(1)

Op 24 november 2017 heeft de onderneming Bird Free Ltd (“de aanvrager”) in het kader van de vereenvoudigde toelatingsprocedure bij de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend voor de toelating van het biocide “Bird Free”. Het product is op 5 juni 2018 in het Verenigd Koninkrijk toegelaten. “Bird Free” is een vogelwerend middel van productsoort 19 en de twee werkzame stoffen die het bevat, pepermuntolie en citronellal, zijn zonder beperkingen opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(2)

“Bird Free” is een gel die kan worden gebruikt om te voorkomen dat wilde duiven op gebouwen en andere structuren roesten. Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 heeft de houder van de toelating de lidstaten op wier grondgebied hij voornemens was het product in de handel te brengen, daarvan op 12 juni 2018 in kennis gesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 hebben Frankrijk en Duitsland op 12 juli 2018 aan de coördinatiegroep bezwaren doorverwezen en aangegeven dat het omstreden biocide niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 25 van die verordening.

(4)

Frankrijk stelt in zijn bezwaar dat “Bird Free” vogels lijkt te weren door visuele afkeer vanwege uv-licht en dat deze werking in de aanvraag had moeten worden vermeld. Het is verder van oordeel dat een aanvullende negatieve controle vereist is, te weten een test van een formulering van het product zonder de twee werkzame stoffen, om er zeker van te zijn dat de biocidewerking door de werkzame stoffen wordt veroorzaakt. Frankrijk trekt de doeltreffende werking van de werkzame stoffen in “Bird Free” in twijfel vanwege de lage gehalten aan die stoffen in het product en de afname van de concentratie van citronellal die optreedt tijdens de opslag van het product. Frankrijk is derhalve van oordeel dat nieuwe tests moeten worden verricht om aan te tonen dat de doeltreffende werking van “Bird Free” voortkomt uit een olfactorische aversie van de aanwezigheid van de werkzame stoffen.

(5)

Duitsland stelt in zijn bezwaar dat de door de aanvrager ingediende doeltreffendheidsgegevens niet aanvaardbaar zijn, aangezien het biocide zonder de werkzame stoffen niet in de controlegroepen is gebruikt. Duitsland is van oordeel dat zonder een dergelijke controle niet kan worden bevestigd dat de werkzame stoffen een afwerende werking hebben op duiven. Het is ook van oordeel dat het niet duidelijk is welk werkingsmechanisme de afwerende werking veroorzaakt.

(6)

Het secretariaat van de coördinatiegroep heeft de lidstaten en de aanvrager uitgenodigd schriftelijke opmerkingen in te dienen over de doorverwijzing. De doorverwijzing is besproken tijdens de vergadering van de coördinatiegroep van 25 september 2018 en tijdens een teleconferentie op 12 oktober 2018.

(7)

Aangezien in de coördinatiegroep geen overeenstemming kon worden bereikt, heeft het Verenigd Koninkrijk de bezwaren waarover geen overeenstemming is bereikt overeenkomstig artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 op 31 oktober 2018 doorverwezen naar de Commissie. Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie een gedetailleerde verklaring doen toekomen van de punten waarover de lidstaten geen overeenstemming hebben kunnen bereiken en van de motivering ter zake. Een kopie van die verklaring werd doorgestuurd naar de betrokken lidstaten en de aanvrager.

(8)

Op 27 november 2018 heeft de Commissie het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) op grond van artikel 36, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 verzocht om een advies over een aantal vragen betreffende de bezwaren waarover geen overeenstemming is bereikt.

(9)

Het agentschap heeft de aanvrager overeenkomstig artikel 38, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen in te dienen, en heeft op 1 maart 2019 zijn advies uitgebracht (2).

(10)

Volgens het agentschap is het biocide “Bird Free” voldoende werkzaam en voldoet het derhalve aan de voorwaarde voor toelating overeenkomstig de vereenvoudigde toelatingsprocedure van artikel 25, onder d), van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(11)

In het licht van het advies van het agentschap wordt het omstreden biocide voldoende werkzaam geacht, zoals voorgeschreven bij artikel 25, onder d), van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,