Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R0375

    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/375 van de Raad van 3 maart 2022 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

    ST/6185/2022/INIT

    PB L 70 van 4.3.2022, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/375/oj

    4.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 70/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/375 VAN DE RAAD

    van 3 maart 2022

    tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (1), en met name artikel 14, lid 1,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Raad heeft op 5 maart 2014 Verordening (EU) nr. 208/2014 vastgesteld.

    (2)

    Op basis van een evaluatie door de Raad moet de in bijlage I bij die verordening opgenomen informatie betreffende de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden geactualiseerd.

    (3)

    Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 208/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 208/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 3 maart 2022.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    G. DARMANIN


    (1)   PB L 66 van 6.3.2014, blz. 1.


    BIJLAGE

    Deel B (“Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming”) van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 208/2014 wordt vervangen door:

    “B.   Rechten van de verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming

    De rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming uit hoofde van het wetboek van strafvordering van Oekraïne

    In artikel 42 van het wetboek van strafvordering van Oekraïne (“het wetboek van strafvordering”) is bepaald dat iedere persoon die verdachte of beklaagde is in een strafproces de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming geniet. Het gaat onder meer om het recht om te weten van welk strafbaar feit hij wordt verdacht of beschuldigd; het recht om uitdrukkelijk en onverwijld in kennis gesteld te worden van zijn rechten uit hoofde van het wetboek van strafvordering; het recht om bij eerste verzoek toegang te krijgen tot een advocaat; het recht verzoekschriften voor procedurele handelingen in te dienen; en het recht beroep aan te tekenen tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur, de openbaar aanklager en de onderzoeksrechter.

    In artikel 303 van het wetboek van strafvordering wordt een onderscheid gemaakt tussen beslissingen en omissies die tijdens het vooronderzoek kunnen worden aangevochten (eerste lid) en beslissingen en een handelen of nalaten die tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank in aanmerking kunnen worden genomen (tweede lid). In artikel 306 van het wetboek van strafvordering is bepaald dat klachten tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur of openbaar aanklager moeten worden beoordeeld door een onderzoeksrechter van een lokale rechtbank in aanwezigheid van de eiser of zijn advocaat of wettelijk vertegenwoordiger. In artikel 308 van het wetboek van strafvordering is bepaald dat klachten over het niet in acht nemen van een redelijke termijn door de rechercheur of openbaar aanklager tijdens het vooronderzoek kunnen worden ingediend bij een hogere openbaar aanklager en dat die klachten moeten worden behandeld binnen drie dagen na de indiening ervan. Voorts is in artikel 309 van het wetboek van strafvordering bepaald dat de beslissingen van onderzoeksrechters vatbaar zijn voor beroep, en dat andere beslissingen door de rechter getoetst kunnen worden tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank. Voorts is een aantal onderzoekshandelingen alleen mogelijk na een beslissing van een onderzoeksrechter of rechtbank (bv. inbeslagname van goederen uit hoofde van de artikelen 167-175, en conservatoire maatregelen uit hoofde van de artikelen 176-178, van het wetboek van strafvordering).

    Toepassing van de rechten van de verdediging en van het recht op effectieve rechtsbescherming van elk van de op de lijst geplaatste personen

    1.   Viktor Fedorovych Yanukovych (Nederlandse transliteratie: Viktor Fedorovitsj Janoekovitsj)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer V. Janoekovitsj, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit het besluit van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne van 10 augustus 2020 in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000000785, waarin het Hooggerechtshof het verzoekschrift van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne heeft onderzocht en toestemming heeft verleend om de heer V. Janoekovitsj aan te houden. In zijn uitspraak bevestigde de onderzoeksrechter dat een redelijk vermoeden bestaat van de betrokkenheid van de heer V. Janoekovitsj bij een strafbaar feit in verband met verduistering en bevestigde de status van de heer V. Janoekovitsj als verdachte in de strafrechtelijke procedure.

    Het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding stelde tevens vast dat de heer V. Janoekovitsj sinds 2014 buiten Oekraïne verblijft. Het Hooggerechtshof concludeerde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de heer V. Janoekovitsj zich verborgen houdt voor de instanties die het vooronderzoek voeren.

    Daarnaast heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne op 15 september 2021 gevolg gegeven aan het verzoek van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne en toestemming verleend voor de detentie van de heer V. Janoekovitsj. In die beslissing bevestigde de onderzoeksrechter de conclusies van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne van 10 augustus 2020.

    In strafrechtelijke procedure nr. 42015000000002833 heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne in zijn uitspraak van 25 augustus 2021 toestemming verleend om een bijzonder vooronderzoek in te stellen met betrekking tot de heer V. Janoekovitsj. In zijn uitspraak bevestigde de onderzoeksrechter de status van de heer V. Janoekovitsj als verdachte en concludeerde hij dat er op basis van de bewijzen een gegrond vermoeden bestaat dat de heer V. Janoekovitsj de strafbare feiten heeft gepleegd waarvan hij verdacht wordt. De rechter concludeerde ook dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de heer V. Janoekovitsj zich opzettelijk aan het onderzoek en de rechtbank onttrekt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen. Voorts heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne in zijn uitspraak van 7 oktober 2021 de heer V. Janoekovitsj hechtenis opgelegd. In de uitspraak bevestigde het Hof de status van de heer V. Janoekovitsj als verdachte alsook de redelijke gronden om te vermoeden dat hij strafbare feiten heeft gepleegd. De rechter wees er ook op dat er een risico bestaat dat de heer V. Janoekovitsj zich voor het onderzoek en het Hof verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.

    De Raad beschikt over informatie dat de openbaar aanklager op 29 december 2021 van oordeel was dat het tijdens het vooronderzoek verzamelde bewijsmateriaal volstond om een akte van beschuldiging op te stellen, en dat de heer V. Janoekovitsj en zijn advocaten in kennis werden gesteld van de afronding van het vooronderzoek. De verdediging heeft overeenkomstig de bepalingen van het wetboek van strafvordering van Oekraïne toegang gekregen tot de stukken van het gerechtelijk vooronderzoek om er zich vertrouwd mee te maken.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer V. Janoekovitsj zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer V. Janoekovitsj aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    2.   Vitalii Yuriyovych Zakharchenko (Nederlandse transliteratie: Vitaly Yurievitsj Zachartsjenko)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Zachartsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 19 april 2021 op grond waarvan de heer Zachartsjenko hechtenis is opgelegd, alsook uit de uitspraak van de rechtbank van het Petsjerski-district in Kiev van 10 augustus 2021 waarbij toestemming werd verleend om een bijzonder vooronderzoek in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000002929 uit te voeren. Die beslissingen van de onderzoeksrechters bevestigen de status van de heer Zachartsjenko als verdachte en wijzen erop dat de verdachte zich voor het onderzoek verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.

    Bovendien beschikt de Raad over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Zachartsjenko op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Zachartsjenko op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en het verzoek door te sturen naar de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen. Voorts heeft Oekraïne op 11 mei 2021 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie gericht om de verblijfplaats van de heer Zachartsjenko vast te stellen, welk verzoek op 31 augustus 2021 door Rusland is afgewezen.

    Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Zachartsjenko zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen meetellen voor de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de bovenbeschreven omstandigheden die de heer Zachartsjenko aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    3.   Viktor Pavlovych Pshonka (Nederlandse transliteratie: Viktor Pavlovitsj Psjonka)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer V. Psjonka, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne van 2 oktober 2020, waarbij het beroep van de advocaten van de heer V. Psjonka tot intrekking van de kennisgeving van verdenking van 22 december 2014 werd verworpen. Het Hooggerechtshof concludeerde dat de kennisgeving van verdenking overeenkomstig het wetboek van strafvordering van Oekraïne was betekend en bevestigde de status van de heer V. Psjonka als verdachte in de strafrechtelijke procedure. Daarnaast heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne op 7 mei 2020 en 9 november 2020 geweigerd een procedure in te stellen naar aanleiding van de klacht van advocaten ten aanzien van de dadeloosheid van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne in de strafrechtelijke procedure. De Beroepskamer van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding heeft die beslissingen op respectievelijk 1 juni 2020 en 26 november 2020 bevestigd.

    Voorts heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne op 16 februari 2021 het beroep van de advocaten tot intrekking van het besluit van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne betreffende de opschorting van het vooronderzoek van 14 januari 2021 verworpen. In die beslissing bevestigde het Hof de status van de heer V. Psjonka als verdachte. Daarnaast heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne op 11 maart 2021 de klacht van de advocaten van de heer V. Psjonka met betrekking tot de dadeloosheid van de openbaar aanklager afgewezen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer V. Psjonka op te sporen. Op 24 juli 2020 is een verzoek om internationale rechtshulp gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie om de verblijfplaats van de verdachte vast te stellen en de heer V. Psjonka te ondervragen. Dat verzoek werd door Rusland afgewezen. De Russische autoriteiten hadden eerder de in 2016 en 2018 aan hen gerichte verzoeken om internationale rechtshulp afgewezen.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer V. Psjonka zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer V. Psjonka aangerekend worden en de eerdere niet-uitvoering van de verzoeken om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    6.   Viktor Ivanovych Ratushniak (Nederlandse transliteratie: Viktor Ivanovitsj Ratusjniak)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Ratusjniak, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 19 april 2021 op grond waarvan de heer Ratusjniak hechtenis is opgelegd, alsook uit de uitspraak van de rechtbank van het Petsjerski-district in Kiev van 10 augustus 2021 waarbij toestemming werd verleend om een bijzonder vooronderzoek in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000002929 uit te voeren. Die beslissingen van de onderzoeksrechters bevestigen de status van de heer Ratusjniak als verdachte en wijzen erop dat de verdachte zich voor het onderzoek verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Ratusjniak op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Ratusjniak op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne het verzoek toe te sturen zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen. Voorts heeft Oekraïne op 11 mei 2021 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie gericht om de verblijfplaats van de heer Ratusjniak vast te stellen, welk verzoek op 31 augustus 2021 door Rusland is afgewezen.

    Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Ratusjniak zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer Ratusjniak worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    7.   Oleksandr Viktorovych Yanukovych (Nederlandse transliteratie: Oleksandr Viktorovitsj Janoekovitsj)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer O. Janoekovitsj, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissingen van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne. In strafrechtelijke procedure nr. 42015000000002833 heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne in zijn uitspraak van 25 augustus 2021 toestemming verleend om een bijzonder vooronderzoek in te stellen met betrekking tot de heer O. Janoekovitsj. In zijn uitspraak bevestigde de onderzoeksrechter de status van de heer O. Janoekovitsj als verdachte en concludeerde hij dat er op basis van de bewijzen een gegrond vermoeden bestaat dat de heer O. Janoekovitsj de strafbare feiten heeft gepleegd waarvan hij verdacht wordt. De rechter concludeerde ook dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de heer O. Janoekovitsj zich opzettelijk aan het onderzoek en de rechtbank onttrekt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.

    Voorts heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne in zijn uitspraak van 13 oktober 2021 de heer O. Janoekovitsj hechtenis opgelegd. In de uitspraak bevestigde het Hof de status van de heer O. Janoekovitsj als verdachte alsook de redelijke gronden om te vermoeden dat hij strafbare feiten heeft gepleegd. De rechter wees er ook op dat er een risico bestaat dat de heer O. Janoekovitsj zich voor het onderzoek en het Hof verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.

    De Raad beschikt over informatie dat de openbaar aanklager op 29 december 2021 van oordeel was dat het tijdens het vooronderzoek verzamelde bewijsmateriaal volstond om een akte van beschuldiging op te stellen, en dat de heer O. Janoekovitsj en zijn advocaten in kennis werden gesteld van de afronding van het vooronderzoek. De verdediging heeft overeenkomstig de bepalingen van het wetboek van strafvordering van Oekraïne toegang gekregen tot de stukken van het gerechtelijk vooronderzoek om er zich vertrouwd mee te maken.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer O. Janoekovitsj op te sporen, die in de Russische Federatie verblijft en zich aan het onderzoek onttrekt.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer O. Janoekovitsj zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer O. Janoekovitsj worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    9.   Artem Viktorovych Pshonka (Nederlandse transliteratie: Artem Viktorovitsj Psjonka)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer A. Psjonka, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne van 8 juli 2020, waarbij het beroep van de advocaten van de heer A. Psjonka tot intrekking van het besluit van de openbaar aanklager van 30 april 2015 betreffende de opschorting van het vooronderzoek werd verworpen. Het Hooggerechtshof heeft tevens geconcludeerd dat de kennisgeving van verdenking overeenkomstig het wetboek van strafvordering van Oekraïne is betekend en heeft de status van de heer A. Psjonka als verdachte bevestigd.

    Voorts heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne op 10 februari 2021 het beroep van de advocaten tot intrekking van het besluit van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne betreffende de opschorting van het vooronderzoek van 14 januari 2021 verworpen. In die beslissing bevestigde het Hof de status van de heer A. Psjonka als verdachte. Daarnaast heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne op 11 maart 2021 de klacht van de advocaten van de heer A. Psjonka met betrekking tot de dadeloosheid van de openbaar aanklager afgewezen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer A. Psjonka op te sporen. Op 24 juli 2020 is een verzoek om internationale rechtshulp gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie om de verblijfplaats van de verdachte vast te stellen en hem te ondervragen. Dat verzoek werd door Rusland afgewezen. De Russische autoriteiten hadden eerder het in 2018 aan hen gerichte verzoek om internationale rechtshulp afgewezen.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer A. Psjonka zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer A. Psjonka worden aangerekend en een eerdere niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.

    12.   Serhiy Vitalyovych Kurchenko (Nederlandse transliteratie: Sergei Vitalyovitsj Koertsjenko)

    De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.

    Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Koertsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit het feit dat de verdediging op 28 maart 2019 ervan in kennis werd gesteld dat het vooronderzoek in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000003393 was afgesloten en dat zij toegang heeft gekregen tot de stukken van het dossier om er zich vertrouwd mee te maken. De Raad beschikt over informatie dat de verdediging bezig is zich vertrouwd te maken met het dossier. Op 11 oktober 2021 heeft het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne de advocaten van de verdediging van de heer Koertsjenko bovendien laten weten dat het vooronderzoek was afgerond en dat zij toegang kreeg tot de stukken van het vooronderzoek om er zich vertrouwd mee te maken. De Raad heeft informatie ontvangen over het feit dat het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne een verzoek heeft ingediend om een termijn vast te stellen waarbinnen de verdediging de stukken van het vooronderzoek kan bestuderen, teneinde de vertraging tegen te gaan die de verdediging in dat verband heeft opgelopen.

    In het kader van strafrechtelijke procedure nr. 12014160020000076 heeft het Hof van Beroep van Odessa bij beslissing van 18 september 2020 het beroep van de openbaar aanklager toegewezen en de heer Koertsjenko preventieve hechtenis opgelegd. Het Hof heeft ook verklaard dat de heer Koertsjenko in 2014 uit Oekraïne is vertrokken en dat zijn woonplaats niet kan worden vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de heer Koertsjenko zich verborgen houdt voor de onderzoeksinstanties om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen. Op 20 december 2021 heeft de rechtbank van het Kievski-district in de stad Odessa toestemming verleend om een bijzonder vooronderzoek bij verstek uit te voeren. Voorts heeft de rechtbank van het Kievski-district in de stad Odessa op 20 oktober 2021 het beroep van de advocaten tot intrekking van het besluit van de openbaar aanklager van 27 juli 2021 betreffende de opschorting van het vooronderzoek verworpen.

    De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Koertsjenko op te sporen. Op 13 mei 2021 heeft het hoofdbureau van de nationale politie van de regio Odessa het Oekraïense bureau van Interpol en Europol verzocht om een red notice met betrekking tot Koertsjenko openbaar te maken, die momenteel in behandeling is. De Raad werd ervan in kennis gesteld dat de Oekraïense autoriteiten op 29 april 2020 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie hebben gericht, dat op 28 juli 2020 is teruggestuurd en niet zou worden uitgevoerd.

    Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Koertsjenko het onderzoek ontwijkt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn worden geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van de rechter beschreven omstandigheden die de heer Koertsjenko worden aangerekend en de niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.”.


    Top