EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R1294

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1294 van de Commissie van 15 september 2020 over het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie (Voor de EER relevante tekst)

C/2020/6123

PB L 303 van 17.9.2020, p. 1–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/1294/oj

17.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1294 VAN DE COMMISSIE

van 15 september 2020

over het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie legt de wettelijke basis voor een kostenefficiënte, transparante en voorspelbare governance van de energie-unie en de klimaatactie. Het doel van deze verordening is de doelstellingen van de energie-unie, de langetermijnverbintenissen van de Unie inzake de uitstoot van broeikasgassen, zoals bepaald in de Overeenkomst van Parijs, en met name de streefcijfers en doelstellingen op het gebied van de vermindering van broeikasgasemissies, energie uit hernieuwbare bronnen en energie-efficiëntie, te bereiken.

(2)

In Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt voor 2030 een nieuw bindend streefcijfer voor hernieuwbare energie van minstens 32 % van het bruto-eindverbruik van energie vooropgesteld.

(3)

Om het bindende streefcijfer van de Unie van minstens 32 % hernieuwbare energie in 2030 te bereiken, moeten de lidstaten een gedeelte van hun bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen halen. Het algemene bindende streefcijfer van de Unie is gebaseerd op verplichtingen voor de lidstaten om hernieuwbare energie ook ingang te doen vinden in de sectoren verwarming, koeling en vervoer, zoals bepaald in de artikelen 23 en 25 van Richtlijn (EU) 2018/2001. Bovendien bevat Verordening (EU) 2018/1999 een indicatief traject van 2021 tot 2030 voor de bijdrage van elke lidstaat aan energie uit hernieuwbare bronnen en voor het streefcijfer van de Unie, met drie referentiepunten die in 2022, 2025 en 2027 moeten worden bereikt.

(4)

Om de lidstaten en de Commissie in staat te stellen op passende wijze toezicht te houden en in een vroeg stadium corrigerende maatregelen te nemen, moet de Commissie, op basis van onder meer de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat van de lidstaten, nagaan of de referentiepunten in 2022, 2025 en 2027 worden bereikt.

(5)

Als de Commissie tot de conclusie komt dat een of meer van de referentiepunten van de Unie niet zijn gehaald, moeten de lidstaten die onder hun nationale referentiepunt zijn gebleven, aanvullende maatregelen nemen om de kloof met de EU-streefwaarde voor hernieuwbare energie in 2030 te overbruggen. Een van die maatregelen om die kloof geheel of gedeeltelijk te overbruggen, zou kunnen bestaan uit een vrijwillige betaling aan het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie. In de statistieken wordt hernieuwbare energie die wordt opgewekt door installaties die steun krijgen uit het financieringsmechanisme immers aan de deelnemende lidstaten toegewezen in verhouding tot hun betalingen. Dat mechanisme creëert kansen voor de lidstaten om het aandeel van hernieuwbare energie in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer gemakkelijker op te trekken.

(6)

Volgens Richtlijn (EU) 2018/2001 moet de Commissie de ambitie van de lidstaten op het gebied van hernieuwbare energie ondersteunen via een faciliterend kader, dat onder meer een intensiever gebruik van financiële middelen van de Unie mogelijk maakt. Die steun moet met name gericht zijn op een verlaging van de kapitaalkosten voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie, betere regionale samenwerking tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen, via gezamenlijke projecten, gezamenlijke steunregelingen en de openstelling van steunregelingen inzake hernieuwbare elektriciteit voor producenten die zich in andere lidstaten bevinden. In dat opzicht, en met inachtneming van de voorschriften van artikel 5 van Richtlijn (EU) 2018/2001, kan de deelname van een lidstaat aan het mechanisme worden beschouwd als een openstelling van steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.

(7)

Met het oog op de ondersteuning van de inzet van hernieuwbare energie in de Unie moet het mechanisme bijdragen aan het stimulerend kader, met name door steun te verlenen in de vorm van leningen en subsidies.

(8)

Om die tweeledige doelstelling, namelijk de overbruggingsfunctie van Verordening (EU) 2018/1999 en het faciliterend kader van Richtlijn (EU) 2018/2001, te ondersteunen, wordt de Commissie bij Verordening (EU) 2018/1999 gemachtigd om uitvoeringshandelingen vast te stellen met de noodzakelijke bepalingen voor het tot stand brengen en functioneren van het financieringsmechanisme.

(9)

Volgens Verordening (EU) 2018/1999 kan het mechanisme middelen verkrijgen uit betalingen door de lidstaten, uit financiële middelen van de Unie of uit bijdragen van de particuliere sector. Deze middelen moeten afzonderlijk in de boekhouding worden opgenomen, onder specifieke financieringsbronnen binnen de begrotingslijn van het mechanisme.

(10)

Zoals bepaald in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999, moeten de aanvullende betalingen van lidstaten, waarmee specifieke uitgaven worden gefinancierd, zoals steun voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie in de Unie, worden behandeld als externe bestemmingsontvangsten krachtens artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (3) tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie. De Commissie moet zorgen voor transparantie met betrekking tot de uitvoering van de externe bestemmingsontvangsten door middel van regelmatige rapportage aan de lidstaten.

(11)

Als het desbetreffende basisbesluit daarin voorziet, kan financiering door de Unie in het kader van het mechanisme worden gecombineerd met financiering uit andere programma’s van de Unie, onder de voorwaarden van dat besluit.

(12)

Om de doelstellingen van het mechanisme te bereiken, kan ook gebruik worden gemaakt van coördinatie met instrumenten, fondsen of programma’s van de Unie voor investeringssteun, of met blendingverrichtingen overeenkomstig het Unie-instrument voor investeringssteun, met name door de kapitaalkosten in gastheerlidstaten te beperken en zo de investeringen in projecten voor hernieuwbare energie te stimuleren.

(13)

De coördinatie van steun van de Unie en de lidstaten voor nieuwe projecten op het gebied van hernieuwbare energie kan worden gebaseerd op de overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/2001 gepubliceerde langetermijnplanning.

(14)

Bijdragen van de particuliere sector kunnen een belangrijke rol spelen in de financiering van het mechanisme en kunnen de uitrol van hernieuwbare-energieprojecten in het kader van dat mechanisme bevorderen. Die bijdragen komen bovenop het bindende streefcijfer van de Unie van ten minste 32 %. Ze creëren toegevoegde waarde en zorgen ervoor dat de projecten elkaar aanvullen. Om de transparantie van dit aanvullende aspect te vergroten, kan de hernieuwbare energie die wordt opgewekt door projecten die steun ontvangen uit bijdragen van de particuliere sector worden gekoppeld aan het in artikel 19, lid 13, van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde Uniebreed groen keurmerk, in overeenstemming met de Europese taxonomie inzake duurzame financiering. Om de particuliere sector aan te moedigen een bijdrage te leveren, kan een particuliere entiteit die bijdraagt aan het mechanisme vragen om de garanties van oorsprong te ontvangen voor de productie van hernieuwbare energie die overeenstemt met haar bijdrage, zoals bepaald in artikel 19 van Richtlijn (EU) 2018/2001, en met inachtneming van de nationale wetgeving.

(15)

Verordening (EU) 2018/1999 voorziet in steun uit het mechanisme, onder meer in de vorm van een premie die in aanvulling op de marktprijzen wordt betaald. De in artikel 33 van die verordening bedoelde aanbesteding en mededinging wordt toegepast via financiële steun uit het mechanisme in de vorm van subsidies.

(16)

Het mechanisme moet tijdig passende financiële middelen ter beschikking stellen van de gesubsidieerde projecten, zoals investeringssteun die vooraf of na het bereiken van mijlpalen wordt uitbetaald.

(17)

Bovendien kan het mechanisme, krachtens Verordening (EU) 2018/1999, steun verlenen in de vorm van financiële instrumenten, zoals leningen tegen lage rente. Om die financiële instrumenten ten uitvoer te leggen en tegelijk de samenhang te garanderen met de inspanningen om de financiële instrumenten in het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode 2021‐2027 te stroomlijnen, is het passend dat dergelijke steun wordt verleend via andere instrumenten of programma’s van de Unie. De kosteneffectiviteit van de steun kan worden vergroot door terugbetaalbare en niet-terugbetaalbare vormen van steun te combineren, bijvoorbeeld via bijdragen aan blendingverrichtingen in het kader van het instrument voor investeringssteun van de Unie.

(18)

Het mechanisme moet de steun toekennen via vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen voor nieuwe projecten op het gebied van hernieuwbare energie, waarbij alle technologieën die in Richtlijn (EU) 2018/2001 als technologieën voor hernieuwbare energie zijn gedefinieerd, in aanmerking moeten komen voor steun uit het financieringsmechanisme. Energieopslag komt alleen in aanmerking voor steun uit het mechanisme wanneer het wordt gecombineerd met nieuwe capaciteit voor hernieuwbare energie. De door het mechanisme gesteunde projecten op het gebied van hernieuwbare energie moeten voldoen aan de relevante Unie- en nationale wetgeving en moeten volledig in overeenstemming zijn met de internationale wetgeving.

(19)

Op basis van de door de gastheerlidstaten en bijdragende lidstaten geuite voorkeuren moet de Commissie, overeenkomstig de in artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde criteria, de subsidieverleningsprocedures beperken tot specifieke technologieën als de openstelling van steun voor alle producenten van energie uit hernieuwbare bronnen zou leiden tot een suboptimaal resultaat, met name wat elektriciteit betreft.

(20)

Krachtens artikel 3, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 en op basis van de door de gastheerlidstaten en bijdragende lidstaten geuite voorkeuren, kan de Commissie specifieke subsidieverleningsprocedures organiseren die tot doel hebben kleinschalige projecten of innovatieve projecten, met inbegrip van projecten in de ultraperifere regio’s en op geïsoleerde of kleine eilanden, te ondersteunen in het kader van de bijdrage van het mechanisme aan het stimulerende kader.

(21)

De subsidieverleningsprocedure van het mechanisme moet zorgen voor voldoende concurrentie, zodat rekening wordt gehouden met de echte kosten van de aanvragers en onderling afgestemd gedrag wordt vermeden, de transactiekosten voor de Commissie en voor aanvragers tot een minimum worden beperkt en de waarschijnlijkheid wordt vergroot dat de geselecteerde aanvrager nieuwe projecten voor hernieuwbare energie opzet.

(22)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 moet steun voor projecten die worden gefinancierd door de vrijwillige betalingen van de lidstaten en die door de lidstaat zijn aangewezen om een tekort ten opzichte van het indicatieve Unietraject te dichten, worden toegewezen aan projecten die meedingen tegen de laagste kosten of premie. Er kunnen ook andere gunnings-, subsidiabiliteits- of gunningscriteria worden vastgesteld voor projecten die onder de stimuleringsfunctie van het mechanisme vallen, onder meer met betrekking tot de milieueffecten van de projecten.

(23)

De vrijgave van de steun van het mechanisme moet ook worden gekoppeld aan geverifieerde uitbreidingen van de capaciteit aan hernieuwbare energie of het gebruik van hernieuwbare energie in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer, die tot stand zijn gebracht door de projecten waaraan steun uit het mechanisme is verleend. De te bereiken resultaten moeten worden vermeld in de subsidieovereenkomst. Wanneer substantieel slechter wordt gepresteerd dan de geplande capaciteitsuitbreidingen (kW) of het gepland gebruik aan hernieuwbare energie, zoals vermeld in de subsidieovereenkomst, kan de subsidieverlenende autoriteit gebruik maken van de relevante bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 inzake schorsing, beëindiging en verlaging.

(24)

Het mechanisme moet worden toegepast in overeenstemming met de in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgestelde beginselen van goed financieel beheer en prestaties. De Commissie moet met name passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van krachtens deze verordening gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van de Unie worden beschermd, bijvoorbeeld aan de hand van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, effectieve controles en, wanneer fraude of niet-nakoming van de verplichtingen wordt vastgesteld, terugvordering van de onterecht betaalde bedragen.

(25)

Indien een subsidieverleningsprocedure geen resultaat oplevert, is het passend dat de Commissie de bijdragende lidstaat de mogelijkheid biedt het bedrag dat zij heeft betaald terug te vorderen of te wachten tot de Commissie een nieuwe oproep organiseert; de fondsen van het mechanisme die externe bestemmingsontvangsten vormen, kunnen immers automatisch worden overgedragen. Er moet dan ook een boekhoudsysteem worden opgezet. In het geval een lidstaat wacht tot de Commissie een nieuwe oproep organiseert, wordt zij geacht in afwachting daarvan aanvullende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999.

(26)

Om de rechtmatige verwachtingen van de lidstaten te vrijwaren, is het passend dat lidstaten die deelnemen aan een project dat niet wordt uitgevoerd door de aanvrager, geacht worden aanvullende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999 voor een hoeveelheid energie die door de Commissie afzonderlijk wordt berekend en in de boekhouding wordt opgenomen op basis van de verwachte opwekcapaciteit, de door die lidstaat betaalde financiële bijdrage en de maximumprijzen van de oproep waaraan de lidstaat had toegezegd te zullen deelnemen, voor de periode waarin het project aanleiding zou hebben gegeven tot statistische voordelen overeenkomstig artikel 27, lid 2. Dit mag geen afbreuk doen aan het in Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde streefcijfer van 32 % hernieuwbare energie in de Unie tegen 2030.

(27)

Wat de subsidieverleningsprocedures betreft, moet de Commissie het financieringsmechanisme rechtstreeks of via een uitvoerend agentschap toepassen. Overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 moet de Commissie, in voorkomend geval, specifieke uitvoeringstaken kunnen delegeren aan een uitvoerend agentschap, zoals de voorbereiding van de oproepen tot het indienen van voorstellen, de evaluatieprocedure, het contractuele beheer van subsidies en het toezicht op de uitvoering van de projecten. Steun in elke andere in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgestelde vorm dan subsidies wordt ten uitvoer gelegd via andere instrumenten of programma’s van de Unie, door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren.

(28)

Krachtens artikel 33, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999 behouden de gastheerlidstaten het recht om te beslissen of en onder welke voorwaarden zij op hun grondgebied gevestigde installaties toestaan om steun uit het mechanisme te ontvangen. Overeenkomstig die bepaling moeten gastheerlidstaten toestemming krijgen om voorkeuren te uiten met betrekking tot de oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het mechanisme, voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van projecten op hun grondgebied. Dit heeft ook betrekking op de milieueffecten van de projecten.

(29)

Gezien de tweeledige doelstelling van het mechanisme, enerzijds het overbruggen van de kloof zoals bepaald in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1999 en anderzijds het ondersteunen van het faciliterend kader van artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999, moeten de lidstaten een belangrijke rol spelen in het mechanisme.

(30)

De hernieuwbare energie die elk jaar wordt gegenereerd door installaties die niet-terugbetaalbare financiële steun hebben ontvangen uit het financieringsmechanisme, moet statistisch worden toegekend aan de deelnemende lidstaten, op een manier die de relatieve financiële bijdragen en de in de desbetreffende oproep tot het indienen van voorstellen vastgestelde verdeling van statistische voordelen tussen bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten weerspiegelt. De statistisch toegekende hernieuwbare energie moet worden opgenomen in de berekening van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen van de deelnemende lidstaten krachtens artikel 7 van Richtlijn (EU) 2018/2001. Voor de periode tussen de ondertekening van de subsidieovereenkomst voor een project en de start van de opwekking van hernieuwbare energie door dat project, moet ervan worden uitgegaan dat de deelnemende lidstaten aanvullende maatregelen overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999 hebben genomen voor een hoeveelheid energie die berekend wordt op basis van de verwachte opwekcapaciteit van dat project, de respectievelijke financiële bijdrage en de maximumprijzen die van toepassing waren op de oproepen tot het indienen van voorstellen. Na die periode moet ervan worden uitgegaan dat de lidstaten aanvullende maatregelen hebben genomen overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999 voor de werkelijk opgewekte energie. Hernieuwbare energie die geproduceerd is door installaties die uitsluitend uit andere bronnen dan betalingen van de lidstaten zijn gefinancierd, mogen statistisch niet worden meegeteld voor het berekenen van de nationale bijdragen van de lidstaten, maar wel voor het bereiken van het streefcijfer van de Unie van ten minste 32 % van het eindenergieverbruik in 2030.

(31)

Aangezien dus zowel de bijdragende lidstaten als de gastheerlidstaten worden gestimuleerd om deel te nemen aan het mechanisme, moeten zij statistische voordelen toegewezen krijgen. Het mechanisme moet de bijdragende lidstaten de mogelijkheid bieden om hernieuwbare energie te krijgen toegewezen voor elke euro die zij hebben betaald, te profiteren van kostenbesparingen en het potentieel aan goedkope hernieuwbare energie in alle sectoren, in tegenstelling tot de zuiver nationale uitrol van hernieuwbare energiebronnen, en voordeel te halen uit lage transactiekosten. Bovendien maakt het mechanisme het hen gemakkelijker om hun basisstreefcijfer voor hernieuwbare energiebronnen voor 2020 te halen.

(32)

Het mechanisme moet gastheerlidstaten in staat stellen gratis een aantal voordelen te krijgen, te profiteren van lokale investeringen, banencreatie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en verbeterde luchtkwaliteit, hun nationale energiesystemen te moderniseren en de invoerafhankelijkheid te beperken. Bovendien moeten de gastheerlidstaten statistische voordelen krijgen met betrekking tot de kosten die het project in werkelijkheid met zich meebrengt, zoals netwerkkosten. Om deze kosten te dekken, is het gerechtvaardigd dat de gastheerlidstaten deze statistische voordelen ook krijgen als de installatie uit andere bronnen dan betalingen van de lidstaten werd gefinancierd.

(33)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 44 van Verordening (EU) 2018/1999 opgerichte Comité van de energie-unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat de bepalingen die nodig zijn voor de toepassing en werking van het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie (“het mechanisme”).

Artikel 2

Doelstellingen

1.   Het mechanisme ondersteunt de uitrol van hernieuwbare energie in de hele Unie.

2.   Daartoe vervult het de volgende twee functies:

a)

steun verlenen voor nieuwe projecten op het gebied van hernieuwbare energie in de Unie, met als doel een tekort ten opzichte van het indicatieve Unietraject te dichten, zoals bepaald in artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1999 (de “overbruggingsfunctie”);

b)

bijdragen tot het stimulerend kader, zoals bepaald in artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999, met het oog op de ondersteuning van de inzet van hernieuwbare energie in de Unie ongeacht tekorten ten opzichte van het indicatieve Unietraject (de “stimuleringsfunctie”).

3.   Tenzij anders bepaald in deze verordening, wijst het mechanisme zijn middelen ter ondersteuning van de inzet van hernieuwbare energie in de Unie toe overeenkomstig de regels van deze verordening, zonder onderscheid tussen de twee in lid 2 van dit artikel vermelde functies.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“mechanisme”: het in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999 bedoelde financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie;

2.

“functies van het mechanisme”: zowel de overbruggingsfunctie als de stimuleringsfunctie van het mechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie;

3.

“bijdragende lidstaat”: een lidstaat die een rechtstreekse betaling verricht ten gunste van het mechanisme, overeenkomstig artikel 33, lid 1 of lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999;

4.

“gastheerlidstaat”: een lidstaat die toestaat dat door het mechanisme gefinancierde fysieke installaties voor de productie van hernieuwbare energie op zijn grondgebied worden geïnstalleerd;

5.

“deelnemende lidstaten” : zowel de bijdragende lidstaten als de gastheerlidstaten;

6.

“projectpromotor”: een persoon of entiteit die een project voor hernieuwbare energie ontwikkelt;

7.

“financiële middelen van de Unie”: elke vorm van financiële steun van de Unie, met inbegrip van instrumenten van de Unie voor investeringssteun en fondsen of programma’s die voorzien in financiële instrumenten, ongeacht of deze zijn opgenomen in de begroting van de Europese Unie;

8.

“vrijwillige financiële bijdrage”: een betaling die door lidstaten wordt gedaan aan de overbruggingsfunctie, overeenkomstig artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1999;

9.

“aanvullende betaling”: een betaling die rechtstreeks door lidstaten wordt gedaan aan de stimuleringsfunctie, overeenkomstig artikel 33, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2018/1999;

10.

“betaling”: zowel de aanvullende betalingen als de vrijwillige financiële bijdragen;

11.

“coördinatie”: coördinatie tussen het financieringsmechanisme en alle andere financieringsinstrumenten van de Unie of nationale financieringsinstrumenten, overeenkomstig artikel 24;

12.

“blendingverrichting”: een door de EU-begroting ondersteunde verrichting, waarbij niet-terugbetaalbare en terugbetaalbare vormen van steun of terugbetaalbare vormen van steun uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

13.

“maximumprijs”: de hoogste prijs per kWh of kW die kan worden toegekend in een specifieke uitnodiging tot het indienen van voorstellen, en boven dewelke aanvragen worden uitgesloten van de procedure voor de toekenning van de subsidie;

14.

“energie uit hernieuwbare bronnen ” of “hernieuwbare energie”: dezelfde betekenis als in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

15.

“aanvullende eenheid”: een bepaalde hoeveelheid opwekcapaciteit (kW) of overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn (EU) 2018/2001 opgewekte energie (kWh) die uitsluitend kan worden toegeschreven aan door het mechanisme verleende steun;

16.

“pay-as-bid”: een subsidieverleningsprocedure waarbij subsidies aan aanvragers worden toegekend overeenkomstig de prijs per aanvullende eenheid die zij in hun aanvraag hebben aangeboden;

17.

“pay-as-clear”: een subsidieverleningsprocedure waarbij subsidies aan aanvragers worden toegekend overeenkomstig de prijs per aanvullende eenheid die is vastgesteld op het ogenblik van de verrekening van de gunningsprocedure;

18.

“variabele premie”: exploitatiesteun in de vorm van een premie per kWh die wordt berekend als het verschil tussen de gemiddelde groothandelsprijs in de prijszone waar de installatie zich bevindt en de prijs in de subsidieverleningsprocedure;

19.

“vaste premie”: exploitatiesteun in de vorm van een extra premie per kWh boven op de marktprijs, waarbij het bedrag van deze premie wordt vastgesteld in de subsidieverleningsprocedure;

20.

“investeringssteun”: door het mechanisme verrichte betalingen in verband met de installatie van capaciteit voor aanvullende eenheden per kW;

21.

“operationele steun”: door het mechanisme gedane bijdragen in verband met de continue werking van een onderneming, die worden uitgekeerd per aanvullende eenheid opgewekte kWh.

Artikel 4

Financieringsbronnen

1.   Volgens artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999 kunnen acties in het kader van het mechanisme worden gefinancierd uit betalingen door de lidstaten, uit financiële middelen van de Unie of uit bijdragen van de particuliere sector.

2.   Het mechanisme kan vrijwillige betalingen van de lidstaten uit hoofde van artikel 32, lid 3, onder d), van Verordening (EU) 2018/1999 of aanvullende betalingen van de lidstaten uit hoofde van artikel 33, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2018/1999 ontvangen.

3.   Het mechanisme kan begrotingsbijdragen uit andere programma’s van de Unie ontvangen, overeenkomstig de toepasselijke basishandelingen. Voor zover die toepasselijke basisbesluiten daarin voorzien, worden die bijdragen gebruikt overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, met name om bij te dragen tot het in artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) 2018/2001 bedoelde stimulerende kader. De Commissie beslist voor welke oproepen deze bijdragen worden gebruikt.

4.   Het mechanisme kan particuliere bijdragen van om het even welke particuliere entiteit ontvangen, zowel van natuurlijke personen als van rechtspersonen. Alvorens een particuliere entiteit een bijdrage doet aan het mechanisme, kan zij aangeven voor welke oproep tot het indienen van voorstellen haar betaling bij voorkeur moet worden gebruikt, of een type technologie of eindgebruik vermelden die zij wil ondersteunen, zonder de mededinging op de markt te verstoren. Zij kan ook vragen de garanties van oorsprong te ontvangen die kunnen worden afgegeven voor de productie van hernieuwbare energie. De Commissie is niet gehouden deze voorkeur te volgen, maar kan er wel rekening mee houden. Binnen drie maanden na ontvangst van de informatie over de definitieve elementen van de oproep tot het indienen van voorstellen, doet de particuliere entiteit haar bijdrage aan het mechanisme.

Artikel 5

Uitvoering en vormen van financiering

1.   Het mechanisme wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

2.   Overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999 moet het mechanisme voldoen aan de in artikel 2 vastgestelde doelstellingen door financiering te verstrekken in een van de vormen die zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, waaronder subsidies. Het kan ook financiering verstrekken in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

3.   Het mechanisme kan ook voldoen aan de in artikel 2 uiteengezette doelstellingen door financiële steun toe te wijzen in coördinatie met andere instrumenten en programma’s van de Unie, zoals bepaald in hoofdstuk III.

Artikel 6

Bijdrage van het mechanisme tot het stimulerend kader

1.   Het mechanisme draagt bij tot het stimulerend kader overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999, onder meer om de kapitaalkosten voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie te beperken en de regionale samenwerking tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen te verbeteren. Daartoe:

a)

kan de Commissie financiële middelen van de Unie toewijzen overeenkomstig artikel 4, lid 3;

b)

mag de door het mechanisme toegewezen steun worden gecoördineerd met financiering uit andere programma’s en/of instrumenten van de lidstaten of de Unie, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.   Wanneer het mechanisme steun verleent in het kader van de bijdrage tot het faciliterend kader, moeten de in artikel 15, lid 4, en alle andere relevante bepalingen van deze verordening vastgestelde beginselen van de subsidieverleningsprocedure dienovereenkomstig worden toegepast.

HOOFDSTUK II

NIET-TERUGBETAALBARE STEUN IN DE VORM VAN SUBSIDIES

AFDELING I

Blijken van belangstelling van de lidstaten en subsidieverleningsprocedure

Artikel 7

Blijken van belangstelling van de lidstaten

1.   De Commissie roept de lidstaten elk jaar op om blijk te geven van hun belangstelling om als bijdragende lidstaat en/of gastheerlidstaat deel te nemen aan door het mechanisme georganiseerde subsidieverleningsprocedures, deelt met de lidstaten een indicatief tijdschema dat betrekking heeft op alle stappen in de procedure, gaande van de blijk van belangstelling tot de oproep tot het indienen van voorstellen, en geeft aan wanneer zij voornemens is de volgende oproep tot het indienen van blijken van belangstelling te organiseren.

2.   Lidstaten die blijk geven van belangstelling om deel te nemen als gastheerlidstaat en, voor zover relevant, derde landen, overeenkomstig de voorschriften van artikel 11 van Richtlijn (EU) 2018/2001, verstrekken de Commissie ten minste de volgende informatie:

a)

de maximale totale capaciteit of de opgewekte hernieuwbare energie op het grondgebied van de gastheerlidstaat die beschikbaar is voor projecten die door het mechanisme worden ondersteund, in voorkomend geval per technologie en per jaar;

b)

de technologieën of eindgebruikssectoren waaraan zij de voorkeur geven;

c)

de maximumcapaciteit of de opgewekte hernieuwbare energie van projecten, in voorkomend geval per technologie;

d)

alle plaatselijke of geografische beperkingen, in voorkomend geval;

e)

het gevraagde minimumaandeel aan statistische voordelen dat aan een gastheerlidstaat moet worden toebedeeld overeenkomstig artikel 27, in voorkomend geval per technologie, met inbegrip van een raming van de systeemintegratiekosten;

f)

een indicatie, per technologie, van de nationale regelgeving inzake de verdeling van netkosten die van toepassing is op projectpromotoren;

g)

alle andere voorkeuren of beperkingen, waaronder milieucriteria, met een toelichting.

3.   Lidstaten die blijk geven van belangstelling om deel te nemen als bijdragende lidstaat, verstrekken de Commissie ten minste de volgende informatie:

a)

de volumes opgewekte hernieuwbare energie, uitgedrukt in kWh, die zij via het mechanisme willen ondersteunen en waarvoor zij statistische voordelen willen krijgen;

b)

een indicatief maximumbudget per kWh/kW dat zij bereid zijn uit te keren in ruil voor statistische voordelen;

c)

de beoogde maximale financiële bijdrage in EUR aan het financieringsmechanisme, per gunningsprocedure;

d)

een voorkeur voor technologieneutrale aanbestedingen, aanbestedingen voor meerdere of voor één specifieke technologie, voor een specifiek project of voor een specifieke eindtoepassing, overeenkomstig de criteria van artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

e)

het gevraagde minimumaandeel aan statistische voordelen dat aan hen moet worden toebedeeld overeenkomstig artikel 27, in voorkomend geval per technologie;

f)

andere voorkeuren die relevant zijn voor hun financiële bijdrage, waaronder milieucriteria.

4.   Onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4) zal de Commissie de door lidstaten in het kader van hun blijken van belangstelling verstrekte informatie niet bekendmaken, behalve als de desbetreffende lidstaat daartoe uitdrukkelijk toestemming verleent.

5.   De Commissie houdt rekening met de informatie die de gastheerlidstaten en de bijdragende lidstaten in het kader van dit artikel hebben verstrekt met het oog op het ontwerp van de oproepen tot het indienen van voorstellen, en met name:

a)

de doelstellingen van de oproep;

b)

de vorm van de subsidies (investeringssteun of operationele steun);

c)

de hernieuwbare energie die wordt opgewekt tijdens de periode waarin steun wordt verleend of de capaciteit (kWh of kW) waarop de gunning zal worden gebaseerd;

d)

de technologieën die in aanmerking komen;

e)

de maximumprijs;

f)

de locatiegebonden, geografische en regelgevende beperkingen en de milieucriteria;

g)

de uitvoeringstermijn van de projecten;

h)

de verdeling van statistische voordelen tussen bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten;

i)

de gunningscriteria voor de financiële steun.

6.   De Commissie berekent de in lid 5 van dit artikel bedoelde maximumprijs op basis van, onder meer, de informatie die de lidstaten in hun blijken van belangstelling hebben verstrekt, relevante referentiepunten, zoals resultaten van oproepen uit het verleden, kostenstudies en resultaten van modelberekeningen, in voorkomend geval. In de berekening wordt rekening gehouden met de gemiddelde “levelised cost of energy” van de technologie voor hernieuwbare energie, die regelmatig wordt aangepast.

7.   De Commissie stelt de lidstaten vóór het begin van de oproep in kennis van haar voornemen een oproep tot het indienen van voorstellen te doen, en van de elementen uit de vorige twee leden die zij voornemens is daarin op te nemen.

8.   De lidstaten kunnen opmerkingen maken over de informatie die de Commissie overeenkomstig het vorige lid heeft verstrekt. De Commissie zal deze opmerkingen toetsen aan de doelstellingen van het mechanisme en de definitieve elementen, als bedoeld in leden 5 en 6, aan de lidstaten meedelen.

Artikel 8

Bindende toezeggingen van gastheerlidstaten

1.   Binnen drie maanden na ontvangst van de in artikel 7, lid 8, bedoelde informatie bevestigen de gastheerlidstaten aan de Commissie hun onherroepelijke en onvoorwaardelijke toezegging om deel te nemen aan het mechanisme, zodat op hun grondgebied gevestigde installaties steun kunnen krijgen uit het mechanisme, in overeenstemming met de nationale regelgeving. Die toezegging is bindend.

2.   Met betrekking tot de eisen waaraan op hun grondgebied gevestigde projecten moeten voldoen om steun te krijgen uit hoofde van het mechanisme, verstrekken de gastheerlidstaten de volgende informatie:

a)

de maximumcapaciteit op het grondgebied van de gastheerlidstaat die beschikbaar is voor projecten die door het mechanisme worden ondersteund, in voorkomend geval per technologie en per jaar;

b)

de maximale hernieuwbare energie die wordt opgewekt door de projecten en, in voorkomend geval, locatiegebonden beperkingen;

c)

de nationale regeling met betrekking tot ondersteunde netkosten die van toepassing is op projectpromotoren;

d)

andere relevante elementen.

3.   Bij het ontwerp van de subsidieverleningsprocedure houdt de Commissie rekening met de krachtens lid 2 van dit artikel ontvangen informatie.

4.   De gastheerlidstaat die zijn toezegging bevestigt, verleent de Commissie de nodige administratieve bijstand voor de toepassing van het mechanisme, met name met het oog op de rapportering van de hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die geproduceerd is door op het grondgebied van de gastheerlidstaat gevestigde projecten die niet-terugbetaalbare steun ontvangen van het mechanisme.

5.   De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op derde landen die aan het mechanisme deelnemen en die dienovereenkomstig gastland van projecten zijn.

Artikel 9

Kennisgeving van maximumprijzen door de Commissie

Op basis van de bindende toezeggingen van de gastheerlidstaten en de aanpak van artikel 7, lid 6, zal de Commissie een maximumprijs en een maximumbudget in EUR bepalen voor elke oproep tot het indienen van voorstellen en deze aan de deelnemende lidstaten meedelen, alsook een indicatie van de opties voor de lidstaat in het geval het resultaat van de oproep tot het indienen van voorstellen onder de maximumprijs ligt.

Artikel 10

Bindende toezeggingen van bijdragende lidstaten

Binnen drie maanden na ontvangst van de in artikel 9 bedoelde kennisgeving van de maximumprijzen, bevestigen de bijdragende lidstaten aan de Commissie hun onherroepelijke en onvoorwaardelijke toezegging om betalingen te doen aan het mechanisme in verband met een of meerdere oproepen tot het indienen van voorstellen. De toezegging van de bijdragende lidstaat is bindend en heeft minstens betrekking op de volgende elementen in verband met de bijdragen aan het mechanisme:

a)

het volume van de financiële bijdrage van de lidstaat (EUR) per subsidieverleningsprocedure, of de opgewekte hernieuwbare energie die de lidstaat zal ondersteunen en waarvoor hij statistische voordelen krijgt toegekend, uitgedrukt in kW of kWh, overeenkomstig de definitieve maximumprijs, in combinatie met een maximaal beschikbaar budget in EUR;

b)

het tijdschema van de betalingen;

c)

een indicatie of de betaling wordt verricht overeenkomstig lid 1 of lid 2 van artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999;

d)

de verdeling van statistische voordelen tussen bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten.

Artikel 11

Oproepen tot het indienen van voorstellen

1.   Op basis van de bindende toezeggingen van de gastheerlidstaten en, in voorkomend geval, derde landen, en de bindende toezeggingen van bijdragende lidstaten zal de Commissie de oproep of oproepen tot het indienen van voorstellen tijdig uitschrijven. De Commissie kan meerdere oproepen tegelijk uitschrijven, of meerdere subsidiegunningsprocedures uitvoeren onder dezelfde oproep. De Commissie kan ook besluiten geen oproep tot het indienen van voorstellen uit te schrijven als de blijken van belangstelling van bijdragende lidstaten en/of gastheerlidstaten erop wijzen dat de volumes te klein zijn om met succes een oproep uit te schrijven of als de bijbehorende transactiekosten buitensporig zouden zijn, hetgeen voor elke oproep tot het indienen van voorstellen wordt beoordeeld.

2.   De oproep tot het indienen van voorstellen wordt gepubliceerd nadat de betalingen door de lidstaten zijn overgeschreven naar de begroting van de Unie.

Artikel 12

Evaluatieprocedure

1.   Na controle van de subsidiabiliteitscriteria evalueert de Commissie de ingediende voorstellen volgens de procedure van artikel 200 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

2.   Subsidies worden eerst toegekend aan de aanvraag met de laagste prijs en daarna in volgorde van laagste naar hoogste prijs, behalve wanneer andere gunningscriteria worden toegepast overeenkomstig artikel 21.

Artikel 13

Mislukken van de subsidieverleningsprocedure

Als de gunningsprocedure niet wordt afgesloten nadat een bijdragende lidstaat een betaling heeft gedaan aan het mechanisme, onder meer omdat er geen geschikte kandidaten op de oproep tot het indienen van voorstellen hebben gereageerd, biedt de Commissie de bijdragende lidstaat de gelegenheid om ofwel het betaalde bedrag terug te vorderen, ofwel de bijdrage aan het mechanisme te gebruiken voor een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen, waarvoor de lidstaat zijn toezegging moet bevestigen overeenkomstig artikel 10.

Artikel 14

Niet-uitvoering van het project door de projectpromotor

1.   Als de projectpromotor er niet in slaagt de in de oproep tot het indienen van voorstellen en de desbetreffende subsidieovereenkomst vastgestelde resultaten te bereiken, zijn de bepalingen inzake schorsing, beëindiging en vermindering van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van toepassing.

2.   Als het project niet de verwachte opwekcapaciteit of het volume aan opgewekte hernieuwbare energie oplevert, worden de statistische voordelen aan de lidstaten toegekend op basis van de werkelijke opwekcapaciteit of het werkelijk opgewekte volume hernieuwbare energie. In dat geval worden de deelnemende lidstaten geacht aanvullende maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999 voor een hoeveelheid energie die door de Commissie wordt berekend op basis van de verwachte opwekcapaciteit, de door die lidstaat betaalde financiële bijdrage en de maximumprijzen van de oproep waaraan de lidstaat had toegezegd te zullen deelnemen, voor de periode waarin het project aanleiding zou hebben gegeven tot statistische voordelen overeenkomstig artikel 27, lid 2, eerste zin.

AFDELING II

Ontwerp van de subsidieverleningsprocedure

Artikel 15

Beginselen van de subsidieverleningsprocedure

1.   Subsidies worden toegekend aan de hand van oproepen tot het indienen van voorstellen en de daaropvolgende subsidieverleningsprocedure.

2.   Als een lidstaat aan het mechanisme bijdraagt door een vrijwillige betaling te verrichten overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999, mag die bijdrage alleen worden toegekend aan projecten die geselecteerd zijn in het kader van een gunningsprocedure waarbij de laagste prijs als enig gunningscriterium geldt.

3.   Als een lidstaat aan het mechanisme bijdraagt door een aanvullende betaling te verrichten overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999, mag die bijdrage alleen worden toegekend aan gezamenlijke projecten, gezamenlijke projecten met derde landen, gezamenlijke steunregelingen, kleinschalige of innovatieve technologieprojecten, projecten in ultraperifere regio’s en op geïsoleerde of kleine eilanden, ontwikkelingsprojecten voor de integratie van hernieuwbare bronnen in het energiesysteem, of andere projecten die bijdragen tot het in artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2018/2001 bedoelde faciliterend kader.

4.   Het ontwerp van de gunningsprocedure moet beantwoorden aan de volgende beginselen:

a)

het moet zorgen voor concurrentie tussen de subsidieaanvragen, met het oog op een kosteneffectieve uitrol van hernieuwbare energie;

b)

het moet het financiële risico voor aanvragers in de verschillende subsidieverleningsprocedures beperken;

c)

het moet de transactiekosten voor aanvragers en bijdragende lidstaten beperken.

Artikel 16

Toepassingsgebied van de subsidieverleningsprocedure

1.   De toekenning van steun in de vorm van subsidies vindt plaats zoals hieronder uiteengezet, aan de hand van subsidieverleningsprocedures die een verschillend toepassingsgebied kunnen hebben, overeenkomstig de criteria van artikel 4, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001:

a)

beoordeling van de haalbaarheid van technologieneutrale subsidieverleningsprocedures, waarvoor alle technologieën uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/2001 in aanmerking komen;

b)

bij wijze van alternatief kunnen subsidiegunningsprocedures voor meerdere technologieën worden overwogen, waarbij alleen specifieke technologieën uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/2001 in aanmerking komen om met elkaar te concurreren;

c)

subsidieverleningsprocedures voor één specifieke, in Richtlijn (EU) 2018/2001 vermelde technologie komen in aanmerking;

d)

subsidieverleningsprocedures voor een specifiek project, waarbij projectontwikkelaars met elkaar concurreren om een vooraf bepaald project te ontwikkelen, hetgeen beperkingen kan inhouden tot een specifieke technologie en/of een specifieke locatie die vooraf door de gastheerlidstaat is bepaald;

e)

specifieke subsidieverleningsprocedures voor eindgebruik, waarbij alleen projecten die gericht zijn op een specifiek eindgebruik, zoals verwarming en koeling of vervoer, in aanmerking komen.

2.   De Commissie bepaalt het toepassingsgebied van de subsidieverleningsprocedure, rekening houdend met de door de bijdragende lidstaat en de gastheerlidstaat geuite voorkeuren, de ontwikkeling van de markt voor hernieuwbare energie in de Unie en andere relevante omstandigheden.

3.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde subsidieverleningsprocedures kunnen worden opengesteld voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer, om het kosteneffectieve potentieel te onderzoeken en convergentie en samenwerking te bevorderen.

Artikel 17

Vorm en toewijzing van subsidies

1.   Het mechanisme kent subsidies toe voor:

a)

investeringssteun die verleend wordt om de capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie te vergroten;

b)

operationele steun die verleend wordt om stimulansen te geven voor de werking van installaties voor hernieuwbare energie, door zowel vaste als variabele premies bovenop de marktinkomsten te verstrekken.

2.   De Commissie bepaalt de vorm van de steun voor de geselecteerde projecten, rekening houdend met de door de bijdragende lidstaat en de gastheerlidstaat geuite voorkeuren, de ontwikkeling van de markt voor hernieuwbare energie in de Unie en andere relevante omstandigheden.

Artikel 18

Investeringssteun

Als het mechanisme voorziet in investeringssteun, worden de vorm van de steun, de uitkering en andere specifieke regels vastgesteld in de desbetreffende oproep(en) tot het indienen van voorstellen.

Artikel 19

Operationele steun

Als het mechanisme voorziet in operationele steun, kan deze de vorm aannemen van een vaste of een variabele premie. De uitkering ervan en andere specifieke regels worden vastgestelde in de desbetreffende oproep(en) tot het indienen van voorstellen.

Artikel 20

Subsidiabiliteits- en selectiecriteria

De subsidiabiliteitscriteria en de selectiecriteria worden vastgesteld in de oproepen tot het indienen van voorstellen, met inachtneming van de doelstellingen van de actie en overeenkomstig de artikelen 197 en 198 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

Artikel 21

Gunningscriteria

1.   De gunningscriteria voor de voorstellen worden vastgesteld in de oproep tot het indienen van voorstellen en moeten voldoen aan artikel 15, lid 2, voor wat betreft de overbruggingsfunctie, en aan artikel 3, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 voor wat betreft de ondersteuningsfunctie.

2.   Wat de stimulerende functie betreft, moeten de gunningscriteria voor de voorstellen in de mate van het mogelijke een afspiegeling zijn van de door de lidstaten uitgedrukte voorkeuren, met name op het gebied van milieucriteria.

3.   Voor demonstratieprojecten die een belangrijke innovatie inhouden, kan de oproep tot het indienen van voorstellen specifieke gunningscriteria bevatten, met name voor toepassingen in een gunningsprocedure voor één specifieke technologie of een gunningsprocedure voor een specifiek project.

Artikel 22

Toegewezen goed en hoeveelheid

1.   Het goed en de hoeveelheid die worden toegewezen in de subsidieverleningsprocedure kunnen worden gedefinieerd in termen van geïnstalleerde capaciteit (kW) of energieproductie (kWh). Bij wijze van alternatief mag het volume ook worden gedefinieerd in termen van budget (EUR), en mag de productiecapaciteit of de geproduceerde energie worden gegund tot het budget is opgebruikt.

2.   Als de subsidieverleningsprocedure wordt gedefinieerd in termen van capaciteit of geproduceerde hernieuwbare energie, bevat ze een streefvolume en wordt de steun toegekend aan projecten die het best scoren volgens de relevante gunningscriteria, tot het streefvolume is bereikt.

3.   Als de subsidieverleningsprocedure is gedefinieerd in termen van budget, bevat ze een maximumbedrag dat wordt toegekend aan projecten die het best scoren volgens de relevante gunningscriteria, tot dat budget is opgebruikt.

4.   De volumes van de concurrerende subsidieverleningsprocedure worden vóór de procedure vastgesteld en worden niet aangepast tijdens de uitvoering van de procedure.

Artikel 23

Uitvoeringstermijnen

1.   De uitvoeringstermijnen zijn technologiespecifiek en vormen een realistische afspiegeling van de oplevertermijnen voor elke technologie, maar zorgen er ook voor dat een aanzienlijke mate van voorontwikkeling vereist is van de inschrijvers.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de uitvoeringstermijnen voor technologieneutrale gunningsprocedures of gunningsprocedures voor meerdere technologieën gelijk zijn voor alle technologieën, zodat projecten en technologieën met de kortste oplevertermijn kunnen worden geselecteerd, zonder discriminatie van technologieën die langere uitvoeringstermijnen vereisen.

3.   De uitvoeringstermijnen zijn gelijk in alle lidstaten, tenzij de Commissie, op basis van gerechtvaardigde vrijstellingen, bijvoorbeeld om systematische nadelen voor projecten in specifieke landen te verzachten, besluit dat landspecifieke uitvoeringstermijnen passend zijn.

HOOFDSTUK III

COÖRDINATIE VAN DE STEUN

Artikel 24

Gecombineerde financiering en coördinatie van het financieringsmechanisme en andere instrumenten van de Unie of nationale instrumenten

1.   Projecten kunnen worden gefinancierd via gecombineerde financiering uit het mechanisme en uit andere publieke of particuliere programma’s en/of instrumenten van de Unie of de lidstaten, voor zover die nationale publieke mechanismen in overeenstemming zijn met de staatssteunwetgeving en dezelfde kosten niet tweemaal uit de begroting van de Unie worden gefinancierd.

2.   Voor de toepassing van lid 1:

a)

mag het mechanisme zijn werkprogramma’s en gunningsprocedure, met inbegrip van het tijdschema, de aanvraagprocedure en het toezicht, coördineren met de werkprogramma’s voor andere fondsen van de Unie of nationale fondsen;

b)

mag de combinatie van steun uit het mechanisme en uit andere instrumenten of programma’s van de Unie niet hoger zijn dan de totale projectkosten;

c)

mag een project financiering uit het mechanisme niet combineren met door lidstaten verstrekte financiering uit steunregelingen voor dezelfde aanvullende eenheden;

d)

mag de som van de terugbetaalbare en niet-terugbetaalbare steun voor een bepaald project uit hoofde van artikel 5, lid 2, ongeacht of deze door de Unie of de lidstaten wordt verstrekt en publiek of particulier is, niet hoger liggen dat de totale kosten van het project;

e)

mag terugbetaalbare steun voor een bepaald project uit instrumenten of programma’s van de Unie, niet worden gebruikt voor de voorfinanciering van een subsidie uit het mechanisme voor hetzelfde project;

f)

mag een subsidie uit het mechanisme voor een bepaald programma niet worden gebruikt voor de terugbetaling van terugbetaalbare steun uit instrumenten of programma’s van de Unie voor hetzelfde project.

HOOFDSTUK IV

BETALINGEN DOOR DE LIDSTATEN AAN HET MECHANISME EN TOEKENNING VAN STATISTISCHE VOORDELEN

Artikel 25

Betalingen door bijdragende lidstaten

Op basis van de bindende toezegging van de bijdragende lidstaten overeenkomstig artikel 10, zal de Commissie debetnota’s afgeven aan de bijdragende lidstaat. De lidstaat stort de betaling op de in de debetnota vermelde rekening binnen de daarin aangegeven termijn.

Artikel 26

Toekenning van statistische voordelen aan lidstaten

1.   Op basis van de hernieuwbare energie die wordt opgewekt door projecten die gesteund worden door subsidies die uitsluitend gefinancierd worden door betalingen van de lidstaten, via het mechanisme, worden statistische voordelen toegekend aan de deelnemende lidstaten, overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de voorwaarden van de oproep tot het indienen van voorstellen.

2.   Hernieuwbare energie die wordt opgewekt door projecten die gesteund worden door subsidies die via het mechanisme gefinancierd worden door middelen uit financiële middelen van de Unie of particuliere bijdragen, wordt statistisch niet toegewezen aan individuele lidstaten, maar wordt in aanmerking genomen voor het bindende streefcijfer van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

3.   Gastheerlidstaten krijgen een gedeelte van de statistische voordelen voor hernieuwbare energie die wordt opgewekt door projecten op hun grondgebied waarvoor subsidies worden verleend die gefinancierd worden uit andere bronnen dan bijdragen van de lidstaten in het kader van de stimulerende functie van het mechanisme. De toekenning van de statistische voordelen aan de gastheerlidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 27.

4.   Financiële middelen van de Unie of particuliere bijdragen die resulteren in opgewekte energie die in aanmerking wordt genomen voor het bindende streefcijfer van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, worden in de boekhouding gescheiden van de collectieve bijdrage van de lidstaten.

5.   De hernieuwbare energie die wordt opgewekt door projecten die via het mechanisme worden gesteund met subsidies die gefinancierd worden met betalingen van lidstaten, enerzijds, en financiële middelen van de Unie of particuliere bijdragen anderzijds, levert voor de bijdragende lidstaten een statistisch voordeel op dat maximaal gelijk is aan het door de lidstaten gefinancierde gedeelte, zoals in de oproep tot het indienen van voorstellen is bepaald met betrekking tot de verdeling van statistische voordelen tussen bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten. Wat de statistische voordelen voor de gastheerlidstaten betreft, is lid 3 van toepassing.

Artikel 27

Verdeling van statistische voordelen tussen bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten

1.   De hernieuwbare energie die wordt toegekend aan bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten is de hernieuwbare energie die is opgewekt door de installaties waarvoor steun wordt verleend in het kader van een specifieke oproep tot het indienen van voorstellen waaraan de lidstaten hebben deelgenomen.

2.   De hernieuwbare energie die wordt opgewekt door installaties die steun krijgen uit het mechanisme, levert statistische voordelen op voor bijdragende lidstaten gedurende een uitvoeringsperiode die is vastgesteld in de oproepen tot het indienen van voorstellen en die aan de lidstaten is meegedeeld overeenkomstig artikel 7, leden 7 en 8, berekend op basis van de verwachte af te schrijven of economische levensduur van de ondersteunde technologie. Na die periode blijven alle statistische voordelen bij de gastheerlidstaten.

3.   Met inachtneming van lid 2 wordt de hernieuwbare energie die is opgewekt door installaties die steun krijgen uit het mechanisme, statistisch toegewezen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 en als volgt verdeeld:

a)

80 % voor de bijdragende lidstaten;

b)

20 % voor de gastheerlidstaten.

4.   De Commissie kan voorstellen om af te wijken van de in lid 2 van dit artikel vastgestelde verdeling en 50 % tot 100 % toe te wijzen aan de bijdragende lidstaat en 0 % tot 50 % aan de gastheerlidstaat, waarbij voor de bijdragende en de gastheerlidstaten samen niet meer dan 100 % mag worden toegewezen. De voorgestelde verdeling geldt voor een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen en wordt gebaseerd op de volgende criteria:

a)

de waarschijnlijkheid dat de oproep leidt tot evenwichtige blijken van belangstelling van bijdragende lidstaten en gastheerlidstaten, teneinde effectieve mededinging in de oproep te waarborgen;

b)

de waarschijnlijkheid dat de oproep tot gevolg heeft dat weinig of geen steun wordt toegewezen door het mechanisme;

c)

de potentiële kosten, met inbegrip van de systeemintegratiekosten, waarmee de gastheerlidstaten kunnen worden geconfronteerd.

5.   De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de toewijzing die zij voornemens is in de oproep tot het indienen van voorstellen op te nemen, overeenkomstig artikel 7, leden 7 en 8.

6.   In het geval van hernieuwbare energie die wordt opgewekt door aan het mechanisme deelnemende installaties die in derde landen zijn gevestigd, wordt 100 % van de statistische voordelen toegekend aan de bijdragende lidstaten, overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn (EU) 2018/2001.

Artikel 28

Rapportage van de energieproductie en berekening van de statistische voordelen door de Commissie

1.   De gastheerlidstaten en aan het mechanisme deelnemende derde landen die projecten ontvangen, rapporteren de beschikbare gegevens over de energieproductie in een bepaald jaar van de door het mechanisme gefinancierde projecten twee keer aan de Commissie, uiterlijk op 1 januari en 1 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarin de energie werd geproduceerd.

2.   De aan de deelnemende lidstaten toe te kennen statistische voordelen worden jaarlijks door de Commissie berekend en uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarin de energie werd geproduceerd, aan de deelnemende lidstaten meegedeeld. De deelnemende lidstaten brengen hierover verslag uit overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/2001. De totale toegekende statistische voordelen stemmen overeen met de werkelijk opgewekte energie, overeenkomstig de door de lidstaten meegedeelde gegevens en marktwaarden.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Evaluatie

1.   De Commissie zal de werking van het mechanisme beoordelen in het kader van de in artikel 45 van Verordening (EU) 2018/1999 bedoelde evaluatie.

2.   In die evaluatie wordt de nadruk gelegd op de beoordeling van synergieën tussen het mechanisme en andere relevante programma’s van de Unie, op de doeltreffendheid waarmee het mechanisme bijdraagt tot de doelstellingen van artikel 3, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001, artikel 32, lid 3, onder d), artikel 32, lid 4, en artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999, op de doeltreffendheid waarmee terugbetaalbare vormen van steun uit het mechanisme worden verleend aan projecten, en op de doeltreffendheid waarmee terugbetaalbare vormen van steun worden gecombineerd met niet-terugbetaalbare vormen van steun via blendingverrichtingen in het kader van het instrument voor investeringssteun van de Unie.

3.   Op basis van de resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluaties zal de Commissie, voor zover passend, voorstellen doen om ervoor te zorgen dat het mechanisme bijdraagt aan de verwezenlijking van de in lid 2 genoemde doelstellingen.

4.   De Commissie zal de resultaten van de krachtens de leden 1 en 2 verrichte evaluaties indienen bij het Comité voor de energie-unie en deze openbaar maken.

Artikel 30

Rapportage

1.   Uiterlijk op 31 oktober van elk jaar dient de Commissie bij het Comité voor de energie-unie een verslag in over de werking van het mechanisme, de bijdrage ervan tot het bindende streefcijfer voor hernieuwbare energie in 2030 en tot de doelstellingen van de Europese Green Deal. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.

2.   Uiterlijk op 31 oktober van elk jaar brengt de Commissie bij het Comité voor de energie-unie en het Europees Parlement verslag uit over het gebruik van de door het mechanisme ontvangen externe bestemmingsontvangsten van de lidstaten en financiële middelen van de Unie, het bedrag van de steun die in het voorgaande jaar werd toegekend en de resterende niet-vastgelegde middelen van het mechanisme.

Artikel 31

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 september 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1.

(2)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(3)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


Top