EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D0961

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/961 van de Commissie van 7 juni 2019 tot goedkeuring van de Franse voorlopige maatregel overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) ter beperking van het gebruik en het in de handel brengen van bepaald met creosoot en andere aan creosoot verwante stoffen behandeld hout (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4122) (Voor de EER relevante tekst.)

C/2019/4122

PB L 154 van 12.6.2019, p. 44–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 08/09/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2019/961/oj

12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/44


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/961 VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2019

tot goedkeuring van de Franse voorlopige maatregel overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) ter beperking van het gebruik en het in de handel brengen van bepaald met creosoot en andere aan creosoot verwante stoffen behandeld hout

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4122)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 129, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij het besluit van 18 december 2018 inzake de beperking van het gebruik en het in de handel van brengen bepaald behandeld hout ("het besluit"), dat op 11 januari 2019 is bekendgemaakt in het staatsblad van de Franse Republiek, heeft Frankrijk overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 een voorlopige maatregel genomen ("de voorlopige maatregel") omdat het van oordeel was gegronde redenen te hebben om aan te nemen dat onmiddellijk optreden absoluut noodzakelijk was ter bescherming van het aquatisch en/of het terrestrische milieucompartiment tegen risico's die voortvloeien uit hout dat is behandeld met creosoot (CAS-nr. 8001-58-9 en EG-nr. 232-287-5); creosootolie (CAS-nr. 61789-28-4; EG-nr. 263-047-8); destillaten (koolteer), naftaleenoliën (CAS-nr. 84650-04-4; EG-nr. 283-484-8); creosootolie, acenafteenfractie (CAS-nr. 90640-84-9; EG-nr. 292-605-3); destillaten (koolteer), bovenste (CAS-nr. 65996-91-0; EG-nr. 266-026-1); antraceenolie (CAS-nr. 90640-80-5; EG-nr. 292-602-7); teerzuren, kool, ruw (CAS-nr. 65996-85-2; EG-nr. 266-019-3); creosoot, hout (CAS-nr. 8021-39-4; EG-nr. 232-419-1); en extractieresiduen (kool), alkalische (CAS-nr. 122384-78-5; EG-nr. 310-191-5), als afzonderlijke stoffen of in een mengsel met één of meerdere andere stoffen ("behandeld hout").

(2)

Krachtens de voorlopige maatregel is het in de handel brengen en installeren van behandeld hout met ingang van 23 april 2019 verboden. Ook mag behandeld hout krachtens de voorlopige maatregel niet worden hergebruikt of voor een ander gebruik worden bestemd door de persoon die het gebruikt heeft. Deze verboden zijn van toepassing ongeacht de datum waarop het hout is behandeld.

(3)

Frankrijk heeft de Commissie op 25 februari 2019 overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 op de hoogte gesteld van de voorlopige maatregel, en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het agentschap") en de overige lidstaten op 5 maart 2019.

(4)

Krachtens het besluit is het, bij wijze van afwijking, wel toegestaan om met creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) behandeld hout voor gebruik als spoorbielzen in de handel te brengen en te installeren, en mag dergelijk hout dat reeds als spoorbielzen wordt gebruikt, door de houder voor hetzelfde gebruik worden hergebruikt gedurende een periode van onbepaalde duur. Voorts mag met die stof behandeld hout dat is bestemd voor gebruik als elektriciteits- en telecommunicatiepalen tot en met 23 oktober 2019 in de handel worden gebracht en geïnstalleerd, en bestaat er voor bepaalde marktdeelnemers de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een verlenging van die termijn aan te vragen.

(5)

De Commissie heeft het besluit samen met de door Frankrijk ingediende wetenschappelijke en technische informatie beoordeeld. Voorts heeft de Commissie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en belanghebbenden de mogelijkheid gegeven om hun standpunten inzake het besluit kenbaar te maken, tijdens een bijeenkomst van de bevoegde instanties voor de Reach- en CLP-verordeningen op 19 maart 2019.

(6)

Gezien de korte termijn waarbinnen de Commissie een besluit moet nemen met betrekking tot de voorlopige maatregel overeenkomstig artikel 129, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, moet zij haar besluit grotendeels baseren op de bij haar door Frankrijk ingediende gegevens.

(7)

Vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bevat reeds een verbod op het in de handel brengen van hout dat is behandeld met de negen in het besluit vermelde stoffen, of met mengsels die die stoffen bevatten, aangezien dit bekende kankerverwekkende stoffen zijn. Ook hebben die aanleiding gegeven tot bezorgdheid vanwege de slechte afbreekbaarheid van sommige bestanddelen ervan. Desalniettemin is het overeenkomstig punt 2, onder b), van die vermelding toegestaan dat hout dat overeenkomstig punt 2, onder a), van die vermelding in industriële installaties of door professionele gebruikers is behandeld en dat voor het eerst in de handel wordt gebracht of in situ wordt herbehandeld, uitsluitend door professionele gebruikers en in industriële toepassingen worden gebruikt, bijvoorbeeld voor spoorwegen, bij de transmissie van elektriciteit en telecommunicatie, voor omheiningen, voor agrarische doeleinden (bv. palen ter ondersteuning van bomen) en in haveninstallaties en waterwegen. Bovendien is het overeenkomstig punt 2, onder c), van die vermelding toegestaan dat behandeld hout dat voor 31 december 2002 is behandeld, als tweedehands product voor hergebruik in de handel wordt gebracht.

(8)

Bij Richtlijn 2011/71/EU van de Commissie (2) werd creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) tot en met 30 april 2018 goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 8, op grond van een beoordeling of van houtconserveringsmiddelen die creosoot bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) voldoen. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2334 van de Commissie (4) werd de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van creosoot voor gebruik in biociden van productsoort 8 verlengd tot 31 oktober 2020. De overige acht stoffen in vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn niet goedgekeurd als werkzame stoffen voor gebruiken in biociden en de overgangsbepalingen van artikel 89 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn op die stoffen niet van toepassing; derhalve mogen biociden die die stoffen bevatten, in niet in de Unie in de handel worden gebracht of worden gebruikt.

(9)

Na aanvragen voor de wederzijdse erkenning van drie door Zweden verleende toelatingen voor biociden die creosoot bevatten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012, heeft Frankrijk de producten waarop die aanvragen betrekking had, uitsluitend goedgekeurd voor de behandeling van spoorbielzen, maar heeft het de toelating voor de behandeling van hout voor andere toepassingen geweigerd (6). In Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 (7) oordeelde de Commissie dat de door Frankrijk voorgestelde afwijking van de wederzijdse erkenning gerechtvaardigd was op grond van de bescherming van het milieu en van de gezondheid en het leven van personen, zoals bedoeld in artikel 37, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 528/2012, in samenhang met artikel 37, lid 1, tweede alinea, van die verordening.

(10)

Ondanks de weigering van Frankrijk om het gebruik van biociden die creosoot bevatten, toe te laten voor de behandeling van hout voor andere toepassingen dan spoorbielzen, wordt noch bij vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, op voorwaarde dat aan de voorwaarden in punt 2, onder b), van die vermelding is voldaan, noch bij Verordening (EU) nr. 528/2012, verboden dat dergelijk met creosoot behandeld hout op het grondgebied van Frankrijk voor het eerst in de handel wordt gebracht of geïnstalleerd of dat hout dat voor 31 december 2002 met creosoot is behandeld, als tweedehands product voor hergebruik in de handel wordt gebracht.

(11)

De blootstellingsniveaus bij gebruik buitenshuis van met creosoot behandeld hout dat in contact komt met de bodem of in zoet of zout water wordt geïnstalleerd, zoals die door de Zweedse instanties zijn geraamd en door Anses in het kader van de toelatingen van biociden die creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) bevatten zijn beoordeeld (8), overschrijden, volgens de door Frankrijk ingediende wetenschappelijke en technische informatie, de desbetreffende voorspelde concentraties zonder effect (PNEC's), wat betekent dat het risico voor de desbetreffende milieucompartimenten niet afdoende wordt beheerst. Frankrijk heeft de maatregel genomen om het milieu te beschermen tegen het daaruit voortvloeiende risico. De blootstellingsniveaus die zijn verbonden aan spoorbielzen, die buitenshuis worden gebruikt maar niet in contact komen met de bodem en evenmin in zoet of zout water worden geïnstalleerd, overschrijden de desbetreffende PNEC's evenwel niet. Teneinde de gevolgen voor het milieu van dergelijke toepassingen van behandeld hout tijdig en in zoverre dat mogelijk is, te beperken, moet de maatregel van Frankrijk als dringend worden beschouwd in de zin van artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De beschermende werking van de Franse besluiten tot weigering van toelating van de desbetreffende biociden voor andere houtbewerkingstoepassingen dan de bewerking van spoorbielzen, door de Commissie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 gerechtvaardigd bevonden, is van toepassing vanaf 23 april 2019. Risico's die voortvloeien uit het gebruik van dergelijk behandeld hout zullen evenwel deels blijven bestaan indien dergelijk behandeld hout nog steeds op Frans grondgebied in de handel mag worden gebracht en worden geïnstalleerd nadat het buiten het Franse grondgebied is behandeld. Het in de handel brengen en installeren van dergelijk hout moet derhalve binnen dezelfde termijn, d.w.z met ingang van 23 april 2019, worden beperkt.

(12)

De voorlopige maatregel kan dienovereenkomstig als gerechtvaardigd worden beschouwd overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 met betrekking tot met creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) behandeld hout.

(13)

Frankrijk verklaarde ook dat de berekening van de afgeleide dosis met minimaal effect (DMEL) voor stof zonder drempelwaarde creosoot volgens de richtsnoeren van het agentschap overeenkomt met een risico voor werkers van 10– 5 en dat het risico voor de consument volgens een door Zweden in het kader van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling verwaarloosbaar is.

(14)

Uit aanvullende, door Frankrijk ingediende wetenschappelijke en technische informatie blijkt dat de acht stoffen die naast creosoot in vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden genoemd, gelijkaardig zijn aan creosoot gezien de gelijkaardigheid van de chemische, toxicologische en ecotoxicologische profielen van de bestanddelen ervan, en de risico's voor het milieu die zijn verbonden aan het gebruik van met een van die stoffen behandeld hout zijn derhalve ook gelijkaardig. De voorlopige maatregel kan dienovereenkomstig ook als gerechtvaardigd worden beschouwd overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 met betrekking tot met een van die stoffen behandeld hout.

(15)

In het besluit zijn verplichtingen vastgesteld betreffende de verwerking van afval van behandeld hout. Aangezien afval geen stof, mengsel of voorwerp in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 is, is de Commissie van oordeel dat de bepalingen van het besluit waarin dergelijke verplichtingen zijn vastgesteld, met inbegrip van de beoordeling dat dergelijk afval gevaarlijk is, buiten het toepassingsgebied van dit besluit vallen.

(16)

Aangezien de voorlopige maatregel een beperking op het in de handel brengen of het gebruik van stoffen inhoudt, zelfs wanneer die stoffen voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en meer bepaald aan vermelding 31 van bijlage XVII bij die verordening, vereist artikel 129, lid 3, van die verordening dat Frankrijk een procedure voor EU-beperkingen inleidt door binnen drie maanden na de datum van dit besluit bij het agentschap een dossier overeenkomstig bijlage XV ("het dossier van bijlage XV") in te dienen. Dat dossier van bijlage XV moet eveneens motiveringen bevatten voor eventuele voorstellen voor afwijkingen in overeenstemming met de voorlopige maatregelen, alsmede een beoordeling van het risico voor de gezondheid van de mens.

(17)

Bijgevolg moet de voorlopige maatregel worden toegestaan.

(18)

Gelet op de in artikel 129, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vastgelegde termijn voor de inleiding van de procedure voor EU-beperkingen en om voldoende tijd beschikbaar te maken voor de vaststelling van een besluit overeenkomstig artikel 73, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet deze toelating 27 maanden gelden.

(19)

Dit besluit loopt op geen enkele wijze vooruit op een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 indien aan de voorwaarden van artikel 68 van die verordening is voldaan.

(20)

Dit besluit is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Behoudens lid 2 wordt de voorlopige maatregel, waarvan de Commissie op 25 februari 2019 door Franrijk op de hoogte is gesteld, en die de beperking van het in de handel brengen van bepaald behandeld hout inhoudt ("de voorlopige maatregel"), toegelaten voor een termijn van 27 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

2.   De toelating loopt af op het tijdstip van het eerste van de volgende gevallen, indien dat vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn plaatsvindt:

a)

indien de met betrekking tot de voorlopige maatregel ingeleide procedure voor EU-beperkingen resulteert in een wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, de toepassingsdatum van die wijziging;

b)

zes maanden na afronding van de met betrekking tot de voorlopige maatregel ingeleide procedure voor EU-beperkingen, indien de Commissie geen voorstel voor een beperking indient.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2019.

Voor de Commissie

Elżbieta BIEŃKOWSKA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2011/71/EU van de Commissie van 26 juli 2011 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde creosoot als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 195 van 27.7.2011, blz. 46).

(3)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2334 van de Commissie van 14 december 2017 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van creosoot voor gebruik in biociden van productsoort 8 (PB L 333 van 15.12.2017, blz. 64).

(5)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(6)  Besluiten FR-2017-0034, FR-2017-0035 en FR-2017-0036, allen van 23 april 2018, gebaseerd op een beoordeling door het Franse "Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail" (Anses) van 19 mei 2017, vervangen door een beoordeling van Anses van 30 mei 2018.

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 van de Commissie van 25 september 2018 betreffende een afwijking door Frankrijk op de wederzijdse erkenning van de toelating van biociden die creosoot bevatten, overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 243 van 27.9.2018, blz. 19).

(8)  Zoals vermeld door het Conseil général du l'environnement et du développement durable, Evaluation des impacts d'une interdiction d'utilisation de la créosote en France, rapport nr. 010963-01, mei 2017 [http://cgedd.documentation.developpement-durable.gouv.fr/documents/cgedd/010963-01_rapport.pdf].


Top