Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R1044

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1044 van de Commissie van 8 mei 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft waarden voor het aardopwarmingsvermogen en de richtsnoeren voor inventarisering en wat betreft het inventarisatiesysteem van de Unie, en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)

    C/2020/2841

    PB L 230 van 17.7.2020, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2020/1044/oj

    17.7.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 230/1


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1044 VAN DE COMMISSIE

    van 8 mei 2020

    tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft waarden voor het aardopwarmingsvermogen en de richtsnoeren voor inventarisering en wat betreft het inventarisatiesysteem van de Unie, en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 26, lid 6, onder b), en artikel 37, lid 7,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In het bij Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde bewakings- en rapporteringssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen zijn de regels vastgesteld voor de bewaking en rapportering van broeikasgasemissies uit hoofde van het klimaatbeleid. De bepalingen van dat systeem zijn volledig geïntegreerd in Verordening (EU) 2018/1999, waarbij Verordening (EU) nr. 525/2013 met ingang van 1 januari 2021 wordt ingetrokken. In het kader van dat systeem is het nodig waarden voor het aardopwarmingsvermogen vast te stellen en de richtsnoeren voor inventarisering te specificeren.

    (2)

    Wat het aardopwarmingsvermogen betreft, is bij de 1e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) die fungeert als vergadering van de Partijen bij de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering van 2015, tijdens de afsluiting van de 21e Conferentie van de partijen bij het UNFCCC (de “Overeenkomst van Parijs”) een gemeenschappelijke maatstaf vastgesteld voor de vertaalslag van broeikasgassen naar CO2-equivalenten ten behoeve van de rapportering over broeikasgasinventarissen. Deze gemeenschappelijke maatstaf is gebaseerd op de in het 5e evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) (3) vastgestelde GWP-waarden. Bij het vaststellen van de waarden voor het aardopwarmingsvermogen moet die gemeenschappelijke maatstaf in aanmerking worden genomen.

    (3)

    De richtsnoeren voor de inventarisering van broeikasgassen moeten worden gespecificeerd in overeenstemming met de internationale ontwikkelingen. Naast de IPCC-richtsnoeren van 2006 inzake nationale broeikasgasinventarissen moeten de lidstaten en de Commissie rekening houden met de modaliteiten, procedures en richtsnoeren voor het in artikel 13 van de Overeenkomst van Parijs bedoelde kader voor transparantie van maatregelen en ondersteuning, zoals opgenomen in de bijlage bij Besluit 18/CMA.1 van de Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC die als vergadering van de Partijen bij de Overeenkomst van Parijs fungeert (Besluit 18/CMA.1). Bovendien worden de lidstaten aangemoedigd gebruik te maken van het supplement uit 2013 bij de IPCC-richtsnoeren van 2006 voor nationale broeikasgasinventarissen over wetlands.

    (4)

    Om de kwaliteit van het inventarisatiesysteem van de Unie te garanderen, moeten nadere doelstellingen van het kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma voor de broeikasgasinventaris van de Unie worden vastgesteld.

    (5)

    Om te zorgen voor de volledigheid van de inventaris van de Unie in de zin van Besluit 18/CMA.1, is het noodzakelijk de methoden en de gegevens vast te stellen die de Commissie kan gebruiken bij het uitvoeren van ramingen wanneer gegevens ontbreken in de inventaris van een lidstaat overeenkomstig artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1999.

    (6)

    Om de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de het inventarisatiesysteem van de Unie te waarborgen, moet de inhoud van de initiële controles die worden uitgevoerd op de door de lidstaten ingediende gegevens voor de opmaak van de broeikasgasinventaris worden gespecificeerd. Bij de beoordeling van de nauwkeurigheid als deel van de initiële controles moet worden gewaarborgd dat de lidstaten de werkelijke emissies en verwijderingen voor de hoofdcategorieën van de Unie niet systematisch over- of onderschatten. Aangezien de rapportering van broeikasgasemissies per bron en van verwijderingen per put uit de sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) een integraal onderdeel van de rapportering over de broeikasgasinventaris uitmaakt en omdat de LULUCF-sector deel uitmaakt van de EU-klimaatdoelstellingen voor 2030, moeten de initiële controles in de LULUCF-sector worden afgestemd op de controles van andere sectoren. In de LULUCF-sector kunnen de gerapporteerde gegevens over landgebruik en verandering in landgebruik worden vergeleken met de informatie die uit de programma’s en onderzoeksinitiatieven van de Unie en de lidstaten, zoals Copernicus en LUCAS, naar voren komt.

    (7)

    De ramingen om de ontbrekende nationale inventarisgegevens te vervolledigen teneinde de inventaris van de Unie op te maken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de richtsnoeren voor de inventarisering van broeikasgassen. Deze ramingen kunnen niet worden opgesteld zonder waarden voor het aardopwarmingsvermogen van broeikasgassen te gebruiken. Aangezien de regels inzake aardopwarmingsvermogen, de richtsnoeren voor inventarisering en het inventarisatiesysteem van de Unie nauw met elkaar verbonden zijn, is het passend deze in één gedelegeerde verordening op te nemen.

    (8)

    Om te zorgen voor consistentie met de datum van toepassing van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2018/1999, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021.

    (9)

    Overeenkomstig de artikelen 57 en 58 van Verordening (EU) 2018/1999 wordt Verordening (EU) nr. 525/2013 met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken, met uitzondering van artikel 7 van die verordening, dat van toepassing zal zijn op de verslagen met gegevens voor de jaren 2018, 2019 en 2020. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie (4) moet daarom met ingang van 1 januari 2021 worden ingetrokken, maar de artikelen 6 en 7 ervan moeten van kracht blijven voor de verslagen die de benodigde gegevens voor de jaren 2019 en 2020 bevatten,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    Deze verordening is van toepassing op de verslagen die de lidstaten indienen met de voor het jaar 2021 en volgende vereiste gegevens.

    Artikel 2

    Aardopwarmingsvermogen

    De lidstaten en de Commissie maken gebruik van het in bijlage I bij deze verordening opgenomen aardopwarmingsvermogen voor de bepaling en rapportage van broeikasgasinventarissen overeenkomstig artikel 26, leden 3, 4, en 5, van Verordening (EU) 2018/1999.

    Artikel 3

    Richtsnoeren voor de inventarisering van broeikasgassen

    De lidstaten en de Commissie stellen broeikasgasinventarissen als bedoeld in artikel 26, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EU) 2018/1999 op in overeenstemming met:

    a)

    de door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) opgestelde richtsnoeren uit 2006 voor nationale broeikasgasinventarissen;

    b)

    de modaliteiten, procedures en richtsnoeren voor het in artikel 13 van de Overeenkomst van Parijs bedoelde kader voor transparantie van maatregelen en ondersteuning, opgenomen in de bijlage bij Besluit 18/CMA.1 van de Conferentie van de Partijen die als vergadering van de Partijen bij de Overeenkomst van Parijs fungeert (hierna “Besluit 18/CMA.1” genoemd).

    Artikel 4

    Doelstellingen van het kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma

    1.   De Commissie is belast met het beheer, het onderhoud en de voortdurende verbetering van het inventarisatiesysteem voor broeikasgassen van de Unie, op basis van de volgende doelstellingen van het kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma:

    a)

    de broeikasgasinventaris van de Unie wordt in voorkomend geval aangevuld door toepassing van de in artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1999 vastgestelde procedure, in overleg met de betrokken lidstaat;

    b)

    het inventarisatiesysteem voor broeikasgassen van de Unie vormt een transparante aggregatie van de broeikasgasemissies per bron en verwijderingen per put van de lidstaten, met overzichten van methodologische beschrijvingen voor de hoofdcategorieën van de Unie, die de bijdrage van de emissies per bron en de verwijderingen per put van de lidstaten aan de broeikasgasinventaris van de EU op een transparante manier weerspiegelt;

    c)

    het totaal van de uitstoot van broeikasgassen in de EU per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen voor een verslagjaar is gelijk aan de som van de broeikasgasemissies van de lidstaten per bron en verwijderingen per put die voor dat jaar zijn gerapporteerd overeenkomstig artikel 26, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EU) 2018/1999;

    d)

    de inventarisatie van broeikasgassen van de Unie bevat een consistente tijdreeks van emissies per bron en verwijderingen per put voor alle jaren waarover verslag is uitgebracht.

    2.   De Commissie en de lidstaten vergroten, waar mogelijk, de vergelijkbaarheid van de nationale broeikasgasinventarissen door te streven naar synergie in de methoden, activiteitsgegevens, codes en de toewijzing van de emissies per bron en de verwijderingen per put door de lidstaten, voor zover passend.

    3.   De doelstellingen van het kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma van de Unie vormen een aanvulling op de doelstellingen van de kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma’s die door de lidstaten worden uitgevoerd.

    4.   De lidstaten waarborgen de kwaliteit van activiteitsgegevens, emissiefactoren en andere parameters die voor hun nationale broeikasgasinventarissen worden gebruikt.

    Artikel 5

    Discrepanties wegwerken (“Gap filling”)

    1.   De ramingen van de Commissie om de door een lidstaat ingediende gegevens te vervolledigen, als bedoeld in artikel 37, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1999, worden gebaseerd op de volgende methoden en gegevens:

    a)

    wanneer een lidstaat in het voorgaande jaar een consistente tijdreeks van ramingen heeft ingediend voor de desbetreffende broncategorie en

    i)

    die lidstaat heeft een geschatte broeikasgasinventaris ingediend voor het jaar X – 1 overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999 die de ontbrekende raming bevat, op basis van de gegevens in die geschatte broeikasgasinventaris;

    ii)

    die lidstaat heeft geen geschatte broeikasgasinventaris ingediend voor het jaar X – 1 op grond van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999, maar de Unie heeft geschatte broeikasgasemissies voor het jaar X – 1 geraamd voor die lidstaat overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999, op basis van de gegevens van die geschatte broeikasgasinventarisatie van de Unie;

    iii)

    het gebruik van de gegevens van de geschatte broeikasgasinventaris van de lidstaat is niet mogelijk of kan leiden tot een uiterst onnauwkeurige raming, voor ontbrekende ramingen in de energiesector, op basis van de gegevens betreffende energiestatistieken die zijn verkregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5);

    iv)

    het gebruik van de gegevens van de geschatte broeikasgasinventaris is niet mogelijk of kan leiden tot een uiterst onnauwkeurige raming, voor ontbrekende ramingen in niet-energiesectoren, op basis van ramingsmethoden die het technisch advies over het wegwerken van discrepanties van paragraaf 2.2.3 van de IPCC-richtsnoeren van 2006 inzake nationale broeikasgasinventarissen (vol. 1) volgen, met, waar passend, Europese statistieken;

    b)

    wanneer een raming voor een emissie per bron of een verwijdering per put voor de betrokken categorie in de voorgaande jaren het onderwerp was van technische correcties overeenkomstig artikel 38, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2018/1999, bij de laatste evaluatie voor de indiening, en indien de betrokken lidstaat geen herziene raming heeft ingediend, op basis van de methode die door het technische beoordelingsteam van deskundigen gebruikt is voor de berekening van de technische correctie;

    c)

    wanneer er geen consistente tijdreeks van gerapporteerde ramingen voor de desbetreffende broncategorie beschikbaar is, op basis van ramingsmethoden die het technisch advies over het wegwerken van discrepanties van paragraaf 2.2.3 van de IPCC-richtsnoeren van 2006 inzake nationale broeikasgasinventarissen (vol. 1) volgen.

    2.   De Commissie stelt de in lid 1 bedoelde ramingen op voor 31 maart van het verslagjaar in overleg en in nauwe samenwerking met de betreffende lidstaat.

    3.   De betrokken lidstaat gebruikt de in alinea 1 bedoelde ramingen voor de indiening van nationale inventarissen bij het secretariaat van het UNFCCC overeenkomstig artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1999.

    Artikel 6

    Initiële controle

    De initiële controle die de Commissie overeenkomstig artikel 37, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1999 uitvoert, kan het volgende inhouden:

    a)

    een beoordeling om te bepalen of alle categorieën die de modaliteiten, procedures en richtsnoeren voor het in artikel 13 van de Overeenkomst van Parijs bedoelde kader voor transparantie van maatregelen en ondersteuning, zoals opgenomen in de bijlage bij Besluit 18/CMA.1, voorschrijven, en alle in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999 opgenomen broeikasgassen door de lidstaat worden gerapporteerd;

    b)

    een beoordeling van de consistentie van de tijdreeksen van de emissiegegevens per bron en de verwijderingen per put;

    c)

    een beoordeling van de vraag of de impliciete emissiefactoren van de lidstaten vergelijkbaar zijn, rekening houdend met de standaard-emissiefactoren van de IPCC voor verschillende nationale omstandigheden;

    d)

    een evaluatie van het gebruik van de code “niet geraamd” wanneer IPCC-methodologieën van niveau 1 bestaan en het gebruik van die code niet gerechtvaardigd is op grond van punt 32 van de bijlage bij Besluit 18/CMA.1;

    e)

    een analyse van de voor de indiening van de broeikasgasinventaris uitgevoerde herberekeningen, ook wanneer de herberekeningen zijn gebaseerd op methodologische veranderingen;

    f)

    een vergelijking van de geverifieerde broeikasgasemissies die zijn gerapporteerd in het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en de overeenkomstig artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999 gerapporteerde broeikasgasemissies;

    g)

    een vergelijking van de resultaten van de referentieaanpak van Eurostat met de referentieaanpak van de lidstaat;

    h)

    een vergelijking van de resultaten van de sectorale benadering van Eurostat met de sectorale benadering van de lidstaat;

    i)

    een beoordeling om te bepalen of de lidstaat de bij eerdere initiële controles en evaluaties van de Unie aangetroffen verbeterpunten en de aanbevelingen uit de evaluaties van het UNFCCC in de praktijk heeft gebracht;

    j)

    een beoordeling van de nauwkeurigheid van de ramingen van de lidstaten van emissies per bron en van verwijderingen per put voor de hoofdcategorieën van de Unie;

    k)

    een beoordeling van de transparantie en de volledigheid van de door de lidstaten gerapporteerde methodologische beschrijvingen voor de hoofdcategorieën van de Unie;

    l)

    een beoordeling van de bewaking en rapportering van emissies per bron en verwijderingen per put in de sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) overeenkomstig bijlage V, deel 3, bij Verordening (EU) 2018/1999, met inbegrip van de toewijzing van hoofdcategorieën, het niveau van de toegepaste methoden en een vergelijking van de gerapporteerde gegevens over landgebruik en verandering in landgebruik met de informatie die uit de programma’s en onderzoeksinitiatieven van de Unie en de lidstaten naar voren komt.

    Artikel 7

    Intrekking

    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 wordt, met inachtneming van de in artikel 8 van deze verordening vastgestelde overgangsbepaling ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

    Artikel 8

    Overgangsbepaling

    In afwijking van artikel 7 van deze verordening blijven de artikelen 6 en 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van toepassing op de verslagen met gegevens die vereist zijn voor de jaren 2019 en 2020.

    Artikel 9

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 8 mei 2020.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).

    (3)  Bijlage 8.A, tabel 8.A.1, kolom “GWP 100-year”, bij het verslag “Climate Change 2013: The Physical Science Basis”. Bijdrage van werkgroep I aan het vijfde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, blz. 731 (te vinden op https://www.ipcc.ch/assessment-report/ar5/).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 666/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot vaststelling van de materiële voorschriften voor een inventarisatiesysteem van de Unie en teneinde rekening te houden met wijzigingen in de aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering overeenkomstig Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 26).

    (5)  Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).


    BIJLAGE

    AARDOPWARMINGSVERMOGEN

    Acroniem, triviale naam of chemische naam

    Aardopwarmingsvermogen

    Koolstofdioxide (CO2)

    1

    Methaan (CH4)

    28

    Distikstofoxide (N2O)

    265

    Zwavelhexafluoride (SF6)

    23 500

    Stikstoftrifluoride (NF3)

    16 100

    Fluorkoolwaterstoffen (HFK’s):

    HFK-23 CHF3

    12 400

    HFK-32 CH2F2

    677

    HFK-41 CH3F

    116

    HFK-125 CHF2CF3

    3 170

    HFK-134 CHF2CHF2

    1 120

    HFK-134a CH2FCF3

    1 300

    HFK-143 CH2FCHF2

    328

    HFK-143a CH3CF3

    4 800

    HFK-152 CH2FCH2F

    16

    HFK-152a CH3CHF2

    138

    HFK-161 CH3CH2F

    4

    HFK-227ea CF3CHFCF3

    3 350

    HFK-236cb CF3CF2CH2F

    1 210

    HFK-236ea CF3CHFCHF2

    1 330

    HFK-236fa CF3CH2CF3

    8 060

    HFK-245fa CHF2CH2CF3

    858

    HFK-245ca CH2FCF2CHF2

    716

    HFK-365mfc CH3CF2CH2CF3

    804

    HFK-43-10mee CF3CHFCHFCF2CF3 of (C5H2F10)

    1 650

    Perfluorkoolstoffen (PFK’s):

    PFK-14, perfluoromethaan, CF4

    6 630

    PFK-116, perfluorethaan, C2F6

    11 100

    PFK-218, perfluorpropaan, C3F8

    8 900

    PFK-318, perfluorcyclobutaan, c-C4F8

    9 540

    Perfluorcyclopropaan c-C3F6

    9 200

    PFK-3-1-10, perfluorbutaan, C4F10

    9 200

    PFK-4-1-12, perfluorpentaan, C5F12

    8 550

    PFK-5-1-14, perfluorhexaan, C6F14

    7 910

    PFK-9-1-18, C10F18

    7 190


    Top