastgesteld, en

c)

passen op grond van deze titel systematisch sancties toe ten aanzien van de natuurlijke persoon die inbreuk maakt op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid of ten aanzien van rechtspersonen die aansprakelijk worden geacht voor een dergelijke inbreuk.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die rechtsmacht heeft in geval van een inbreuk, stellen de vlaggenlidstaat, de lidstaat waarvan de dader onderdaan is, of een andere lidstaat die betrokken is bij de administratieve of strafrechtelijke procedures, onverwijld en in overeenstemming met hun nationale recht in kennis van zulke procedures of andere maatregelen die uit hoofde van deze titel zijn genomen.

3.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 10 april 2026 van de in lid 1 bedoelde nationale bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 89 bis

Sancties

1.   De lidstaten zien erop toe dat doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties worden opgelegd aan een natuurlijke persoon die inbreuk heeft gepleegd op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, of een rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk. De lidstaten kunnen daarnaast, of bij wijze van alternatief, voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties.

2.   De lidstaten zien erop toe dat het totale niveau van de sancties en de begeleidende sancties die in overeenstemming met deze verordening en de bepalingen ter zake van het nationale recht worden toegepast, evenredig is aan de ernst van de inbreuken en dermate streng is dat verdere inbreuken daadwerkelijk worden ontmoedigd en de verantwoordelijken het economisch voordeel dat aan de inbreuk te danken is of van de inbreuk werd verwacht, kwijtraken, onverminderd het legitieme recht hun beroep uit te oefenen. Daartoe moet rekening worden gehouden met de uit hoofde van artikel 91 genomen onmiddellijke handhavingsmaatregelen.

3.   Bij de vaststelling van deze sancties houden de lidstaten in het bijzonder rekening met de ernst, aard en omvang van de inbreuk, met inbegrip van het nadeel of het niveau van de schade voor de visbestanden en het mariene milieu in kwestie, de duur of herhaling ervan, en de som van de gelijktijdige inbreuken. De lidstaten kunnen ook rekening houden met de economische situatie van de dader om ervoor te zorgen dat deze sancties afschrikkend werken.

4.   De lidstaten kunnen een systeem toepassen waarbij de financiële sanctie in verhouding staat tot de omzet van de rechtspersoon of het economisch voordeel dat aan de inbreuk te danken is of van de inbreuk werd verwacht.

Artikel 90

Ernstige inbreuken

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “ernstige inbreuk” verstaan een inbreuk die in lid 2 wordt vermeld of op grond van lid 3 als ernstig wordt beschouwd.

2.   Elk van de volgende activiteiten vormt een ernstige inbreuk:

a)

het vissen zonder een geldige visvergunning of vismachtiging of een geldig visdocument, afgegeven door de vlaggenstaat of de betrokken kuststaat;

b)

het vervalsen of verborgen houden van de markeringen, de identiteit of de registratie van een vissersvaartuig;

c)

het verborgen houden van, knoeien met of doen verdwijnen van, bewijsmateriaal dat verband houdt met een onderzoek;

d)

het bemoeilijken van de werkzaamheden van functionarissen of waarnemers tijdens de uitvoering van hun taken;

e)

het overladen zonder de vereiste machtiging of wanneer een dergelijke overlading verboden is;

f)

het verrichten van overbrengingsactiviteiten of het kooien, met name zoals bedoeld in Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad (*13), in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

g)

het overladen van vangsten vanaf of op, het verrichten van overbrengingsactiviteiten met, het deelnemen aan gezamenlijke visserijverrichtingen met, of het zorgen voor ondersteuning of bevoorrading van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer, zoals bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

h)

het deelnemen aan de exploitatie, het beheer of de eigendom van, waaronder als een uiteindelijk begunstigde zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*14), of het verlenen van diensten, waaronder logistieke diensten, verzekeringsdiensten en andere financiële diensten, aan marktdeelnemers die verbonden zijn met een vaartuig dat is opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer, zoals bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

i)

het verrichten van visserijactiviteiten die in strijd zijn met de regels die van toepassing zijn in een voor de visserij beperkt gebied;

j)

het vissen op, vangen, aan boord houden, overladen, aanlanden, opslaan, verkopen, uitstallen of te koop aanbieden van soorten waarvoor dergelijke activiteiten verboden zijn, onder de voorwaarden van de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) 2019/1241;

k)

het verrichten van visserijactiviteiten met betrekking tot soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en waarvoor de marktdeelnemer geen quotum heeft of geen toegang heeft tot het quotum van de vlaggenlidstaat, soorten waarvoor het quotum is opgebruikt, of soorten waarvoor een visserijmoratorium of een tijdelijk verbod geldt of waarvoor het seizoen is gesloten, met uitzondering van incidentele vangsten, tenzij de activiteit een ernstige inbreuk is uit hoofde van punt j);

l)

het exploiteren, beheren of bezitten van een vissersvaartuig dat geen nationaliteit heeft en derhalve een staatloos vaartuig is overeenkomstig de internationale wetgeving;

m)

het gebruiken van verboden vistuig of methoden als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1241 of andere gelijkwaardige regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

n)

het vervalsen van documenten, informatie of gegevens, op papier of in elektronische vorm, als bedoeld in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

o)

het manipuleren van een motor of apparatuur voor permanente controle van het motorvermogen met als doel het vermogen van het vaartuig op te voeren tot boven het op het motorcertificaat vermelde maximaal continu vermogen;

p)

het verrichten van visserijactiviteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van dwangarbeid, zoals gedefinieerd in artikel 2 van IAO-Verdrag nr. 29 betreffende dwangarbeid.

3.   De volgende activiteiten vormen een ernstige inbreuk indien de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat vaststelt dat aan ten minste één van de in bijlage IV vastgestelde criteria is voldaan:

a)

het gebruiken van vervalste of ongeldige documenten, informatie of gegevens, op papier of in elektronische vorm, als bedoeld in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

b)

het niet-nakomen van de verplichtingen om gegevens met betrekking tot visserijactiviteiten, met inbegrip van gegevens die door volgsystemen voor vaartuigen moeten worden doorgestuurd, evenals gegevens over voorafgaande kennisgevingen, vangstaangiften, aangiften van overlading, visserijlogboeken, aangiften van aanlanding, weeggegevens, aangiften van overname, vervoersdocumenten of verkoopdocumenten, nauwkeurig te registreren, op te slaan en te melden, zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met uitzondering van de verplichtingen met betrekking tot de tolerantiemarge als bedoeld in punt c);

c)

het niet-nakomen van de verplichtingen om schattingen van de hoeveelheden binnen de toegestane tolerantiemarge nauwkeurig te registreren overeenkomstig artikel 14, leden 3 en 4, en artikel 21, lid 3, van deze verordening en artikel 13 van Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (*15);

d)

het niet-nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de kenmerken of het gebruik van vistuig, akoestische afschrikapparatuur, selectiviteits- en visaantrekkende voorzieningen, met name wat betreft markering en identificatie, gebieden, diepten, perioden, aantal vistuigen en maaswijdten, of van de uitrusting voor sortering, waterscheiding of verwerking, of het niet-naleven van maatregelen ter beperking van incidentele vangsten van kwetsbare soorten zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, tenzij de activiteit uit hoofde van lid 2 een ernstige inbreuk vormt;

e)

het niet aan boord van het vissersvaartuig brengen en houden, waaronder door slipping, of het niet aanlanden of, indien van toepassing, overladen of overbrengen van soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen, waaronder vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die van toepassing zijn op de visserijvormen of in de visserijgebieden;

f)

het verrichten van visserijactiviteiten in het gebied van een regionale organisatie voor visserijbeheer op een wijze die onverenigbaar is met of indruist tegen de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, tenzij de activiteit uit hoofde van lid 2 of uit hoofde van andere punten van dit lid een ernstige inbreuk vormt;

g)

het in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid op de markt aanbieden van visserij- of aquacultuurproducten, tenzij de activiteit uit hoofde van lid 2 of uit hoofde van andere punten van dit lid een ernstige inbreuk vormt;

h)

het in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid verrichten van recreatievisserijactiviteiten of het verkopen van visserijproducten afkomstig van de recreatievisserij;

i)

het plegen van meerdere inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

j)

het verrichten van een van de in lid 2, punt g), bedoelde activiteiten met betrekking tot een vaartuig dat IOO-visserij bedrijft als omschreven in Verordening (EG) nr. 1005/2008 en niet is opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer;

k)

het gebruiken van een motorvermogen dat hoger is dan het in het vissersvlootregister van de lidstaat gecertificeerde en geregistreerde maximale continue motorvermogen;

l)

het aanlanden in havens van derde landen zonder voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 19 bis;

m)

het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, met inbegrip van de handel in, de invoer, uitvoer, verwerking en het in de handel brengen van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij;

n)

het zich illegaal ontdoen of op zee achterlaten van vistuig vanaf een vissersvaartuig.

4.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria van bijlage IV te wijzigen indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat een dergelijke wijziging noodzakelijk is om een doeltreffende en evenredige handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door en tussen de lidstaten te waarborgen. Zij houdt met name rekening met het advies van de in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde deskundigengroep inzake naleving, of de bevindingen van het verslag dat de Commissie op grond van artikel 118, lid 2, van deze verordening heeft opgesteld. Dergelijke wijzigingen mogen nooit met zich meebrengen dat er nieuwe criteria worden toegevoegd, en mogen alleen in uitzonderlijke gevallen leiden tot de schrapping van criteria.

Artikel 91

Onmiddellijke handhavingsmaatregelen voor ernstige inbreuken

1.   Indien relevante gegevens of informatie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten doen vermoeden dat een natuurlijke persoon een ernstige inbreuk heeft gepleegd of een rechtspersoon aansprakelijk wordt geacht voor een ernstige inbreuk, of indien een natuurlijke persoon op heterdaad is betrapt bij het plegen van een ernstige inbreuk, stellen de lidstaten onmiddellijk een onderzoek in naar de inbreuk overeenkomstig de bepalingen van artikel 85, en nemen zij in overeenstemming met hun nationale recht relevante en onmiddellijke maatregelen, zoals:

a)

de stopzetting van de visserijactiviteiten bevelen;

b)

het vissersvaartuig koers doen zetten naar een haven;

c)

het vervoermiddel met het oog op inspectie zich naar een andere plaats doen begeven;

d)

een zekerheidstelling eisen;

e)

het vissersvaartuig, transportmiddel, vistuig, de vangsten of visserijproducten in beslag nemen of de met de verkoop van de vangsten of visserijproducten behaalde winst confisqueren;

f)

het in de handel brengen van visserijproducten beperken of verbieden;

g)

het betrokken vissersvaartuig of vervoermiddel tijdelijk stilleggen;

h)

de vismachtiging schorsen;

i)

de tijdelijke stopzetting van de bedrijfsactiviteiten bevelen.

2.   De in lid 1 bedoelde onmiddellijke maatregelen zijn van dien aard dat voortzetting van de geconstateerde betrokken ernstige inbreuk wordt voorkomen, zodat alle nodige maatregelen kunnen worden genomen voor een veilige bewaring van het bewijsmateriaal betreffende die inbreuk en de bevoegde autoriteiten het onderzoek ernaar kunnen voltooien.

3.   De betrokken lidstaat stelt de vlaggenstaat onmiddellijk en overeenkomstig zijn nationale recht in kennis van de in lid 1 bedoelde maatregelen.

Artikel 91 bis

Sancties bij ernstige inbreuken

1.   Onverminderd andere uit hoofde van deze verordening en het nationale recht toegepaste sancties zorgen de lidstaten ervoor dat een ernstige inbreuk die tot het verkrijgen van visserij- of aquacultuurproducten heeft geleid, strafbaar is met administratieve financiële sancties van minimaal de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die verkregen zijn als gevolg van het plegen van de ernstige inbreuk en van maximaal vijfmaal de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die verkregen zijn als gevolg van het plegen van de ernstige inbreuk.

2.   Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van drie jaar die tot het verkrijgen van visserij- of aquacultuurproducten heeft geleid, zorgen de lidstaten ervoor dat de ernstige inbreuk strafbaar is met administratieve financiële sancties van minimaal tweemaal de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die verkregen zijn als gevolg van het plegen van de ernstige inbreuk en van maximaal achtmaal de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die verkregen zijn als gevolg van het plegen van de ernstige inbreuk.

3.   Niettegenstaande de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten in hun nationale rechtsstelsel standaardtarieven voor administratieve financiële sancties vaststellen in plaats van minimale administratieve sancties.

De minimumstandaardtarieven zijn niet lager dan de gemiddelde waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die zijn verkregen als gevolg van het plegen van een ernstige inbreuk. Bij herhaling van een ernstige inbreuk als bedoeld in lid 2, zijn de minimumstandaardtarieven niet lager dan tweemaal die gemiddelde waarde.

De lidstaten die zulke standaardtarieven vaststellen, kunnen rechtbanken of bevoegde autoriteiten toestaan van die standaardtarieven af te wijken indien dat nodig is om de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend te maken, en administratieve financiële sancties op te leggen tot een maximum van ten minste vijfmaal de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die zijn verkregen als gevolg van het plegen van de ernstige inbreuk, of, bij herhaling van een ernstige inbreuk als bedoeld in lid 2, ten minste achtmaal die waarde.

4.   Het minimum- of standaardtarief van de in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde administratieve financiële sancties doet geen afbreuk aan de toepassing van de regels inzake verzachtende omstandigheden en andere factoren waarin het nationale recht voorziet, wanneer wordt beslist over de vraag welke sancties in een specifieke zaak moeten worden toegepast.

5.   Bij de berekening van de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen, houden de lidstaten rekening met de nationale prijzen bij de eerste verkoop, de prijzen die op de voor de betrokken soort en het betrokken visserijgebied voornaamste internationale markten worden gehanteerd, of de prijzen van het platform van de Waarnemingspost voor de EU-markt voor visserij- en aquacultuurproducten (Eumofa) op het tijdstip waarop de inbreuk werd gepleegd.

6.   Indien de ernstige inbreuk niet heeft geleid tot het verkrijgen van visserij- of aquacultuurproducten, stellen de lidstaten overeenkomstig artikel 89 bis de administratieve financiële sancties vast op een niveau dat toereikend is om deze doeltreffend, evenredig en afschrikkend te maken.

7.   De lidstaten kunnen daarnaast, of bij wijze van alternatief, voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties, waarbij ervoor wordt gezorgd dat die sancties een gelijkwaardig effect hebben als de in dit artikel bedoelde administratieve financiële sancties.

Artikel 91 ter

Begeleidende sancties

1.   De in de artikelen 89, 89 bis en 91 bis bedoelde sancties kunnen gepaard gaan met andere sancties, met name:

a)

de stillegging van het (de) bij de inbreuk betrokken vissersvaartuig(en) of vervoermiddel(en);

b)

de inbeslagneming van het (de) vaartuig(en), vervoermiddel(en), verboden vistuig, de vangsten of visserijproducten;

c)

de schorsing of intrekking van de visvergunning of vismachtiging;

d)

de vermindering of intrekking van visserijrechten;

e)

de uitsluiting van het recht nieuwe visserijrechten te verkrijgen;

f)

de ontzegging van toegang tot overheidssteun of -subsidies;

g)

de schorsing of intrekking van de status van erkend marktdeelnemer die is verleend op grond van artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

h)

de schrapping van het vissersvaartuig uit het nationale register;

i)

de schorsing of stopzetting van alle of een deel van de economische activiteiten van de marktdeelnemer met betrekking tot het gemeenschappelijk visserijbeleid;

j)

de schorsing of intrekking van de machtiging om handelsactiviteiten met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten te verrichten.

2.   De lidstaten stellen overeenkomstig hun nationale recht de duur van de in lid 1 bedoelde sancties vast.

3.   Wanneer een vaartuig op grond van lid 1, punt a), na een beslissing van zijn vlaggenlidstaat wordt stilgelegd of wanneer zijn vismachtiging overeenkomstig lid 1, punt c), wordt geschorst of ingetrokken, schorst de vlaggenlidstaat zijn visvergunning voor dezelfde duur of trekt hij deze in.

Artikel 92

Puntensysteem voor ernstige inbreuken

1.   De lidstaten passen op de in artikel 90 bedoelde ernstige inbreuken een puntensysteem toe, behalve op ernstige inbreuken die gepleegd zijn door de houder van de visvergunning of door de kapitein.

2.   Indien een natuurlijke persoon een ernstige inbreuk heeft begaan of een rechtspersoon aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk, wordt een overeenkomstig bijlage III berekend aantal punten toegekend aan de houder van de visvergunning voor het betrokken vissersvaartuig.

3.   De toegekende punten worden overgedragen op de toekomstige houder van de visvergunning voor het betrokken vangstvaartuig, indien het vaartuig of de vergunning na de datum waarop de inbreuk is begaan, wordt verkocht, overgedragen of anderszins van eigenaar verandert, ook in een andere lidstaat.

4.   De lidstaten voeren ook een puntensysteem in op basis waarvan aan de kapitein van een vaartuig hetzelfde aantal punten wordt toegekende als aan de houder van de visvergunning, wegens een ernstige inbreuk in verband met het vaartuig en die gedurende de periode van zijn of haar gezag is begaan, overeenkomstig bijlage III. Indien de kapitein van het vaartuig geen onderdaan van de vlaggenlidstaat is, deelt de vlaggenlidstaat het aantal punten dat aan de kapitein is toegekend, mee aan de lidstaat waarvan de kapitein onderdaan is of, in het geval van onderdanen van derde landen, aan elke betrokken staat.

5.   Indien tijdens een inspectie wordt geconstateerd dat dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon die de houder van de visvergunning is, of de kapitein twee of meer ernstige inbreuken heeft begaan, worden overeenkomstig lid 2 voor elke ernstige inbreuk punten toegekend, tot maximaal twaalf punten voor al die inbreuken samen.

6.   Indien het totale aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan 18 punten, wordt de visvergunning en/of het recht om als kapitein het gezag te voeren over een vissersvaartuig automatisch geschorst voor een periode van ten minste twee maanden. Die periode bedraagt: vier maanden indien de schorsing voor de tweede keer plaatsvindt en het aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan 36 punten, acht maanden indien de schorsing voor de derde keer plaatsvindt en het aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan 54 punten, en één jaar indien de schorsing voor de vierde keer plaatsvindt en het aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan 72 punten. Indien de schorsing voor de vijfde keer plaatsvindt en het aantal punten gelijk is aan of meer bedraagt dan 90 punten, worden de visvergunning en het recht om als kapitein het gezag te voeren over een vissersvaartuig ingetrokken en mag het vissersvaartuig niet meer gebruikt worden voor het commercieel exploiteren van biologische rijkdommen van de zee.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat een natuurlijke persoon voor wie op grond van lid 6 het recht om het gezag te voeren over een vissersvaartuig is geschorst of ingetrokken, niet mag optreden als kapitein aan boord van een vissersvaartuig dat de vlag van een van de lidstaten voert. Bij een schorsing van het recht om het gezag te voeren, is dit lid enkel van toepassing voor de duur van de schorsing.

8.   Indien de houder van een visvergunning of de kapitein binnen drie jaar vanaf de datum waarop de laatste ernstige inbreuk is gepleegd geen nieuwe ernstige inbreuk begaat, worden alle punten geschrapt.

9.   Wanneer een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat uit hoofde van zijn nationale recht heeft bevestigd dat een ernstige inbreuk is gepleegd die onder zijn rechtsmacht valt, stelt de lidstaat de vlaggenlidstaat hiervan in kennis zodat deze het aantal punten overeenkomstig bijlage III kan bepalen en toekennen.

10.   De lidstaten wijzen de nationale bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van het systeem voor de toekenning van punten voor ernstige inbreuken, door het passende aantal punten toe te kennen aan de houder van een visvergunning en aan de kapitein, en de punten overeenkomstig lid 3 over te dragen.

11.   De lidstaten zien erop toe dat de toepassing van nationale procedures het puntensysteem niet ondermijnt.

12.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 119 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door regels vast te stellen met betrekking tot:

a)

de follow-up na een schorsing of definitieve intrekking van een visvergunning of het recht om als kapitein visserijactiviteiten te verrichten;

b)

maatregelen die moeten worden genomen in geval van illegale visserijactiviteiten tijdens een schorsingsperiode of na de definitieve intrekking van een visvergunning of het recht om als kapitein visserijactiviteiten te verrichten;

c)

voorwaarden die de schrapping van punten rechtvaardigen;

d)

de registratie van kapiteins die gemachtigd zijn om visserijactiviteiten te verrichten en de aan kapiteins toegekende punten.

13.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast met betrekking tot:

a)

de kennisgeving over besluiten inzake de toekenning van punten;

b)

de overdracht van punten overeenkomstig lid 3;

c)

de schrapping van de relevante lijsten van visvergunningen of van het recht om als kapitein het gezag te voeren over een vissersvaartuig, voor personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige inbreuken;

d)

de verplichting informatie te verstrekken over het door de lidstaten vastgestelde puntensysteem voor kapiteins van vissersvaartuigen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 92 bis

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1.   Een rechtspersoon wordt aansprakelijk gesteld voor ernstige inbreuken die in zijn belang gepleegd zijn door een natuurlijke persoon die hetzij als individu, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt en die binnen de betrokken rechtspersoon een beslissende positie bekleedt op basis van:

a)

een bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;

b)

de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

c)

de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

2.   Een rechtspersoon kan mogelijk aansprakelijk worden gesteld indien een gebrek aan toezicht of controle door een natuurlijke persoon als bedoeld in lid 1 het mogelijk heeft gemaakt dat in het belang van die rechtspersoon een ernstige inbreuk is gepleegd door een onder het gezag van die rechtspersoon staande natuurlijke persoon.

3.   De aansprakelijkheid van een rechtspersoon sluit niet uit dat procedures worden gevoerd tegen natuurlijke personen die de betrokken inbreuken hebben gepleegd, ertoe hebben aangezet of er medeplichtig aan zijn.

Artikel 92 ter

Verplichting tot kennisgeving van een definitieve uitspraak

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die rechtsmacht heeft ter zake van een inbreuk, stellen de vlaggenstaat, de staat waarvan de natuurlijke persoon die de inbreuk heeft gepleegd, onderdaan is of waar de voor de inbreuk aansprakelijk gestelde rechtspersoon is gevestigd, en, in voorkomend geval, de kuststaat, de havenstaat of de staat waar de verwerking plaatsvindt, onverwijld en in overeenstemming met de toepasselijke procedures van het nationale recht in kennis van iedere definitieve uitspraak met betrekking tot die inbreuk.

In geval van ernstige inbreuken die in de wateren of havens van de Unie werden geconstateerd met betrekking tot vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, stellen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat ook de Commissie onverwijld in kennis van iedere definitieve uitspraak in verband met die inbreuken.

2.   In geval van een kennisgeving door de in lid 1 bedoelde lidstaat wijst de vlaggenlidstaat het passende aantal punten toe aan de houder van de visvergunning en aan de kapitein van het betrokken vissersvaartuig.

Artikel 93

Nationaal register van inbreuken

1.   De lidstaten registreren in een nationaal register alle bevestigde inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die zijn begaan door vissersvaartuigen die hun vlag voeren of door hun onderdanen, en door vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren of door onderdanen van een derde land die inbreuken hebben begaan in de onder hun rechtsmacht vallende wateren of op hun grondgebied, met inbegrip van alle besluiten en opgelopen sancties en het aantal toegekende punten. Inbreuken door vissersvaartuigen die hun vlag voeren of door hun onderdanen die het voorwerp zijn van procedures in andere lidstaten, worden door de lidstaten eveneens opgenomen in hun nationale register van inbreuken, na kennisgeving van de definitieve uitspraak door de lidstaat met rechtsmacht ter zake op grond van artikel 92 ter.

2.   Bij het onderzoek naar een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid kan een lidstaat de andere lidstaten verzoeken om mededeling van de in hun nationale register opgeslagen gegevens over de vissersvaartuigen en personen die door de verzoekende lidstaat ervan worden verdacht de betrokken inbreuk te hebben begaan of die op heterdaad zijn betrapt bij het begaan van de betrokken inbreuk.

3.   Wanneer een lidstaat verzoekt om gegevens van een andere lidstaat in verband met een inbreuk, verstrekt deze laatste onverwijld de relevante gegevens over de bij de inbreuk betrokken vissersvaartuigen en natuurlijke personen of rechtspersonen.

4.   De gegevens in het nationale register van inbreuken worden enkel zo lang opgeslagen als nodig is voor de toepassing van deze verordening, maar in ieder geval gedurende minimaal vijf kalenderjaren, te rekenen vanaf het jaar dat volgt op dat waarin de informatie is opgeslagen.

(*13)  Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833 en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627 (PB L 238 van 27.9.2023, blz. 1)."

(*14)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73)."

(*15)  Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).”."

76)

In titel IX worden de volgende artikelen ingevoegd:

“Artikel 93 bis

Nationale controleprogramma's

1.   De lidstaten stellen jaarlijkse of meerjarige nationale controleprogramma's op voor de inspecties en de controle op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Deze nationale controleprogramma's zijn risicogebaseerd en worden jaarlijks bijgewerkt, indien dat nodig is, waarbij dan met name rekening wordt gehouden met nieuw aangenomen instandhoudings- en controlemaatregelen en met aanvullende gegevens.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun nationale controleprogramma's uiterlijk drie maanden na de vaststelling of actualisering ervan.

2.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen voor nationale controleprogramma's en ijkpunten voor controle en inspecties, met inachtneming van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 93 ter

Jaarverslag van de lidstaten over controle en inspecties

1.   Uiterlijk op 30 juni van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een jaarverslag in over de in het voorgaande jaar verrichte controle en inspecties en publiceren dit op hun website. Daartoe kunnen de lidstaten verwijzen naar informatie die is verstrekt uit hoofde van de in artikel 95 bedoelde uitvoeringshandeling.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag moet de volgende gegevens bevatten:

a)

bestaande beschikbare middelen voor controle en inspecties: aantal inspectievaartuigen, officiële luchtvaartuigen en officiële op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen (“RPAS”); andere middelen voor controles en inspecties; aantal werknemers (voltijdequivalenten); de begrotingstoewijzing;

b)

het aantal en de aard van de uitgevoerde controle en inspecties;

c)

het aantal en de aard van de vastgestelde en bevestigde inbreuken, met inbegrip van ernstige inbreuken;

d)

het aantal follow-upmaatregelen, per soort inbreuk, zoals administratieve sanctie, strafrechtelijke sanctie, onmiddellijke handhavingsmaatregel of aantal punten dat is toegekend voor bevestigde inbreuken.

3.   Uiterlijk op 31 december van elk jaar maakt de Commissie op haar website een overzicht van de in lid 1 bedoelde informatie uit de verslagen over het voorgaande jaar bekend. De Commissie kan het Bureau verzoeken bijstand te verlenen bij het verzamelen van deze informatie.

4.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen voor het formaat en de indiening van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verslagen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

77)

In artikel 95 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1.   Sommige visserijtakken kunnen aan specifieke controle- en inspectieprogramma's worden onderworpen. In overleg met de betrokken lidstaten kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen bepalen voor welke visserijtakken specifieke controle- en inspectieprogramma's kunnen worden uitgevoerd, uitgaande van de behoefte aan specifieke en gecoördineerde controle in die visserijtakken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden de doelstellingen, prioriteiten en procedures, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten vastgesteld. Deze ijkpunten worden bepaald aan de hand van risicobeheer en worden periodiek herzien na analyse van de bereikte resultaten.”

.

78)

In artikel 102 worden de leden 3 en 4 vervangen door:

“3.   Uiterlijk drie maanden na het verzoek van de Commissie stellen de betrokken lidstaten de Commissie in kennis van de resultaten van het onderzoek en zenden zij haar een verslag toe. De Commissie kan die termijn door middel van uitvoeringshandelingen verlengen, wanneer een lidstaat daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek om een redelijk uitstel heeft ingediend.

4.   Indien het in lid 2 bedoelde administratieve onderzoek er niet toe leidt dat een einde wordt gemaakt aan de onregelmatigheden of indien de Commissie bij de in de artikelen 98 en 99 bedoelde verificaties en autonome inspecties of in de in artikel 100 bedoelde audits tekortkomingen vaststelt in het controlesysteem van een lidstaat, stelt zij door middel van uitvoeringshandelingen een actieplan vast met die lidstaat. De lidstaat neemt alle nodige maatregelen om dat actieplan uit te voeren.”

.

79)

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Indien een lidstaat verplichtingen voor de uitvoering van een meerjarenplan niet nakomt, en indien de Commissie over bewijs beschikt dat de niet-nakoming van deze verplichtingen de instandhouding van een bestand of een groep bestanden ernstig in gevaar kan brengen, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de door deze tekortkomingen getroffen visserijtakken tijdelijk sluiten voor de betrokken lidstaat.”

;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De Commissie heft door middel van uitvoeringshandelingen de sluiting op nadat de lidstaat schriftelijk ten genoegen van de Commissie heeft aangetoond dat de betrokken visserijtakken veilig kunnen worden geëxploiteerd.”

.

80)

In titel XI, hoofdstuk III, wordt de titel vervangen door:

Hoofdstuk III

Verlaging en aanpassingen van quota en vermindering van de visserijinspanning ”.

81)

Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2, eerste alinea, wordt de aanhef vervangen door:

“2.   Indien een lidstaat zijn voor een bepaald jaar beschikbare quota, toewijzingen of gedeelten van bestanden of groepen bestanden heeft overbevist, past de Commissie het volgende jaar of de volgende jaren door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat een verlaging toe op de jaarlijkse quota, toewijzingen of gedeelten van de lidstaat die aan overbevissing heeft gedaan, en wel door volgens onderstaande tabel een vermenigvuldigingsfactor toe te passen:”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   In afwijking van lid 2 past de Commissie, in geval van overbevissing door een of meer lidstaten van een quotum, toewijzing of gedeelte van een bestand of een groep bestanden dat/die uit hoofde van een internationale overeenkomst ter beschikking van de Unie staat of staan, door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat, verlagingen toe op het quotum, de toewijzing of het gedeelte van de lidstaat die aan overbevissing heeft gedaan binnen hetzelfde tijdsbestek als de verlaging die krachtens de internationale overeenkomst wordt toegepast en door toepassing van een vermenigvuldigingsfactor overeenkomstig de leden 2 en 3.”

;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 bis.   In afwijking van de leden 2 en 3 is, in het geval dat krachtens een internationale overeenkomst inzake het aandeel van de Unie ook een vermenigvuldigingsfactor van toepassing is, de vermenigvuldigingsfactor die moet worden toegepast op de op grond van lid 2 bis vastgestelde verlaging van het quotum van de lidstaat de hoogste van de twee toepasselijke vermenigvuldigingsfactoren.”

;

d)

de leden 4, 5 en 6 worden vervangen door:

“4.   Indien een lidstaat zijn voor eerdere jaren beschikbare quota, toewijzingen of gedeelten van bestanden of groepen bestanden heeft overbevist, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat een verlaging toepassen op toekomstige quota van die lidstaat, teneinde rekening te houden met de mate van overbevissing.

5.   Indien op de quota, toewijzingen of gedeelten van bestanden of groepen bestanden die zijn overbevist, geen verlaging overeenkomstig de leden 1 en 2 kan worden toegepast, omdat die quota, toewijzingen of gedeelten van bestanden of groepen bestanden niet of niet voldoende beschikbaar zijn voor de betrokken lidstaat, kan de Commissie het daaropvolgende jaar of de daaropvolgende jaren overeenkomstig lid 1 door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat een verlaging toepassen op de quota voor andere bestanden of groepen bestanden die de betrokken lidstaat in hetzelfde geografische gebied ter beschikking staan of die dezelfde handelswaarde hebben.

6.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot de aangepaste quota ten opzichte waarvan de omvang van de overbenutting moet worden berekend, de verlagingen van de quota en de duur van de verlagingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

82)

Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Indien de Commissie heeft vastgesteld dat een lidstaat de hem toegewezen visserijinspanning heeft overschreden, past zij door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat verlagingen toe op de toekomstige visserijinspanning van die lidstaat.”

;

b)

in lid 2 wordt de aanhef vervangen door:

“2.   Indien de visserijinspanning die een lidstaat in een geografisch gebied of in een visserijtak ter beschikking staat, wordt overschreden, past de Commissie het daaropvolgende jaar of de daaropvolgende jaren door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat een verlaging toe op de visserijinspanning die de betrokken lidstaat in dat geografisch gebied of in die visserijtak ter beschikking staat, en wel door volgens onderstaande tabel een vermenigvuldigingsfactor toe te passen:”;

c)

de leden 3 en 4 worden vervangen door:

“3.   Indien op de overschreden maximaal toelaatbare visserijinspanning voor een bestand geen verlaging overeenkomstig lid 2 kan worden toegepast, omdat die maximaal toelaatbare visserijinspanning voor dit bestand niet of niet voldoende beschikbaar is voor de betrokken lidstaat, kan de Commissie het daaropvolgende jaar of de daaropvolgende jaren door middel van uitvoeringshandelingen en na raadpleging van de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 2 een verlaging toepassen op de visserijinspanning die de betrokken lidstaat in hetzelfde geografische gebied ter beschikking staat.

4.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot de maximaal toelaatbare visserijinspanning ten opzichte waarvan de omvang van de overbenutting moet worden berekend, de vermindering van de visserijinspanning en de duur van de vermindering. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

83)

Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Indien er aanwijzingen zijn dat een lidstaat niet voldoet aan de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en dat dit de instandhouding van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden of een visserijinspanningsregeling zijn vastgesteld, ernstig in gevaar kan brengen, kan de Commissie het daarop volgende jaar of de daarop volgende jaren door middel van uitvoeringshandelingen een verlaging toepassen op de jaarlijkse quota, toewijzingen of gedeelten van bestanden of een groep bestanden, die de betrokken lidstaat ter beschikking staan, of de voor die lidstaat beschikbare visserijinspanning verminderen, en wel door het evenredigheidsbeginsel toe te passen door de aan de betrokken bestanden toegebrachte schade in aanmerking te nemen.”

;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 119 bis ter aanvulling van deze verordening, met betrekking tot de termijn waarbinnen de lidstaten moeten aantonen dat de visbestanden veilig kunnen worden geëxploiteerd, de door de lidstaten in hun antwoord op te nemen materiële bewijsstukken en de vaststelling van de in mindering te brengen hoeveelheden, en wel op grond van de volgende criteria:

a)

de omvang en de aard van de niet-naleving;

b)

de ernst van de bedreiging voor de instandhouding van de bestanden;

c)

de schade die bestanden lijden als gevolg van de niet-naleving.”

.

84)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 107 bis

Aanpassing van de vangstmogelijkheden in geval van een vermindering van het aandeel van de Unie uit hoofde van internationale overeenkomsten

Indien overbevissing door een of meer lidstaten van een quotum, toewijzing of gedeelte van een bestand of een groep bestanden dat/die uit hoofde van een internationale overeenkomst beschikbaar zijn voor de Unie, leidt tot een vermindering van het aandeel van de Unie uit hoofde van die internationale overeenkomst, past de Raad bij de toewijzing van de vangstmogelijkheden voor dat bestand of die groep bestanden uit hoofde van artikel 43, lid 3, VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor het jaar waarvoor de vermindering wordt gedaan, de quota van de lidstaten aan die niet aan overbevissing hebben gedaan door deze te verhogen tot de quota die deze lidstaten zouden hebben ontvangen indien het aandeel van de Unie uit hoofde van de internationale overeenkomst niet was verminderd. Indien deze aanpassing in een welbepaald jaar niet kan worden gedaan omdat het aandeel van de Unie ontoereikend is, worden de resterende hoeveelheden aangepast in het daaropvolgende jaar.”.

85)

Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   De lidstaten zetten een elektronisch gegevensbestand voor de validering van overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens op. De validering van de geregistreerde gegevens omvat kruiscontroles, analyses en verificaties van de gegevens.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens correct en volledig zijn en door marktdeelnemers, kapiteins of andere uit hoofde van deze verordening gemachtigde personen worden ingediend binnen de in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgelegde termijnen.”

;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2:

a)

valideren de lidstaten de volgende gegevens, met inbegrip van de gegevens die zijn geregistreerd in het kader van de in artikel 3, lid 1, bedoelde visserijovereenkomsten, door middel van geautomatiseerde algoritmen en mechanismen:

i)

positiegegevens van vaartuigen;

ii)

gegevens over de visserijactiviteiten, in het bijzonder gegevens over het binnenvaren en verlaten van visserijgebieden, visserijlogboeken, aangiften van aanlanding, aangiften van overlading en voorafgaande kennisgevingen;

iii)

gegevens over visserijinspanningen;

iv)

gegevens van aangiften van overname, vervoersdocumenten en verkoopdocumenten;

v)

gegevens van visvergunningen en -machtigingen;

vi)

gegevens over de controle op het motorvermogen;

b)

valideren de lidstaten de in punt a) vermelde gegevens, met name met gebruikmaking van de volgende gegevens, indien beschikbaar:

i)

gegevens van het vaartuigdetectiesysteem;

ii)

waarnemingsgegevens;

iii)

AIS-gegevens;

iv)

gegevens van inspectieverslagen;

v)

gegevens van de verslagen van met controle belaste waarnemers;

vi)

gegevens van REM-systemen.”

;

c)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Indien er een inconsistentie in de gegevens is geconstateerd, voert de betrokken lidstaat de nodige onderzoeken, analyses en kruiscontroles uit, en documenteert hij deze. De resultaten van de onderzoeken en de bijbehorende documentatie worden op verzoek aan de Commissie doorgegeven. Indien er aanleiding is om te vermoeden dat er een inbreuk is gepleegd, voert de lidstaat ook onderzoeken uit en neemt hij de nodige onmiddellijke maatregelen overeenkomstig de artikelen 85 en 91.”

;

d)

lid 8 wordt vervangen door:

“8.   De lidstaten stellen een nationaal plan op voor de implementatie van het valideringssysteem voor de in lid 2 bis, punten a) en b), genoemde gegevens en het onderzoek naar inconsistenties, en houden dit actueel. In het plan worden de prioriteiten van de lidstaten vastgesteld voor de validering van de gegevens en het daaruit voortvloeiende onderzoek naar inconsistenties, waarbij een risicogebaseerde aanpak wordt gehanteerd. De lidstaten dienen dat nationale plan binnen twee maanden na de vaststelling of actualisering ervan bij de Commissie in.”

.

86)

De artikelen 110 en 111 worden vervangen door:

“Artikel 110

Toegang tot en opslag en verwerking van de gegevens

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de Commissie of de door haar aangewezen instantie te allen tijde en zonder voorafgaande kennisgeving toegang op afstand hebben tot de volgende gegevens in niet-geaggregeerde vorm:

a)

gegevens over de visserijactiviteiten, waaronder gegevens in verband met visserijactiviteiten in het kader van de in artikel 1, lid 3, bedoelde visserijovereenkomsten:

i)

positiegegevens van vaartuigen;

ii)

gegevens over de visserijactiviteiten, in het bijzonder gegevens over het binnenvaren en verlaten van visserijgebieden, visserijlogboeken, aangiften van aanlanding, aangiften van overlading en voorafgaande kennisgevingen;

iii)

gegevens over visserijinspanningen;

iv)

gegevens van aangiften van overname, vervoersdocumenten en verkoopdocumenten;

b)

andere controlegegevens:

i)

waarnemingsgegevens;

ii)

gegevens van visvergunningen en -machtigingen;

iii)

gegevens van inspectieverslagen;

iv)

gegevens over de controle op het motorvermogen;

v)

gegevens van de verslagen van met controle belaste waarnemers;

vi)

nationale controleprogramma's;

vii)

een lijst van nationale functionarissen;

c)

het in artikel 109 bedoelde elektronische gegevensbestand voor de verificatie van de volledigheid en de kwaliteit van de verzamelde gegevens.

2.   De Commissie of de door haar aangewezen instantie kan de in lid 1 bedoelde gegevens verwerken om haar verplichtingen te kunnen vervullen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met name voor het uitvoeren van inspecties, verificaties, audits en onderzoeken, of uit hoofde van de regels van overeenkomsten met derde landen of internationale organisaties. Bovendien kan de Commissie de in lid 1 bedoelde gegevens gebruiken voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken, met name door Eurostat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (*16) en overeenkomstig zijn opdracht.

3.   Met het oog op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verstrekken van wetenschappelijk adviezen, kunnen de in lid 1, punt a), i) tot en met iv), en de in lid 1, punt b), iii) en v), genoemde gegevens over vangsten, teruggooi en aanlandingen, indien nodig, worden doorgegeven aan onafhankelijke wetenschappelijke instellingen die op nationaal, Unie- of internationaal gebied zijn erkend. Alvorens die gegevens door te geven, gaan de lidstaten na of het wetenschappelijk onderzoek kan worden uitgevoerd op basis van gepseudonimiseerde of geanonimiseerde gegevens.

In elk advies of publicatie op basis van die gegevens worden deze geanonimiseerd.

4.   De lidstaten zetten de relevante visserijgegevensbestanden met de in lid 1 bedoelde gegevens op en zorgen voor de hosting ervan.

5.   Op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten gegevens over inbreuken aan de Commissie of de door haar aangewezen instantie. De gegevens omvatten met name de datum van de inbreuk, de datum van het definitieve besluit en de opgelegde sancties en maatregelen, met inbegrip van de toegekende punten.

Artikel 111

Uitwisseling van gegevens

1.   Iedere vlaggenlidstaat zorgt voor de rechtstreekse elektronische uitwisseling van relevante informatie met andere betrokken lidstaten, met name van:

a)

positiegegevens van vissersvaartuigen wanneer zijn vaartuigen zich in de wateren van een andere lidstaat bevinden;

b)

gegevens uit visserijlogboeken wanneer zijn vissersvaartuigen in de wateren van een andere lidstaat vissen, of in de havens van een andere lidstaat aanlanden of overladen;

c)

aangiften van aanlanding en aangiften van overlading wanneer aanlandingen of overladingen in een haven van een andere lidstaat worden uitgevoerd;

d)

voorafgaande kennisgevingen wanneer de beoogde haven zich in een andere lidstaat bevindt;

e)

verkoopdocumenten, vervoersdocumenten en aangiften van overname wanneer de verkoop, het vervoer of de overname in een andere lidstaat plaatsvindt;

f)

inspectie- en bewakingsverslagen en risicoanalyses voor zijn vissersvaartuigen die in de wateren of havens van een andere lidstaat worden geïnspecteerd.

2.   Iedere kustlidstaat zorgt voor de rechtstreekse elektronische uitwisseling van relevante informatie met andere betrokken lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie, met name door het zenden van:

a)

informatie uit verkoopdocumenten aan de vlaggenlidstaat wanneer een eerste verkoop is verricht door een vissersvaartuig dat de vlag voert van een andere lidstaat;

b)

informatie uit aangiften van overname wanneer vis wordt opgeslagen in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat of de lidstaat van aanlanding;

c)

informatie uit verkoopdocumenten en de aangifte van overname aan de lidstaat waar de aanlanding heeft plaatsgevonden;

d)

vervoersdocumenten aan de vlaggenlidstaat, de lidstaat van bestemming en transit van het vervoer;

e)

inspectie- en bewakingsverslagen.

3.   Iedere vlaggenlidstaat zorgt voor de rechtstreekse elektronische uitwisseling met de Commissie of de door haar aangewezen instantie van relevante informatie over onder zijn vlag varende vaartuigen, met name van:

a)

positiegegevens van vaartuigen;

b)

visserijlogboekgegevens;

c)

aangiften van aanlanding en van overlading;

d)

voorafgaande kennisgevingen;

e)

verkoopdocumenten, vervoersdocumenten en aangiften van overname;

f)

inspectie- en bewakingsverslagen.

(*16)  Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).”."

87)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 111 bis

Uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van bepalingen inzake gegevens

Voor de toepassing van dit hoofdstuk kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen met betrekking tot:

a)

gegevenskwaliteit, naleving van de termijnen voor het doorsturen van gegevens door marktdeelnemers, validering van de gegevens, waaronder kruiscontroles, analyses en verificaties;

b)

de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie;

c)

de toegang tot gegevens voor de Commissie of de door haar aangewezen instantie;

d)

de toegang tot gegevens voor wetenschappelijke instellingen van de Unie en Eurostat;

e)

de interoperabiliteit en standaardisering van gegevensbestanden;

f)

de in artikel 110, leden 1 en 2, genoemde gegevens, met inbegrip van aanvullende specifieke waarborgen voor de verwerking van persoonsgegevens en op gegevensbestanden toe te passen beveiligingsregels.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

88)

Artikel 112 wordt vervangen door:

“Artikel 112

Bescherming van persoonsgegevens

1.   De Verordeningen (EU) 2016/679 (*17) en (EU) 2018/1725 (*18) van het Europees Parlement en de Raad en de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (*19) zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening door de lidstaten, de Commissie en de door haar aangewezen instantie.

2.   Persoonsgegevens die uit hoofde van deze verordening worden verzameld, mogen alleen voor de volgende doeleinden worden verwerkt, voor zover die doeleinden niet kunnen worden verwezenlijkt met gegevens op basis waarvan de betrokkenen niet kunnen worden geïdentificeerd:

a)

toezicht op de visserijmogelijkheden, met inbegrip van de benutting van quota;

b)

gegevensvalidering;

c)

toezicht op door Unievissersvaartuigen verrichte visserijactiviteiten of op visserijactiviteiten van vissersvaartuigen binnen de wateren van de Unie;

d)

toezicht op de controle door de lidstaten op visserijactiviteiten en langs de aanbodketen;

e)

inspecties, verificaties, audits en onderzoeken;

f)

voorbereiding op en naleving van internationale overeenkomsten en instandhoudingsmaatregelen;

g)

risicobeheer, beleidsevaluaties en effectbeoordelingen;

h)

wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk advies, en de productie van statistieken;

i)

onderzoeken naar klachten en inbreuken en gerechtelijke of administratieve procedures;

j)

het vaststellen of aantonen van visserijrechten van individuele vaartuigen, lidstaten of de Unie.

3.   Persoonsgegevens die uit hoofde van deze verordening worden verzameld, worden niet langer opgeslagen dan voor de in lid 2 genoemde doeleinden noodzakelijk is, en in geen geval langer dan vijf jaar vanaf de datum waarop de lidstaat of de Commissie de relevante gegevens verkrijgt.

4.   In afwijking van lid 3 geldt het volgende:

a)

persoonsgegevens die uit hoofde van deze verordening worden verzameld, worden niet langer opgeslagen dan noodzakelijk is voor de in lid 2, punten e) en i), genoemde doeleinden, en in geen geval langer dan tot het einde van de betrokken administratieve of gerechtelijke procedures of de tijd die nodig is voor de toepassing van sancties uit hoofde van deze verordening, zoals het puntensysteem;

b)

persoonsgegevens in de in artikel 109, lid 2 bis, punt a), i) tot en met v), genoemde informatie worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor de in lid 2, punten f) en j), van dit artikel genoemde doeleinden, en in geen geval langer dan tien jaar vanaf de datum waarop de lidstaat, de Commissie of de door haar aangewezen instantie de relevante gegevens verkrijgt;

c)

persoonsgegevens in de in artikel 109, lid 2 bis, punt a), i) tot en met iv), genoemde informatie worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor de in lid 2, punten g) en h), van dit artikel genoemde doeleinden, en in geen geval langer dan 25 jaar vanaf de datum waarop de lidstaat, de Commissie of de door haar aangewezen instantie de relevante gegevens verkrijgt. Indien het voor de in lid 2, punten g) en h), van dit artikel genoemde doeleinden noodzakelijk is die informatie gedurende een langere periode te bewaren, worden de persoonsgegevens geanonimiseerd of gepseudonimiseerd.

5.   De autoriteiten van de lidstaten worden met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens die zij uit hoofde van deze verordening verzamelen, beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 7), van Verordening (EU) 2016/679.

6.   De Commissie wordt met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens die zij uit hoofde van deze verordening verzamelt, beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

7.   De Commissie of de door haar aangewezen instantie en de autoriteiten van de lidstaten zorgen voor de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt voor de toepassing van deze verordening. De Commissie of de door haar aangewezen instantie en de autoriteiten van de lidstaten werken samen op het gebied van beveiligingsgerelateerde taken.

8.   De Commissie stelt met name passende maatregelen vast, waaronder een veiligheidsplan, een bedrijfscontinuïteitsplan en een noodherstelplan, om:

a)

gegevens fysiek te beschermen, onder meer met noodplannen ter bescherming van kritieke infrastructuur;

b)

te voorkomen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen;

c)

te voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden ingevoerd en dat opgeslagen persoonsgegevens onrechtmatig worden ingezien, gewijzigd of verwijderd;

d)

te voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden verwerkt, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd;

e)

erop toe te zien dat personen die toestemming hebben voor toegang tot de relevante visserijgegevensbestanden, enkel toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en enkel door middel van persoonlijke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures;

f)

te waarborgen dat het mogelijk is om te verifiëren en vast te stellen naar welke instanties persoonsgegevens mogen worden doorgestuurd en welke gegevens wanneer, door wie en voor welk doel werden verwerkt in de relevante visserijgegevensbestanden;

g)

te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens vanuit en naar de relevante visserijgegevensbestanden of gedurende het transport van gegevensdragers persoonsgegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd;

h)

de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen te controleren en met betrekking tot de interne controle de nodige organisatorische maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

9.   Om de verwerking van persoonsgegevens door autoriteiten met recht op toegang tot elk van de desbetreffende visserijgegevensbestanden te beveiligen, nemen de autoriteiten van de lidstaten maatregelen die gelijkwaardig zijn aan die van lid 8 van dit artikel.

(*17)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1)."

(*18)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39)."

(*19)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).”."

89)

In artikel 113 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door:

“1.   De lidstaten en de Commissie nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in het kader van deze verordening verzamelde, ontvangen en doorgegeven gegevens die onder het beroeps- en handelsgeheim vallen, worden behandeld overeenkomstig de geldende voorschriften inzake het beroeps- en handelsgeheim.

2.   De tussen de lidstaten en de Commissie uitgewisselde gegevens als bedoeld in lid 1 mogen worden doorgegeven aan andere personen dan de personen in de lidstaten, de Commissie of de door haar aangewezen instantie die voor de uitoefening van hun functie toegang tot deze gegevens nodig hebben, mits de lidstaten, de Commissie of de door haar aangewezen instantie die de gegevens heeft verstrekt daarmee instemt. In geval van weigering vermeldt de lidstaat, de Commissie of de door haar aangewezen instantie de redenen waarom de doorgifte van gegevens wordt geweigerd. Als een verzoek om toestemming niet binnen een maand wordt beantwoord, wordt het geacht te zijn aanvaard.

3.   De in lid 1 bedoelde gegevens mogen niet voor een ander dan het in deze verordening bepaalde doel worden gebruikt, tenzij met instemming van de lidstaat, de Commissie of de door haar aangewezen instantie die deze gegevens heeft verstrekt en op voorwaarde dat de in de lidstaat van de ontvangende autoriteit geldende bepalingen dit gebruik niet verbieden. In geval van weigering deelt de lidstaat, de Commissie of de door haar aangewezen instantie de reden van weigering mee.”

.

90)

De artikelen 114 en 115 worden vervangen door:

“Artikel 114

Officiële websites

Voor de toepassing van deze verordening zetten de lidstaten een officiële website op voor marktdeelnemers en het algemeen publiek waarop minimaal de in artikel 115 vermelde informatie staat, en houden zij deze actueel.

Artikel 115

Inhoud van de officiële website

Op hun officiële website publiceren de lidstaten, of zetten ze onverwijld een rechtstreekse koppeling naar de volgende informatie:

a)

de naam en het adres van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het afgeven van visvergunningen als bedoeld in artikel 6 en van de vismachtigingen als bedoeld in de artikelen 7 en 7 bis;

b)

de in artikel 20 bedoelde lijst van aangewezen havens, met vermelding van hun werktijden, met het oog op overlading;

c)

één maand na de inwerkingtreding van een meerjarenplan en na goedkeuring door de Commissie, de lijst van de in artikel 43 bedoelde aangewezen havens, met vermelding van hun werktijden, en uiterlijk dertig dagen later de voor elke aanlanding geldende voorwaarden voor registratie en melding van de hoeveelheden van de soorten waarvoor het meerjarenplan geldt;

d)

besluiten waarbij de realtimesluiting wordt ingesteld, met inbegrip van een duidelijke omschrijving van het geografische gebied van de betrokken visgronden, de duur van de sluiting en de voorwaarden voor de visserij in dat gebied gedurende de sluiting;

e)

de gegevens van het contactpunt voor de doorzending of indiening van visserijlogboeken, voorafgaande kennisgevingen, aangiften van overlading, aangiften van aanlanding, verkoopdocumenten, aangiften van overname en vervoersdocumenten als bedoeld in de artikelen 14, 17, 20, 23, 54 quinquies, 55, 62, 66 en 68;

f)

kaarten met de coördinaten van de gebieden waarvoor een tijdelijke realtimesluiting is vastgesteld, met vermelding van de duur van de sluiting en de voorwaarden voor de visserij in die gebieden gedurende de sluiting;

g)

het besluit om een visserijtak te sluiten op grond van artikel 35, met vermelding van alle nodige details ter zake;

h)

een lijst van de voor visserij beperkte gebieden m en de bijbehorende beperkingen;

i)

een lijst van marktdeelnemers die de weging mogen uitvoeren uit hoofde van artikel 60, lid 5, met inbegrip van de haven en de weeginstallatie;

j)

het in artikel 93 bis bedoelde nationale controleprogramma, met uitzondering van de delen waarvan de openbaarmaking de doeltreffendheid van de controle zou kunnen ondermijnen;

k)

het jaarverslag over controle en inspecties en een link naar de website van de Commissie, met inbegrip van de bundeling van informatie uit de in artikel 93 ter, lid 1, bedoelde verslagen;

l)

de uit hoofde van artikel 17, lid 1 bis, vastgestelde kortere termijn voor voorafgaande kennisgeving.”.

91)

Artikel 116 wordt geschrapt.

92)

In artikel 117 wordt lid 4 vervangen door:

“4.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen regels voor wederzijdse bijstand vaststellen met betrekking tot:

a)

administratieve samenwerking tussen de lidstaten, derde landen, de Commissie en de door haar aangewezen instantie;

b)

de aanwijzing van de ene enkele autoriteit van de lidstaten;

c)

de melding van follow-upmaatregelen die de nationale autoriteiten met het oog op verdere informatie-uitwisseling hebben genomen;

d)

verzoeken om bijstand, waaronder verzoeken om informatie, maatregelen en administratieve kennisgevingen, alsmede de vaststelling van antwoordtermijnen;

e)

informatieverstrekking zonder voorafgaand verzoek;

f)

betrekkingen van de lidstaten met de Commissie en derde landen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

93)

In artikel 118 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen inzake de inhoud en het format van de verslagen van de lidstaten.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 119, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

94)

Artikel 119 wordt vervangen door:

“Artikel 119

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*20).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*20)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

95)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 119 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 9 bis, lid 5, artikel 15 ter, lid 1, artikel 17, lid 6, artikel 21, lid 6, artikel 22, lid 3, artikel 24, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 44, lid 4, artikel 58, leden 10, 11 en 12, artikel 60 bis, lid 2, artikel 73, lid 9, artikel 74, lid 11, artikel 75, lid 2, artikel 90, lid 4, artikel 92, lid 12, en artikel 107, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3.   De in artikel 9 bis, lid 5, artikel 15 ter, lid 1, artikel 17, lid 6, artikel 21, lid 6, artikel 22, lid 3, artikel 24, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 44, lid 4, artikel 58, leden 10, 11 en 12, artikel 60 bis, lid 2, artikel 73, lid 9, artikel 74, lid 11, artikel 75, lid 2, artikel 90, lid 4, artikel 92, lid 12, en artikel 107, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*21).

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 9 bis, lid 5, artikel 15 ter, lid 1, artikel 17, lid 6, artikel 21, lid 6, artikel 22, lid 3, artikel 24, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 44, lid 4, artikel 58, leden 10, 11 en 12, artikel 60 bis, lid 2, artikel 73, lid 9, artikel 74, lid 11, artikel 75, lid 2, artikel 90, lid 4, artikel 92, lid 12, en artikel 107, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien noch het Europees Parlement, noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

(*21)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

96)

Bijlage I wordt geschrapt.

97)

De tekst in bijlage I bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage III en IV.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/473

Verordening (EU) 2019/473 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

“Artikel 1

Doel

1.   Deze verordening voorziet in een Europees Bureau voor visserijcontrole (“het Bureau”) dat tot doel heeft een hoog, uniform en doelmatig niveau van controle, inspectie en naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met inbegrip van de externe dimensie ervan, te waarborgen.

2.   Daartoe dient het Bureau samen te werken met de lidstaten en de Commissie en hun bijstand te verstrekken op de in lid 1 van dit artikel genoemde gebieden, binnen de grenzen van de in hoofdstuk II vastgestelde opdrachten en taken.”.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

“controle”: controle zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009;”;

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“a bis)

“inspectie”: inspectie zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009;”.

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt e) wordt vervangen door:

“e)

de lidstaten en de Commissie bij te staan bij het harmoniseren van de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dat beleid, waaronder de duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee;”;

b)

punt f) wordt vervangen door:

“f)

bij te dragen tot en deel te nemen aan de werkzaamheden van de lidstaten en de Commissie inzake het onderzoek naar en de ontwikkeling van controle- en inspectietechnieken en proefprojecten op te zetten inzake onderzoek naar en de ontwikkeling van dergelijke technieken.”;

c)

de volgende punten worden toegevoegd:

“k)

in voorkomend geval samen te werken met en zijn activiteiten te coördineren met andere gedecentraliseerde agentschappen van de Unie binnen de grenzen van hun taken, missies en werkterreinen;

l)

de Commissie bij te staan bij de uitvoering van de in wetgevingshandelingen van de Unie aan de Commissie toegewezen taken met betrekking tot de doelstellingen van het Bureau.”.

4)

Artikel 17 wordt vervangen door:

“Artikel 17

Uitwisseling en verwerking van gegevens en informatie

1.   De Commissie, het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen de relevante gegevens en informatie waarover zij beschikken uit met betrekking tot de gezamenlijke controles en inspecties op het grondgebied van de lidstaten en in Unie- en internationale wateren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   Het Bureau neemt overeenkomstig de desbetreffende Uniewetgeving maatregelen om een passende bescherming te waarborgen van de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van deze verordening verzamelde of ontvangen informatie, overeenkomstig artikel 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*22) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Bureau.

4.   Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die het Bureau bij het uitvoeren van zijn in hoofdstuk II van deze verordening vastgestelde opdrachten en taken verzamelt of ontvangt, wordt het Bureau beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke als gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

5.   Door het Bureau verzamelde of ontvangen persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt met het oog op het uitvoeren van zijn opdrachten en taken als vastgesteld in hoofdstuk II van deze verordening, voor zover die doeleinden niet kunnen worden verwezenlijkt met gegevens op basis waarvan de betrokkenen niet kunnen worden geïdentificeerd.

6.   Persoonsgegevens die worden verzameld of ontvangen, worden niet langer bewaard dan voor de in lid 5 bedoelde doeleinden noodzakelijk is, en in geen geval langer dan vijf jaar vanaf de datum waarop het Bureau de relevante gegevens ontvangt.

7.   In afwijking van lid 6 worden de verzamelde of ontvangen persoonsgegevens niet langer bewaard dan nodig is voor de in lid 5 bedoelde doeleinden met betrekking tot:

a)

de deelname aan of de coördinatie van controles en inspecties, of

b)

onderzoeken naar klachten en inbreuken en gerechtelijke of administratieve procedures.

De in de eerste alinea bedoelde persoonsgegevens worden in ieder geval niet langer bewaard dan tot het einde van de in de eerste alinea bedoelde procedures en onderzoeken.

Indien de informatie langer wordt bewaard dan in lid 6 of in dit lid is bepaald, moeten de persoonsgegevens worden geanonimiseerd.

8.   Persoonsgegevens die in gegevens over visserijactiviteiten zijn opgenomen, worden alleen aan een derde land of een internationale organisatie doorgegeven overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/1725 en in overeenstemming met de overeenkomst met dat derde land of met de toepasselijke regels van die internationale organisatie.

(*22)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).”."

5)

Artikel 19 wordt vervangen door:

“Artikel 19

Toewijzing van functionarissen van het Bureau als inspecteurs van de Unie

Functionarissen van het Bureau kunnen overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 als inspecteur van de Unie worden toegewezen.”.

6)

In artikel 24 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Het in artikel 32, lid 2, punt c), vermelde jaarlijks werkprogramma strookt met het meerjarig werkprogramma. Het geeft duidelijk de toevoegingen, wijzigingen of schrappingen aan ten opzichte van het werkprogramma van het vorige jaar, en de vooruitgang die is geboekt bij het bereiken van de algemene doelstellingen en prioriteiten van het meerjarig werkprogramma.”

.

7)

Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25

Samenwerking in maritieme zaken

Het Bureau draagt bij tot de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de Europese Unie en sluit met name administratieve overeenkomsten met andere instanties op door deze verordening bestreken gebieden, na goedkeuring door de raad van bestuur. De uitvoerend directeur stelt de raad van bestuur hiervan in een vroeg stadium van de onderhandelingen in kennis.”.

8)

In artikel 32 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

a)

in punt b), worden de woorden “uiterlijk op 30 april van elk jaar” vervangen door de woorden “uiterlijk op 1 juli van elk jaar”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

stelt jaarlijks uiterlijk op 30 november het enkelvoudig programmeringsdocument vast, dat onder meer de meerjarige en de jaarlijkse programmering van het Bureau voor het volgende jaar bevat.

Het enkelvoudig programmeringsdocument bevat de prioriteiten van het Bureau. De hoogste prioriteit wordt gegeven aan de taken van het Bureau met betrekking tot controle- en inspectieprogramma's. Het wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Unie. Het enkelvoudig programmeringsdocument wordt vastgesteld met inachtneming van het advies van de Commissie en, wat betreft de meerjarige programmering, na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad. De raad van bestuur doet het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het document onverwijld toekomen.”;

c)

het volgende punt wordt toegevoegd:

“i)

zorgen voor passende follow-up van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en evaluaties en uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF).”.

9)

In artikel 33 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, zes vertegenwoordigers van de Commissie en één vertegenwoordiger van het Europees Parlement. Iedere lidstaat mag één lid aanwijzen. De lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement wijzen voor elk lid een plaatsvervanger aan om dat lid in geval van afwezigheid te vertegenwoordigen. Alleen de vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie hebben stemrecht.”

.

10)

Artikel 35 wordt vervangen door:

“Artikel 35

Vergaderingen

1.   De voorzitter roept de vergaderingen van de raad van bestuur bijeen. De agenda wordt opgesteld door de voorzitter, rekening houdend met de voorstellen van de leden van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur van het Bureau.

2.   De uitvoerend directeur en de door de raad van advies aangewezen vertegenwoordiger nemen zonder stemrecht deel aan de beraadslagingen.

3.   De raad van bestuur houdt ten minste eenmaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt de raad van bestuur bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of van een derde van de in de raad van bestuur vertegenwoordigde lidstaten.

4.   De raad van bestuur kan een vertegenwoordiger van een relevante EU-instelling of eenieder wiens advies van belang kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

5.   De raad van bestuur kan, wanneer er sprake is van geheimhouding of van een belangenconflict, besluiten specifieke agendapunten te bespreken buiten aanwezigheid van de door de raad van advies aangewezen vertegenwoordiger, de door de relevante EU-instellingen aangewezen vertegenwoordigers en de in lid 4 bedoelde personen. Nadere voorschriften voor de toepassing van deze bepaling kunnen worden vastgelegd in het reglement van orde.

6.   De leden van de Raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door adviseurs of deskundigen, met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde.

7.   Het secretariaat voor de raad van bestuur wordt verzorgd door het Bureau.”.

11)

In artikel 38, lid 3, wordt punt a) vervangen door:

“a)

hij of zij stelt het ontwerp van het enkelvoudig programmeringsdocument op en legt dat ter bekrachtiging voor aan de raad van bestuur alvorens dat ontwerp, jaarlijks uiterlijk op 31 januari, naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wordt gestuurd. Hij of zij neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van het enkelvoudig programmeringsdocument binnen de bij deze verordening, de uitvoeringsbepalingen en geldende wetgeving gestelde grenzen;”.

12)

In artikel 44 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De ontvangsten van het Bureau bestaan, onverminderd andere inkomsten, uit:

a)

een in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) opgevoerde bijdrage van de Unie;

b)

kosten die in rekening worden gebracht voor overeenkomstig artikel 6 door het Bureau aan de lidstaten geleverde diensten;

c)

kosten die in rekening worden gebracht voor publicaties, opleiding en/of andere door het Bureau geleverde diensten;

d)

kosten die in rekening worden gebracht voor diensten die door het Bureau aan het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid worden geleverd in het kader van de in artikel 8 vastgelegde Europese samenwerking inzake kustwachttaken;

e)

financiering van de Unie in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hocsubsidies in overeenstemming met de in artikel 47 bedoelde financiële regeling van het Bureau en met de verschaffing van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het beleid van de Unie.”

.

13)

Artikel 48 wordt vervangen door:

“Artikel 48

Evaluatie

1.   De Commissie verricht regelmatig en ten minste om de vijf jaar een evaluatie om met name het volgende te beoordelen:

a)

de door het Bureau bereikte resultaten ten opzichte van zijn doelstellingen, missie en de taken;

b)

het effect, de effectiviteit en doelmatigheid van de activiteiten van het Bureau en de werkmethoden ervan in het licht van zijn doelstellingen, missie en taken.

De Commissie raadpleegt de raad van bestuur over de opdracht voor elke evaluatie.

2.   De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar conclusies over het verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De raad van bestuur kan de Commissie aanbevelingen doen met betrekking tot wijzigingen van deze verordening. Het evaluatieverslag en de conclusies over het verslag worden openbaar gemaakt.”.

Artikel 3

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1967/2006

Verordening (EG) nr. 1967/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 17 worden de leden 2, 3, 5 en 6 geschrapt.

2)

De tweede zin van artikel 20, lid 1, wordt geschrapt.

3)

Artikel 21 wordt geschrapt.

Artikel 4

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1005/2008

Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel van de verordening, in de artikelen, in de titels van de artikelen en de hoofdstukken en in de bijlagen wordt het zelfstandig naamwoord “Gemeenschap” vervangen door het zelfstandig naamwoord “Unie”, het bijvoeglijk naamwoord “communautair” vervangen door de woorden “van de Unie” en worden alle nodige grammaticale aanpassingen aangebracht.

2)

In artikel 2 wordt punt 17 vervangen door:

“17.

“waarneming”: elke waarneming van een vissersvaartuig dat activiteiten bedrijft die uit hoofde van artikel 3 als IOO-visserij kunnen worden beschouwd, door een met inspectie op zee belaste bevoegde autoriteit van een lidstaat, of door de kapitein van een vissersvaartuig van de Unie of een vissersvaartuig van een derde land;”.

3)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven

Van een vissersvaartuig wordt aangenomen dat het IOO-visserij heeft bedreven indien het, in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het betrokken visserijgebied, een of meer activiteiten heeft verricht die:

a)

zijn genoemd in artikel 90, lid 2, punten a) tot en met m), van Verordening (EG) nr. 1224/2009, of

b)

worden beschouwd als ernstige inbreuken op grond van artikel 90, lid 3, punten a) tot en met f), h), i), j), l) en n), van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.

4)

Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Inspectieprocedure

Ter verificatie van de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de relevante internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen passen de lidstaten de bepalingen toe van titel VII, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.

5)

In artikel 11 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1.   Indien de functionaris het op grond van de bij de inspectie verzamelde informatie of andere relevante gegevens of informatie bewezen acht dat een vissersvaartuig volgens de in artikel 3 van deze verordening bepaalde criteria IOO-visserij heeft bedreven, voert de functionaris de in artikel 82 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 genoemde taken uit.

2.   Indien de resultaten van de inspectie bewijs opleveren dat een vissersvaartuig van een derde land overeenkomstig artikel 3 IOO-visserij heeft bedreven, verleent de bevoegde autoriteit van de havenlidstaat dit vaartuig geen toestemming om zijn vangst aan te landen of over te laden, noch toegang tot de havendiensten.”

.

6)

De titel van hoofdstuk III wordt vervangen door:

VANGSTCERTIFICERINGSREGELING VOOR VISSERIJPRODUCTEN ”.

7)

In artikel 12 wordt lid 5 geschrapt.

8)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 12 bis

Geïntegreerd geautomatiseerd informatiebeheersysteem voor de vangstcertificeringsregeling

1.   Om op geïntegreerde wijze informatie, gegevens en documenten die relevant zijn voor controle, verificaties en andere relevante activiteiten met betrekking tot de invoer en wederuitvoer, en in voorkomend geval, uitvoer van visserijproducten te kunnen beheren, verwerken, opslaan en uitwisselen, zet de Commissie overeenkomstig de artikelen 12 ter, 12 quater en 12 quinquies van deze verordening een digitaal informatiebeheersysteem op voor de vangstcertificeringsregeling (“Catch”). Het Catch-systeem wordt geïntegreerd in het geïntegreerd veterinair computersysteem (“Traces”) als bedoeld in artikel 133, lid 4, van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (*23).

2.   De uitwisseling van informatie, gegevens en documenten met betrekking tot de invoer, de wederuitvoer, en in voorkomend geval, de uitvoer van visserijproducten en de bijbehorende controle, risicobeheeractiviteiten, verificaties en controle, alsmede in verband met de in dit hoofdstuk bedoelde documenten, zoals verklaringen van importeurs, vangstcertificaten, wederuitvoercertificaten, aangiften, aanvragen of -besluiten, tussen de importeur, de wederuitvoerder en, in voorkomend geval, de exporteur en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat, tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling of tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie, zoals voorzien in deze verordening, verloopt via het Catch-systeem.

3.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 54 ter gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen met betrekking tot de gevallen waarin, en de voorwaarden waaronder, tijdelijke vrijstellingen van de toepassing van lid 2 van dit artikel kunnen worden verleend.

4.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten maken via Catch gebruik van de door importeurs krachtens artikel 16, lid 1, ingediende informatie om kwantiteitsbeheer uit te voeren, alsmede om op basis van risicobeheer hun controles en verificaties uit te voeren en besluiten te nemen overeenkomstig dit hoofdstuk en de in dit hoofdstuk en in artikel 54 bis bedoelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

Artikel 12 ter

Algemene functies van Catch

1.   CATCH moet:

a)

de mogelijkheid bieden om informatie, gegevens en documenten die nodig zijn voor het uitvoeren van controle, risicobeheer, verificaties, kwantiteitsbeheer en besluiten, zoals bedoeld in dit hoofdstuk en de in dit hoofdstuk en in artikel 54 bis van deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, geautomatiseerd in te dienen, te verwerken, op te slaan, te beheren en uit te wisselen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie en, desgevallend, tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, en de bevoegde autoriteiten van vlaggenstaten, verwerkingslanden en andere betrokken derde landen en importeurs en exporteurs;

b)

voorziet in een kwantiteitsbeheermechanisme dat waarborgt dat het gewicht van de grondstof voor een of meer ingevoerde hoeveelheden op basis van één vangstcertificaat niet meer is dan het voor dat vangstcertificaat gevalideerde gewicht;

c)

voorziet uiterlijk op 10 januari 2028 in de mogelijkheid om informatie, gegevens en documenten die relevant zijn voor de invoer, wederuitvoer en, in voorkomend geval, uitvoer van visserijproducten overeenkomstig de bepalingen in dit hoofdstuk en de op grond van dit hoofdstuk vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen via één enkel EU-loket uit te wisselen met andere autoriteiten van de lidstaten en met de douane-instanties van de lidstaten;

d)

voorziet in de mogelijkheid om elektronisch risicobeheer en elektronische risicoanalyses uit te voeren.

2.   Het Catch-systeem kan communiceren met andere systemen die relevant zijn voor de bestrijding van IOO-visserij, onder meer via een interface met bestaande en functionerende nationale IT-systemen.

Artikel 12 quater

De werking van Catch

De Commissie kan overeenkomstig de voor het Traces-systeem vastgestelde regels uitvoeringshandelingen vaststellen voor de werking van het Catch-systeem, waarin het volgende wordt vastgelegd:

a)

de technische specificaties van Catch als systeemcomponent van het Traces-systeem, waaronder het mechanisme voor elektronische gegevensuitwisseling met bestaande nationale en andere systemen, de beschrijving van toepasselijke normen, de definitie van berichtstructuren, de voorwaarden voor toegang, de nomenclaturen, de uitwisseling van protocollen en procedures;

b)

de specifieke regels voor de werking van Catch en de systeemcomponenten ervan met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en de beveiliging van informatie-uitwisseling;

c)

de noodregelingen die moeten worden toegepast indien een van de functies van Catch niet beschikbaar is;

d)

de gevallen waarin, en de voorwaarden waaronder de in artikel 13 bedoelde derde landen en regionale organisaties voor visserijbeheer of andere internationale organisaties gedeeltelijke toegang kan worden verleend tot de functionaliteiten van Catch en de technische specificaties voor die toegang;

e)

de regels op basis waarvan elektronische documenten worden gevalideerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*24);

f)

de sjablonen, formulieren en regels, met inbegrip van elektronische formaten, voor de uitgifte van officiële documenten uit hoofde van deze verordening, anders dan die welke in dit hoofdstuk en de bijbehorende bijlagen zijn vastgelegd.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12 quinquies

Bescherming van persoonsgegevens

1.   Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*25) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*26) zijn van toepassing voor zover de door Catch verwerkte informatie persoonsgegevens bevat zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2016/679.

2.   Met betrekking tot hun verantwoordelijkheden om de relevante informatie naar Catch door te zenden en tot de verwerking van persoonsgegevens die uit die activiteit kan voortvloeien, worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 7), van Verordening (EU) 2016/679.

3.   De Commissie wordt beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot haar verantwoordelijkheid voor het beheer van het Catch-systeem en de verwerking van persoonsgegevens die uit die activiteit kan voortvloeien.

4.   De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat Catch voldoet aan de regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 134 en 135 van Verordening (EU) 2017/625.

Artikel 12 sexies

Beveiliging van gegevens

De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat Catch voldoet aan de regelgeving inzake gegevensbeveiliging als bedoeld in de artikelen 134 en 136 van Verordening (EU) 2017/625.

(*23)  Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1)."

(*24)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73)."

(*25)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1)."

(*26)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).”."

9)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

Invoer van visserijproducten ”;

b)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   Voor de invoer van visserijproducten die in dezelfde vorm naar de Unie worden vervoerd vanuit een derde land dat niet de vlaggenstaat is of de staat waar de verwerking plaatsvindt als bedoeld in lid 2, dient de importeur bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van invoer het volgende in:

a)

het door de vlaggenstaat gevalideerde vangstcertificaat, respectievelijk de vangstcertificaten en, indien van toepassing, de in lid 2 bedoelde bekrachtigde verklaring, als volgt:

i)

het oorspronkelijke vangstcertificaat, respectievelijk de oorspronkelijke vangstcertificaten en, indien van toepassing, het origineel van de in lid 2 bedoelde verklaring van de betrokken visserijproducten indien de gehele zending wordt uitgevoerd, of

ii)

een kopie van het oorspronkelijke vangstcertificaat, respectievelijk de oorspronkelijke vangstcertificaten en, indien van toepassing, een kopie van de in lid 2 bedoelde verklaring indien enkel een deel van de betrokken visserijproducten in de zending wordt uitgevoerd, en

b)

het gedocumenteerde bewijs dat de visserijproducten geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of een behandeling om ze in goede oorspronkelijke staat te bewaren, en dat ze in het derde land onder toezicht van de bevoegde autoriteiten zijn gebleven. Dat gedocumenteerde bewijs wordt geleverd door middel van:

i)

indien de gehele zending op een vangstcertificaat en, in voorkomend geval, op de in lid 2 bedoelde verklaring wordt uitgevoerd, het enig vervoersdocument dat het vervoer vanaf het grondgebied van de vlaggenstaat of de verwerkende staat via dat derde land dekt, of

ii)

indien de oorspronkelijke zending op een vangstcertificaat en, in voorkomend geval, op de in lid 2 van dit artikel bedoelde verklaring, wordt gesplitst, een door de bevoegde autoriteiten van dat derde land gevalideerd document, gebruikmakend van het in artikel 54 bis bedoelde model, dat ten minste het volgende bevat:

een exacte vermelding van de visserijproducten en het gewicht van de uitgevoerde zending, de gegevens waarop de visserijproducten gelost en opnieuw geladen zijn en, in voorkomend geval, de namen van de vaartuigen of andere vervoermiddelen waarvan gebruik is gemaakt, en

de naam en het erkenningsnummer van de opslagruimte en de voorwaarden waaronder de visserijproducten zich in dat derde land bevonden.

Wanneer op de betrokken soorten een door een regionale visserijorganisatie vastgestelde vangstdocumentatieregeling van toepassing is die uit hoofde van artikel 13 is erkend, kunnen de hierboven bedoelde documenten worden vervangen door het wederuitvoercertificaat in het kader van die vangstdocumentatieregeling, mits het derde land heeft voldaan aan de in dat verband geldende eisen inzake kennisgeving.

2.   Om visserijproducten die één enkele zending vormen en die zijn be- of verwerkt in een derde land, in te voeren moet de importeur bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van invoer een overeenkomstig het model in bijlage IV door het be- of verwerkingsbedrijf in dat derde land opgestelde en door de bevoegde autoriteiten van dat land bekrachtigde verklaring indienen:

a)

met een exacte vermelding van de niet-be- of -verwerkte producten, de be- of verwerkte producten en de respectieve hoeveelheden;

b)

met de vermelding dat de be- of verwerkte producten in het derde land zijn verkregen door be- of verwerking van vangsten die vergezeld gingen van door de vlaggenstaat gevalideerde vangstcertificaten, en

c)

vergezeld van:

i)

het oorspronkelijke vangstcertificaat, respectievelijk de oorspronkelijke vangstcertificaten, wanneer de betrokken vangsten volledig zijn gebruikt voor de verwerking van de visserijproducten die in één enkele zending zijn uitgevoerd, of

ii)

een kopie van het oorspronkelijke vangstcertificaat, respectievelijk de oorspronkelijke vangstcertificaten, wanneer de betrokken vangsten gedeeltelijk zijn gebruikt voor de verwerking van de visserijproducten die in één enkele zending zijn uitgevoerd.

Wanneer op de betrokken soorten onder een door een regionale visserijorganisatie vastgestelde vangstdocumentatieregeling van toepassing is die uit hoofde van artikel 13 is erkend, kan de verklaring worden vervangen door het wederuitvoercertificaat in het kader van die vangstdocumentatieregeling, mits het derde land van be- of verwerking heeft voldaan aan de in dat verband geldende eisen inzake kennisgeving.”.

10)

In artikel 16 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De importeur die visserijproducten in de Unie invoert, dient het in artikel 12, lid 4, bedoelde vangstcertificaat, samen met de in het aanhangsel van bijlage II genoemde vervoersgegevens daarvan, de in artikel 14, lid 2, bedoelde verklaring van het be- of verwerkingsbedrijf en de in de artikelen 12, 14 en 17 vereiste andere gegevens elektronisch in via Catch bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de visserijproducten moeten worden ingevoerd. Het vangstcertificaat wordt, samen met alle relevante begeleidende documenten, ten minste drie werkdagen vóór de geschatte tijd van aankomst op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Unie ingediend. De termijn van drie werkdagen kan worden aangepast naar gelang het soort visserijproduct, de afstand tot de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Unie of de gebruikte vervoersmiddelen. De bevoegde autoriteiten controleren alle ingediende documenten, in het bijzonder het vangstcertificaat op basis van risicobeheer in het licht van de informatie die is vervat in de kennisgeving welke overeenkomstig de artikelen 20 en 22 van de vlaggenstaat is ontvangen.”

.

11)

In artikel 17 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   De verificaties zijn gericht op de risico's die zijn vastgesteld op basis van op het niveau van de Unie vastgestelde risicobeheercriteria. Daarnaast kunnen de lidstaten met datzelfde doel aanvullende nationale criteria ontwikkelen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun nationale criteria en van alle actualiseringen daarvan. De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de Uniecriteria. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

.

12)

In artikel 27 wordt lid 8 vervangen door:

“8.   Vissersvaartuigen van de Unie worden niet opgenomen in de Unielijst van IOO-vaartuigen indien de vlaggenlidstaat op grond van deze verordening en Verordening (EG) nr. 1224/2009 maatregelen heeft genomen tegen overtredingen die ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 42 van deze verordening vormen, onverminderd eventuele maatregelen die door regionale organisaties voor visserijbeheer zijn genomen.”

.

13)

Aan artikel 38 worden de volgende punten toegevoegd:

“10.   eigendom, ook als uiteindelijke begunstigde zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*27), exploitatie of beheer van vissersvaartuigen die de vlag van dergelijke landen voeren is niet toegestaan voor marktdeelnemers uit de Unie. Eigenaren uit de Unie, met inbegrip van uiteindelijke begunstigden, van vissersvaartuigen die de vlag van dergelijke landen voeren, moeten binnen twee maanden na de bekendmaking van de lijst van niet-meewerkende derde landen een verzoek indienen om die vaartuigen overeenkomstig artikel 33 van deze verordening uit het register van die landen te schrappen. Indien dat verzoek niet rechtstreeks door de eigenaren, met inbegrip van de uiteindelijke begunstigden, kan worden ingediend, machtigen zij een natuurlijke of rechtspersoon om namens hen binnen de gestelde termijn een schrappingsverzoek in te dienen;

11.   vissersvaartuigen die de vlag van dergelijke landen voeren, krijgen geen toegang tot havendiensten en mogen geen aanlandings- of overladingsactiviteiten in havens van de Unie verrichten.

(*27)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).”."

14)

De titel van hoofdstuk IX wordt vervangen door:

Hoofdstuk IX

Procedures en handhaving ”.

15)

Artikel 42 wordt vervangen door:

“Artikel 42

Ernstige inbreuken

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “ernstige inbreuk” verstaan: alle inbreuken waarop deze verordening van toepassing is en die worden genoemd in artikel 90, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of die als een ernstige inbreuk worden beschouwd uit hoofde van artikel 90, lid 3, van diezelfde verordening.”.

16)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 42 bis

Procedures in geval van ernstige inbreuken

Onverminderd artikel 11, lid 4, en artikel 50 van deze verordening passen de lidstaten artikel 85 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 toe, indien er een ernstige inbreuk is geconstateerd.”.

17)

Artikel 43 wordt vervangen door:

“Artikel 43

Maatregelen en sancties

In geval van ernstige inbreuken passen de lidstaten maatregelen en sancties toe overeenkomstig titel VIII van Verordening (EG) nr. 1224/2009.”.

18)

De artikelen 44 tot en met 47 worden geschrapt;

19)

Artikel 54 wordt vervangen door:

“Artikel 54

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*28).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*28)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

20)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 54 bis

Bijlagen en documenten

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 54 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ter wijziging van bijlage I, bijlage II, met inbegrip van het aanhangsel ervan, en bijlage IV, alsmede ter aanvulling van deze verordening door de vaststelling en actualisering van een model voor het in artikel 14, lid 1, punt b), ii), bedoelde document, zodat rekening kan worden gehouden met internationale ontwikkelingen op het gebied van vangstdocumentatieregelingen, wetenschappelijke ontwikkelingen en de technische vooruitgang, met inbegrip van aanpassingen om het Catch-systeem ten uitvoer te kunnen leggen. De Commissie is tevens bevoegd om overeenkomstig artikel 54 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage I jaarlijks aan te passen op basis van de krachtens de hoofdstukken II, III, IV, V, VIII, X en XII verzamelde informatie.

Artikel 54 ter

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 12 bis, lid 3, en artikel 54 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12 bis, lid 3, en artikel 54 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*29).

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 12 bis, lid 3, en artikel 54 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

(*29)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

21)

Bijlage II en het aanhangsel daarbij worden vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

22)

In bijlage IV wordt de aanhef vervangen door:

“NUMMER VAN HET DOCUMENT (*30): …

Hierbij wordt bevestigd dat de be- of verwerkte visserijproducten … (omschrijving product en code gecombineerde nomenclatuur) zijn verkregen uit vangsten onder dekking van onderstaand vangstcertificaat/onderstaande vangstcertificaten:

(*30)  Nummer van het reisdocument invullen”."

Artikel 5

Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/1139

Verordening (EU) 2016/1139 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 12 wordt geschrapt.

2)

Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Tolerantiemarge

1.   In afwijking van artikel 14, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, tot 10 januari 2028 bedraagt de toegestane tolerantiemarge voor vangsten waarop deze verordening van toepassing is, en die ongesorteerd worden aangeland, 20 % per soort.

2.   Niettegenstaande lid 1 geldt voor aanlandingen in overeenkomstig artikel 14, lid 4, punt a), van Verordening (EG) nr. 1224/2009 op de lijst geplaatste havens de in dat punt vastgestelde tolerantiemarge.”.

Artikel 6

Wijziging van Verordening (EU) 2017/2403

In titel II van Verordening (EU) 2017/2403 wordt hoofdstuk VI geschrapt.

Artikel 7

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Artikel 1 is van toepassing met ingang van 10 januari 2026.

3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn de volgende punten van artikel 1 van toepassing met ingang van 9 januari 2024:

a)

de punten 7), 8), 9), 49), en 63);

b)

de delen van de punten 6), 13) en 51) die betrekking hebben op de ontwikkeling door de Commissie van:

volgsystemen voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter, krachtens artikel 9, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening;

visserijlogboeken en andere systemen voor vangstvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter, krachtens artikel 15 bis van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, en

een elektronisch systeem voor de registratie en rapportage van vangsten uit de recreatievisserij, overeenkomstig artikel 55, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening.

4.   In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn de definities van artikel 1, punt 1), van deze verordening van toepassing op elk artikel van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, vanaf de datum waarop dat gewijzigde artikel van toepassing wordt. Met betrekking tot elk ander artikel van Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn die definities van toepassing met ingang van 10 januari 2026.

5.   In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn de delen van de punten 11) en 20) van artikel 1 van deze verordening die betrekking hebben op de toegestane tolerantiemarge in respectievelijk in het visserijlogboek opgenomen schattingen uit hoofde van artikel 14, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, en in de aangifte van overlading opgenomen schattingen overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, van toepassing met ingang van 10 juli 2024.

6.   In afwijking van lid 2 van dit artikel is artikel 1, punt 76), met ingang van 1 januari 2026 van toepassing.

7.   In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn de punten 10), 14), 22), 36) tot en met 42) en 50) van artikel 1 van toepassing met ingang van 10 januari 2028.

8.   In afwijking van lid 2 van dit artikel is artikel 1, punten 58), 60) en 62), niet van toepassing op visserij zonder vaartuig tot 10 januari 2028.

9.   Artikel 2 is van toepassing met ingang van 9 januari 2024.

10.   Artikel 3 is van toepassing met ingang van 10 januari 2026.

11.   Artikel 4 is van toepassing met ingang van 10 januari 2026.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid zijn de punten 13), 19) en 20) van artikel 4 van toepassing met ingang van 9 januari 2024.

12.   Artikel 5, punt 1), is van toepassing met ingang van 10 januari 2028, en artikel 5, punt 2), is van toepassing met ingang van 10 juli 2024.

13.   Artikel 6 is van toepassing met ingang van 10 januari 2026.

14.   Niettegenstaande de leden 2 tot en met 13 van dit artikel zijn de bepalingen van deze verordening waarbij gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verleend, van toepassing met ingang van 9 januari 2024. De op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen zijn van toepassing met ingang van de in de leden 2 tot en met 13 van dit artikel en in alle andere bepalingen van deze verordening vastgestelde toepassingsdata, onverminderd de overgangsbepalingen van artikel 8.

Artikel 8

Overgangsbepalingen

1.   Wanneer de bepalingen van deze verordening van toepassing worden op bepaalde categorieën vaartuigen, met name vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter, op een latere datum dan 9 januari 2024, blijven de regels van Verordening (EG) nr. 1224/2009 die bij deze verordening worden gewijzigd of ingetrokken en die op de dag vóór die datum op die categorieën vaartuigen van toepassing zijn, met name de artikelen 14 tot en met 25 en artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, van toepassing op die categorieën vaartuigen tot de datum waarop de bepalingen van deze verordening op die categorieën vaartuigen van toepassing worden.

2.   Wat betreft vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter, zijn artikel 9, artikel 14, leden 1, 2 en 7 tot en met 12, de artikelen 15, 19 bis, 21 tot en met 24 en 48 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, van toepassing op die vaartuigen met ingang van 10 januari 2028.

3.   Tot 10 januari 2027 mogen de lidstaten voortgaan met het toepassen van steekproefplannen, controleplannen en gemeenschappelijke controleprogramma's als bedoeld in artikel 60, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 als gewijzigd bij deze verordening, die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en de artikelen 76 en 77 van, en de bijlagen XIX, XX en XXI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (30), zoals van toepassing op 9 januari 2024, en die nog geldig zijn.

4.   Van 10 juli 2024 tot en met 10 januari 2026 en, in afwijking van artikel 3, lid 1, punt b), artikel 3, lid 2, en artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008, zoals van toepassing op 8 januari 2024, vormt het niet nakomen van de verplichting om schattingen van hoeveelheden binnen de toegestane tolerantiemarge als bedoeld in artikel 90, lid 3, punt c), van Verordening (EG) nr. 1224/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, nauwkeurig te registreren een ernstige inbreuk wanneer aan een of meer van de overeenkomstige criteria van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 is voldaan.

5.   Voor de elektronische indiening via Catch van vangstcertificaten en alle andere daaraan gerelateerde documenten overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, zoals gewijzigd bij deze verordening, tot en met 10 januari 2028 mag de importeur vangstcertificaten en alle andere daaraan gerelateerde documenten gebruiken die zijn gevalideerd, bekrachtigd of ondertekend vóór 10 januari 2026 overeenkomstig de artikelen 12 en 14 van, en de bijlagen II en IV bij Verordening (EG) nr. 1005/2008, zoals van toepassing op het moment van hun validatie, bekrachtiging of ondertekening.

6.   Wat betreft de in artikel 38, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, zoals gewijzigd bij deze verordening, bedoelde verplichting van eigenaren uit de Unie, met inbegrip van uit eindelijke begunstigden, van vissersvaartuigen die de vlag voeren van derde landen die overeenkomstig artikel 33 van die verordening op de lijst van niet-meewerkende derde landen zijn opgenomen, om een verzoek in te dienen tot schrapping van die vaartuigen uit het register van dergelijke landen, wordt een dergelijk verzoek, met betrekking tot de landen die reeds op 9 januari 2024 op die lijst waren opgenomen, uiterlijk op 10 maart 2024 worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 22 november 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)   PB C 110 van 22.3.2019, blz. 118.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 17 oktober 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 november 2023.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(5)  Besluit 2011/443/EU van de Raad van 20 juni 2011 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB L 191 van 22.7.2011, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

(8)  Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).

(9)  Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (PB L 155 van 12.6.2019, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

(12)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

(13)  Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en Verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in verband met de aanlandingsverplichting, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad (PB L 133 van 29.5.2015, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2023/2124 van het Europees Parlement en de Raad van 4 oktober 2023 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het overeenkomstgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean, GFCM) (PB L, 2023/2124, 12.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2124/oj).

(15)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(16)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PB L 242 van 20.9.2011, blz. 2).

(17)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een systeem van de Unie om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(18)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(19)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(21)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(22)  Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18).

(23)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(24)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(25)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).

(26)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(27)  Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).

(28)  Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

(29)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(30)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Aan Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden de volgende bijlagen toegevoegd:

“BIJLAGE III

TOE TE WIJZEN PUNTEN AAN HOUDERS VAN VISVERGUNNINGEN UIT DE UNIE EN KAPITEINS UIT DE UNIE VOOR ERNSTIGE INBREUKEN

Artikel

Ernstige inbreuk

Punten

Artikel 90, lid 2, punt a)

Het vissen zonder een geldige visvergunning of vismachtiging of een geldig visdocument die of dat is afgegeven door de vlaggenstaat of de betrokken kuststaat.

7

Artikel 90, lid 2, punt b)

Het vervalsen of verborgen houden van kentekens, de identiteit of de registratie van een vissersvaartuig.

5

Artikel 90, lid 2, punt c)

Het verborgen houden van, knoeien met of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat verband houdt met een onderzoek.

5

Artikel 90, lid 2, punt d)

Het bemoeilijken van de werkzaamheden van functionarissen of waarnemers tijdens de uitvoering van hun taken.

7

Artikel 90, lid 2, punt e)

Het overladen zonder de vereiste machtiging of wanneer een dergelijke overlading verboden is.

7

Artikel 90, lid 2, punt f)

Het verrichten van overbrengingsactiviteiten of het kooien, met name zoals bedoeld in Verordening (EU) 2023/2053, in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

5

Artikel 90, lid 2, punt g)

Het overladen van vangsten vanaf of op, het verrichten van overbrengingsactiviteiten met, het deelnemen aan gezamenlijke visserijverrichtingen met, of het zorgen voor ondersteuning of bevoorrading van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer, zoals bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

7

Artikel 90, lid 2, punt h)

Het deelnemen aan de exploitatie, het beheer of de eigendom van, waaronder als uiteindelijk begunstigde zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, of het verlenen van diensten, waaronder logistieke diensten, verzekeringsdiensten en andere financiële diensten, aan marktdeelnemers die verbonden zijn met een vaartuig dat is opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer, zoals bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

7

Artikel 90, lid 2, punt i)

Het verrichten van visserijactiviteiten die in strijd zijn met de regels die van toepassing zijn in een voor de visserij beperkt gebied.

6

Artikel 90, lid 2, punt j)

Het vissen op, vangen, aan boord houden, overladen, aanlanden, opslaan, verkopen, uitstallen of te koop aanbieden van soorten waarvoor dergelijke activiteiten verboden zijn, onder de voorwaarden van de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) 2019/1241.

7

Artikel 90, lid 2, punt k)

Het verrichten van visserijactiviteiten met soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en waarvoor de marktdeelnemer geen quotum heeft of geen toegang heeft tot het quotum van de vlaggenlidstaat, soorten waarvoor het quotum is opgebruikt, of soorten waarvoor een visserijmoratorium of een tijdelijk verbod geldt of waarvoor het seizoen is gesloten, met uitzondering van incidentele vangsten, tenzij de activiteit een ernstige inbreuk is uit hoofde van artikel 90, lid 2, punt j).

7

Artikel 90, lid 2, punt m)

Het gebruiken van verboden vistuig of methoden als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2019/1241 of andere gelijkwaardige regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

7

Artikel 90, lid 2, punt n)

Het vervalsen van documenten, informatie of gegevens, op papier of in elektronische vorm, als bedoeld in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

5

Artikel 90, lid 2, punt o)

Het manipuleren van een motor of apparatuur voor permanente controle van het motorvermogen met als doel het vermogen van het vaartuig op te voeren tot boven het op het motorcertificaat vermelde maximaal continu vermogen.

6

Artikel 90, lid 2, punt p)

Het verrichten van visserijactiviteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van dwangarbeid, zoals gedefinieerd in artikel 2 van IAO-Verdrag nr. 29 betreffende dwangarbeid.

7

Artikel 90, lid 3, punt a)

Het gebruiken van vervalste of ongeldige documenten, informatie of gegevens, op papier of in elektronische vorm, als bedoeld in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

5

Artikel 90, lid 3, punt b)

Het niet-nakomen van de verplichtingen om gegevens met betrekking tot visserijactiviteiten, met inbegrip van gegevens die door volgsystemen voor vaartuigen moeten worden doorgestuurd, evenals gegevens over voorafgaande kennisgevingen, vangstaangiften, aangiften van overlading, visserijlogboeken, aangiften van aanlanding, weeggegevens, aangiften van overname, vervoersdocumenten of verkoopdocumenten, nauwkeurig te registreren, op te slaan en te melden, zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met uitzondering van de verplichting met betrekking tot de tolerantiemarge als bedoeld in artikel 90, lid 3, punt c).

3

Artikel 90, lid 3, punt c)

Het niet-nakomen van de verplichting om schattingen van de hoeveelheden binnen de toegestane tolerantiemarge nauwkeurig te registreren overeenkomstig artikel 14, leden 3 en 4, en artikel 21, lid 3, van deze verordening en artikel 13 van Verordening (EU) 2016/1139.

3

Artikel 90, lid 3, punt d)

Het niet-nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de kenmerken of het gebruik van vistuig, akoestische afschrikapparatuur, selectiviteits- en visaantrekkende voorzieningen, met name wat betreft markering en identificatie, gebieden, diepten, perioden, aantal vistuigen en maaswijdte, of van de uitrusting voor sortering, waterscheiding of verwerking, of het niet-naleven van maatregelen ter beperking van incidentele vangsten van kwetsbare soorten zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, tenzij de activiteit uit hoofde van artikel 90, lid 2, een ernstige inbreuk vormt.

4

Artikel 90, lid 3, punt e)

Het niet aan boord van het vissersvaartuig brengen en houden, waaronder door slipping, of het niet aanlanden of, indien van toepassing, overladen of overbrengen van soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen, waaronder vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die van toepassing zijn op de betreffende visserijvormen of in de betreffende visserijgebieden.

5

Artikel 90, lid 3, punt f)

Het verrichten van visserijactiviteiten in het gebied van een regionale organisatie voor visserijbeheer op een wijze die onverenigbaar is met of indruist tegen de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, tenzij de activiteit uit hoofde van artikel 90, lid 2, of uit hoofde van andere punten van artikel 90, lid 3, een ernstige inbreuk vormt.

5

Artikel 90, lid 3, punt i)

Het plegen van meerdere inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

5

Artikel 90, lid 3, punt k)

Het gebruiken van een motorvermogen dat hoger is dan het in het vissersvlootregister van de lidstaat gecertificeerde en geregistreerde maximale continue motorvermogen.

5

Artikel 90, lid 3, punt l)

Het aanlanden in havens van derde landen zonder voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 19 bis.

5

Artikel 90, lid 3, punt n)

Het zich illegaal ontdoen van vistuig of op zee achtergelaten vistuig vanaf een vissersvaartuig.

5

Artikel 90, lid 3, punt j)

Het verrichten van een van de in artikel 90, lid 2, punt g), bedoelde activiteiten met betrekking tot een vaartuig dat IOO-visserij bedrijft als omschreven in Verordening (EG) nr. 1005/2008 en niet is opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer.

5

BIJLAGE IV (1)

CRITERIA TER KWALIFICERING VAN EEN ACTIVITEIT ALS EEN ERNSTIGE INBREUK OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 90, LID 3

Activiteit

Criterium

Artikel 90, lid 3, punt a)

Het gebruiken van vervalste of ongeldige documenten, informatie of gegevens, op papier of in elektronische vorm, als bedoeld in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

a)

Documenten, gegevens of informatie die opzettelijk in het eigen belang of in het belang van derden worden gebruikt om een voordeel te verkrijgen;

b)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt a), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt b)

Het niet-nakomen van de verplichtingen om gegevens met betrekking tot visserijactiviteiten, met inbegrip van gegevens die door volgsystemen voor vaartuigen moeten worden doorgestuurd, evenals gegevens over voorafgaande kennisgevingen, vangstaangiften, aangiften van overlading, visserijlogboeken, aangiften van aanlanding, weeggegevens, aangiften van overname, vervoersdocumenten of verkoopdocumenten, nauwkeurig te registreren, op te slaan en te melden, zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met uitzondering van de verplichting met betrekking tot de tolerantiemarge als bedoeld in artikel 90, lid 3, punt c).

a)

Wanneer de visserijproducten in verband met de inbreuk 10 % of meer van het totale gewicht van de betrokken producten uitmaken;

b)

nalaten vangsten te registreren en te melden van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten per soort, trek, gebied, dag of visreis, afhankelijk van de ernst van de overtreding die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet worden vastgesteld, met name rekening houdend met de aard en de omvang van de activiteit, met inbegrip van de schade aan of de omvang van de schade aan de betrokken visbestanden en het betrokken mariene milieu;

c)

verstoring van de installatie of werking van het volgsysteem voor vaartuigen, het automatische identificatiesysteem, het visserijlogboek, het REM-systeem, het weegsysteem, het volgsysteem voor het continue motorvermogen of enig ander toepasselijk volgsysteem van de lidstaat, met inbegrip van de uitschakeling ervan, tenzij de bevoegde autoriteiten daartoe toestemming hebben gegeven;

d)

geen gegevens en informatie geregistreerd of toegezonden aan het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat;

e)

de autoriteiten van de lidstaat niet in kennis stellen van een defect volgsysteem voor vaartuigen, automatisch identificatiesysteem, visserijlogboek, REM-systeem of enig ander volgapparaat of -systeem dat vereist is op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

f)

niet doorgeven van de gegevens over visserijactiviteiten en visserijverrichtingen, met inbegrip van verkoopdocumenten, wanneer de aanlanding, overlading of visserijverrichting buiten de Uniewateren heeft plaatsgevonden;

g)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt b), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt c)

Het niet-nakomen van de verplichting om schattingen van de hoeveelheden binnen de toegestane tolerantiemarge nauwkeurig te registreren overeenkomstig artikel 14, leden 3 en 4, artikel 21, lid 3, van deze verordening en artikel 13 van Verordening (EU) 2016/1139.

a)

Wanneer de hoeveelheid visserijproducten die de toegestane tolerantiemarge overschrijdt, gelijk is aan of groter is dan 100 % van de toegestane tolerantiemarge, berekend als toegestane hoeveelheid in procenten of kilogram, of, in de gevallen die vallen onder artikel 14, lid 4, punt a), wanneer de hoeveelheid visserijproducten die de toegestane tolerantiemarge overschrijdt, 50 % of meer bedraagt van de toegestane tolerantiemarge, berekend als toegestaan percentage;

b)

niettegenstaande het criterium onder punt a), tot en met 10 januari 2028, voor soorten die in de ringzegenvisserij op tropische tonijn worden gevangen en ongesorteerd worden aangeland en die 2 % of meer vertegenwoordigen van het gewicht van alle aangelande soorten en waarop artikel 14, lid 4, punt a), niet van toepassing is: wanneer het verschil tussen de in het visserijlogboek geregistreerde schattingen en de aangelande of uit een inspectie voortvloeiende hoeveelheden gelijk is aan of groter is dan 25 % per soort;

c)

niettegenstaande het criterium onder punt a), tot en met 10 januari 2028, voor soorten die vallen onder artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1139: wanneer het verschil tussen de in het visserijlogboek geregistreerde schattingen en de aangelande of uit een inspectie voortvloeiende hoeveelheden gelijk is aan of groter is dan 25 % per soort;

d)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt c), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt d)

Het niet-nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de kenmerken of het gebruik van vistuig, akoestische afschrikapparatuur, selectiviteits- en visaantrekkende voorzieningen, met name wat betreft markering en identificatie, gebieden, diepten, perioden, aantal vistuigen en maaswijdten, of van de uitrusting voor sortering, waterscheiding of verwerking, of het niet-naleven van maatregelen ter beperking van incidentele vangsten van kwetsbare soorten zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, tenzij de activiteit uit hoofde van artikel 90, lid 2, een ernstige inbreuk vormt.

a)

Meer dan de helft van het passief vistuig en de visaantrekkende voorzieningen hebben geen correcte markering of een onjuiste markering, etikettering of verwante kenmerken;

b)

meer dan 10 % van de vereiste akoestische afschrikapparatuur wordt niet gebruikt of meer dan 10 % van de vereiste akoestische afschrikapparatuur werkt niet naar behoren;

c)

het aantal gebruikte passieve vistuigen en visaantrekkende voorzieningen is 10 % groter dan het toegestane aantal;

d)

het actieve vistuig of een deel ervan is 10 % groter dan de toegestane afmetingen;

e)

de selectiviteitskenmerken van vistuig, zoals vereist op grond van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, worden gewijzigd door de afmetingen van de onderdelen van het vistuig die de selectiviteit bepalen, zoals maaswijdte, diameter van het garen of haakgrootte, te verkleinen met 3 mm of met 5 %, indien dat meer is;

f)

het niet inzetten van andere methoden en voorzieningen overeenkomstig de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid om de selectiviteit te optimaliseren, zoals ontsnappingspanelen, sorteerroosters of ontsnappingsopeningen;

g)

het gebruik van voorzieningen die de selectiviteitskenmerken van vistuig of de onder punt f) bedoelde methoden en voorzieningen belemmeren of anderszins aantasten;

h)

de uitrusting aan boord voor sortering of waterscheiding wordt gebruikt voor soorten waarvoor het gebruik van dergelijke voorzieningen verboden is en waarvoor vangstmogelijkheden, meerjarenplannen, inspectie- en controleplannen of de aanlandingsverplichting gelden;

i)

vistuig wordt gebruikt op een plaats waar de afstand tot de kust meer dan 10 % afwijkt van de toegestane afstand of waar de zeediepte afwijkt van de toegestane diepte;

j)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt d), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt e)

Het niet aan boord van het vissersvaartuig brengen en houden, waaronder door slipping, of het niet aanlanden of, indien van toepassing, overladen of overbrengen van soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen, waaronder vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die van toepassing zijn op visserijvormen of in visserijgebieden.

a)

De vangsten in verband met de inbreuk vertegenwoordigen een waarde die gelijk is aan of groter is dan 1 000  EUR, of die 10 % bedraagt van de totale waarde van de betrokken visserijproducten, of hoeveelheden van 200 kg of meer;

b)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt e), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt f)

Het verrichten van visserijactiviteiten in het gebied van een regionale organisatie voor visserijbeheer op een wijze die onverenigbaar is met of indruist tegen de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, tenzij de activiteit uit hoofde van artikel 90, lid 2, of uit hoofde van andere punten van artikel 90, lid 3, een ernstige inbreuk vormt.

a)

De inbreuk wordt aangemerkt als een ernstige inbreuk op grond van de toepasselijke regels van een regionale organisatie voor visserijbeheer;

b)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt f), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt g)

Het in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de handel brengen van visserij- of aquacultuurproducten, tenzij de activiteit uit hoofde van artikel 90, lid 2, of uit hoofde van andere punten van artikel 90, lid 3, een ernstige inbreuk vormt.

a)

Marktdeelnemers, kapiteins of hun vertegenwoordigers verrichten de eerste verkoop bij een niet-geregistreerd veilingcentrum of een niet-geregistreerde koper of producentenorganisatie;

b)

afwezigheid van de verplichte minimuminformatie voor consumenten, zoals bepaald in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1379/2013, voor partijen van 20 kg of meer of met een waarde gelijk aan of groter dan 1 000  EUR;

c)

onvolledige traceerbaarheidsinformatie voor partijen van 20 kg of meer of met een waarde gelijk aan of groter dan 1 000  EUR;

d)

de producten worden ingevoerd in strijd met Verordening (EG) nr. 1005/2008;

e)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt g), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt h)

Het in strijd met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid verrichten van recreatievisserijactiviteiten of het verkopen van visserijproducten afkomstig van de recreatievisserij.

a)

De verkoop van visserijproducten afkomstig van de recreatievisserij met een waarde gelijk aan of groter dan 50 EUR of hoeveelheden van ten minste 10 kg;

b)

twee of meer van de bewaarde exemplaren zijn niet toegestaan of een of meer exemplaren zijn verboden soorten;

c)

25 % of meer van de aan boord gehouden exemplaren voldoen niet aan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;

d)

het houden van hoeveelheden soorten die de meeneemlimieten of vangstbeperkingen overschrijden of die de toepasselijke quota met 50 % overschrijden;

e)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt h), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk is gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt i)

Het plegen van meerdere inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Het plegen van drie of meer in artikel 90, lid 3, bedoelde inbreuken die tijdens dezelfde inspectie of surveillance of tijdens hetzelfde onderzoek worden vastgesteld en individueel niet als ernstig worden beschouwd.

Artikel 90, lid 3, punt j)

Het verrichten van een van de in artikel 90, lid 2, punt g), bedoelde activiteiten met betrekking tot een vaartuig dat IOO-visserij bedrijft als omschreven in Verordening (EG) nr. 1005/2008 en niet is opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer.

a)

Het overladen van of naar of het uitvoeren van overbrengingsactiviteiten met, het deelnemen aan gezamenlijke visserijactiviteiten met, het ondersteunen of bevoorraden van een vaartuig in verband met een visreis waarbij dat vaartuig is gebruikt om een ernstige inbreuk te plegen;

b)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt j), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk is gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt k)

Het gebruiken van een motorvermogen dat hoger is dan het in het vissersvlootregister van de lidstaat gecertificeerde en geregistreerde maximale continue motorvermogen.

a)

Het verschil tussen het geverifieerde vermogen en het gecertificeerde en geregistreerde vermogen is groter is dan 20 %;

b)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt k), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt l)

Het aanlanden in havens van derde landen zonder voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 19 bis.

De bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt l), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt m)

Het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, met inbegrip van de handel in, de invoer, uitvoer, verwerking en het in de handel brengen van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij.

a)

Niet alle wettelijk vereiste documenten zijn overgelegd of ingediend;

b)

invoeren in gevallen waarin de invoer is geweigerd op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

c)

invoeren zonder te voldoen aan artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

d)

het vaartuig is opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Unie of van een regionale organisatie voor visserijbeheer;

e)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft bevestigd dat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon een ernstige inbreuk uit hoofde van artikel 90, lid 3, punt m), heeft gepleegd of daarvoor aansprakelijk is gesteld in een definitieve uitspraak of beslissing die is uitgevaardigd gedurende de laatste twaalf maanden vóór de datum waarop de onderhavige inbreuk werd gepleegd.

Artikel 90, lid 3, punt n)

Het zich illegaal ontdoen van vistuig of op zee achtergelaten vistuig vanaf een vissersvaartuig.

a)

De verwijdering van het vistuig geschiedt opzettelijk en leidt (waarschijnlijk) tot ernstige schade aan het mariene milieu, met inbegrip van de mariene biologische rijkdommen en de mariene ecosystemen;

b)

de verwijdering geschiedt opzettelijk en vindt plaats in een voor de visserij beperkt gebied;

c)

de verwijdering geschiedt opzettelijk en heeft betrekking op vistuig dat verboden is op grond van artikel 7, lid 1, punten a), b), c), d) en g), van Verordening (EU) 2019/1241.


(1)  Bij de berekening van de waarde van de visserij- of aquacultuurproducten die door het plegen van een in deze bijlage bedoelde inbreuk zijn verkregen, houden de lidstaten rekening met de nationale prijzen bij de eerste verkoop, de prijzen die op de voor de betrokken soort en het betrokken visserijgebied voornaamste internationale markten worden gehanteerd, of de prijzen van de Waarnemingspost voor de EU-markt voor visserij- en aquacultuurproducten (Eumofa) op het tijdstip waarop de inbreuk werd gepleegd.


BIJLAGE II

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 en het aanhangsel bij die bijlage worden vervangen door:

“BIJLAGE II

Vangstcertificaat en wederuitvoercertificaat van de Europese Unie

Image 1

Image 2

Image 3

Aanhangsel

VERVOERSGEGEVENS  (1)

1.

Land van uitvoer

Haven/luchthaven/ander

vertrekpunt

2.

Handtekening exporteur:

3.

Plaats van bestemming

Naam en vlag van het vaartuig

Vluchtnummer/nummer luchtvrachtbrief

Nationaliteit en registratienummer vrachtwagen

Nummer spoorvrachtbrief

Nummer vrachtbrief

Andere vervoersdocumenten (bijv. vrachtbrief, CMR-vrachtbrief (2), luchtvrachtbrief)

Nummer(s) van de container(s)

lijst bijgevoegd

Naam

Adres

Handtekening

”.

(1)  Indien gebruik wordt gemaakt van meerdere vervoerswijzen of meerdere zendingen, moet de informatie over het vervoer worden verstrekt voor elke vervoerswijze die voor de zendingen is gebruikt.

(2)  Overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg.


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2842/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top