Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R0804

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/804 van de Commissie van 16 februari 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad door specificatie van procedureregels voor maatregelen die van toepassing zijn op het toezicht door de Europese Autoriteit voor effecten en markten op bepaalde benchmarkbeheerders (Voor de EER relevante tekst)

C/2022/850

PB L 145 van 24.5.2022, p. 7–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2022/804/oj

24.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/7


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/804 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2022

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad door specificatie van procedureregels voor maatregelen die van toepassing zijn op het toezicht door de Europese Autoriteit voor effecten en markten op bepaalde benchmarkbeheerders

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 48 decies, lid 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikelen 48 septies en 48 octies van Verordening (EU) 2016/1011 is de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bevoegd om aan benchmarkbeheerders die onder haar toezicht staan, onder bepaalde voorwaarden geldboeten en dwangsommen op te leggen. Krachtens artikel 48 decies, lid 10, van Verordening (EU) 2016/1011 moet de Commissie procedureregels vaststellen voor de uitoefening van de bevoegdheid om deze geldboeten of dwangsommen op te leggen, met inbegrip van de rechten van verdediging, de inning van geldboeten of dwangsommen en de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van sancties.

(2)

Wanneer de ESMA tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het eventuele bestaan van feiten die een of meer inbreuken vormen op de voorschriften als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) 2016/1011 voor benchmarkbeheerders die onder haar toezicht staan, stelt de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. Na de voltooiing van zijn werkzaamheden moet de onderzoeksfunctionaris de ESMA een volledig dossier doen toekomen. Voor het recht van verdediging is het van wezenlijk belang in kennis te worden gesteld van deze bevindingen en de gelegenheid te hebben erop te reageren. De aan een onderzoek onderworpen persoon moet dus in kennis worden gesteld van de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en in de gelegenheid worden gesteld om binnen een redelijke termijn op deze bevindingen te reageren. Aan een onderzoek onderworpen personen moeten zich kunnen laten bijstaan door een raadsman van hun keuze. De onderzoeksfunctionaris moet nagaan of de mededeling van bevindingen naar aanleiding van de opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen persoon moet worden aangepast voordat zij bij de ESMA wordt ingediend.

(3)

De ESMA moet de volledigheid van het door de onderzoeksfunctionaris ingediende dossier controleren aan de hand van een lijst van documenten. Om ervoor te zorgen dat de aan het onderzoek onderworpen persoon zijn verweer naar behoren kan voorbereiden, moet de ESMA hem in de gelegenheid stellen verdere schriftelijke opmerkingen te maken voordat zij een definitief besluit over geldboeten of toezichtsmaatregelen neemt.

(4)

Om ervoor te zorgen dat de aan het onderzoek onderworpen persoon aan het onderzoek meewerkt, moet de ESMA bepaalde dwangmaatregelen kunnen nemen. Wanneer de ESMA een besluit heeft genomen om een persoon ertoe te verplichten een inbreuk te beëindigen, of heeft verzocht volledige informatie te verstrekken of volledige bescheiden, gegevens of ander materiaal in te dienen, of een besluit heeft genomen om een inspectie ter plaatse te verrichten, mag zij dwangsommen opleggen om de aan het onderzoek onderworpen persoon te dwingen aan het genomen besluit gevolg te geven. Voordat zij dwangsommen oplegt, moet de ESMA de betrokkene in de gelegenheid stellen schriftelijke opmerkingen in te dienen.

(5)

Aangezien de onderzoeksfunctionaris zijn werkzaamheden onafhankelijk verricht, dient de ESMA niet gebonden te zijn aan het dossier dat hij heeft voorbereid. Om ervoor te zorgen dat de aan het onderzoek onderworpen persoon zijn verweer naar behoren kan voorbereiden, moet hij echter, wanneer de ESMA het niet eens is met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, hiervan in kennis worden gesteld en de gelegenheid krijgen te reageren.

(6)

Om ervoor te zorgen dat de aan het onderzoek onderworpen persoon zijn verweer naar behoren kan voorbereiden, moet hij, wanneer de ESMA het eens is met alle of een deel van de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, hiervan in kennis worden gesteld en de gelegenheid krijgen te reageren.

(7)

Het recht om te worden gehoord moet worden afgewogen tegen de noodzaak voor de ESMA om in specifieke omstandigheden dringende maatregelen te nemen. Wanneer dringende maatregelen overeenkomstig artikel 48 sexies van Verordening (EU) 2016/1011 gerechtvaardigd zijn, mag het recht van de aan het onderzoek onderworpen persoon om te worden gehoord voor de ESMA geen belemmering vormen om dringende maatregelen te nemen. In dergelijke gevallen moet het recht van de aan het onderzoek onderworpen persoon om te worden gehoord zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit worden gewaarborgd. De procedure moet niettemin de aan het onderzoek onderworpen persoon het recht verlenen om door de onderzoeksfunctionaris te worden gehoord.

(8)

De bevoegdheid van de ESMA om een dwangsom op te leggen moet worden uitgeoefend met inachtneming van het recht van verdediging en mag niet langer worden gehandhaafd dan nodig is. Wanneer de ESMA besluit een dwangsom op te leggen, moet de betrokken persoon derhalve in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord en mag een dwangsom niet meer verschuldigd zijn vanaf het moment waarop de betrokken persoon gevolg geeft aan het bevel van de ESMA waarop de dwangsom betrekking heeft.

(9)

De door de ESMA en de onderzoeksfunctionaris opgestelde dossiers bevatten informatie die voor de betrokken persoon onontbeerlijk is om gerechtelijke of administratieve procedures voor te bereiden. Nadat een aan een onderzoek onderworpen persoon de kennisgeving van de mededeling van bevindingen heeft ontvangen van de onderzoeksfunctionaris of de ESMA, moet de betrokkene gerechtigd zijn toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het gebruik van documenten uit het dossier mag alleen worden toegestaan voor gerechtelijke of administratieve procedures in verband met de in artikel 42 van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde inbreuken.

(10)

Zowel de bevoegdheid om geldboeten en dwangsommen op te leggen als de bevoegdheid om geldboeten en dwangsommen ten uitvoer te leggen moet binnen een redelijke termijn worden uitgeoefend en moet derhalve aan een verjaringstermijn worden onderworpen Om de consistentie te verzekeren moet bij de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen rekening worden gehouden met de bestaande Uniewetgeving die van toepassing is op de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties aan onder toezicht staande entiteiten en de ervaring van de ESMA met het toepassen van die wetgeving. Om de geïnde geldboeten en dwangsommen veilig te bewaren, moet de ESMA deze deponeren op rentedragende rekeningen die uitsluitend worden geopend met het oog op één geldboete of dwangsom die dient om één inbreuk te beëindigen. Uit het oogpunt van een prudent begrotingsbeleid mag de ESMA de bedragen pas aan de Commissie overdragen zodra de besluiten definitief zijn geworden omdat het recht om beroep in te stellen is uitgeput of de termijn daarvoor is verstreken.

(11)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad (2) kunnen benchmarks van derde landen in de Unie worden gebruikt zonder dat de betrokken beheerders tijdens een tot 2023 verlengde overgangsperiode gelijkwaardigheid, erkenning of bekrachtiging hoeven aan te vragen. Tijdens deze overgangsperiode is erkenning in de Unie een opt-inregeling voor in derde landen gevestigde benchmarkbeheerders, wat aangeeft dat hun benchmarks na afloop van de overgangsperiode beschikbaar zullen blijven voor gebruik in de Unie. Als gevolg hiervan moeten tijdens deze periode de bepalingen inzake geldboeten alleen van toepassing zijn op in derde landen gevestigde beheerders die vóór het verstrijken van de bij Verordening (EU) 2021/168 ingevoerde overgangsperiode vrijwillig erkenning hebben aangevraagd en wanneer de relevante nationale bevoegde autoriteit of de ESMA erkenning heeft verleend.

(12)

Met het oog op een soepele toepassing van de nieuwe toezichtsbevoegdheden die aan de ESMA zijn toegekend, moet deze verordening met spoed in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“cruciale benchmark”: een cruciale benchmark overeenkomstig artikel 20, lid 1, punten a) en c), van Verordening (EU) 2016/1011;

2)

“benchmark van een derde land”: een benchmark waarvan de beheerder buiten de Unie is gevestigd.

Artikel 2

Procedureregels voor inbreukprocedures voor de onderzoeksfunctionaris

1.   Na beëindiging van een onderzoek naar mogelijke inbreuken als bedoeld in artikel 42, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2016/1011 en alvorens een dossier bij de ESMA in te dienen, stelt de in artikel 48 decies, lid 1, van die verordening bedoelde onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijk in kennis van zijn bevindingen en stelt hij hem in de gelegenheid schriftelijke opmerkingen in te dienen overeenkomstig lid 3. In de mededeling van bevindingen worden de feiten vermeld die een of meer inbreuken op de voorschriften van titel VI van Verordening (EU) 2016/1011 kunnen vormen, evenals een beoordeling van de aard en de ernst van die inbreuken, rekening houdend met de criteria van artikel 48 sexies, lid 2, van die verordening.

2.   In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. In andere onderzoeken dan de in artikel 5 bedoelde onderzoeken bedraagt deze termijn ten minste vier weken. De onderzoeksfunctionaris is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zijn ontvangen nadat deze termijn is verstreken.

3.   In zijn schriftelijke opmerkingen kan de aan het onderzoek onderworpen persoon alle feiten uiteenzetten die dienstig kunnen zijn voor zijn verweer, en zo mogelijk documenten bijvoegen ter staving van de uiteengezette feiten. De aan het onderzoek onderworpen persoon kan voorstellen dat de onderzoeksfunctionaris andere personen hoort die de in zijn opmerkingen uiteengezette feiten kunnen bevestigen.

4.   De onderzoeksfunctionaris kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De aan een onderzoek onderworpen persoon mag worden bijgestaan door een raadsman van zijn keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

Artikel 3

Procedureregels voor inbreukprocedures bij de ESMA met betrekking tot geldboeten en toezichtsmaatregelen

1.   Het volledige, door de onderzoeksfunctionaris aan de ESMA voor te leggen dossier bevat de volgende documenten:

de mededeling van bevindingen en een kopie daarvan die gericht is aan de benchmarkbeheerder of de aan het onderzoek onderworpen persoon;

een kopie van de schriftelijke opmerkingen van de benchmarkbeheerder of de aan het onderzoek onderworpen persoon;

de notulen van eventuele hoorzittingen.

2.   Wanneer het dossier onvolledig is, stuurt de ESMA een met redenen omkleed verzoek om aanvullende documenten aan de onderzoeksfunctionaris.

3.   Indien de ESMA van oordeel is dat de in de mededeling van bevindingen van de onderzoeksfunctionaris beschreven feiten geen inbreuk vormen op de voorschriften van titel VI van Verordening (EU) 2016/1011, sluit zij het onderzoek en stelt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon in kennis van dit besluit.

4.   Indien de ESMA niet instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, legt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon een nieuwe mededeling van bevindingen voor. In de mededeling van bevindingen wordt een termijn van ten minste vier weken vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over het bestaan van een inbreuk en over het instellen van toezichtmaatregelen of het opleggen van een geldboete overeenkomstig de artikelen 48 sexies en 48 septies van Verordening (EU) 2016/1011, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.

5.   Indien de ESMA geheel of gedeeltelijk instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon daarvan in kennis. Een dergelijke kennisgeving bevat een termijn van ten minste twee weken indien de ESMA instemt met alle bevindingen, en van ten minste vier weken indien de ESMA niet instemt met alle bevindingen, waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen persooen schriftelijke opmerkingen kan indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over het bestaan van een inbreuk en over het instellen van toezichtmaatregelen of het opleggen van een geldboete overeenkomstig de artikelen 48 sexies en 48 septies van Verordening (EU) 2016/1011, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.

6.   De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie zij een mededeling van bevindingen heeft gericht, uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De aan een onderzoek onderworpen persoon mag worden bijgestaan door een raadsman van zijn keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

7.   Indien de ESMA besluit dat de aan een onderzoek onderworpen persoon een of meer inbreuken op de voorschriften van titel VI van Verordening (EU) 2016/1011 heeft gepleegd, en zij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 48 septies van die verordening heeft genomen, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van dit besluit.

Artikel 4

Procedureregels voor inbreukprocedures bij de ESMA met betrekking tot dwangsommen

1.   Alvorens uit hoofde van artikel 48 octies van Verordening (EU) 2016/1011 een besluit tot het opleggen van een dwangsom te nemen, legt de ESMA de aan de procedure onderworpen persoon een mededeling van bevindingen voor met de redenen voor het opleggen van een dwangsom en de hoogte van het bedrag van de dwangsom per dag van niet-naleving. In de mededeling van bevindingen wordt een termijn van ten minste vier weken vastgesteld waarbinnen de aan de procedure onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over een dwangsom, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van die termijn zijn ontvangen.

2.   Zodra de benchmarkbeheerder of de aan de procedure onderworpen persoon als bedoeld in artikel 48 ter, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 heeft voldaan aan het in artikel 48 octies, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde besluit, wordt geen dwangsom meer opgelegd.

3.   Een besluit van de ESMA tot oplegging van een dwangsom maakt melding van de rechtsgrond en de motieven voor het besluit, het bedrag en aanvangsdatum van de dwangsom.

4.   De ESMA kan de aan de procedure onderworpen persoon uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De aan de procedure onderworpen persoon mag worden bijgestaan door een raadsman van zijn keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

Artikel 5

Procedureregels voor voorlopige besluiten over toezichtsmaatregelen

1.   In afwijking van artikel 3, leden 4, 5 en 6, en artikel 4, leden 1 en 4, is de procedure van dit artikel van toepassing wanneer de ESMA voorlopige besluiten neemt overeenkomstig artikel 48 undecies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2016/1011.

2.   Indien de ESMA besluit dat de aan een onderzoek onderworpen persoon een inbreuk op de voorschriften van titel VI van Verordening (EU) 2016/1011 heeft gepleegd, en zij een voorlopig besluit tot instelling van toezichtsmaatregelen uit hoofde van artikel 48 sexies van die verordening neemt, stelt zij de aan het voorlopige besluit onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van dit voorlopige besluit.

De ESMA stelt een termijn van ten minste vier weken vast waarbinnen de aan het voorlopige besluit onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen over het voorlopige besluit kan indienen. De ESMA is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

Op verzoek biedt de ESMA de aan het voorlopige besluit onderworpen persoon toegang tot het dossier. De documenten van het dossier waartoe toegang is verkregen, mogen alleen worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met betrekking tot de toepassing van Verordening (EU) 2016/1011.

De ESMA kan de aan het voorlopige besluit onderworpen persoon uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. De aan het voorlopige besluit onderworpen persoon mag worden bijgestaan door een raadsman van zijn keuze. Hoorzittingen zijn niet openbaar.

3.   De ESMA neemt na de goedkeuring van het voorlopige besluit zo snel mogelijk een definitief besluit.

Indien de ESMA, nadat zij de aan het voorlopige besluit onderworpen persoon heeft gehoord, van oordeel is dat deze een inbreuk op de voorschriften van titel VI van Verordening (EU) 2016/1011 heeft gepleegd, neemt zij een bevestigend besluit tot oplegging van een of meer toezichtsmaatregelen als bedoeld in artikel 48 sexies van Verordening (EU) 2016/1011. De ESMA stelt de aan het voorlopige besluit onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van dat besluit.

4.   Indien de ESMA een definitief besluit neemt dat het voorlopige besluit niet bevestigt, wordt het voorlopige besluit geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 6

Toegang tot het dossier en gebruik van documenten

1.   Op verzoek verleent de ESMA toegang tot het dossier aan de aan het onderzoek onderworpen persoon aan wie de onderzoeksfunctionaris of de ESMA een mededeling van bevindingen heeft gezonden. De toegang tot het dossier wordt verleend na kennisgeving van een mededeling van bevindingen.

2.   De documenten van het dossier waartoe toegang is verkregen, mogen door de in lid 1 bedoelde persoon alleen worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met betrekking tot de toepassing van Verordening (EU) 2016/1011.

Artikel 7

Verjaringstermijnen voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen

1.   Voor geldboeten en dwangsommen die aan benchmarkbeheerders en andere aan een onderzoek onderworpen personen worden opgelegd, geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.

2.   De in lid 1 bedoelde verjaringstermijn gaat in op de dag na die waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.

3.   De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit door elke handeling die de ESMA of de nationale bevoegde autoriteit op verzoek van de ESMA overeenkomstig artikel 48 quaterdecies van Verordening (EU) 2016/1011 verricht met het oog op het onderzoek of de procedure met betrekking tot een inbreuk op titel VI van Verordening (EU) 2016/1011. De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan de benchmarkbeheerder of aan de persoon die aan het onderzoek is onderworpen met betrekking tot een inbreuk op Verordening (EU) 2016/1011.

4.   Na elke stuiting als bedoeld in lid 3 begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen. De verjaring treedt uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaring in overeenstemming met lid 5 wordt geschorst.

5.   De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de ESMA het voorwerp vormt van een procedure bij de bezwaarcommissie als bedoeld in artikel 60 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 48 duodecies van Verordening (EU) 2016/1011.

Artikel 8

Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties

1.   De bevoegdheid van de ESMA tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 48 sexies en 48 octies van Verordening (EU) 2016/1011 genomen besluiten verjaart na vijf jaar.

2.   De in lid 1 bedoelde verjaringstermijn wordt berekend vanaf de dag na die waarop het besluit definitief wordt.

3.   De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt gestuit door:

a)

een kennisgeving door de ESMA aan de aan de procedure onderworpen persoon van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd;

b)

elke handeling van de ESMA of van een nationale bevoegde autoriteit die op verzoek van de ESMA handelt overeenkomstig artikel 48 quaterdecies van Verordening (EU) 2016/1011, tot invordering van de geldboete of de dwangsom of tot handhaving van de aan de betaling daarvan gestelde voorwaarden.

4.   Na elke stuiting als bedoeld in lid 3 begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen.

5.   De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst:

a)

zolang een betalingstermijn is toegestaan;

b)

zolang de tenuitvoerlegging van de betaling is opgeschort op grond van een lopende procedure bij de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 48 duodecies van Verordening (EU) 2016/1011.

Artikel 9

Inning van geldboeten en dwangsommen

1.   De bedragen van door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen worden op een door de ESMA geopende rentedragende rekening gestort totdat zij definitief worden. Indien de ESMA gelijktijdig meerdere geldboeten en/of dwangsommen int, zorgt zij ervoor dat die op verschillende rekeningen of hulprekeningen worden gestort. Betaalde geldboeten en dwangsommen worden niet in de begroting van de ESMA opgenomen of als begrotingsposten geregistreerd.

2.   Zodra de ESMA vaststelt dat de geldboeten en/of dwangsommen definitief zijn omdat alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput, draagt de betrokken rekenplichtige deze bedragen inclusief eventueel ontvangen rente over aan de Commissie. Deze bedragen worden vervolgens als ontvangsten in de begroting van de Unie opgenomen.

3.   De ESMA brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie over de bedragen van de opgelegde geldboeten en dwangsommen en de status daarvan.

Artikel 10

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op en is van toepassing met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 49 van 12.2.2021, blz. 6).

(3)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


Top