Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D2309

    Besluit (GBVB) 2021/2309 van de Raad van 22 december 2021 over voorlichtingsactiviteiten van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag

    ST/13813/2021/INIT

    PB L 461 van 27.12.2021, p. 78–92 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/2309/oj

    27.12.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 461/78


    BESLUIT (GBVB) 2021/2309 VAN DE RAAD

    van 22 december 2021

    over voorlichtingsactiviteiten van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het Wapenhandelsverdrag (WHV) is op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) aangenomen en op 24 december 2014 in werking getreden. Alle lidstaten van de Unie zijn partij bij het WHV (de “staten die partij zijn bij het WHV”).

    (2)

    Met het WHV wordt beoogd de hoogst mogelijke gemeenschappelijke internationale normen vast te stellen om de legale handel in conventionele wapens te reguleren en de illegale handel in conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen en het oneigenlijk gebruik van die wapens te voorkomen. De belangrijkste uitdagingen zijn de daadwerkelijke uitvoering door de staten die partij zijn bij het WHV en de universalisering, indachtig dat de regulering van de internationale wapenhandel een mondiale aangelegenheid is. Om die uitdagingen te helpen aanpakken heeft de Raad op 16 december 2013 Besluit 2013/768/GBVB (1) vastgesteld en aldus het werkterrein van de Unie op het gebied van bijstand bij uitvoercontrole uitgebreid met activiteiten die specifiek verband houden met het WHV. Daarna volgde Besluit (GBVB) 2017/915 van de Raad (2) van 29 mei 2017 over activiteiten van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het WHV.

    (3)

    De activiteiten in het kader van Besluit 2013/768/GBVB en Besluit (GBVB) 2017/915 hebben partnerlanden geholpen bij het regelen van vele zaken die van belang zijn voor het instellen en ontwikkelen van een nationaal systeem voor controle op wapenoverdrachten, zoals vereist door het WHV. Bepaalde partnerlanden zijn als rijp aangemerkt en zullen geleidelijk worden uitgefaseerd of geen deel meer uitmaken van de derde projectfase. De samenwerking met een aantal begunstigde landen die niet eerder bijstand van de Unie op het vlak van uitvoercontrole hadden gekregen, werd verder ontwikkeld, in lijn met het mondiale karakter van het WHV. Het verdient aanbeveling met een aantal van deze begunstigde landen verder te werken zodat nog meer vooruitgang wordt gemaakt, en deze landen aan te sporen zelf aan regionale voorlichting ter doen.

    (4)

    Naast de voortzetting van de activiteiten met die in de bijlage genoemde partnerlanden is het raadzaam een vraaggestuurde aanpak te volgen waarbij bijstandsactiviteiten kunnen worden verleend op verzoek van landen die hebben vastgesteld dat zij bepaalde behoeften hebben met betrekking tot de uitvoering van het WHV. Zo'n aanpak is succesvol gebleken bij het verlenen van bijstand aan landen die door hun verzoeken om bijstand van de Unie blijk hebben gegeven van toewijding aan en eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het WHV. In dit besluit zijn derhalve een specifiek aantal activiteiten behouden die op verzoek beschikbaar zullen zijn, onder meer voor landen die nog geen partij zijn bij het WHV.

    (5)

    De bijstand van de Unie uit hoofde van Besluit (GBVB) 2020/1464 van de Raad (3) over de bevordering van doeltreffende controle op de wapenuitvoer is gericht op een aantal landen in het nabije oosten en het zuidelijke nabuurschap van de Unie. De Unie ondersteunt het WHV-secretariaat bij zijn uitvoering van het WHV door middel van Besluit (GBVB) 2021/649 van de Raad (4) . De Unie verstrekt ook al heel lang bijstand bij controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en ondersteunt zo de ontwikkeling van juridische kaders en institutionele capaciteit voor het vaststellen en handhaven van effectieve uitvoercontroles op goederen voor tweeërlei gebruik.

    (6)

    De Unie steunt ook de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de VN, die voorziet in effectieve controles op de overdracht van goederen die verband houden met massavernietigingswapens. Controle die wordt ontwikkeld voor de uitvoering van UNSCR 1540 (2004) en in het kader van de EU-programma's voor bijstand bij de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik, vergroot het algemene vermogen om het WHV daadwerkelijk uit te voeren aangezien de wetten en bestuurlijke procedures en instanties voor de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik veelal dezelfde zijn als die voor de controle op de uitvoer van conventionele wapens. Derhalve is het van cruciaal belang dat er wordt gezorgd voor nauwe coördinatie tussen activiteiten voor de controle op goederen voor tweeërlei gebruik en activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het WHV, onder meer ter ondersteuning van het WHV-secretariaat.

    (7)

    Het grote aantal activiteiten waarin dit besluit voorziet, rechtvaardigt het gebruik van twee uitvoerende entiteiten. Het Duitse Bureau voor economie en uitvoercontrole (Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle — BAFA) is door de Raad en de Commissie belast met de technische uitvoering van eerdere projecten voor exportcontrole. BAFA heeft bijgevolg een schat aan kennis en deskundigheid opgebouwd. Expertise France is belast met de Unie-P2P-projecten in verband met goederen voor tweeërlei gebruik. Mede door de rol van Expertise France in de uitvoering van dit besluit zal er voldoende worden gecoördineerd met projecten in verband met goederen voor tweeërlei gebruik,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering en universalisering van het Wapenhandelsverdrag (WHV) onderneemt de Unie activiteiten met de volgende doelstellingen:

    a)

    vergroting of ontwikkeling van de capaciteiten en deskundigheid op het gebied van controle op de overdracht van wapens met het oog op de uitvoering van het WHV in nieuwe en bestaande begunstigde landen door middel van instrumenten zoals rechtsbijstand en opleiding van vergunningverlenende en handhavingsambtenaren;

    b)

    contacten met andere landen, met inbegrip van staten die geen partij zijn bij het WHV, teneinde de universalisering van het WHV op nationaal, regionaal en multilateraal niveau te ondersteunen.

    2.   Ter verwezenlijking van de in lid 1 omschreven doelstellingen voert de Unie de volgende projectactiviteiten uit:

    a)

    samenwerking met de gemeenschap van experts: dergelijke activiteiten zullen gericht zijn op het intensiveren van de samenwerking met en tussen experts uit de bij Besluiten 2013/768/GBVB en (GBVB) 2017/915 opgerichte projectpool van experts, alsook met nieuwe experts, met name die uit begunstigde en voormalige begunstigde landen in het kader van het uitfaseringsproces;

    b)

    nationale activiteiten: nationale activiteiten zullen aan afzonderlijke begunstigde landen worden aangeboden op basis van een specifiek bijstandsprogramma dat is toegesneden op de specifieke behoeften van het betrokken begunstigde land;

    c)

    studiebezoeken: bij studiebezoeken kunnen begunstigde landen toegang krijgen tot overheidsinstanties en ambtenaren in andere landen die het WHV toepassen

    d)

    gerichte bijstand op korte termijn voor specifieke vraagstukken of problemen die door de begunstigde landen aan de orde worden gesteld;

    e)

    “train-the-trainer”-benadering, bestaande uit workshops en een onlineplatform;

    f)

    regionale, transregionale en internationale activiteiten naar aanleiding van verzoeken van begunstigde landen die willen leren van de ervaringen van landen in andere delen van de wereld;

    g)

    nevenevenementen in de marge van de conferenties van staten die partij zijn bij het WHV;

    h)

    een slotconferentie om de partnerlanden, de betrokken belanghebbenden zoals nationale parlementen, regionale en internationale organisaties en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld bewuster te maken van en meer verantwoordelijkheid te doen nemen voor het WHV.

    In de bijlage worden deze projectactiviteiten nader omschreven.

    Artikel 2

    1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) is belast met de uitvoering van dit besluit.

    2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten is in handen van het Duitse Bureau voor economie en uitvoercontrole (Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle — BAFA) en Expertise France.

    3.   BAFA en Expertise France zullen deze taken uitvoeren onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. Daartoe treft de hoge vertegenwoordiger de nodige regelingen met BAFA en Expertise France.

    Artikel 3

    1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten bedraagt 3 499 892,39 EUR. De totale geraamde begroting voor het gehele project bedraagt 3 824 892,39 EUR. Het deel van die geraamde begroting dat niet wordt gedekt door het referentiebedrag, wordt medegefinancierd door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland.

    2.   Uitgaven die met het in lid 1 genoemde referentiebedrag worden gefinancierd, worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

    3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Daartoe treft de Commissie de nodige regelingen met BAFA en Expertise France. In de regelingen wordt bepaald dat BAFA en Expertise France ervoor moeten zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in verhouding tot haar omvang.

    4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde regelingen zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te treffen. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum waarop die regelingen zijn getroffen.

    Artikel 4

    1.   De hoge vertegenwoordiger brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door de uitvoerende entiteiten. Deze rapporten vormen de grondslag voor de evaluatie door de Raad.

    2.   De Commissie geeft informatie over de financiële aspecten van de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten.

    Artikel 5

    Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Het verstrijkt 36 maanden na de datum waarop de in artikel 3, lid 3, bedoelde regelingen zijn getroffen of zes maanden na de vaststelling ervan indien die regelingen niet binnen die periode zijn getroffen.

    Gedaan te Brussel, 22 december 2021.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    G. DOVŽAN


    (1)  Besluit 2013/768/GBVB van de Raad van 16 december 2013 betreffende EU-activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 56).

    (2)  Besluit (GBVB) 2017/915 van de Raad van 29 mei 2017 over activiteiten van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag (PB L 139 van 30.5.2017, blz. 38).

    (3)  Besluit (GBVB) 2020/1464 van de Raad van 12 oktober 2020 over de bevordering van doeltreffende controle op de wapenuitvoer (PB L 335 van 13.10.2020, blz. 3).

    (4)  Besluit (GBVB) 2021/649 van de Raad van 16 april 2021 betreffende steun van de Unie voor activiteiten van het WHV-secretariaat ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag (PB L 133 van 20.4.2021, blz. 59).


    BIJLAGE

    PROJECTDOCUMENT

    Stimuleringsproject ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag — derde fase

    1.   Achtergrond en motivering van de steun van de Unie

    Dit besluit bouwt voort op eerdere Raadsbesluiten ter ondersteuning van het VN-proces ter voorbereiding van het Wapenhandelsverdrag (WHV) en ter bevordering van de daadwerkelijke uitvoering en de universalisering ervan. Het WHV is op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurd en op 24 december 2014 in werking getreden.

    Het voorwerp van het WHV is, in de woorden van het WHV zelf, “de hoogstmogelijke gemeenschappelijke internationale standaard vast te stellen voor de regulering of verbetering van de regulering van de internationale handel in conventionele wapens, en de illegale handel in conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen en de omleiding ervan te voorkomen”. Het doel is, opnieuw in de woorden van het verdrag, “bij te dragen aan de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit; menselijk lijden te verminderen, en samenwerking, transparantie en verantwoord optreden van de staten die partij zijn ten aanzien van de internationale handel in conventionele wapens, te bevorderen, en daardoor bij te dragen aan het vertrouwen tussen de staten die partij zijn” (1). Het voorwerp en het doel van het WHV stroken met de algehele ambitie van de Unie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende Europese Unie.

    Het WHV is in 2013 goedgekeurd. De grootste problemen liggen op dit moment in de daadwerkelijke uitvoering en de universalisering ervan.

    Daarom bevat dit besluit een reeks steun- en stimuleringsactiviteiten die kunnen bijdragen tot de daadwerkelijke uitvoering en universalisering van het verdrag. Dit besluit bouwt voort op de resultaten en lessen van de twee eerdere bij Besluit 2013/768/GBVB en Besluit (GBVB) 2017/915 gefinancierde projectfasen en toont dat de Unie en de lidstaten het WHV werkelijk zijn toegedaan en het verdrag blijven steunen.

    2.   Algemene doelen

    Het hoofddoel van dit besluit is de steun aan een aantal staten voort te zetten opdat deze hun controle op de overdracht van wapens versterken ten gunste van de daadwerkelijke uitvoering van het WHV, en met de bedoeling deze staten op den duur in staat te stellen deze controle geheel zelfstandig uit te voeren. Ook moet dit besluit de universalisering van het verdrag bevorderen. De samenwerking zal worden uitgebreid en aangepast aan de behoeften van en de vorderingen in de landen die steun krijgen van de Unie. Er wordt rekening gehouden met de mate waarin de controle op wapenoverdracht in die landen reeds operationeel is en met de mate waarin deze landen ter zake reeds zelfstandigheid hebben verworven. Andere activiteiten zijn erop gericht niet-staten die partij zijn bij het WHV, te stimuleren het verdrag goed te keuren en het op nationaal niveau uit te voeren.

    De Unie zal het volgende doen:

    a)

    versterken en/of ontwikkelen van de capaciteiten, de middelen en de deskundigheid op het gebied van controle op de overdracht van wapens ten behoeve van de uitvoering van het WHV in nieuwe en bestaande landen die steun krijgen. Dit zal bijvoorbeeld gebeuren door juridische bijstand en opleiding van functionarissen die belast zijn met de afgifte van vergunningen en met handhaving;

    b)

    contacten leggen met andere landen, met inbegrip van niet-staten die partij zijn bij het WHV, om zo de universalisering van het verdrag op nationaal, regionaal en multilateraal niveau te ondersteunen.

    3.   Beschrijving van de projectactiviteiten

    3.1.   Steun voor de uitvoering van het WHV

    Het doel van de steunprogramma's voor de uitvoering van het WHV is de te steunen landen beter in staat te stellen over de gehele linie en bestendig de WHV-bepalingen na te leven. Tot de landen die steun zullen ontvangen, behoort een aantal landen dat reeds steun ontvangt uit hoofde van de eerdere besluiten van de Raad en die in punt 3.1.2.3 van het onderhavige besluit worden genoemd, alsmede landen die na de vaststelling van dit besluit een verzoek om steun zullen indienen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar samenwerking met en het steunen van partijen bij het verdrag die thans geen staat zijn.

    Deze steun zal de Unie in staat stellen flexibel en reactief op te treden en in te spelen op de veranderende individuele behoeften van elk steunland met betrekking tot de uitvoering van het WHV. Voor landen die reeds van eerdere steunprogramma's van de EU hebben geprofiteerd en aanzienlijke vorderingen hebben geboekt met de uitvoering van het WHV, zal de nadruk van de samenwerking verschuiven van intensieve technische ondersteuning naar het bereiken van zelfstandigheid en zelfredzaamheid (uitfasering) (2). Elementen van dit nieuwe proces zullen in de verschillende projectactiviteiten worden opgenomen, voor zover daar reden voor is en dit ook haalbaar is.

    De steun zal verstrekt worden aan één bepaald land of een groep van landen met vergelijkbare behoeften. De steunactiviteiten kunnen verschillende vormen aannemen (persoonlijk, online, hybride, e-learning) en de expertise komt van deskundigen die door het Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA) en Expertise France uit een pool van deskundigen worden geselecteerd.

    3.1.1.   Contacten met de gemeenschap van deskundigen

    3.1.1.1.   Doel van de activiteit

    De activiteiten zullen gericht zijn op het intensiveren van de samenwerking met en tussen deskundigen die deel uitmaken van de bij Besluiten 2013/768/GBVB en (GBVB) 2017/915 opgerichte projectpool van deskundigen, alsook met nieuwe deskundigen, met name deskundigen uit de huidige en voormalige steunlanden, zulks in verband met de uitfasering. De activiteiten zullen constructieve uitwisselingen over de uitvoering en de resultaten van het project bevorderen, zowel tussen de deskundigen in de pool als tussen deskundigen en steunlanden, waardoor betrokkenheid op lange termijn bij het project wordt gestimuleerd en deskundigheid binnen de grotere WHV-gemeenschap wordt gemobiliseerd. De activiteiten zullen ook bijdragen tot de Zuid-Zuid-samenwerking door, in voorkomend geval, deskundigen uit naaste buurlanden bij de werkzaamheden te betrekken.

    Voor de contacten met deskundigen zal een drieledige aanpak worden gevolgd:

    vergaderingen met deskundigen uit de pool van deskundigen om gemeenschappelijke doelstellingen te ontwikkelen en benaderingen uit te werken waarmee de steunlanden kunnen worden bereikt;

    samenwerkingsbijeenkomsten tussen deskundigen uit de pool van deskundigen en contactpunten uit de steunlanden om zo de betrokkenheid van de steunlanden bij het project te vergroten;

    het gebruik van het onlineplatform (oorspronkelijk ontwikkeld in de tweede fase van het project) en de instrumenten van het platform om de communicatie tussen deskundigen te bevorderen en het delen van informatie over het WHV en de uitvoering van het project (activiteiten, deskundigen enz.) te ondersteunen.

    3.1.1.2.   Beschrijving van de activiteit

    De uitvoerende entiteiten zullen bijeenkomsten van deskundigen beleggen waarvoor voornamelijk, maar niet uitsluitend, deskundigen zullen worden uitgenodigd die betrokken waren bij de eerdere fasen van het project en/of die dikwijls aan projectactiviteiten hebben deelgenomen. De vergaderingen kunnen op afstand, persoonlijk of hybride worden gehouden en hebben tot doel:

    het creëren van een gemeenschappelijk inzicht onder deskundigen in de problemen en oplossingen bij het ondersteunen van de uitvoering van het WHV; het harmoniseren en stroomlijnen van de belangrijkste boodschappen die tijdens stimuleringsactiviteiten moeten worden overgebracht;

    het verstrekken van actuele informatie aan deskundigen over de vorderingen van de partnerlanden in de uitvoering van het WHV en over de steun die in het kader van het project wordt verleend;

    in voorkomend geval het ontwikkelen en/of wijzigen van gemeenschappelijke benaderingen voor de steun die deskundigen zullen bieden, zodat hun advies consistent is en toegesneden op de behoeften van de steunlanden.

    De samenstelling van de bestaande pool van deskundigen zal regelmatig worden geëvalueerd en geactualiseerd: Indien nodig zullen nieuwe deskundigen tot de pool toetreden. Er zullen onder meer nieuwe deskundigen uit steunlanden worden aangewezen waar reeds geavanceerde controlesystemen bestaan; in het kader van dit project zal de technische steun aan deze landen geleidelijk worden uitgefaseerd. In het kader van deze uitfasering zullen deze nieuwe deskundigen ook een opleiding krijgen aangeboden in de vorm van de in punt 3.1.5.2 beschreven workshops voor het opleiden van opleiders. De ruimere deelname van deze (voormalige) partnerlanden in de expertiseopbouw zal hun overstap van kennisontvangers naar kennisverspreiders binnen het project en de regio's van het project nog beter ondersteunen.

    Behalve vergaderingen van deskundigen zullen er samenwerkingsbijeenkomsten worden georganiseerd waarin deskundigen uit de pool en de functionarissen die de contactpunten van de steunlanden vormen (met name contactpersonen die het potentieel hebben om in de toekomst tot de pool van deskundigen toe te treden), samenkomen om de samenwerking in het kader van het project te bespreken. Deze bijeenkomsten zullen dienen om de communicatiekanalen met de steunlanden te versterken en feedback te verzamelen die kan worden gebruikt om de kwaliteit en effectiviteit van de steunactiviteiten te verbeteren. Ook zullen deze bijeenkomsten dienen als forum om de kernpunten in de nieuwste ontwikkelingen en initiatieven in verband met de uitvoering van het WHV en de controle op de wapenhandel, die onder meer op EU-niveau en in het kader van de toepasselijke regelingen worden besproken, up to date te brengen. Dit zal bijdragen tot de opbouw van expertise onder de toekomstige deskundigen uit de steunlanden, en zal met name relevant zijn voor de landen waarin de steun wordt uitgefaseerd. In deze opzet zullen zij in staat zijn om ook in de toekomst zelfstandig aan de vigerende internationale normen te voldoen.

    Het onlineplatform dat voor het eerst in het kader van het vorige besluit is ontwikkeld, zal ook een belangrijke rol spelen bij het versterken van de contacten met deskundigen en het opbouwen van een gemeenschap van deskundigen. Meer in het bijzonder zal het platform deskundigen de mogelijkheid bieden om:

    zich te registreren, hun profiel op het platform te plaatsen en hun expertise in detail te omschrijven, met het oog op een gediversifieerde en efficiënte inzet van de deskundigenpool voor de activiteiten van het project;

    toegang te hebben tot een bibliotheek van relevante informatie en documenten over het project en de uitvoering van het WHV; hierdoor zullen alle deskundigen toegang krijgen tot een gemeenschappelijk geheel van kennis op het gebied van het WHV;

    zichzelf in contact te brengen met een forum waar zij alle problemen, vragen of ervaringen inzake het WHV en de stimuleringsactiviteiten die zij hebben (of hebben gehad) met elkaar kunnen delen en bespreken.

    3.1.2.   Nationale activiteiten

    3.1.2.1.   Doel van de activiteit

    Afzonderlijke steunlanden zullen nationale activiteiten worden aangeboden op basis van een specifiek steunprogramma dat is toegesneden op de behoeften van het steunland. Voordat de steunactiviteiten van start gaan, zal het programma met het steunland worden overeengekomen, zodat de steunlanden van tevoren weten wat er aan steun wordt gepland. Het programma zal ook de verbeteringen van de controlecapaciteit voor wapenoverdracht in kaart brengen die deze landen kunnen verwachten. Steunlanden zijn de landen die reeds in punt 3.1.2.3 van dit besluit zijn genoemd, alsmede landen die na de vaststelling van dit besluit een verzoek om steun zullen indienen.

    3.1.2.2.   Beschrijving van de activiteit

    Voor elk land dat individuele nationale steun ontvangt, wordt vóór de start van de samenwerking een specifiek steunprogramma vastgesteld, na een eerste beoordeling van de huidige stand van de maatregelen en resultaten van de uitvoering van het WHV in het betrokken land. Het steunprogramma zal door de uitvoerende entiteit worden uitgevoerd, zo nodig met de hulp van deskundigen. In het specifieke steunprogramma worden de belangrijkste thema's genoemd die in het kader van de samenwerking aan de orde moeten komen, alsook de algehele doelstellingen van de samenwerking.

    De activiteiten vinden voornamelijk plaats in de vorm van workshops en seminars en zij worden op flexibele en vraaggestuurde wijze georganiseerd op basis van de behoeften, de belangen en absorptiecapaciteit van de steunlanden. Iedere activiteit zal naar verwachting twee tot drie dagen duren.

    In voorkomend geval kunnen steunlanden erom verzoeken dat vertegenwoordigers van andere steunlanden of van derde landen worden uitgenodigd voor een nationale activiteit. Uit de feedback die in het kader van eerdere besluiten is verzameld, blijkt dat partnerlanden de mogelijkheid om kennis, ideeën en goede praktijken op bilaterale of subregionale basis te delen, zeer toejuichen en daar ook baat bij hebben. Deze uitwisseling kan ook een nauwere samenwerking tussen buurlanden ten goede komen.

    In het kader van Besluit (GBVB) 2017/915 moest een aantal activiteiten in virtuele vorm worden georganiseerd wegens reis- en contactbeperkingen in verband met de uitbraak van de COVID-19-pandemie. Hoewel niet alle activiteiten zich lenen voor een virtueel formaat, blijkt uit het succes van veel onlineactiviteiten in het kader van het vorige besluit dat een combinatie van virtuele, fysieke en hybride formaten (in een hybride formaat is een deel van de deelnemers persoonlijk aanwezig, terwijl de overige deelnemers op afstand een verbinding maken met het evenement) effectief kan worden ingezet bij de activiteiten die in het kader van het huidige besluit zullen worden ontplooid.

    Een aantal landen die in dit besluit zijn opgenomen, waren ook steunlanden in het kader van de op de routekaart gebaseerde samenwerking in het kader van Besluit 2013/768/GBVB en Besluit (GBVB) 2017/915 (zie punt 3.1.3 hieronder). In het licht van de steun die deze landen reeds hebben ontvangen, moeten in het specifieke steunprogramma voor deze lange-termijnsteunlanden de vorderingen tot nu toe in aanmerking worden genomen, alsmede het voordeel van de voortzetting van de activiteiten in dezelfde mate als in het kader van de vorige besluiten. In voorkomend geval zal het specifieke steunprogramma worden aangepast met uitfaseringsmaatregelen en een herziening van de rol van het steunland in het project. Dit houdt onder meer in dat kan worden afgestapt van intensieve nationale steun en in plaats daarvan de nadruk van de samenwerking verschuift naar meer geavanceerde aspecten van de controle op wapenhandel, zoals opkomende technologieën en asymmetrische actoren. Ook kan de overgang van het steunland naar een actievere rol wordt ondersteund: zo'n land kan dan eigen ervaringen en deskundigheid delen met andere landen, vooral landen in hun eigen regio.

    3.1.2.3.   Partnerlanden

    Zie het aanhangsel van dit besluit voor de initiële lijst van partnerlanden die onder dit besluit vallen. Een aantal partnerlanden die steun hebben ontvangen uit hoofde van Besluit 2013/768/GBVB en/of Besluit (GBVB) 2017/915, zullen steun uit hoofde van dit besluit blijven ontvangen op basis van een aanbeveling van de uitvoerende entiteiten. Daarnaast zal, afhankelijk van het aantal beschikbare activiteiten, voor het nieuwe project een vooraf bepaald aantal nieuwe landen worden geselecteerd waarmee samenwerking zal worden aangegaan en die steun zullen krijgen. Bij de selectie zal de nadruk liggen op partijen bij het verdrag die geen staat zijn, alsook op staten die het WHV pas recentelijk hebben geratificeerd.

    Nieuwe landen die belangstelling tonen om aan het project deel te nemen, zal worden verzocht een verzoek om steun voor de uitvoering van het WHV in te dienen. Deze verzoeken moeten zo goed mogelijk onderbouwd worden en bevatten idealiter reeds alle details over de benodigde steun. Indien van toepassing, moet het verzoekende land ook informatie geven over eerdere of lopende samenwerking met andere steunverleners en over het eigen, nationale beleid ter uitvoering van het WHV.

    Op basis van de onderbouwing van het verzoek en van de criteria in punt 4 van dit besluit, besluit de hoge vertegenwoordiger, in overleg met de Raadsgroep export van conventionele wapens (Coarm) en met de uitvoerende entiteit, of het verzoekende land in aanmerking komt voor steun.

    Indien het verzoek om steun wordt goedgekeurd, wordt een eerste beoordeling gemaakt van de behoeften en prioriteiten van het verzoekende land, bijvoorbeeld via vragenlijsten en door het verzamelen van reeds bestaande informatie. Op basis van de resultaten van deze beoordeling zullen de uitvoerende entiteit en het steunland gezamenlijk het kader voor een steunprogramma opstellen en daarbij alle WHV-gerelateerde steun in aanmerking nemen die wordt verleend via het vrijwillige trustfonds van het WHV, de VN-trustfaciliteit voor steun aan samenwerking bij regelgeving inzake wapens (Unscar), het WHV-secretariaat of andere organisaties. Indien het land dat om steun verzoekt, reeds een nationale strategie voor de uitvoering van het WHV heeft, zorgt de uitvoerende entiteit ervoor dat het draaiboek voor steun van de Unie overeenkomt met deze strategie.

    3.1.3.   Studiebezoeken

    3.1.3.1.   Doel van de activiteit

    Studiebezoeken geven steunlanden de mogelijkheid in contact te komen met overheidsinstanties en functionarissen in andere landen waar het WHV wordt toegepast. Deze bezoeken vormen een belangrijke aanvulling van de nationale activiteiten in de steunlanden doordat zij deze landen een breder referentiekader bieden voor de praktijkuitvoering van het verdrag. De nauwe interactie tussen vertegenwoordigers van het gastland en bezoekende functionarissen van het steunland bewerkstelligt bovendien dat er een groot opleidingspotentieel ontstaat voor toekomstige deskundigen en opleiders. Overheidsfunctionarissen uit de in punt 3.1.2.3 genoemde steunlanden die belast zijn met WHV-beleid, -vergunningen en -handhaving, zullen dan ook de gelegenheid krijgen studiebezoeken af te leggen.

    Behalve studiebezoeken aan de bevoegde instanties van EU-lidstaten kunnen ook studiebezoeken aan derde landen worden georganiseerd om zo de internationale en de Zuid-Zuid-samenwerking te stimuleren. Met name de lange-termijnpartnerlanden (d.w.z. steunlanden uit hoofde van Besluit 2013/768/GBVB en/of Besluit (GBVB) 2017/915) kunnen worden beschouwd als mogelijke gastlanden voor studiebezoeken. Dit zou een ander element van de eerdergenoemde uitfasering kunnen vormen.

    3.1.3.2.   Beschrijving van de activiteit

    Een studiebezoek duurt maximaal drie dagen en is over het algemeen bestemd voor één steunland. Indien dit passend wordt geacht en/of indien de landen zelf daarom verzoeken, kunnen verscheidene steunlanden worden uitgenodigd om aan het studiebezoek deel te nemen.

    Gezien de aard van studiebezoeken, mogen deze alleen worden uitgevoerd als de bezoekende en de bezochte functionarissen fysiek aanwezig zijn. De bezoeken kunnen plaatsvinden in een lidstaat of in een derde land. Derde landen hoeven niet per se steunlanden te zijn in het kader van dit Raadsbesluit. De uitvoerende entiteit die verantwoordelijk voor het partnerland waar het bezoek wordt afgelegd, organiseert het studiebezoek.

    3.1.4.   Gerichte steun op korte termijn

    3.1.4.1.   Doel van de activiteit

    Een deel van de steun waar gewoonlijk om verzocht wordt, betreft korte-termijnsteun voor bepaalde kwesties of problemen die door het steunland worden gesignaleerd. Dit soort praktijkgerichte steun, die op afstand en/of persoonlijk kan worden geboden, kan steunlanden helpen losstaande kwesties aan te pakken buiten workshops en seminars om. Te denken valt aan het toetsen en beoordelen van wetteksten en andere officiële documenten (wetsontwerpen, actualiseringen of wijzigingen van regels enz.), het adviseren over losstaande gevallen, vragen of situaties (bv. de afgifte van een vergunning of de classificatie van bepaalde goederen) ook via directe ondersteuning ter plaatse, en het ontwikkelen van materiaal om de praktijkgerichte uitvoering van het WHV in het steunland te ondersteunen (bv. richtsnoeren, grafieken of compendia met geselecteerde WHV-gerelateerde onderwerpen).

    3.1.4.2.   Beschrijving van de activiteit

    Gerichte steun op korte termijn kan als volgt verstrekt worden:

    a)

    op afstand, door deskundigen achter hun bureau, of door gebruik te maken van online-instrumenten en -opties;

    b)

    ter plaatse, bv. in de vorm van rechtstreekse briefings van persoon tot persoon, of langere opdrachten van één tot twee weken die worden uitgevoerd door (doorgaans) een of twee deskundigen; zij kunnen gedetailleerd praktijkadvies verstrekken aan een bevoegde instantie van het steunland;

    c)

    een combinatie van beide, dus een gemengde aanpak, waarbij sommige activiteiten (afhankelijk van waar het om gaat), virtueel worden uitgevoerd, terwijl andere door fysieke personen worden verricht.

    Deze vorm van steun zal beschikbaar zijn voor alle steunlanden. De begroting voorziet in een maximumaantal deskundigendagen voor deze steunactiviteiten. Een deel van de begroting wordt gebruikt voor technische instrumenten en uitrusting die nodig zijn om deze activiteiten uit te voeren, zoals abonnementsgeld voor onlineplatforms waarop documenten worden gedeeld.

    3.1.5.   De opleider opleiden

    3.1.5.1.   Doel van de activiteit

    Om steunlanden het besef te geven dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het WHV, alsmede om te zorgen voor bestendigheid van de steun van de Unie in het kader van dit besluit en eerdere besluiten, is het belangrijk dat de steunlanden de capaciteit en de instrumenten ontwikkelen om de uitvoering van het WHV op termijn onafhankelijk van externe steun voort te zetten. Hiertoe moeten de steunlanden geholpen worden bij het ontwikkelen van eigen capaciteit voor a) het opleiden van hun eigen personeel en b) het vergaren van informatie over en hulpmiddelen voor de uitvoering van het WHV, zulks ter ontwikkeling van een eigen institutioneel geheugen (3).

    Om overlappingen te voorkomen, zullen de uitvoerende entiteiten, waar van toepassing en passend, zorgen voor coördinatie met andere door de EU gefinancierde maatregelen op dit gebied, waaronder die van het WHV-secretariaat.

    3.1.5.2.   Beschrijving van de activiteit

    De opleider-opleidenaanpak bestaat uit twee complementaire componenten die zullen worden toegesneden op de vorderingen van de steunlanden in hun controle op de wapenhandel.

    Een van deze twee componenten is het organiseren van opleidingsworkshops voor deskundigen uit de steunlanden om hen in staat te stellen in een later stadium hun eigen collega's op te leiden, rekening houdend met het expertiseniveau van de eerstgenoemden. Nieuw opgeleide deskundigen zullen WHV-gerelateerde deskundigheid in hun eigen land verspreiden en ertoe bijdragen hun eigen, zelfstandige institutionele capaciteit te versterken.

    Het doel van deze activiteit is de toekomstige opleiders de didactische en opleidingsvaardigheden bij te brengen die nodig zijn om personeel in hun eigen land op te leiden, en tevens het aantal personen in de steunlanden die kennis op dit terrein kunnen bewaren en verspreiden en als institutioneel geheugen dienst kunnen doen, te vergroten. In voorkomend geval kunnen partnerlanden worden gestimuleerd hun eigen programma te ontwikkelen voor het opleiden van opleiders, op basis van de aanpak en het materiaal dat in het kader van deze fase en de vorige fasen van het programma is ontwikkeld. Deze activiteiten zijn er met andere woorden op gericht de steunlanden, met name die waar de steun geleidelijk wordt uitgefaseerd, onafhankelijker en zelfstandiger te maken voor het creëren, verspreiden en bewaren van kennis van het WHV binnen de overheidsinstanties die daarmee belast zijn. De praktische aard van deze activiteiten maakt dat een persoonlijk formaat het meest geschikt is. Een gemengde aanpak met zowel persoonlijke als virtuele activiteiten kan echter ook goed werken.

    De tweede component is een onlineplatform dat toekomstige opleiders ondersteunt bij het ontwikkelen van hun eigen opleidingsmateriaal door materiaal en documenten bijeen te brengen die betrekking hebben op de uitvoering van het WHV. Dit materiaal kan bijeengebracht worden of, indien nodig, ontwikkeld worden door de uitvoerende entiteiten en ter hand gesteld worden van de steunlanden. Het platform stelt de toekomstige opleiders ook in staat advies in te winnen bij de gemeenschap van deskundigen en moeilijkheden te bespreken waarmee zij in hun opleidingen in eigen land te maken kunnen krijgen. Het platform zal ook worden gebruikt om een vervolg te geven aan activiteiten die in het kader van deze en eerdere besluiten zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan te bewaren.

    Voortbouwend op het werk dat in het kader van het vorige besluit is verricht, kunnen de uitvoerende entiteiten de ontwikkeling, de productie en de bewaring van dit materiaal delegeren aan externe deskundigen, die in voorkomend geval ook uit de pool van deskundigen worden geselecteerd. Om de institutionele capaciteit van de verantwoordelijke autoriteiten in de steunlanden te versterken, moeten de opleidingsactiviteiten de steunlanden ook stimuleren om hun eigen informatie en documentatie over de uitvoering van het WHV te verzamelen en up to date te houden.

    Het projectplatform zal de bekendheid van het programma vergroten, contacten tussen de betrokken partijen vergemakkelijken, de dialoog tussen uitvoerders en partners bevorderen, en de samenwerking voortzetten, met name met landen waar de steun wordt uitgefaseerd. Indien mogelijk zal het in het kader van het project ontwikkelde materiaal toegankelijk worden gemaakt. Het gebruik van sociale-netwerktechnologie zal actieve onlinecommunicatie en het delen van informatie tussen de deelnemers in een vertrouwde omgeving mogelijk maken. De instellingen van de Unie en de lidstaten zullen ook profiteren van dit platform, waar uitvoerende entiteiten informatie over de uitvoering van activiteiten kunnen delen.

    Indien mogelijk zullen de uitvoerende entiteiten bij het uitvoeren van activiteiten in steunlanden in het kader van dit besluit ruime bekendheid geven aan de workshops en het materiaal voor de opleiding van opleiders en zullen zij nagaan wie in de steunlanden in de toekomst als opleider kan fungeren (het definitieve besluit over de aanwijzing van toekomstige opleiders blijft echter de verantwoordelijkheid van het steunland). Afhankelijk van hun geschiktheid kunnen deze functionarissen vervolgens worden opgenomen in de pool van deskundigen en worden uitgenodigd om als deskundige te worden ingezet voor andere in dit besluit genoemde activiteiten. Ook dit zou een onderdeel zijn van de uitfasering, gezien de flinke vorderingen in die landen en het feit dat zij in principe in staat zijn hun kennis en ervaringen met andere steunlanden te delen. Tegelijkertijd zal het platform de ruimere betrokkenheid van deze steunlanden bij het project als regionale rolmodellen verder ondersteunen.

    3.2.   Het bevorderen van universalisering

    Naast technische steun voor de uitvoering van het WHV beoogt dit besluit de universalisering van het verdrag te bevorderen en aldus bij te dragen aan bredere multilaterale inspanningen om omleiding van en de illegale handel in conventionele wapens tegen te gaan en zo de wereld voor iedereen veiliger te maken.

    Hiertoe zullen de acties in het kader van dit besluit ook de samenwerking bevorderen met verdragspartijen die geen staten zijn, en hen aansporen toe te treden tot het WHV. De hiermee verband houdende activiteiten zullen de bekendheid van het verdrag vergroten, het publiek bewuster maken van de risico's en dreigingen van de omleiding van en de illegale handel in conventionele wapens, en de dialoog tussen verdragsstaten en verdragspartijen die geen staten zijn, bevorderen om zo vertrouwen en transparantie te helpen opbouwen.

    Verdragspartijen die geen staat zijn en in het onderhavige besluit zijn opgenomen, zal daarom in voorkomend geval bijstand worden geboden in de vorm van technische steun zoals als beschreven in punt 3.1, waaronder nationale activiteiten en gerichte steun op korte termijn. Deze activiteiten zullen worden georganiseerd op verzoek van de verdragspartij die geen staat is op basis van de vraag van het verzoekende land waar de verdragspartij die geen staat is, is gevestigd en op basis de beschikbare mogelijkheden voor dergelijke activiteiten in het verzoekende land.

    Daarnaast zullen ter verdere universalisering van het verdrag de volgende regionale en internationale activiteiten worden georganiseerd, met de bedoeling:

    de risico's en de gevaren van de omleiding van en de illegale handel in conventionele wapens een grotere bekendheid te geven;

    een platform te bieden voor deskundigen en functionarissen van de autoriteiten in verschillende landen om van gedachten te wisselen over strategische handelskwesties;

    de universaliteit, de volledige uitvoering en versterking van de het WHV te bevorderen.

    De activiteiten worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de autoriteiten van de nationale regeringen en, naargelang het geval, de academische wereld, ngo's en/of regionale organisaties.

    3.2.1.   Regionale, regio-overschrijdende en internationale activiteiten

    3.2.1.1.   Doel van de activiteit

    De regionale activiteiten zullen verschillende landen, hetzij in één regio, hetzij in verschillende regio's (regio-overschrijdende en internationale activiteiten), samenbrengen opdat ervaringen kunnen worden gedeeld en kwesties van gemeenschappelijk belang met betrekking tot de uitvoering van het WHV en de controle op de wapenhandel kunnen worden besproken. Steunlanden die eerder steun hebben ontvangen uit hoofde van Besluit 2013/768/GBVB en/of Besluit (GBVB) 2017/915, en die aanzienlijke vorderingen hebben geboekt en inzet hebben getoond met betrekking tot de uitvoering van het WHV, zullen een bijzonder belangrijke rol spelen in dergelijke activiteiten: zij staan immers model voor hun regio's. Dit zou de eigen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het WHV op regionaal niveau kunnen bevorderen en de Zuid-Zuid-samenwerking op langere termijn kunnen bevorderen.

    In dit besluit zijn regio-overschrijdende en internationale activiteiten opgenomen naar aanleiding van verzoeken van steunlanden die willen leren van de ervaringen van andere landen. Op deze manier kunnen regio-overschrijdende en internationale activiteiten bijdragen tot het delen van WHV-benaderingen en -praktijken op een steeds grotere, wereldwijde schaal.

    3.2.1.2.   Beschrijving van de activiteit

    Regionale activiteiten worden georganiseerd als evenementen van twee of drie dagen en zij worden per regio toegewezen. De activiteiten moeten ten minste drie landen omvatten. Behalve voor de in punt 3.1.2.3 genoemde steunlanden is het belangrijk deze activiteiten in voorkomend geval open te stellen voor derde landen die niet in dit besluit zijn opgenomen, met name partijen die geen staten zijn. Voorts is het raadzaam om zo mogelijk ten minste een van de meer geavanceerde steunlanden (d.w.z. landen die bijstand hebben ontvangen uit hoofde van Besluit 2013/768/GBVB en/of Besluit (GBVB) 2017/915 (zie punt 3.1.2.3) waar de controle op wapenoverdracht reeds in zekere mate functioneert) te betrekken als verspreider, en/of deskundigen uit deze landen uit te nodigen teneinde de opbouw van regionale deskundigheid en de Zuid-Zuid-samenwerking te stimuleren.

    In elke regio zal ten minste één regionale activiteit plaatsvinden. De overige activiteiten zullen worden georganiseerd op basis van de vraag van de gastlanden en de mogelijkheden die daar bestaan om deze activiteiten te organiseren. Voor deze activiteiten gaat de voorkeur uit naar fysieke, persoonlijke deelname, aangezien dit de grootste impact zal hebben. Online- of hybride formaten kunnen echter ook worden gebruikt, afhankelijk van de omstandigheden en voorkeuren van de deelnemers.

    In tegenstelling tot Besluit 2013/768/GBVB en Besluit (GBVB) 2017/915 zullen de regionale activiteiten niet beperkt blijven tot afzonderlijke regio's, maar ook steunlanden uit verschillende regio's de mogelijkheid bieden om regio-overschrijdende activiteiten bij te wonen. Tijdens de uitvoering van de vorige fasen van het project is gebleken dat de partnerlanden een grote behoefte hebben om niet alleen te leren van en informatie te delen bínnen regio's waartoe zij behoren, maar ook daarbuiten.

    Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken en niet alleen de universalisering van het WHV maar ook de inspanningen van de EU om dit doel te bereiken, te bevorderen, zullen het Duitse BAFA en Expertise France internationale conferenties organiseren als multilaterale nevenevenementen op VN-niveau, bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse zitting van de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in New York, of, indien dit niet haalbaar is, op EU-niveau (bij voorkeur in Brussel).

    In aanvulling op deze activiteiten zal het project ook alle partnerlanden, betrokkenen bij het WHV en verdragspartijen die geen staten zijn, bij het project betrekken via regelmatige webinars over het WHV. De webinars zullen door de uitvoerders worden gemodereerd en ertoe dienen de pool van deskundigen in te zetten en partnerlanden hun ervaringen te laten delen. In elk webinar zal worden gezorgd voor simultane vertolking, en het webinar zal worden opgenomen en geüpload op het platform zodat het later nog eens kan worden beluisterd.

    De locatie en de agenda van de regionale en internationale activiteiten zullen gezamenlijk worden overeengekomen tussen de uitvoerende entiteiten en de gastlanden.

    3.2.1.3.   Regio's

    Deze activiteiten staan open voor alle regio's, op basis van verzoeken van de steunlanden.

    3.2.2.   Nevenevenementen in de marge van de conferenties van staten die partij zijn bij het WHV

    3.2.2.1.   Doel van de activiteit

    De jaarlijkse conferenties van de staten die partij zijn bij het WHV, bieden een uitstekende mogelijkheid om contacten te leggen met functionarissen en betrokken partijen die zich bezighouden met WHV-aangelegenheden. Dankzij nevenevenementen die door de EU worden gefinancierd, kan bekendheid worden gegeven aan de EU-activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het WHV, kunnen contacten worden gelegd met landen die in een later stadium mogelijk om steun zullen verzoeken, en kunnen goede praktijken worden gepromoot, met name door steunlanden.

    3.2.2.2.   Beschrijving van de activiteit

    In de loop van het programma zullen drie nevenevenementen worden georganiseerd, een voor iedere jaarlijkse conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV. De organisatie van deze evenementen ligt in handen van de gezamenlijke uitvoerende entiteiten. De Unie zal de reiskosten van een vooraf bepaald aantal deskundigen of functionarissen van steunlanden voor haar rekening nemen.

    3.2.3.   Slotconferentie

    3.2.3.1.   Doel van de activiteit

    De slotconferentie is bedoeld om meer bekendheid te geven aan het WHV en het verantwoordelijkheidsbesef voor de uitvoering van het verdrag te doen toenemen, niet alleen in de partnerlanden, maar ook in bijvoorbeeld nationale parlementen, regionale en internationale organisaties en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld die geïnteresseerd zijn in de bredere impact die het verdrag zou moeten hebben. Door het bijeenroepen van vertegenwoordigers uit vele verschillende delen van de wereld zal de slotconferentie tevens dienen als forum voor de versterking van het internationale netwerk en van de gemeenschap van actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van het verdrag en zich inzetten voor de universalisering ervan.

    3.2.3.2.   Beschrijving van de activiteit

    Dit project krijgt de vorm van een tweedaagse conferentie die vlak voor de voltooiing van de uitvoering van dit besluit wordt belegd, eventueel in aansluiting op een vergadering van de Groep Coarm. De uitvoerende entiteiten zullen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de conferentie. Deze conferentie zal worden bijgewoond door vertegenwoordigers van de steunlanden als bedoeld in punt 3.1 en anderen die betrokken zijn bij de bevordering van het verdrag en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

    Tijdens de conferentie kunnen de steunlanden ervaringen delen en kenbaar maken hoe zij over het WHV denken en hoe ver zij zijn met de ratificatie en de uitvoering van het WHV. Ook kan informatie worden gedeeld met vertegenwoordigers van nationale parlementen, regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld.

    De volgende deelnemers zouden moeten worden uitgenodigd voor deze conferentie:

    functionarissen uit de steunlanden, zoals diplomatieke, militaire/defensie-, technische en rechtshandhavingsfunctionarissen, vooral van de instanties die verantwoordelijk zijn voor het nationale WHV-beleid en de nationale uitvoering van het WHV;

    vertegenwoordigers van nationale, regionale en internationale organisaties die betrokken zijn bij de steunverlening; vertegenwoordigers van landen die belangstelling hebben voor het geven of ontvangen van strategische steun bij handelscontrole;

    vertegenwoordigers van ngo's, denktanks, nationale parlementen en het bedrijfsleven.

    De locatie, het formaat (fysieke aanwezigheid, op afstand of hybride), het definitieve aantal deelnemers en de definitieve lijst van uit te nodigen landen en organisaties zullen worden vastgesteld in overleg met de Groep Coarm, op basis van een voorstel van de uitvoerende entiteiten.

    4.   Landen die steun ontvangen in de vorm van in punt 3.1.2.3 genoemde projectactiviteiten

    Behalve de steunlanden die in het onderhavige besluit worden genoemd, kunnen nog andere landen worden gesteund met de in punt 3 genoemde projectactiviteiten, te weten landen die om steun verzoeken voor de uitvoering van het WHV en die worden geselecteerd aan de hand van onder meer onderstaande criteria:

    de mate van politieke en juridische wil om echt werk te maken van de bepalingen van het WHV, alsmede de stand van de uitvoering van de internationale instrumenten inzake controle op de wapenhandel en op de overdracht van wapens, die gelden in het land dat om steun verzoekt;

    de slaagkansen van de steunactiviteiten;

    de beoordeling van eventueel reeds verstrekte of geplande steun op het gebied van producten voor tweeërlei gebruik en controle op de overdracht van wapens;

    de relevantie van het land in de mondiale wapenhandel;

    de relevantie van het land voor de veiligheidsbelangen van de Unie;

    de vraag of het land in aanmerking komt voor officiële ontwikkelingshulp.

    5.   Uitvoerende entiteiten

    De hoeveelheid werk die de activiteiten uit hoofde van dit besluit met zich meebrengen, maakt het raadzaam gebruik te maken van twee uitvoerende entiteiten: het BAFA en Expertise France. Zij kunnen een partnerschap aangaan met, of werkzaamheden delegeren aan, de instanties van de lidstaten die belast zijn met uitvoercontrole, regionale en internationale organisaties die zich bezighouden met de controle op wapenhandel, denktanks, onderzoeksinstellingen en ngo's.

    Het BAFA en Expertise France waren verantwoordelijk voor de uitvoering van Besluit (GBVB) 2017/915 en andere eerdere en huidige stimuleringsprogramma's van de EU. Gezamenlijk hebben het BAFA en Expertise France de nodige ervaring, kwalificaties en deskundigheid verworven inzake alle Unieactiviteiten in verband met exportcontrole, zowel van goederen voor tweeërlei gebruik als van wapens.

    6.   Coördinatie met andere steunactiviteiten op dit terrein

    De uitvoerende entiteiten zorgen voor een goede coördinatie tussen de verschillende instrumenten van de Unie, waarbij zo nodig gebruik wordt gemaakt van formele coördinatiemechanismen die reeds in het kader van andere P2P-programma's van de EU in het leven zijn geroepen (zoals het coördinatiemechanisme van de Groep Coarm uit hoofde van Besluit (GBVB) 2020/1464). Deze coördinatie is bedoeld voor:

    een coherente aanpak van de stimuleringsactiviteiten van de Unie ten behoeve van derde landen;

    het vermijden van overlappingen in timing en inhoud van de activiteiten;

    het delen van ervaringen met de uitvoering van projecten en het in beeld krijgen van mogelijke synergieën tussen de verschillende steunprojecten op het gebied van exportcontrole.

    De uitvoerende entiteiten moeten uiterst zorgvuldig aandacht besteden aan WHV-activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten en het bijbehorende systeem ter ondersteuning van de uitvoering van het actieprogramma (het Programme of Action Implementation Support System — PoA-ISS), Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad, het vrijwillig trustfonds van het WHV en de Unscar, alsmede bilaterale steunactiviteiten. De uitvoerende entiteiten moeten zo nodig overleggen met andere steunverleners om informatie te delen, dubbel werk te voorkomen, en samenhang en complementariteit van de werkzaamheden te optimaliseren.

    Ook moet het project in de steunlanden bekendheid geven aan het feit dat de Unie instrumenten bezit die de Zuid-Zuid-samenwerking bij uitvoercontroles kunnen ondersteunen. In dit verband moet in het kader van de steunactiviteiten informatie worden verstrekt over bestaande instrumenten, zoals het initiatief van de EU betreffende de CBRN-kenniscentra en andere EU-P2P-programma's.

    7.   Zichtbaarheid van de Unie en beschikbaarheid van steunmateriaal

    Het materiaal en het instrumentarium van het project, waaronder het onlineplatform (punt 3.1.2.2), zullen de Unie ongetwijfeld meer bekendheid geven. Het materiaal en het instrumentarium dragen het logo en de afbeelding van de communicatie- en zichtbaarheidshandleiding betreffende externe maatregelen van de Europese Unie en bevatten het opschrift “EU-P2P-programma voor exportcontrole”. De Uniedelegaties in derde landen moeten betrokken worden bij evenementen aldaar om de politieke follow-up te versterken en meer bekendheid te geven aan de activiteiten.

    Ook het EU-P2P-webportaal (https://circabc.europa.eu/ui/welcome) zal worden gepropageerd met het oog op de WHV-steunactiviteiten uit hoofde van dit besluit. De uitvoerende entiteiten moeten derhalve bij de steunactiviteiten melding maken van het webportaal en gebruikers ertoe aanzetten de technische hulpmiddelen van het portaal te raadplegen en te benutten. Bij het promoten van het webportaal moet de entiteit ervoor zorgen dat de rol van de Unie in de schijnwerpers wordt gezet. Voorts moeten de activiteiten onder de aandacht worden gebracht in de EU P2P-nieuwsbrief.

    8.   Effectbeoordeling

    Na de voltooiing van de activiteiten in het kader van dit besluit moet een technische effectbeoordeling plaatsvinden. Aan de hand van informatie en rapporten van de uitvoerende entiteiten zal de hoge vertegenwoordiger een effectbeoordeling uitvoeren, in samenwerking met de Groep Coarm en, naargelang het geval, met de Uniedelegaties in de steunlanden en andere partijen die bij de activiteiten betrokken waren.

    In de effectbeoordeling moet bijzondere aandacht uitgaan naar het aantal steunlanden dat het WHV heeft geratificeerd en naar wat zij in het werk hebben gesteld om de overdracht van wapens beter te kunnen controleren. In deze beoordeling moet worden ingegaan op de opstelling en uitvaardiging van nationale regelgeving, de nakoming van de rapportageverplichtingen uit hoofde van het WHV, en de aanwijzing van een nationaal orgaan voor de controle op de overdracht van wapens.

    9.   Rapportage

    De uitvoerende entiteiten stellen geregeld rapporten op, ook na de voltooiing van elk van de activiteiten. Deze rapporten moeten uiterlijk zes weken na afloop van de activiteiten aan de hoge vertegenwoordiger worden voorgelegd.

    Aanhangsel

    De partnerlanden zullen door de uitvoerende entiteiten als volgt worden behandeld:

    BAFA-partnerlanden in het stimuleringsproject van de EU ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag, derde fase:

    Colombia*

    Costa Rica*

    Maleisië*

    Peru*

    Zambia*

    Chili

    Kazachstan

    Thailand

    Expertise France-partnerlanden in het stimuleringsproject van de EU ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag, derde fase:

    Benin*

    Burkina Faso*

    Kameroen*

    Guyana

    Filipijnen*

    Ivoorkust*

    Senegal*

    Togo*.

    Partnerlanden van deze lijst die als verder gevorderd moeten worden beschouwd (d.w.z. klaar om te beginnen met de uitfasering)

    1.

    Burkina Faso

    2.

    Costa Rica

    3.

    Maleisië

    4.

    Filipijnen

    5.

    Senegal

    6.

    Zambia

    *:

    voormalige routekaartlanden in het kader van het stimuleringsproject van de EU ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag, tweede fase

    ‘:

    voormalige ad hoc-landen in het kader van het stimuleringsproject van de EU ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag, tweede fase

    vetgedrukt:

    nieuwe partnerlanden voor het stimuleringsproject van de EU ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag, derde fase

    (1)  Wapenhandelsverdrag, artikel 1.

    (2)  Uitfasering betekent een geleidelijke aanpassing van de betrokkenheid van het land/de landen in de loop van de uitvoering van het project. Uitfasering is erop gericht de afhankelijkheid van de landen van buitenlandse hulp te verminderen door institutionele versterking en de ontwikkeling van eigen menskracht en middelen. In de loop van dit proces zal de samenwerking tussen de EU en de betrokken landen opnieuw worden gedefinieerd. De status van de steunlanden zal veranderen: van ontvangers van technische hulp zullen zij zich ontwikkelen tot verspreiders en verstrekkers van kennis en deskundigheid.

    (3)  Een bijkomend voordeel van deze activiteit is de uitbreiding van de pool van deskundigen van het project (zie punt 3.1.1).


    Top