Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1584

    Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1584 van de Commissie van 1 augustus 2023 betreffende maatregelen ter voorkoming van de vestiging en verspreiding van Popillia japonica Newman en betreffende maatregelen voor de uitroeiing en inperking van dat plaagorganisme in bepaalde afgebakende gebieden van het grondgebied van de Unie

    C/2023/5008

    PB L 194 van 2.8.2023, p. 17–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/1584/oj

    2.8.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 194/17


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1584 VAN DE COMMISSIE

    van 1 augustus 2023

    betreffende maatregelen ter voorkoming van de vestiging en verspreiding van Popillia japonica Newman en betreffende maatregelen voor de uitroeiing en inperking van dat plaagorganisme in bepaalde afgebakende gebieden van het grondgebied van de Unie

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 28, lid 1, punten d), e), f), g), h) en i), en artikel 28, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In deel B van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2) is de lijst vastgesteld van EU-quarantaineorganismen waarvan bekend is dat zij op het grondgebied van de Unie voorkomen.

    (2)

    Popillia japonica Newman (“het gespecificeerde plaagorganisme”) is in die lijst opgenomen, aangezien bekend is dat het in bepaalde delen van het grondgebied van de Unie voorkomt. Het is een polyfaag plaagorganisme waarvan geweten is dat het gevolgen heeft voor veel verschillende plantensoorten op het grondgebied van de Unie.

    (3)

    De planten waaraan het gespecificeerde plaagorganisme de voorkeur geeft als waardplanten (“de gespecificeerde planten”) moeten in de lijst worden opgenomen en moeten in de besmette zones worden onderworpen aan bepaalde uitroeiings- of inperkingsmaatregelen, naargelang het geval.

    (4)

    Het gespecificeerde plaagorganisme is ook opgenomen in de lijst van prioritaire plaagorganismen in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1702 van de Commissie (3).

    (5)

    Met het oog op vroegtijdige detectie en uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van de Unie moeten de lidstaten jaarlijkse onderzoeken uitvoeren met gebruikmaking van methoden die in overeenstemming zijn met de meest recente wetenschappelijke en technische informatie. Vallen vormen een belangrijke vangmethode met betrekking tot het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van de Unie en moeten op grote schaal worden gebruikt. De jaarlijkse onderzoeken moeten ten minste betrekking hebben op de planten die het vaakst door het gespecificeerde plaagorganisme worden besmet (“gespecificeerde planten”).

    (6)

    Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 moet elke lidstaat voor elk prioritair plaagorganisme een noodplan opstellen en dat regelmatig bijwerken. Gezien de ervaring met eerdere uitbraken moeten specifieke regels ter uitvoering van artikel 25 van Verordening (EU) 2016/2031 worden vastgesteld om te voorzien in een alomvattend noodplan voor het geval dat het gespecificeerde plaagorganisme in de Unie wordt aangetroffen.

    (7)

    Om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien en de verspreiding ervan op het grondgebied van de Unie te voorkomen, moeten de lidstaten afgebakende gebieden — bestaande uit een besmette zone en een bufferzone — instellen en in die gebieden uitroeiingsmaatregelen treffen. Gezien het vermogen van het gespecificeerde plaagorganisme om zich te verspreiden, moeten bufferzones een breedte van minstens 5 km buiten de grens van de besmette zone hebben.

    (8)

    Bij geïsoleerde vondsten van het gespecificeerde plaagorganisme hoeft er, indien het gespecificeerde organisme onmiddellijk wordt uitgeroeid en er aanwijzingen zijn dat de planten besmet waren vóórdat zij werden binnengebracht in het gebied waar de vondst is gedaan, of dat het gespecificeerde plaagorganisme zich niet heeft voortgeplant en de vondst naar verwachting niet tot vestiging zal leiden, geen verplichting te bestaan om een afgebakend gebied in te stellen. Dit is de meest gepaste aanpak, mits onderzoeken worden verricht om te bevestigen dat het gespecificeerde plaagorganisme niet aanwezig is.

    (9)

    In bepaalde delen van het grondgebied van de Unie is het niet langer mogelijk het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien. De betrokken lidstaten moeten daarom de mogelijkheid krijgen om in die gebieden maatregelen voor de inperking, in plaats van de uitroeiing, van dat plaagorganisme toe te passen. Die maatregelen moeten een zorgvuldige aanpak van de onderzoeken waarborgen en meer voorzorgsmaatregelen garanderen, voornamelijk bij het bepalen van de omvang van de besmette zone en de respectieve bufferzone. Bufferzones in afgebakende inperkingsgebieden moeten een breedte van minstens 15 km buiten de grens van de besmette zone hebben, wat breder is dan bufferzones in afgebakende uitroeiingsgebieden, om te vermijden dat het gespecificeerde plaagorganisme zich naar de rest van het grondgebied van de Unie verspreidt.

    (10)

    Met het oog op een overzicht van de verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van de Unie, moeten de lidstaten de Commissie en de andere lidstaten in kennis stellen van elk afgebakend inperkingsgebied dat zij voornemens zijn aan te wijzen of te wijzigen. Dit is noodzakelijk voor de herziening van deze verordening en voor het bijhouden van een actuele lijst van afgebakende inperkingsgebieden.

    (11)

    Om te waarborgen dat de uitroeiingsmaatregelen onmiddellijk worden uitgevoerd en om verdere verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme naar de rest van het grondgebied van de Unie te voorkomen, moeten de onderzoeken van de bufferzones jaarlijks in de meest geschikte tijd van het jaar en met voldoende intensiteit worden uitgevoerd, rekening houdend met de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om de waardplanten in de besmette zones verder te monitoren met het oog op inperking.

    (12)

    De bepalingen van deze verordening betreffende de noodplannen moeten met ingang van 1 augustus 2023 van toepassing zijn om de lidstaten voldoende tijd te geven om die plannen op te stellen.

    (13)

    De bepalingen van deze verordening betreffende de uitvoering van onderzoeken in afgebakende gebieden op basis van de algemene richtsnoeren voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken naar plaagorganismen bij planten van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (4) moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025 voor onderzoeken in afgebakende gebieden en met ingang van 1 januari 2026 voor onderzoeken op het grondgebied van de Unie buiten de afgebakende gebieden, zodat de bevoegde autoriteiten voldoende tijd hebben om dergelijke onderzoeken te plannen, de opzet ervan uit te werken en er voldoende middelen voor beschikbaar te stellen.

    (14)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening voorziet in maatregelen om te voorkomen dat Popillia japonica Newman zich op het op dat grondgebied van de Unie vestigt en verspreidt, maatregelen om dit plaagorganisme uit te roeien wanneer het op het grondgebied van de Unie wordt aangetroffen, en maatregelen om het in te perken indien uitroeiing niet meer mogelijk is.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1)

    “gespecificeerd plaagorganisme”: Popillia japonica Newman;

    2)

    “waardplanten”: alle voor opplant bestemde planten met groeimedia, bedoeld om de levenskracht van de planten te handhaven, met uitzondering van planten in weefselkweek en waterplanten;

    3)

    “gespecificeerde planten”: de in de lijst in bijlage I opgenomen voor opplant bestemde planten met groeimedia, bedoeld om de levenskracht van de planten te handhaven, met uitzondering van planten in weefselkweek en waterplanten;

    4)

    “afgebakend inperkingsgebied”: een in de lijst in bijlage II opgenomen gebied waar het gespecificeerde plaagorganisme niet kan worden uitgeroeid;

    5)

    “de onderzoeksrichtsnoeren”: de publicatie “Pest survey card on Popillia japonica” (richtsnoeren voor onderzoek naar Popillia japonica(5) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA);

    6)

    “algemene richtsnoeren voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken”: de publicatie “General guidelines for statistically sound and risk-based surveys of plant pests” (algemene richtsnoeren voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken naar plaagorganismen bij planten) van de EFSA.

    Artikel 3

    Onderzoeken van het grondgebied van de Unie buiten de afgebakende gebieden

    1.   De bevoegde autoriteiten voeren jaarlijks risicogebaseerde onderzoeken naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme buiten de afgebakende gebieden uit in die delen van het grondgebied van de Unie waar het plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, maar zich wel zou kunnen vestigen; zij houden daarbij rekening met de informatie waarnaar in de onderzoeksrichtsnoeren wordt verwezen.

    2.   De onderzoeksopzet en het bemonsteringsschema van het onderzoek moeten in overeenstemming zijn met de algemene richtsnoeren voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken, zodat een gering aanwezigheidsniveau van het gespecificeerde plaagorganisme in de betrokken lidstaat met een voldoende mate van betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.

    3.   De onderzoeken worden uitgevoerd:

    a)

    op basis van het niveau van het fytosanitaire risico;

    b)

    in risicogebieden in de open lucht zoals velden, boomgaarden/wijngaarden, kwekerijen, openbare locaties, gebieden met gras zoals sportvelden en golfterreinen, de omgeving van luchthavens, havens en treinstations, alsook in kassen en tuincentra, en in het bijzonder in gebieden in de buurt van vervoersassen die een verbinding vormen met gebieden waarvan bekend is dat het plaagorganisme er voorkomt;

    c)

    in de tijd van het jaar waarin het gespecificeerde plaagorganisme gezien de biologische eigenschappen ervan en de aanwezigheid van gespecificeerde planten kan worden gedetecteerd.

    4.   De onderzoeken bestaan uit:

    a)

    het gebruik van vallen met lokmiddelen om het gespecificeerde plaagorganisme aan te trekken, en

    b)

    in voorkomend geval, visuele controles van de gespecificeerde planten.

    Artikel 4

    Noodplannen

    1.   Naast de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde elementen, voorzien de lidstaten in hun noodplannen in het volgende:

    a)

    maatregelen voor de uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme zoals vastgelegd in artikel 9;

    b)

    bijzondere voorschriften voor het binnenbrengen op en het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van waardplanten zoals vastgesteld in de bijlagen VII en VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072;

    c)

    procedures voor het identificeren van de eigenaren van privéterreinen waar maatregelen zullen moeten worden genomen indien het gespecificeerde plaagorganisme wordt aangetroffen.

    2.   De lidstaten actualiseren hun noodplannen, voor zover nodig, uiterlijk op 31 december van elk jaar.

    Artikel 5

    Instelling van afgebakende gebieden

    1.   Wanneer de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme officieel is bevestigd, stelt de betrokken lidstaat onverwijld een afgebakend gebied in om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien.

    2.   Nadat de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme officieel is bevestigd en het in lid 1 bedoelde afgebakende gebied is ingesteld, bepalen de bevoegde autoriteiten onverwijld het besmettingsniveau door middel van adequate visuele controles en het gebruik van vallen met lokmiddelen om het gespecificeerde plaagorganisme aan te trekken.

    3.   Wanneer op basis van de resultaten van de in artikel 7 bedoelde onderzoeken of de resultaten van de in lid 2 bedoelde inspecties wordt geconcludeerd dat de mate van besmetting met het gespecificeerde plaagorganisme zo hoog is dat uitroeiing niet mogelijk is, verstrekken de bevoegde autoriteiten de Commissie onmiddellijk de gegevens over het afgebakende inperkingsgebied dat zij voornemens zijn aan te wijzen of te wijzigen, zodat dat gebied in de lijst van afgebakende inperkingsgebieden in bijlage II kan worden opgenomen.

    4.   Afgebakende gebieden bestaan uit:

    a)

    een besmette zone die het gebied waar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme officieel is bevestigd, omvat en die is omgeven door een gebied met een breedte van ten minste:

    i)

    1 km in het geval van een afgebakend gebied voor de uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme;

    ii)

    3 km in het geval van een afgebakend gebied voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme, en

    b)

    een bufferzone met een breedte van ten minste:

    i)

    5 km buiten de grens van de besmette zone in het geval van een afgebakend gebied voor de uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme;

    ii)

    15 km buiten de grens van de besmette zone in het geval van een afgebakend gebied voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme.

    5.   Bij het bepalen van de grenzen van het afgebakende gebied moet rekening worden gehouden met de wetenschappelijke beginselen, de biologische eigenschappen van het gespecificeerde plaagorganisme, het besmettingsniveau, de specifieke verdeling van de waardplanten in het betrokken gebied en het bewijsmateriaal inzake de vestiging van het gespecificeerde plaagorganisme.

    6.   Als de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme buiten de besmette zone wordt bevestigd, worden overeenkomstig artikel 9 uitroeiingsmaatregelen getroffen en worden de grenzen van de besmette zone en de bufferzone dienovereenkomstig herzien en gewijzigd.

    Wanneer de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme in de bufferzone van een afgebakend inperkingsgebied officieel is bevestigd, zijn de artikelen 17 en 18 van Verordening (EU) 2016/2031 van toepassing totdat de bevoegde autoriteiten het besmettingsniveau hebben bepaald. Indien uitroeiing niet mogelijk wordt geacht, is lid 3 van dit artikel van toepassing.

    7.   Binnen de afgebakende gebieden maken de bevoegde autoriteiten het publiek bewust van de dreiging die uitgaat van het gespecificeerde plaagorganisme en de maatregelen die zijn getroffen om de verdere verspreiding ervan buiten die gebieden te voorkomen.

    Zij zorgen ervoor dat professionele exploitanten en de algemene bevolking op de hoogte zijn van de grenzen van de afgebakende gebieden.

    Artikel 6

    Afwijkingen van de verplichting om afgebakende gebieden in te stellen

    1.   In afwijking van artikel 5, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten ervoor kiezen geen afgebakend gebied in te stellen, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    er is bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het gespecificeerde plaagorganisme zich niet heeft voortgeplant, en

    b)

    er is bewijsmateriaal waaruit blijkt dat:

    i)

    het gespecificeerde plaagorganisme in het gebied is binnengebracht met de planten waarop het werd gevonden en die planten besmet waren voordat zij in het betrokken gebied zijn binnengebracht, of

    ii)

    het om een geïsoleerde vondst gaat, die naar verwachting niet tot vestiging zal leiden.

    2.   Wanneer de bevoegde autoriteit gebruikmaakt van de in lid 1 bedoelde afwijking:

    a)

    treft zij maatregelen om te zorgen voor de snelle uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme en om de mogelijkheid van de verspreiding daarvan uit te sluiten;

    b)

    verhoogt zij onmiddellijk het aantal vallen en de frequentie waarmee de vallen in dat gebied worden gecontroleerd;

    c)

    intensiveert zij onmiddellijk de visuele controles van de aanwezigheid van volwassen exemplaren van het gespecificeerde plaagorganisme en controleert zij op gepaste tijdstippen graslanden en de bodem op de aanwezigheid van larven van het gespecificeerde plaagorganisme;

    d)

    onderzoekt zij, regelmatig en op intensieve wijze tijdens de vliegperiode van het gespecificeerde plaagorganisme, gedurende ten minste één levenscyclus van het gespecificeerde plaagorganisme plus één aanvullend jaar een breedte van minstens één km rond de besmette planten of de plaats waar het gespecificeerde organisme is gevonden;

    e)

    gaat zij na hoe de besmetting is ontstaan en traceert zij de met de vondst van het gespecificeerde plaagorganisme verband houdende routes zo ver mogelijk;

    f)

    maakt zij het publiek bewust van de dreiging die van het gespecificeerde plaagorganisme uitgaat, en

    g)

    neemt zij elke andere maatregel die het gespecificeerde plaagorganisme kan helpen uitroeien, overeenkomstig de in artikel 9 beschreven uitroeiingsmaatregelen.

    Artikel 7

    Jaarlijkse onderzoeken in afgebakende gebieden

    1.   De bevoegde autoriteiten voeren in de afgebakende gebieden jaarlijkse onderzoeken uit zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 om de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme te detecteren; zij houden daarbij rekening met de informatie waarnaar in de onderzoeksrichtsnoeren wordt verwezen.

    2.   De onderzoeksopzet is in overeenstemming met de algemene richtsnoeren voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken en de onderzoeksopzet en het bemonsteringsschema die voor de detectieonderzoeken worden gebruikt, waarborgen dat een besmettingsniveau van 1 % wordt opgespoord met een betrouwbaarheid van ten minste 95 %.

    3.   De jaarlijkse onderzoeken worden uitgevoerd:

    a)

    in de besmette zones, in het geval van afgebakende uitroeiingsgebieden;

    b)

    in de bufferzones in de afgebakende uitroeiingsgebieden en in de bufferzones in de afgebakende inperkingsgebieden;

    c)

    in locaties in de open lucht zoals velden, boomgaarden/wijngaarden, bossen, kwekerijen, privétuinen, openbare locaties, gebieden met gras zoals sportvelden en golfterreinen, de omgeving van luchthavens, havens en treinstations, alsook in kassen en tuincentra, en in het bijzonder in de gebieden in de buurt van vervoersassen die een verbinding vormen met gebieden waar het plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, en

    d)

    in de tijd van het jaar waarin het gespecificeerde plaagorganisme gezien de biologische eigenschappen ervan en de aanwezigheid van gespecificeerde planten kan worden gedetecteerd.

    4.   De jaarlijkse onderzoeken bestaan uit:

    a)

    het gebruik van vallen met lokmiddelen om het gespecificeerde plaagorganisme aan te trekken, in het geval van onderzoeken die in de besmette zones in de afgebakende uitroeiingsgebieden worden uitgevoerd;

    b)

    visuele controles van de gespecificeerde planten;

    c)

    het bemonsteren en testen van de bodem om de larven van het gespecificeerde plaagorganisme te detecteren.

    Artikel 8

    Opheffing van de afbakening

    De afbakening kan worden opgeheven wanneer het gespecificeerde plaagorganisme op basis van de in artikel 7 bedoelde onderzoeken gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren niet in het afgebakende gebied is aangetroffen.

    Artikel 9

    Uitroeiingsmaatregelen

    1.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat in de besmette zones de volgende maatregelen worden genomen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien:

    a)

    met betrekking tot de volwassen exemplaren van het gespecificeerde plaagorganisme, een combinatie van minstens twee van de volgende maatregelen:

    i)

    massavangst met lokmiddelen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het gespecificeerde plaagorganisme met passende methoden wordt vernietigd;

    ii)

    het aantrekken en doden van het gespecificeerde plaagorganisme (“attract-and-kill”);

    iii)

    manuele vangst van het gespecificeerde plaagorganisme, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het gespecificeerde plaagorganisme met passende methoden wordt vernietigd;

    iv)

    chemische behandelingen van de planten;

    v)

    biologische bestrijding (bijvoorbeeld met entomopathogene schimmels of andere doeltreffende biologische bestrijdingsmiddelen);

    vi)

    elke andere maatregel waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat hij doeltreffend is;

    b)

    met betrekking tot de larven van het gespecificeerde plaagorganisme, een combinatie van minstens twee van de volgende maatregelen:

    i)

    passende behandelingen van de bodem waarin larven van het gespecificeerde plaagorganisme aanwezig zijn;

    ii)

    biologische bestrijding (bijvoorbeeld met entomopathogene schimmels of nematoden of andere doeltreffende biologische bestrijdingsmiddelen);

    iii)

    een verbod op het irrigeren van graslanden tijdens de periode waarin de volwassenen exemplaren van het gespecificeerde plaagorganisme uit de bodem komen en tijdens hun vliegperiode;

    iv)

    frezen in gepaste tijden van het jaar om de larven in de bodem te vernietigen;

    v)

    lokale vernietiging van zwaar besmet grasland;

    c)

    tijdens de vliegperiode van het gespecificeerde plaagorganisme:

    i)

    specifieke maatregelen in luchthavens, havens en treinstations om ervoor te zorgen dat het gespecificeerde plaagorganisme niet in vliegtuigen, schepen of treinen terechtkomt, op basis van specifieke risicobeheerprocedures die schriftelijk aan de Commissie en de andere lidstaten zijn meegedeeld, en

    ii)

    een verbod op het verplaatsen van onbehandelde plantenresten vanuit een besmette zone, tenzij zij in gesloten voertuigen worden vervoerd en in een overdekte inrichting buiten het besmette gebied worden opgeslagen en gecomposteerd;

    d)

    een verbod op het verplaatsen van de bovenste bodemlaag en gebruikte groeimedia vanuit het besmette gebied, tenzij:

    i)

    zij zijn onderworpen aan gepaste maatregelen om het gespecificeerde plaagorganisme te elimineren of de besmetting van de gespecificeerde planten te voorkomen, of

    ii)

    zij onder toezicht van de bevoegde autoriteiten diep zullen worden begraven op een stortplaats, waarnaar zij worden vervoerd in gesloten voertuigen, zodat het gespecificeerde plaagorganisme zich niet kan verspreiden.

    2.   In de bufferzones zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de bovenste bodemlaag, gebruikte groeimedia en onbehandelde plantenresten alleen vanuit de bufferzone worden verplaatst als het gespecificeerde plaagorganisme daar niet in is aangetroffen.

    Artikel 10

    Inperkingsmaatregelen

    1.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat in de besmette zones de volgende maatregelen worden genomen om het gespecificeerde plaagorganisme in te perken:

    a)

    maatregelen om de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme te beheersen en de verdere verspreiding ervan te voorkomen door middel van een geïntegreerde aanpak, waaronder een of meer van de volgende maatregelen:

    i)

    massavangst met lokmiddelen of manuele vangst, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de gevangen exemplaren met passende methoden worden vernietigd, of aantrekken en doden (“attract-and-kill”);

    ii)

    biologische bestrijding, bijvoorbeeld met entomopathogene schimmels of entomopathogene nematoden;

    iii)

    chemische behandeling van de planten en/of gepaste behandeling van de bodem;

    iv)

    frezen in gepaste tijden van het jaar om de larven in de bodem te vernietigen;

    v)

    mechanische vernietiging van vegetatie in risicolocaties;

    b)

    tijdens de vliegperiode van het gespecificeerde plaagorganisme:

    i)

    specifieke maatregelen in luchthavens, havens en treinstations om ervoor te zorgen dat het gespecificeerde plaagorganisme niet in vliegtuigen, schepen of treinen terechtkomt, op basis van specifieke risicobeheerprocedures die schriftelijk aan de Commissie en de andere lidstaten zijn meegedeeld, en

    ii)

    een verbod op het verplaatsen van onbehandelde plantenresten vanuit een besmette zone, tenzij zij in gesloten voertuigen worden vervoerd en in een overdekte inrichting buiten het besmette gebied worden opgeslagen en gecomposteerd;

    c)

    een verbod op het verplaatsen van de bovenste bodemlaag en gebruikte groeimedia vanuit het besmette gebied, tenzij:

    i)

    zij zijn onderworpen aan gepaste maatregelen om het gespecificeerde plaagorganisme te elimineren of de besmetting van de gespecificeerde planten te voorkomen, of

    ii)

    zij onder toezicht van de bevoegde autoriteiten diep zullen worden begraven op een stortplaats, waarnaar zij worden vervoerd in gesloten voertuigen, zodat het gespecificeerde plaagorganisme zich niet kan verspreiden.

    2.   In de bufferzones zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de bovenste bodemlaag, gebruikte groeimedia en onbehandelde plantenresten alleen vanuit de bufferzone worden verplaatst als het gespecificeerde plaagorganisme niet is aangetroffen.

    Artikel 11

    Verslaglegging

    De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 30 april van elk jaar het volgende toekomen:

    a)

    een verslag over de in het voorgaande kalenderjaar overeenkomstig deze verordening getroffen maatregelen en over de resultaten van de in de artikelen 5 tot en met 10 bedoelde maatregelen;

    b)

    de resultaten van de buiten de afgebakende gebieden in het voorgaande kalenderjaar overeenkomstig artikel 3 uitgevoerde onderzoeken, overeenkomstig de in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie (6) bedoelde modellen;

    c)

    de resultaten van de in de afgebakende gebieden in het voorgaande kalenderjaar overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde onderzoeken, overeenkomstig een van de in bijlage III bedoelde modellen.

    Artikel 12

    Inwerkingtreding en datum van toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 3, lid 2, is van toepassing met ingang van 1 januari 2026.

    Artikel 4 is van toepassing met ingang van 1 augustus 2023.

    Artikel 7, lid 2, is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 1 augustus 2023.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).

    (3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1702 van de Commissie van 1 augustus 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad door de vaststelling van de lijst van prioritaire plaagorganismen (PB L 260 van 11.10.2019, blz. 8).

    (4)  EFSA, General guidelines for statistically sound and risk-based surveys of plant pests, 8 september 2020, doi:10.2903/sp.efsa.2020.EN-1919

    (5)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2019. Pest survey card on Popillia japonica. EFSA Supporting publications 2019:EN-1568. 22 blz. doi:10.2903/sp.efsa.2019.EN-1568

    (6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie van 27 augustus 2020 betreffende het formaat en de instructies voor de jaarlijkse verslagen over de resultaten van de onderzoeken en betreffende het formaat van de meerjarige onderzoekprogramma’s en de praktische regeling, die respectievelijk in de artikelen 22 en 23 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad zijn bepaald (PB L 280 van 28.8.2020, blz. 1).


    BIJLAGE I

    LIJST VAN GESPECIFICEERDE PLANTEN

    Acer L.

    Actinidia Lindley

    Aesculus L.

    Alcea L.

    Alnus Mill.

    Althaea L.

    Ampelopsis A. Rich. ex Michx.

    Aronia Medikus

    Artemisia L.

    Asparagus Tourn. ex L.

    Berchemia Neck. ex DC.

    Betula L.

    Carpinus L.

    Castanea Mill.

    Clethra L.

    Convolvulus L.

    Corylus L.

    Crategus L.

    Cyperaceae Juss.

    Dioscorea L.

    Fallopia Lour.

    Filipendula Mill.

    Fragaria L.

    Glycine Willd.

    Hibiscus L.

    Humulus L.

    Hypericum Tourn. ex L.

    Juglans L.

    Kerria D.C.

    Lagerstroemia L.

    Lythrum L.

    Malus Mill.

    Malva Tourn. ex L.

    Medicago L.

    Melia L.

    Morus L.

    Oenothera L.

    Parthenocissus Planch.

    Persicaria (L.) Mill.

    Phaseolus L.

    Platanus L.

    Poaceae Barnhart

    Populus L.

    Prunus L.

    Pteridium Gled. ex Scop.

    Pyrus L.

    Quercus L.

    Reynoutria Houtt.

    Rheum L.

    Ribes L.

    Robinia L.

    Rosa L.

    Rubus L.

    Rumex L.

    Salix L.

    Sassafras L. ex Nees

    Smilax L.

    Solanum L.

    Sorbus L.

    Tilia L.

    Toxicodendron Mill.

    Trifolium Tourn. ex L.

    Ulmus L.

    Urtica L.

    Vaccinium L.

    Vitis L.

    Wisteria Nutt.

    Zelkova Spach


    BIJLAGE II

    LIJST VAN AFGEBAKENDE INPERKINGSGEBIEDEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, PUNT 4

    1.   Italië

    Nummer/naam van het afgebakende gebied

    Zone van het afgebakende gebied

    Regio

    Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen

    1.

    Besmette zone

    Lombardije

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Bergamo

    Ambivere, Arzago d’Adda, Bottanuco, Brembate, Brembate di Sopra, Brignano Gera d’Adda, Calusco d’Adda, Calvenzano, Canonica d’Adda, Capriate San Gervasio, Caprino Bergamasco, Caravaggio, Carvico, Casirate d’Adda, Castel Rozzone, Chignolo d’Isola, Cisano Bergamasco, Curno, Fara Gera d’Adda, Filago, Madone, Mapello, Medolago, Misano di Gera d’Adda, Mozzo, Ponte San Pietro, Pontida, Pontirolo Nuovo, Solza, Sotto il Monte Giovanni XXIII, Suisio, Terno d’Isola, Torre de” Busi, Treviglio, Valbrembo, Villa d’Adda.

    Provincia di Como

    Albavilla, Albese con Cassano, Albiolo, Alserio, Alta Valle Intelvi, Alzate Brianza, Anzano del Parco, Appiano Gentile, Arosio, Asso, Beregazzo con Figliaro, Binago, Bizzarone, Blevio, Bregnano, Brenna, Brunate, Bulgarograsso, Cabiate, Cadorago, Campione d’Italia, Cantù, Canzo, Capiago Intimiano, Carate Urio, Carbonate, Carimate, Carugo, Caslino d’Erba, Casnate con Bernate, Cassina Rizzardi, Castelmarte, Castelnuovo Bozzente, Cermenate, Cernobbio, Cirimido, Colverde, Como, Cucciago, Erba, Eupilio, Faggeto Lario, Faloppio, Fenegrò, Figino Serenza, Fino Mornasco, Grandate, Guanzate, Inverigo, Laglio, Lambrugo, Lezzeno, Limido Comasco, Lipomo, Locate Varesino, Lomazzo, Longone al Segrino, Luisago, Lurago d’Erba, Lurago Marinone, Lurate Caccivio, Mariano Comense, Maslianico, Merone, Moltrasio, Monguzzo, Montano Lucino, Montorfano, Mozzate, Nesso, Novedrate, Olgiate Comasco, Oltrona di San Mamette, Orsenigo, Pognana Lario, Ponte Lambro, Proserpio, Pusiano, Rezzago, Rodero, Ronago, Rovellasca, Rovello Porro, San Fermo della Battaglia, Senna Comasco, Solbiate con Cagno, Tavernerio, Torno, Turate, Uggiate-Trevano, Valbrona, Valmorea, Veleso, Veniano, Vertemate con Minoprio, Villa Guardia.

    Provincia di Cremona

    Agnadello, Bagnolo Cremasco, Capralba, Casaletto Ceredano, Chieve, Dovera, Monte Cremasco, Palazzo Pignano, Pandino, Pieranica, Quintano, Rivolta d’Adda, Sergnano, Spino d’Adda, Torlino Vimercati, Trescore Cremasco, Vaiano Cremasco, Vailate.

    Provincia di Lecco

    Annone di Brianza, Barzago, Barzanò, Bosisio Parini, Brivio, Bulciago, Calco, Casatenovo, Cassago Brianza, Castello di Brianza, Cernusco Lombardone, Cesana Brianza, Civate, Colle Brianza, Costa Masnaga, Cremella, Dolzago, Ello, Garbagnate Monastero, Imbersago, La Valletta Brianza, Lomagna, Merate, Missaglia, Molteno, Monte Marenzo, Montevecchia, Monticello Brianza, Nibionno, Oggiono, Olgiate Molgora, Osnago, Paderno d’Adda, Robbiate, Rogeno, Santa Maria Hoè, Sirone, Sirtori, Suello, Valmadrera, Verderio, Viganò.

    Provincia di Lodi

    Abbadia Cerreto, Boffalora d’Adda, Borghetto Lodigiano, Borgo San Giovanni, Brembio, Casaletto Lodigiano, Casalmaiocco, Caselle Lurani, Castiraga Vidardo, Cavenago d’Adda, Cervignano d’Adda, Comazzo, Cornegliano Laudense, Corte Palasio, Crespiatica, Galgagnano, Graffignana, Livraga, Lodi, Lodi Vecchio, Mairago, Marudo, Massalengo, Merlino, Montanaso Lombardo, Mulazzano, Ossago Lodigiano, Pieve Fissiraga, Salerano sul Lambro, San Martino in Strada, Sant’Angelo Lodigiano, Secugnago, Sordio, Tavazzano con Villavesco, Turano Lodigiano, Valera Fratta, Villanova del Sillaro, Zelo Buon Persico.

    Città metropolitana di Milano

    Abbiategrasso, Albairate, Arconate, Arese, Arluno, Assago, Baranzate, Bareggio, Basiano, Basiglio, Bellinzago Lombardo, Bernate Ticino, Besate, Binasco, Boffalora sopra Ticino, Bollate, Bresso, Bubbiano, Buccinasco, Buscate, Bussero, Busto Garolfo, Calvignasco, Cambiago, Canegrate, Carpiano, Carugate, Casarile, Casorezzo, Cassano d’Adda, Cassina de” Pecchi, Cassinetta di Lugagnano, Castano Primo, Cernusco sul Naviglio, Cerro al Lambro, Cerro Maggiore, Cesano Boscone, Cesate, Cinisello Balsamo, Cisliano, Cologno Monzese, Colturano, Corbetta, Cormano, Cornaredo, Corsico, Cuggiono, Cusago, Cusano Milanino, Dairago, Dresano, Gaggiano, Garbagnate Milanese, Gessate, Gorgonzola, Grezzago, Gudo Visconti, Inveruno, Inzago, Lacchiarella, Lainate, Legnano, Liscate, Locate di Triulzi, Magenta, Magnago, Marcallo con Casone, Masate, Mediglia, Melegnano, Melzo, Mesero, Milano, Morimondo, Motta Visconti, Nerviano, Nosate, Novate Milanese, Noviglio, Opera, Ossona, Ozzero, Paderno Dugnano, Pantigliate, Parabiago, Paullo, Pero, Peschiera Borromeo, Pessano con Bornago, Pieve Emanuele, Pioltello, Pogliano Milanese, Pozzo d’Adda, Pozzuolo Martesana, Pregnana Milanese, Rescaldina, Rho, Robecchetto con Induno, Robecco sul Naviglio, Rodano, Rosate, Rozzano, San Colombano al Lambro, San Donato Milanese, San Giorgio su Legnano, San Giuliano Milanese, San Vittore Olona, San Zenone al Lambro, Santo Stefano Ticino, Sedriano, Segrate, Senago, Sesto San Giovanni, Settala, Settimo Milanese, Solaro, Trezzano Rosa, Trezzano sul Naviglio, Trezzo sull’Adda, Tribiano, Truccazzano, Turbigo, Vanzaghello, Vanzago, Vaprio d’Adda, Vermezzo con Zelo, Vernate, Vignate, Villa Cortese, Vimodrone, Vittuone, Vizzolo Predabissi, Zibido San Giacomo.

    Provincia di Monza e della Brianza

    Agrate Brianza, Aicurzio, Albiate, Arcore, Barlassina, Bellusco, Bernareggio, Besana in Brianza, Biassono, Bovisio-Masciago, Briosco, Brugherio, Burago di Molgora, Busnago, Camparada, Caponago, Carate Brianza, Carnate, Cavenago di Brianza, Ceriano Laghetto, Cesano Maderno, Cogliate, Concorezzo, Cornate d’Adda, Correzzana, Desio, Giussano, Lazzate, Lentate sul Seveso, Lesmo, Limbiate, Lissone, Macherio, Meda, Mezzago, Misinto, Monza, Muggiò, Nova Milanese, Ornago, Renate, Roncello, Ronco Briantino, Seregno, Seveso, Sovico, Sulbiate, Triuggio, Usmate Velate, Varedo, Vedano al Lambro, Veduggio con Colzano, Verano Brianza, Villasanta, Vimercate.

    Provincia di Pavia

    Alagna, Albaredo Arnaboldi, Albonese, Albuzzano, Arena Po, Badia Pavese, Bagnaria, Barbianello, Bascapè, Bastida Pancarana, Battuda, Belgioioso, Bereguardo, Borgarello, Borgo Priolo, Borgo San Siro, Borgoratto Mormorolo, Bornasco, Bosnasco, Breme, Bressana Bottarone, Broni, Calvignano, Campospinoso, Candia Lomellina, Canneto Pavese, Carbonara al Ticino, Casanova Lonati, Casatisma, Casei Gerola, Casorate Primo, Cassolnovo, Castana, Casteggio, Castelletto di Branduzzo, Castello d’Agogna, Castelnovetto, Cava Manara, Cecima, Ceranova, Ceretto Lomellina, Cergnago, Certosa di Pavia, Cervesina, Chignolo Po, Cigognola, Cilavegna, Codevilla, Colli Verdi, Confienza, Copiano, Corana, Cornale e Bastida, Corteolona e Genzone, Corvino San Quirico, Costa de” Nobili, Cozzo, Cura Carpignano, Dorno, Ferrera Erbognone, Filighera, Fortunago, Frascarolo, Galliavola, Gambarana, Gambolò, Garlasco, Gerenzago, Giussago, Godiasco Salice Terme, Golferenzo, Gravellona Lomellina, Gropello Cairoli, Inverno e Monteleone, Landriano, Langosco, Lardirago, Linarolo, Lirio, Lomello, Lungavilla, Magherno, Marcignago, Marzano, Mede, Mezzana Bigli, Mezzana Rabattone, Mezzanino, Miradolo Terme, Montalto Pavese, Montebello della Battaglia, Montecalvo Versiggia, Montescano, Montesegale, Montù Beccaria, Mornico Losana, Mortara, Nicorvo, Olevano di Lomellina, Oliva Gessi, Ottobiano, Palestro, Pancarana, Parona, Pavia, Pietra de” Giorgi, Pieve Albignola, Pieve del Cairo, Pieve Porto Morone, Pinarolo Po, Pizzale, Ponte Nizza, Portalbera, Rea, Redavalle, Retorbido, Rivanazzano Terme, Robbio, Robecco Pavese, Rocca de” Giorgi, Rocca Susella, Rognano, Roncaro, Rosasco, Rovescala, San Cipriano Po, San Damiano al Colle, San Genesio ed Uniti, San Giorgio di Lomellina, San Martino Siccomario, San Zenone al Po, Sannazzaro de” Burgondi, Sant’Alessio con Vialone, Sant’Angelo Lomellina, Santa Cristina e Bissone, Santa Giuletta, Santa Maria della Versa, Sartirana Lomellina, Scaldasole, Semiana, Silvano Pietra, Siziano, Sommo, Spessa, Stradella, Suardi, Torrazza Coste, Torre Beretti e Castellaro, Torre d’Arese, Torre d’Isola, Torre de” Negri, Torrevecchia Pia, Torricella Verzate, Travacò Siccomario, Trivolzio, Tromello, Trovo, Val di Nizza, Valeggio, Valle Lomellina, Valle Salimbene, Varzi, Velezzo Lomellina, Vellezzo Bellini, Verretto, Verrua Po, Vidigulfo, Vigevano, Villa Biscossi, Villanova d’Ardenghi, Villanterio, Vistarino, Voghera, Volpara, Zavattarello, Zeccone, Zeme, Zenevredo, Zerbo, Zerbolò, Zinasco.

    Provincia di Varese

    Agra, Albizzate, Angera, Arcisate, Arsago Seprio, Azzate, Azzio, Barasso, Bardello, Bedero Valcuvia, Besano, Besnate, Besozzo, Biandronno, Bisuschio, Bodio Lomnago, Brebbia, Bregano, Brenta, Brezzo di Bedero, Brinzio, Brissago-Valtravaglia, Brunello, Brusimpiano, Buguggiate, Busto Arsizio, Cadegliano-Viconago, Cadrezzate con Osmate, Cairate, Cantello, Caravate, Cardano al Campo, Carnago, Caronno Pertusella, Caronno Varesino, Casale Litta, Casalzuigno, Casciago, Casorate Sempione, Cassano Magnago, Cassano Valcuvia, Castellanza, Castello Cabiaglio, Castelseprio, Castelveccana, Castiglione Olona, Castronno, Cavaria con Premezzo, Cazzago Brabbia, Cislago, Cittiglio, Clivio, Cocquio-Trevisago, Comabbio, Comerio, Cremenaga, Crosio della Valle, Cuasso al Monte, Cugliate-Fabiasco, Cunardo, Curiglia con Monteviasco, Cuveglio, Cuvio, Daverio, Dumenza, Duno, Fagnano Olona, Ferno, Ferrera di Varese, Gallarate, Galliate Lombardo, Gavirate, Gazzada Schianno, Gemonio, Gerenzano, Germignaga, Golasecca, Gorla Maggiore, Gorla Minore, Gornate Olona, Grantola, Inarzo, Induno Olona, Ispra, Jerago con Orago, Lavena Ponte Tresa, Laveno-Mombello, Leggiuno, Lonate Ceppino, Lonate Pozzolo, Lozza, Luino, Luvinate, Maccagno con Pino e Veddasca, Malgesso, Malnate, Marchirolo, Marnate, Marzio, Masciago Primo, Mercallo, Mesenzana, Montegrino Valtravaglia, Monvalle, Morazzone, Mornago, Oggiona con Santo Stefano, Olgiate Olona, Origgio, Orino, Porto Ceresio, Porto Valtravaglia, Rancio Valcuvia, Ranco, Saltrio, Samarate, Sangiano, Saronno, Sesto Calende, Solbiate Arno, Solbiate Olona, Somma Lombardo, Sumirago, Taino, Ternate, Tradate, Travedona-Monate, Tronzano Lago Maggiore, Uboldo, Valganna, Varano Borghi, Varese, Vedano Olona, Venegono Inferiore, Venegono Superiore, Vergiate, Viggiù, Vizzola Ticino.

    Piemonte

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Alessandria

    Alessandria, Alfiano Natta, Alluvioni Piovera, Altavilla Monferrato, Alzano Scrivia, Avolasca, Balzola, Bassignana, Bergamasco, Berzano di Tortona, Borgo San Martino, Borgoratto Alessandrino, Bosco Marengo, Bozzole, Brignano-Frascata, Camagna Monferrato, Camino, Carbonara Scrivia, Carentino, Casal Cermelli, Casale Monferrato, Casalnoceto, Casasco, Castellar Guidobono, Castellazzo Bormida, Castelletto Merli, Castelletto Monferrato, Castelnuovo Scrivia, Cella Monte, Cereseto, Cerreto Grue, Cerrina Monferrato, Coniolo, Conzano, Felizzano, Frassinello Monferrato, Frassineto Po, Frugarolo, Fubine Monferrato, Gabiano, Giarole, Gremiasco, Guazzora, Isola Sant’Antonio, Lu e Cuccaro Monferrato, Masio, Mirabello Monferrato, Molino dei Torti, Mombello Monferrato, Momperone, Moncestino, Monleale, Montecastello, Montegioco, Montemarzino, Morano sul Po, Murisengo, Occimiano, Odalengo Grande, Odalengo Piccolo, Olivola, Ottiglio, Oviglio, Ozzano Monferrato, Pecetto di Valenza, Pietra Marazzi, Pomaro Monferrato, Pontecurone, Pontestura, Ponzano Monferrato, Pozzol Groppo, Pozzolo Formigaro, Quargnento, Quattordio, Rivarone, Rosignano Monferrato, Sala Monferrato, Sale, San Giorgio Monferrato, San Salvatore Monferrato, Sarezzano, Serralunga di Crea, Solero, Solonghello, Spineto Scrivia, Terruggia, Ticineto, Tortona, Treville, Valenza, Valmacca, Vignale Monferrato, Viguzzolo, Villadeati, Villamiroglio, Villanova Monferrato, Villaromagnano, Volpedo, Volpeglino.

    Provincia di Asti

    Asti, Calliano, Casorzo, Castagnole Monferrato, Castell’Alfero, Castello di Annone, Chiusano d’Asti, Corsione, Cossombrato, Frinco, Grana, Grazzano Badoglio, Moncalvo, Montemagno, Penango, Portacomaro, Refrancore, Robella, Scurzolengo, Tonco, Viarigi, Villa San Secondo.

    Provincia di Biella

    Ailoche, Andorno Micca, Benna, Biella, Bioglio, Borriana, Brusnengo, Callabiana, Camandona, Camburzano, Campiglia Cervo, Candelo, Caprile, Casapinta, Castelletto Cervo, Cavaglià, Cerrione, Coggiola, Cossato, Crevacuore, Curino, Donato, Dorzano, Gaglianico, Gifflenga, Graglia, Lessona, Magnano, Massazza, Masserano, Mezzana Mortigliengo, Miagliano, Mongrando, Mottalciata, Muzzano, Netro, Occhieppo Inferiore, Occhieppo Superiore, Pettinengo, Piatto, Piedicavallo, Pollone, Ponderano, Portula, Pralungo, Pray, Quaregna Cerreto, Ronco Biellese, Roppolo, Rosazza, Sagliano Micca, Sala Biellese, Salussola, Sandigliano, Sordevolo, Sostegno, Strona, Tavigliano, Ternengo, Tollegno, Torrazzo, Valdengo, Valdilana, Vallanzengo, Valle San Nicolao, Veglio, Verrone, Vigliano Biellese, Villa del Bosco, Villanova Biellese, Viverone, Zimone, Zubiena, Zumaglia.

    Provincia di Novara

    Agrate Conturbia, Ameno, Armeno, Arona, Barengo, Bellinzago Novarese, Biandrate, Boca, Bogogno, Bolzano Novarese, Borgo Ticino, Borgolavezzaro, Borgomanero, Briga Novarese, Briona, Caltignaga, Cameri, Carpignano Sesia, Casalbeltrame, Casaleggio Novara, Casalino, Casalvolone, Castellazzo Novarese, Castelletto sopra Ticino, Cavaglietto, Cavaglio d’Agogna, Cavallirio, Cerano, Colazza, Comignago, Cressa, Cureggio, Divignano, Dormelletto, Fara Novarese, Fontaneto d’Agogna, Galliate, Garbagna Novarese, Gargallo, Gattico-Veruno, Ghemme, Gozzano, Granozzo con Monticello, Grignasco, Invorio, Landiona, Lesa, Maggiora, Mandello Vitta, Marano Ticino, Massino Visconti, Meina, Mezzomerico, Miasino, Momo, Nebbiuno, Nibbiola, Novara, Oleggio, Oleggio Castello, Orta San Giulio, Paruzzaro, Pella, Pettenasco, Pisano, Pogno, Pombia, Prato Sesia, Recetto, Romagnano Sesia, Romentino, San Maurizio d’Opaglio, San Nazzaro Sesia, San Pietro Mosezzo, Sillavengo, Sizzano, Soriso, Sozzago, Suno, Terdobbiate, Tornaco, Trecate, Vaprio d’Agogna, Varallo Pombia, Vespolate, Vicolungo, Vinzaglio.

    Città metropolitana di Torino

    Albiano d’Ivrea, Andrate, Azeglio, Banchette, Barone Canavese, Bollengo, Borgofranco d’Ivrea, Borgomasino, Brandizzo, Brozolo, Brusasco, Burolo, Caluso, Candia Canavese, Caravino, Carema, Cascinette d’Ivrea, Castiglione Torinese, Cavagnolo, Chiaverano, Chivasso, Colleretto Giacosa, Cossano Canavese, Fiorano Canavese, Foglizzo, Gassino Torinese, Ivrea, Leinì, Lessolo, Loranzé, Maglione, Mappano, Mazzé, Mercenasco, Montalto Dora, Montanaro, Monteu da Po, Nomaglio, Orio Canavese, Palazzo Canavese, Parella, Pavone Canavese, Piverone, Quassolo, Quincinetto, Romano Canavese, Rondissone, Salerano Canavese, Samone, San Benigno Canavese, San Mauro Torinese, San Raffaele Cimena, Scarmagno, Sciolze, Settimo Rottaro, Settimo Torinese, Settimo Vittone, Strambino, Tavagnasco, Torrazza Piemonte, Verolengo, Verrua Savoia, Vestigné, Villareggia, Vische, Volpiano.

    Provincia del Verbano-Cusio-Ossola

    Anzola d’Ossola, Arizzano, Arola, Baveno, Bee, Belgirate, Beura-Cardezza, Brovello-Carpugnino, Cambiasca, Cannero Riviera, Casale Corte Cerro, Cesara, Cossogno, Crevoladossola, Crodo, Domodossola, Germagno, Ghiffa, Gignese, Gravellona Toce, Loreglia, Madonna del Sasso, Massiola, Mergozzo, Miazzina, Nonio, Oggebbio, Omegna, Ornavasso, Pieve Vergonte, Premeno, Premosello-Chiovenda, Quarna Sopra, Quarna Sotto, San Bernardino Verbano, Stresa, Trontano, Valstrona, Verbania, Vignone, Vogogna.

    Provincia di Vercelli

    Albano Vercellese, Alice Castello, Arborio, Asigliano Vercellese, Balmuccia, Balocco, Bianzè, Borgo d’Ale, Borgo Vercelli, Borgosesia, Buronzo, Caresana, Caresanablot, Carisio, Casanova Elvo, Cellio con Breia, Cervatto, Cigliano, Civiasco, Collobiano, Costanzana, Cravagliana, Crescentino, Crova, Desana, Fobello, Fontanetto Po, Formigliana, Gattinara, Ghislarengo, Greggio, Guardabosone, Lamporo, Lenta, Lignana, Livorno Ferraris, Lozzolo, Moncrivello, Motta de” Conti, Olcenengo, Oldenico, Palazzolo Vercellese, Pertengo, Pezzana, Pila, Piode, Postua, Prarolo, Quarona, Quinto Vercellese, Rassa, Rimella, Rive, Roasio, Ronsecco, Rossa, Rovasenda, Salasco, Sali Vercellese, Saluggia, San Germano Vercellese, San Giacomo Vercellese, Santhià, Scopa, Scopello, Serravalle Sesia, Stroppiana, Tricerro, Trino, Tronzano Vercellese, Valduggia, Varallo, Vercelli, Villarboit, Villata, Vocca.

    Emilia-Romagna

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Piacenza

    Alta Val Tidone, Borgonovo Val Tidone, Castel San Giovanni, Ziano Piacentino.

    Valle d’Aosta

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Aosta

    Arnad, Brissogne, Donnas, Montjovet, Pollein, Quart, Saint-Christophe, Verrès.

    Bufferzone

    Lombardije

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Bergamo

    Albano Sant’Alessandro, Albino, Algua, Almè, Almenno San Bartolomeo, Almenno San Salvatore, Alzano Lombardo, Antegnate, Arcene, Aviatico, Azzano San Paolo, Bagnatica, Barbata, Bariano, Barzana, Bedulita, Berbenno, Bergamo, Blello, Bolgare, Boltiere, Bonate Sopra, Bonate Sotto, Bracca, Brumano, Brusaporto, Calcinate, Calcio, Capizzone, Carobbio degli Angeli, Cavernago, Cenate Sopra, Cenate Sotto, Chiuduno, Ciserano, Cividate al Piano, Cologno al Serio, Comun Nuovo, Corna Imagna, Cortenuova, Costa di Mezzate, Costa Serina, Costa Valle Imagna, Covo, Dalmine, Fara Olivana con Sola, Fontanella, Fornovo San Giovanni, Fuipiano Valle Imagna, Ghisalba, Gorlago, Gorle, Grassobbio, Isso, Lallio, Levate, Locatello, Lurano, Martinengo, Montello, Morengo, Mornico al Serio, Mozzanica, Nembro, Orio al Serio, Osio Sopra, Osio Sotto, Pagazzano, Paladina, Palazzago, Palosco, Pedrengo, Pognano, Ponteranica, Pradalunga, Presezzo, Pumenengo, Ranica, Romano di Lombardia, Roncola, Rota d’Imagna, San Giovanni Bianco, San Paolo d’Argon, San Pellegrino Terme, Sant’Omobono Terme, Scanzorosciate, Sedrina, Selvino, Seriate, Sorisole, Spirano, Stezzano, Strozza, Taleggio, Telgate, Torre Boldone, Torre de” Roveri, Torre Pallavicina, Treviolo, Ubiale Clanezzo, Urgnano, Val Brembilla, Vedeseta, Verdellino, Verdello, Villa d’Almè, Villa di Serio, Zanica, Zogno.

    Provincia di Brescia

    Palazzolo sull’Oglio, Pontoglio, Roccafranca, Rudiano, Urago d’Oglio.

    Provincia di Como

    Argegno, Barni, Bellagio, Bene Lario, Blessagno, Brienno, Caglio, Carlazzo, Cavargna, Centro Valle Intelvi, Cerano d’Intelvi, Claino con Osteno, Colonno, Corrido, Cremia, Cusino, Dizzasco, Garzeno, Grandola ed Uniti, Griante, Laino, Lasnigo, Magreglio, Menaggio, Pianello del Lario, Pigra, Plesio, Ponna, Porlezza, Sala Comacina, San Bartolomeo Val Cavargna, San Nazzaro Val Cavargna, San Siro, Schignano, Sormano, Tremezzina, Val Rezzo, Valsolda, Zelbio.

    Provincia di Cremona

    Camisano, Campagnola Cremasca, Capergnanica, Cappella Cantone, Casale Cremasco-Vidolasco, Casaletto di Sopra, Casaletto Vaprio, Castel Gabbiano, Castelleone, Credera Rubbiano, Crema, Cremosano, Cumignano sul Naviglio, Fiesco, Formigara, Genivolta, Gombito, Grumello Cremonese ed Uniti, Izano, Madignano, Montodine, Moscazzano, Offanengo, Pianengo, Pizzighettone, Ricengo, Ripalta Arpina, Ripalta Cremasca, Ripalta Guerina, Romanengo, Salvirola, San Bassano, Soncino, Soresina, Ticengo, Trigolo.

    Provincia di Lecco

    Abbadia Lariana, Airuno, Ballabio, Barzio, Bellano, Calolziocorte, Carenno, Casargo, Cassina Valsassina, Cortenova, Crandola Valsassina, Cremeno, Dervio, Erve, Esino Lario, Galbiate, Garlate, Introbio, Lecco, Lierna, Malgrate, Mandello del Lario, Margno, Moggio, Morterone, Olginate, Oliveto Lario, Parlasco, Pasturo, Perledo, Pescate, Primaluna, Taceno, Valgreghentino, Varenna, Vercurago.

    Provincia di Lodi

    Bertonico, Casalpusterlengo, Castelgerundo, Castiglione d’Adda, Codogno, Corno Giovine, Cornovecchio, Fombio, Guardamiglio, Maleo, Orio Litta, Ospedaletto Lodigiano, San Fiorano, San Rocco al Porto, Santo Stefano Lodigiano, Senna Lodigiana, Somaglia, Terranova dei Passerini.

    Provincia di Pavia

    Brallo di Pregola, Menconico, Monticelli Pavese, Romagnese, Santa Margherita di Staffora.

    Piemonte

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Alessandria

    Acqui Terme, Albera Ligure, Alice Bel Colle, Arquata Scrivia, Basaluzzo, Bistagno, Borghetto di Borbera, Cabella Ligure, Cantalupo Ligure, Capriata d’Orba, Carezzano, Carpeneto, Carrega Ligure, Carrosio, Cassano Spinola, Cassine, Castellania Coppi, Castelletto d’Orba, Castelnuovo Bormida, Castelspina, Costa Vescovato, Dernice, Fabbrica Curone, Francavilla Bisio, Frascaro, Fresonara, Gamalero, Garbagna, Gavi, Grondona, Mongiardino Ligure, Montacuto, Montaldeo, Montaldo Bormida, Morsasco, Novi Ligure, Orsara Bormida, Paderna, Parodi Ligure, Pasturana, Predosa, Ricaldone, Rivalta Bormida, Rocca Grimalda, Roccaforte Ligure, Rocchetta Ligure, San Cristoforo, San Sebastiano Curone, Sant’Agata Fossili, Sardigliano, Serravalle Scrivia, Sezzadio, Silvano d’Orba, Stazzano, Strevi, Tassarolo, Terzo, Trisobbio, Vignole Borbera, Villalvernia, Visone.

    Provincia di Asti

    Agliano Terme, Albugnano, Antignano, Aramengo, Azzano d’Asti, Baldichieri d’Asti, Belveglio, Berzano di San Pietro, Bruno, Buttigliera d’Asti, Calamandrana, Calosso, Camerano Casasco, Canelli, Cantarana, Capriglio, Cassinasco, Castagnole delle Lanze, Castel Boglione, Castel Rocchero, Castellero, Castelletto Molina, Castelnuovo Belbo, Castelnuovo Calcea, Castelnuovo Don Bosco, Cellarengo, Celle Enomondo, Cerreto d’Asti, Cerro Tanaro, Cinaglio, Cisterna d’Asti, Coazzolo, Cocconato, Cortandone, Cortanze, Cortazzone, Cortiglione, Costigliole d’Asti, Cunico, Dusino San Michele, Ferrere, Fontanile, Incisa Scapaccino, Isola d’Asti, Maranzana, Maretto, Moasca, Mombaruzzo, Mombercelli, Monale, Moncucco Torinese, Mongardino, Montabone, Montafia, Montaldo Scarampi, Montechiaro d’Asti, Montegrosso d’Asti, Montiglio Monferrato, Moransengo, Nizza Monferrato, Passerano Marmorito, Piea, Pino d’Asti, Piovà Massaia, Quaranti, Revigliasco d’Asti, Roatto, Rocca d’Arazzo, Rocchetta Palafea, Rocchetta Tanaro, San Damiano d’Asti, San Martino Alfieri, San Marzano Oliveto, San Paolo Solbrito, Settime, Soglio, Tigliole, Tonengo, Vaglio Serra, Valfenera, Viale, Vigliano d’Asti, Villafranca d’Asti, Villanova d’Asti, Vinchio.

    Provincia di Cuneo

    Barbaresco, Canale, Castagnito, Castellinaldo d’Alba, Castiglione Tinella, Govone, Guarene, Magliano Alfieri, Montà, Monteu Roero, Neive, Priocca, Santo Stefano Belbo, Santo Stefano Roero, Vezza d’Alba.

    Città metropolitana di Torino

    Agliè, Alpignano, Andezeno, Arignano, Bairo, Balangero, Baldissero Canavese, Baldissero Torinese, Barbania, Beinasco, Borgaro Torinese, Borgiallo, Bosconero, Brosso, Busano, Cafasse, Cambiano, Canischio, Casalborgone, Caselle Torinese, Castagneto Po, Castellamonte, Castelnuovo Nigra, Chieri, Chiesanuova, Ciconio, Cintano, Cinzano, Ciriè, Collegno, Colleretto Castelnuovo, Corio, Cuceglio, Cuorgnè, Druento, Favria, Feletto, Fiano, Forno Canavese, Frassinetto, Front, Givoletto, Grosso, Grugliasco, Ingria, Isolabella, Issiglio, La Cassa, La Loggia, Lauriano, Levone, Lombardore, Lusigliè, Marentino, Mathi, Mombello di Torino, Moncalieri, Montaldo Torinese, Montalenghe, Moriondo Torinese, Nichelino, Nole, Oglianico, Orbassano, Ozegna, Pavarolo, Pecetto Torinese, Perosa Canavese, Pertusio, Pianezza, Pino Torinese, Poirino, Pont Canavese, Pralormo, Prascorsano, Pratiglione, Quagliuzzo, Riva presso Chieri, Rivalba, Rivalta di Torino, Rivara, Rivarolo Canavese, Rivarossa, Rivoli, Robassomero, Rocca Canavese, Ronco Canavese, Rueglio, Salassa, San Carlo Canavese, San Colombano Belmonte, San Francesco al Campo, San Gillio, San Giorgio Canavese, San Giusto Canavese, San Martino Canavese, San Maurizio Canavese, San Ponso, San Sebastiano da Po, Santena, Strambinello, Torino, Torre Canavese, Traversella, Trofarello, Val di Chy, Valchiusa, Vallo Torinese, Valperga, Valprato Soana, Varisella, Vauda Canavese, Venaria Reale, Vialfrè, Vidracco, Villanova Canavese, Vistrorio.

    Provincia del Verbano-Cusio-Ossola

    Antrona Schieranco, Aurano, Baceno, Bannio Anzino, Bognanco, Borgomezzavalle, Calasca-Castiglione, Cannobio, Caprezzo, Ceppo Morelli, Craveggia, Druogno, Formazza, Gurro, Intragna, Macugnaga, Malesco, Masera, Montecrestese, Montescheno, Pallanzeno, Piedimulera, Premia, Re, Santa Maria Maggiore, Toceno, Trarego Viggiona, Trasquera, Valle Cannobina, Vanzone con San Carlo, Varzo, Villadossola, Villette.

    Provincia di Vercelli

    Alagna Valsesia, Alto Sermenza, Boccioleto, Campertogno, Carcoforo, Mollia.

    Emilia-Romagna

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Piacenza

    Agazzano, Bettola, Bobbio, Calendasco, Cerignale, Coli, Corte Brugnatella, Farini, Gazzola, Gossolengo, Gragnano Trebbiense, Ottone, Piacenza, Pianello Val Tidone, Piozzano, Podenzano, Ponte dell’Olio, Rivergaro, Rottofreno, Sarmato, Travo, Vigolzone, Zerba.

    Valle d’Aosta

    Het volledige grondgebied van de volgende gemeenten:

    Provincia di Aosta

    Allein, Antey-Saint-Andrè, Aosta, Arvier, Avise, Ayas, Aymavilles, Bard, Bionaz, Brusson, Challand-Saint-Anselme, Challand-Saint-Victor, Chambave, Chamois, Champdepraz, Champorcher, Charvensod, Châtillon, Cogne, Doues, Emarèse, Etroubles, Fénis, Fontainemore, Gaby, Gignod, Gressan, Gressoney-La-Trinitè, Gressoney-Saint-Jean, Hône, Introd, Issime, Issogne, Jovençan, La Magdeleine, Lillianes, Nus, Ollomont, Oyace, Perloz, Pont-Saint-Martin, Pontboset, Pontey, Rhêmes-Saint-Georges, Roisan, Saint-Denis, Saint-Marcel, Saint-Nicolas, Saint-Oyen, Saint-Pierre, Saint-Rhêmy-en-Bosses, Saint-Vincent, Sarre, Torgnon, Valpelline, Valsavarenche, Valtournenche, Verrayes, Villeneuve.

    2.   Portugal

    Nummer/naam van het afgebakende gebied

    Zone van het afgebakende gebied

    Regio

    1.

    Besmette zone

    Azoren  (1)


    (1)  Geen bufferzone nodig, aangezien het eilanden betreft.


    BIJLAGE III

    MODELLEN VOOR DE VERSLAGLEGGING VAN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVOERDE JAARLIJKSE ONDERZOEKEN UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 7

    DEEL A

    1.   Model voor de verslaglegging van de resultaten van de jaarlijkse onderzoeken

    1.

    Omschrijving van het afgebakende gebied

    2.

    Aanvankelijke omvang van het afgebakende gebied (ha)

    3.

    Geactualiseerde omvang van het afgebakende gebied (ha)

    4.

    Aanpak (uitroeiing of inperking)

    5.

    Zone

    6.

    Onderzoekslocaties

    7.

    Vastgestelde risicogebieden

    8.

    Geïnspecteerde risicogebieden

    9.

    Plantmateriaal/Handelsartikel

    10.

    Lijst van waardplantensoorten

    11.

    Tijdstip

    12.

    Bijzonderheden van het onderzoek

    13.

    Aantal geanalyseerde symptomatische monsters:

    i:

    totaal

    ii:

    positief

    iii:

    negatief

    iv:

    niet bekend

    14.

    Aantal geanalyseerde asymptomatische monsters:

    i:

    totaal

    ii:

    positief

    iii:

    negatief

    iv:

    niet bekend

    15.

    Kennisgevingsnummer van de gemelde uitbraken, voor zover van toepassing, overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715

    16.

    Opmerkingen

    A)

    Aantal visuele controles

    B)

    Totaal aantal genomen monsters

    C)

    Type vallen (of andere methode (bv. vangnet))

    D)

    Aantal vallen (of andere vangmethoden)

    E)

    Aantal locaties met vallen indien afwijkend van de in punt D) vermelde gegevens

    F)

    Type tests (bv. microscopische identificatie, PCR, Elisa enz.)

    G)

    Totaal aantal tests

    H)

    Andere maatregelen (bv. speurhonden, drones, helikopters, bewustmakingscampagnes enz.)

    Naam

    Datum van instelling

    Beschrijving

    Aantal

    I)

    Aantal andere maatregelen

    Aantal

    Datum

    A

    B

    C

    D

    E

    F

    G

    H

    I

    i

    ii

    iii

    iv

    i

    ii

    iii

    iv

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    2.   Instructies voor het invullen van het model

    Indien dit model wordt ingevuld, wordt het model in deel B niet ingevuld.

    Kolom 1: vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of andere informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling.

    Kolom 2: vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek.

    Kolom 3: vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek.

    Kolom 4: vermeld de aanpak: uitroeiing of inperking. Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd.

    Kolom 5: vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig: besmette zone of bufferzone, in afzonderlijke rijen. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de besmette zone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.).

    Kolom 6: vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:

    1.

    in de open lucht (productiegebied): 1.1 veld (landbouwgrond, weidegrond); 1.2 boomgaard/wijngaard; 1.3 kwekerij; 1.4 bos;

    2.

    in de open lucht (overig): 2.1 privétuin; 2.2 openbare locaties; 2.3 beschermd gebied; 2.4 wilde planten in een niet-beschermd gebied; 2.5 andere locatie, met specificatie van het specifieke geval (bv. tuincentrum, commerciële locatie waar verpakkingsmateriaal van hout wordt gebruikt, houtindustrie, waterrijk natuurgebied, irrigatie- en drainagenetwerk enz.);

    3.

    besloten omgeving: 3.1 kas; 3.2 privéterrein anders dan een kas; 3.3 openbare locatie anders dan een kas; 3.4 andere locatie, met specificatie van het specifieke geval (bv. tuincentrum, commerciële locatie waar verpakkingsmateriaal van hout wordt gebruikt, houtindustrie).

    Kolom 7: vermeld welke risicogebieden zijn vastgesteld op basis van de biologische eigenschappen van het plaagorganisme, de aanwezigheid van waardplanten, ecoklimatologische omstandigheden en risicolocaties.

    Kolom 8: vermeld van de in kolom 7 vermelde risicogebieden, de in het onderzoek opgenomen risicogebieden.

    Kolom 9: vermeld planten, vruchten, zaden, bodem, verpakkingsmateriaal, hout, machines, voertuigen, water, andere, met vermelding van het specifieke geval.

    Kolom 10: vermeld de lijst van onderzochte plantensoorten/-geslachten, met telkens één rij per plantensoort/-geslacht.

    Kolom 11: vermeld de maanden van het jaar waarin het onderzoek is uitgevoerd.

    Kolom 12: vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn.

    Kolommen 13 en 14: vermeld de resultaten, indien van toepassing, en verstrek de beschikbare informatie in de desbetreffende kolommen. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster).

    Kolom 15: vermeld voor vondsten in de bufferzone de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dit geval in kolom 16 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie.

    DEEL B

    1.   Model voor verslaglegging van de resultaten van op statistische gegevens gebaseerde jaarlijkse onderzoeken

    1.

    Omschrijving van het afgebakende gebied

    2.

    Aanvankelijke omvang van het afgebakende gebied (ha)

    3.

    Geactualiseerde omvang van het afgebakende gebied (ha)

    4.

    Aanpak

    5.

    Zone

    6.

    Onderzoekslocaties

    7.

    Tijdstip

    A.

    Omschrijving van het onderzoek (inputparameters voor RiBESS+)

    B.

    Bemonsteringsinspanning

    C.

    Resultaten van het onderzoek

    25.

    Opmerkingen

    8.

    Doelpopulatie

    9.

    Epidemiologische eenheden

    10.

    Detectiemethoden

    11.

    Doeltreffendheid van de bemonstering

    12.

    Gevoeligheid van de methode

    13.

    Risicofactoren (activiteiten, locaties en gebieden)

    14.

    Aantal geïnspecteerde epidemiologische eenheden

    15.

    Aantal visuele controles

    16.

    Aantal monsters

    17.

    Aantal vallen

    18.

    Aantal locaties met vallen

    19.

    Aantal tests

    20.

    Aantal andere maatregelen

    21.

    Resultaten

    22.

    Kennisgevingsnummer van de gemelde uitbraken, voor zover van toepassing, overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715

    23.

    Behaald betrouwbaarheidsniveau

    24.

    Aangenomen prevalentie

    Naam

    Datum van instelling

    Beschrijving

    Aantal

    Waardsoort

    Gebied (ha of andere, relevantere eenheid)

    Inspectie-eenheden

    Beschrijving

    Eenheden

    Visuele controles

    Vallen

    Tests

    Overige methoden

    Risicofactor

    Risiconiveaus

    Aantal locaties

    Relatieve risico’s

    Aandeel van de waardpopulatie

    positief

    negatief

    niet bekend

    Aantal

    Datum

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    2.   Instructies voor het invullen van het model

    Licht de onderliggende aannamen voor de opzet van het onderzoek per plaagorganisme toe. Geef een samenvatting en motivering van:

    de doelpopulatie, de epidemiologische eenheid en de inspectie-eenheden;

    de detectiemethode en de gevoeligheid van de methode;

    de risicofactor(en), met vermelding van de risiconiveaus en de dienovereenkomstige relatieve risico’s en aandelen van de waardplantpopulatie.

    Kolom 1: vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of andere informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling.

    Kolom 2: vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek.

    Kolom 3: vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek.

    Kolom 4: vermeld de aanpak: uitroeiing of inperking. Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden per plaagorganisme en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd.

    Kolom 5: vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig: besmette zone of bufferzone, in afzonderlijke rijen. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de besmette zone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.).

    Kolom 6: vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:

    1.

    in de open lucht (productiegebied): 1.1 veld (landbouwgrond, weidegrond); 1.2 boomgaard/wijngaard; 1.3 kwekerij; 1.4 bos;

    2.

    in de open lucht (overig): 2.1 privétuinen; 2.2 openbare locaties; 2.3 beschermd gebied; 2.4 wilde planten in een niet-beschermd gebied; 2.5 andere locatie, met specificatie van het specifieke geval (bv. tuincentrum, commerciële locatie waar verpakkingsmateriaal van hout wordt gebruikt, houtindustrie, waterrijk natuurgebied, irrigatie- en drainagenetwerk enz.);

    3.

    besloten omgeving: 3.1 kas; 3.2 privéterrein anders dan een kas; 3.3 openbare locatie anders dan een kas; 3.4 andere locatie, met specificatie van het specifieke geval (bv. tuincentrum, commerciële locatie waar verpakkingsmateriaal van hout wordt gebruikt, houtindustrie).

    Kolom 7: vermeld de maanden van het jaar waarin de onderzoeken zijn uitgevoerd.

    Kolom 8: vermeld de gekozen doelpopulatie, met de dienovereenkomstige lijst van waardsoorten/-geslachten en het bestreken gebied. De doelpopulatie wordt omschreven als het geheel van inspectie-eenheden. De omvang daarvan wordt voor landbouwgebieden gewoonlijk in hectaren omschreven, maar kan ook in percelen, velden, kassen enz. worden uitgedrukt. Motiveer de gemaakte keuze in de onderliggende aannamen. Vermeld de onderzochte inspectie-eenheden. Onder “inspectie-eenheid” wordt verstaan: planten, delen van planten, handelsartikelen, materialen, vectoren die zijn onderzocht om de plaagorganismen te identificeren en op te sporen.

    Kolom 9: vermeld de onderzochte epidemiologische eenheden, met vermelding van de beschrijving en de meeteenheid. Onder “epidemiologische eenheid” wordt verstaan: een homogeen gebied waar de interacties tussen het plaagorganisme, de waardplanten en de abiotische en biotische factoren en omstandigheden tot dezelfde epidemiologie zou leiden als het plaagorganisme aanwezig is. Epidemiologische eenheden zijn een onderverdeling van de doelpopulatie die, wat de epidemiologie betreft, homogeen zijn en die ten minste één waardplant omvatten. In sommige gevallen kan de volledige waardpopulatie in een regio/gebied/land als epidemiologische eenheid worden gedefinieerd. Een epidemiologische eenheid kan een regio volgens de Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), een stedelijk gebied, een bos, een rozentuin, een landbouwbedrijf, of een gebied van een bepaald aantal hectaren zijn. De keuze van de epidemiologische eenheden moet in de onderliggende aannamen worden verantwoord.

    Kolom 10: vermeld de bij het onderzoek gebruikte methoden en het aantal activiteiten voor elk geval, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet beschikbaar zijn.

    Kolom 11: geef een schatting van de doeltreffendheid van de bemonstering. Onder “doeltreffendheid van de bemonstering” wordt verstaan: de waarschijnlijkheid dat van een besmette plant de besmette delen worden geselecteerd. Voor vectoren wordt gekeken naar de doeltreffendheid van de methode voor het vangen van een positieve vector wanneer deze in het onderzoeksgebied aanwezig is. Voor de bodem wordt gekeken naar de doeltreffendheid van het selecteren van een bodemmonster dat het plaagorganisme bevat, wanneer het plaagorganisme in het onderzoeksgebied aanwezig is.

    Kolom 12: onder “gevoeligheid van de methode” wordt verstaan: de waarschijnlijkheid dat de aanwezigheid van een plaagorganisme correct met een methode wordt aangetoond. De gevoeligheid van de methode wordt omschreven als de waarschijnlijkheid dat een daadwerkelijk positieve waard een positief testresultaat geeft. De doeltreffendheid van de bemonstering (d.w.z. de waarschijnlijkheid dat van een besmette plant de besmette delen worden geselecteerd) wordt vermenigvuldigd met de diagnostische gevoeligheid (die wordt gekenmerkt door de visuele controles en/of de laboratoriumtest die tijdens het identificatieproces wordt gebruikt).

    Kolom 13: vermeld de risicofactoren in afzonderlijke rijen en voeg zoveel rijen toe als nodig. Vermeld voor elke risicofactor het risiconiveau, het overeenkomstige relatieve risico en het aandeel van de waardpopulatie.

    Kolom B: vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn. De in deze kolommen te verstrekken informatie houdt verband met de informatie in kolom 10 (“Detectiemethoden”).

    Kolom 18: vermeld het aantal locaties met vallen indien dit aantal verschilt van het aantal vallen (kolom 17) (bv. omdat dezelfde val op verschillende plaatsen is gebruikt).

    Kolom 21: vermeld het aantal positieve monsters, het aantal negatieve monsters en het aantal monsters met als resultaat “niet bekend”. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster).

    Kolom 22: vermeld de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dit geval in kolom 25 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie.

    Kolom 23: vermeld de gevoeligheid van het onderzoek zoals omschreven in internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (ISPM) nr. 31. Deze waarde betreffende het behaalde betrouwbaarheidsniveau van de afwezigheid van plaagorganismen wordt berekend op basis van de uitgevoerde onderzoeken (en/of bemonsteringen) waarbij de gevoeligheid van de methode en aangenomen prevalentie vaststaan.

    Kolom 24: vermeld de aangenomen prevalentie op basis van een aan het onderzoek voorafgaande raming van de vermoedelijke daadwerkelijke prevalentie van het plaagorganisme in de praktijk. De aangenomen prevalentie wordt als doel van het onderzoek vastgesteld en komt overeen met de afweging die de risicobeheerders maken tussen het risico dat het plaagorganisme aanwezig is, en de middelen die voor het onderzoek beschikbaar zijn. Voor een opsporingsonderzoek wordt gewoonlijk een waarde van 1 % vastgelegd.


    Top