Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R2237

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021

    C/2019/7046

    PB L 336 van 30.12.2019, p. 26–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2020; opgeheven door 32020R2015

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2019/2237/oj

    30.12.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 336/26


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/2237 VAN DE COMMISSIE

    van 1 oktober 2019

    tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

    Gezien Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (2) , en met name artikel 13,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

    (2)

    Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de vaststelling van meerjarenplannen met instandhoudingsmaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden in een bepaald geografisch gebied.

    (3)

    In dergelijke meerjarenplannen worden nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting vastgelegd en kan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om die bepalingen verder uit te werken op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

    (4)

    Op 19 maart 2019 hebben het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring gehecht aan Verordening (EU) 2019/472 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden in de westelijke wateren en de visserijen die deze bestanden exploiteren. Uit hoofde van artikel 13 van die verordening is de Commissie bevoegd om, op basis van gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten, gedelegeerde handelingen vast te stellen om die verordening aan te vullen door overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nadere bepalingen vast te leggen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten in de westelijke wateren waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    (5)

    België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren. De Commissie had een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 (3), die op basis van een gezamenlijke aanbeveling van België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal uit 2018 werd ingetrokken en vervangen door Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 van de Commissie (4).

    (6)

    Na overleg met de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren en de pelagische adviesraad hebben België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal op 31 mei 2019 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend. Die gezamenlijke aanbeveling werd op 9 augustus 2019 gewijzigd. De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (5). De Commissie heeft over de betrokken maatregelen een schriftelijke raadpleging gehouden van de deskundigengroep, bestaande uit 28 lidstaten en het Europees Parlement als waarnemer.

    (7)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor in de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) begrensde deelgebieden 8 en 9 met bodemtrawls gevangen langoustines en voor met het ambachtelijke vistuig “voracera” in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem op grond van wetenschappelijk aangetoonde hoge overlevingskansen, rekening houdend met de kenmerken van het tuig dat voor deze soorten wordt gebruikt, de visserijpraktijken en het ecosysteem. Het WTECV heeft in zijn evaluatie (6) geconcludeerd dat uit de recentste experimenten en studies van 2016-2018 blijkt dat de overlevingskansen van langoustines in dezelfde lijn liggen als die welke bij eerdere beoordelingen zijn waargenomen. Het bewijsmateriaal om de overlevingskansen van teruggegooide zeebrasem aan te tonen, werd door de lidstaten ingediend bij het WTECV, dat concludeerde (7) dat de vrijstelling voldoende is gemotiveerd. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten deze op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen dus worden gehandhaafd in het teruggooiplan voor demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021.

    (8)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 is voor roggen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met alle soorten vistuig worden gevangen, een op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling toegekend in afwachting van de indiening van nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingskansen voor alle vlootsegmenten en combinaties van vistuig, gebieden en soorten. Het WTECV is van mening dat de lidstaten informatie inzake vitaliteit hebben verzameld die een bepaalde indicatie geeft over de overlevingskansen (8), maar dat meer details nodig zijn. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan om de overlevingskansen te vergroten en om de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, b) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen.

    (9)

    Bij het onderzoek van de overlevingskansen van roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lagere overlevingskans hebben dan andere soorten. Bovendien lijkt de wetenschappelijke kennis over het overlevingspatroon van die soort minder robuust te zijn. De lidstaten hebben bewijsmateriaal verstrekt over de vitaliteit en de overlevingskansen van teruggegooide grootoogroggen. Het WTECV heeft dat bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd (9) dat de gegevens op een variabele vitaliteit voor grootoogroggen wijzen, maar niet representatief zijn voor de omstandigheden in de commerciële visserij en niet uitsluiten dat de overlevingskansen van grootoogroggen bijna nihil zijn. Derhalve mag de vrijstelling slechts voor twee jaar worden verleend voor grootoogroggen die met schakelnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen, en voor één jaar voor grootoogroggen die met trawls in ICES-deelgebied 8 worden gevangen. Er moeten dringend maatregelen met het oog op betere overlevingskansen worden ontwikkeld en deze moeten samen met de resultaten van de lopende studies zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 aan het WTECV worden voorgelegd voor beoordeling wat betreft met trawls in ICES-deelgebied 8 gevangen grootoogroggen en jaarlijks uiterlijk op 1 mei wat betreft met schakelnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen grootoogroggen.

    (10)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor in de ICES-sectoren 8a en 8b met boomkorren en bodemtrawls gevangen tong en voor in de ICES-sectoren 8a en 8b met schakel- en kieuwnetten gevangen tong. Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal voor deze vrijstellingen werd beoordeeld door het WTECV (10). Het WTECV concludeerde dat de gezamenlijke aanbeveling gefundeerde argumenten bevatte met betrekking tot de moeilijkheden om de selectiviteit te verhogen en tot onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten die de-minimisvrijstellingen dus worden gehandhaafd in het teruggooiplan voor demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021.

    (11)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte een voorlopige de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen heek. Het door de lidstaten in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling verstrekte bewijsmateriaal voor die vrijstelling werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (11) dat uit de selectiviteitsproeven niet is gebleken dat op dit moment selectievere hulpmiddelen beschikbaar zijn. Het WTECV heeft opgemerkt dat de beschikbare informatie wijst op een aanzienlijke stijging van de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. De lidstaten verrichten extra onderzoek naar onevenredig hoge kosten, onder meer voor de vangsten van heek. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en jaarlijks uiterlijk op 1 mei informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV.

    (12)

    In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een verlenging voorgesteld van de op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a gevangen zeebrasem, naast de bestaande vrijstelling voor die soort in ICES-deelgebied 10. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van zeebrasem in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a in die visserij aan te tonen. Het aanvullende bewijsmateriaal betreffende overlevingskansen in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a werd ingediend bij het WTECV, dat concludeerde (12) dat er beperkingen zijn in de gebruikte methode, waaronder met name een korte monitoringperiode, die waarschijnlijk zullen leiden tot een overschatting van de overlevingspercentages. Er zijn verdere studies nodig om degelijke ramingen van de overlevingskansen te verkrijgen. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen, die jaarlijks door het WTECV moeten worden beoordeeld.

    (13)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte een de-minimisvrijstelling voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen Beryx spp. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd (13) dat de verstrekte informatie gefundeerde argumenten bevatte voor de stelling dat de selectiviteit moeilijk verder te verbeteren valt of de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoog uitvallen. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten deze de-minimisvrijstellingen worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de jaren 2020-2021.

    (14)

    De nieuwe gezamenlijke aanbeveling bevat de-minimisvrijstellingen voor:

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen horsmakreel,

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) gevangen horsmakreel,

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen makreel,

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 gevangen makreel,

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong,

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong,

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schol,

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schol,

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel,

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel,

    met trawls en zegens in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting,

    met kieuwnetten in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting,

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen witte koolvis,

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen witte koolvis.

    (15)

    Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen horsmakrelen en makrelen werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (14) dat het desbetreffende proefonderzoek niet heeft aangetoond dat de bijvangsten konden worden verminderd. Het WTECV heeft opgemerkt dat de lidstaten extra werkzaamheden hebben gepland tot onderbouwing van de vrijstellingen op grond van onevenredig hoge behandelingskosten. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mag de vrijstelling voor die visserij voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

    (16)

    Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen schartong, schol, zeeduivel, wijting en witte koolvis werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (15) dat de voltooiing van een Spaanse studie over onevenredig hoge behandelingskosten aanvullend bewijs kan opleveren ter onderbouwing van de vrijstelling voor zeeduivel en schartong. Het WTECV merkte op dat de lidstaten zich moeten verbinden tot verdere werkzaamheden om de vrijstellingen voor wijting en witte koolvis te motiveren. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mogen deze vrijstellingen voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

    (17)

    Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 met kieuwnetten gevangen horsmakrelen en makrelen werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (16) dat de informatie betreffende de moeilijkheden om de selectiviteit te verbeteren, geloofwaardig is gezien de aard van de visserijen. Het WTECV heeft opgemerkt dat momenteel een studie loopt over onevenredig hoge kosten in de Spaanse kieuwnetvisserij en dat die studie moet worden geëvalueerd zodra ze is afgerond. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mogen de vrijstellingen voor die visserij voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

    (18)

    Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met kieuwnetten gevangen schartong, schol, zeeduivel, wijting en witte koolvis werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (17) dat de potentiële omvang van de handelsverliezen die zouden voortvloeien uit een verhoging van de selectiviteit in deze visserijen, nog niet is becijferd en dat het niet duidelijk is hoe deze mogelijke verliezen zouden verschillen naargelang van de verschillende takken van de kieuwnetvisserij. Het WTECV merkte op dat de lidstaten specifieke informatie moeten verstrekken voor elke betrokken tak van de kieuwnetvisserij. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mogen deze vrijstellingen voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

    (19)

    Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) moeten de lidstaten, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties waar weinig gegevens beschikbaar zijn en op gedeeltelijke vlootinformatie, nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de gehele onder deze vrijstelling vallende vloot.

    (20)

    De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en mogen derhalve in de onderhavige verordening worden opgenomen.

    (21)

    Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met de beoordeling door het WTECV en met het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting. In verscheidene gevallen is een voortzetting van de visserijactiviteit en van de gegevensvergaring noodzakelijk om gevolg te geven aan de opmerkingen van het WTECV. In die gevallen is het passend een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer te volgen door vrijstellingen op tijdelijke basis te verlenen. Indien die vrijstellingen niet worden verleend, zou het onmogelijk zijn de gegevens te vergaren die onontbeerlijk zijn voor een gedegen en onderbouwd beheer van de teruggooi in het licht van de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.

    (22)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

    (23)

    Aangezien de in deze verordening vervatte maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing worden met ingang van 1 januari 2020,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Uitvoering van de aanlandingsverplichting

    In de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 is de aanlandingsverplichting van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor de periode 2020-2021 van toepassing op demersale soorten overeenkomstig de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Definities

    Onder “voracera” wordt verstaan: een lokaal ontworpen en gebouwde mechanisch aangedreven lijn met haken die wordt gebruikt door de ambachtelijke vloot die in het zuiden van Spanje in ICES-sector 9a op zeebrasem vist.

    Artikel 3

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor langoustines (Nephrops norvegicus) die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen met bodemtrawls (vistuigcodes (18): OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, TBB, OT, PT en TX).

    2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

    Artikel 4

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor roggen (Rajiformes) die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen met alle soorten vistuig.

    2.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de roggen onmiddellijk vrijgelaten.

    3.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar.

    4.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op grootoogroggen:

    die tot en met 31 december 2021 in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met schakelnetten worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van deze vrijstelling voor met schakelnetten gevangen grootoogroggen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar;

    die tot en met 31 december 2020 in ICES-deelgebied 8 met trawls worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van deze vrijstelling voor met bodemtrawls gevangen grootoogroggen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

    Artikel 5

    Op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor zeebrasem

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die in ICES-sector 9a wordt gevangen met het ambachtelijke vistuig “voracera” en voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die in de ICES-deelgebieden 8 en 10 en in ICES-sector 9a wordt gevangen met haken en lijnen (vistuigcodes: LHP, LHM, LLS en LLD).

    2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling voor zeebrasem die in de ICES-deelgebieden 8 en 10 en in ICES-sector 9a wordt gevangen met haken en lijnen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar.

    3.   Bij de teruggooi van zeebrasem die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze onmiddellijk vrijgelaten.

    Artikel 6

    De-minimisvrijstellingen

    1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

    (a)

    voor heek (Merluccius merluccius): tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met trawls en zegens (vistuigcodes: OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, SDN, SX en SV).

    De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen elk jaar zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van die vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar;

    (b)

    voor tong (Solea solea): tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 8a en 8b op deze soort vissen met boomkorren en bodemtrawls (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT en TX);

    (c)

    voor tong (Solea solea): tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 8a en 8b op deze soort vissen met schakel- en kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR en GEN);

    (d)

    voor Beryx spp.: tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 10 op deze soort vissen met haken en lijnen (vistuigcodes: LHP, LHM, LLS en LLD);

    (e)

    voor horsmakreel (Trachurus spp.): tot maximaal 7 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (f)

    voor horsmakreel (Trachurus spp.): tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

    (g)

    voor makreel (Scomber scombrus): tot maximaal 7 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (h)

    voor makreel (Scomber scombrus): tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

    (i)

    voor schartong (Lepidorhombus spp.): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (j)

    voor schartong (Lepidorhombus spp.): tot maximaal 4 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

    (k)

    voor schol (Pleuronectes platessa): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (l)

    voor schol (Pleuronectes platessa): tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

    (m)

    voor zeeduivel (Lophiidae): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (n)

    voor zeeduivel (Lophiidae): tot maximaal 4 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

    (o)

    voor wijting (Merlangius merlangus): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 8 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (p)

    voor wijting (Merlangius merlangus): tot maximaal 4 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 8 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

    (q)

    voor witte koolvis (Pollachius pollachius): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

    (r)

    voor witte koolvis (Pollachius pollachius): tot maximaal 2 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN).

    2.   De in lid 1, onder e) tot en met r), beschreven de-minimisvrijstellingen zijn voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van die vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

    Artikel 7

    Intrekking

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 wordt ingetrokken.

    Artikel 8

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

    (2)  PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1.

    (3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 van de Commissie van 12 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 33).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2019-2021 (PB L 327 van 21.12.2018, blz. 1).

    (5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

    (11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (16)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (17)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (18)  De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.


    Top