Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022D0609

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/609 van de Commissie van 8 april 2022 inzake de erkenning van de vrijwillige regeling “SURE” voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof (Voor de EER relevante tekst)

C/2022/2110

PB L 114 van 12.4.2022, p. 203–205 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2022/609/oj

12.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/203


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/609 VAN DE COMMISSIE

van 8 april 2022

inzake de erkenning van de vrijwillige regeling “SURE” voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (1), en met name artikel 30, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn (EU) 2018/2001 legt vereisten vast voor bepaalde brandstoffen, namelijk biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof, om te waarborgen dat die alleen kunnen worden meegeteld voor het behalen van de in de richtlijn vastgestelde streefcijfers als ze duurzaam geproduceerd zijn en tot aanzienlijk minder uitstoot van broeikasgassen leiden in vergelijking met fossiele brandstoffen. Ten eerste worden in artikel 29 van de richtlijn duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen vastgelegd, en bepalen artikel 26 van de richtlijn en de Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie (2) de criteria voor het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik, enerzijds, en welke biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik die aan bepaalde voorwaarden voldoen, kunnen worden gecertificeerd als een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik, anderzijds. Ten tweede bevat artikel 25, lid 2, van de richtlijn de broeikasgasemissiereductiecriteria voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof. Ten derde eist artikel 28, lid 2, van de richtlijn dat marktdeelnemers informatie in een Uniedatabank invoeren over de transacties en de duurzaamheidskenmerken van bepaalde hernieuwbare brandstoffen (biobrandstoffen, biogas en hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong) en van transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof.

(2)

De richtlijn biedt regels voor de berekening van de bijdrage van hernieuwbare elektriciteit tot de streefcijfers voor de vervoerssector. Artikel 27, lid 3, van de richtlijn voorziet in het bijzonder in regels voor een dergelijke berekening, als elektriciteit wordt gebruikt voor het aandrijven van elektrische voertuigen en als deze wordt gebruikt om vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong te produceren.

(3)

De lidstaten kunnen gebruikmaken van vrijwillige systemen ter controle van de naleving van de regels voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof. Vrijwillige systemen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het aantonen van de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa krachtens Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). In Richtlijn (EU) 2018/2001 is de rol van vrijwillige systemen uitgebreid. Ten eerste kunnen zij nu dienen om te certificeren dat alle uit biomassa geproduceerde brandstoffen, inclusief gasvormige en vaste brandstoffen, aan de duurzaamheidscriteria van Richtlijn (EU) 2018/2001 voldoen, en om nauwkeurige gegevens te verstrekken over de broeikasgasemissiereductie ervan. Ten tweede kunnen zij dienen om te certificeren dat hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof aan de broeikasgasemissiereductiecriteria ervan voldoen. Ten derde kunnen zij dienen als bewijs van naleving van de regels van artikel 27, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001 voor de berekening van hernieuwbare elektriciteit in de vervoerssector. Ten vierde kunnen zij dienen als bewijs dat de marktdeelnemers de juiste informatie invoeren in de nationale of Uniedatabank inzake bepaalde hernieuwbare brandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Ten vijfde kunnen zij dienen om biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico van indirecte veranderingen in landgebruik te certificeren. De Commissie kan besluiten dat vrijwillige nationale of internationale regelingen kunnen dienen voor alle of een deel van die doelen.

(4)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende vrijwillige regeling, mag een lidstaat, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria in te dienen.

(5)

Het verzoek aan de Commissie om erkenning conform artikel 30, lid 4, van de richtlijn van de vrijwillige regeling “SURE” is op 15 oktober 2020 voor het eerst bij de Commissie ingediend. Dit verzoek leidde tot een beoordeling van de regeling door de Commissie, waaruit bleek dat enkele punten moesten worden aangepast. Bij de hernieuwde indiening op dinsdag 29 juni 2021 zijn deze kwesties in de regeling opgelost. De regeling omvat grondstoffen, inclusief afval en residuen, biomassabrandstoffen en de gehele controleketen.

(6)

Uit de beoordeling door de Commissie van de vrijwillige regeling “SURE” is gebleken dat die regeling afdoende aan de duurzaamheidscriteria zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001 voldoet, en ook accurate gegevens over broeikasgasemissiereductie bevat voor de toepassing van artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001, en dat een massabalansmethodologie wordt toegepast overeenkomstig de vereisten van artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001. Bij deze beoordeling worden de aanstaande overeenkomstig artikel 29, lid 8, en artikel 30, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/2001 vast te stellen uitvoeringshandelingen betreffende richtsnoeren voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria van artikel 29, leden 6 en 7, van Richtlijn (EU) 2018/2001, en betreffende de regels om te controleren of de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op directe veranderingen in landgebruik worden nageleefd, niet in aanmerking genomen. De vrijwillige regeling “SURE” wordt daarom opnieuw beoordeeld als die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld.

(7)

Uit de evaluatie van “SURE” is gebleken dat de regeling beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage VI bij Richtlijn (EU) 2018/2001.

(8)

De erkende regeling moet beschikbaar worden gesteld in de afdeling over vrijwillige regelingen op de EUROPA-website van de Commissie.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De op 29 juni 2021 bij de Commissie ingediende vrijwillige regeling “SURE” (“de regeling”) vertoont voor de conform de regeling gecontroleerde brandstoffen de volgende elementen:

a)

leveringen van biomassabrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 7, en lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

b)

marktdeelnemers voldoen aan de verplichting de juiste informatie in te voeren in de nationale of Uniedatabank inzake hernieuwbare brandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

De regeling bevat ook accurate gegevens over broeikasgasemissiereductie voor de toepassing van artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001, in de zin dat zij waarborgt dat alle relevante informatie van de marktpartijen stroomopwaarts de bewakingsketen wordt doorgegeven aan de marktpartijen stroomafwaarts de bewakingsketen.

Artikel 2

Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Indien de inhoud van de regeling, zoals ingediend voor erkenning bij de Commissie op dinsdag 29 juni 2021, wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, worden dergelijke wijzigingen onverwijld aan de Commissie gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds in de juiste mate voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

Artikel 3

De Commissie kan dit besluit onder meer in de volgende gevallen intrekken:

a)

als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd of als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden;

b)

als de regeling geen jaarlijks verslag indient bij de Commissie overeenkomstig artikel 30, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

c)

als de regeling de normen voor onafhankelijke audits en andere vereisten als gespecificeerd in de in artikel 29, lid 8, of artikel 30, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde uitvoeringshandelingen, niet toepast of geen verbeteringen uitvoert met betrekking tot andere elementen van de regeling die van belang worden geacht voor een blijvende erkenning.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 8 april 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik (PB L 133 van 21.5.2019, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).


Top