Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0942

    Uitvoeringsverordening (EU) 2017/942 van de Commissie van 1 juni 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

    C/2017/3582

    PB L 142 van 2.6.2017, p. 53–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/08/2023

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/942/oj

    2.6.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 142/53


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/942 VAN DE COMMISSIE

    van 1 juni 2017

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    1.1.   Huidige maatregelen

    (1)

    Bij Verordening (EEG) nr. 2737/90 van de Raad (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht van 33 % ingesteld op wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”, „China” of „betrokken land”) („oorspronkelijke onderzoek”). Bij Besluit 90/480/EEG (3) heeft de Commissie verbintenissen van twee belangrijke exporteurs aanvaard met betrekking tot het product waarop de maatregelen van toepassing zijn.

    (2)

    Na de intrekking van de verbintenissen door de twee betrokken Chinese exporteurs heeft de Raad, bij Verordening (EG) nr. 610/95 van de Raad (4), Verordening (EEG) nr. 2737/90 gewijzigd en een definitief recht van 33 % ingesteld op wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide.

    (3)

    Bij Verordening (EG) nr. 771/98 van de Raad (5), naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, werden deze maatregelen met vijf jaar verlengd.

    (4)

    Bij Verordening (EG) nr. 2268/2004 van de Raad (6) stelde de Raad, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, een antidumpingrecht in van 33 % op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    (5)

    Bij Verordening (EG) nr. 1275/2005 van de Raad (7) heeft de Raad de definitie van de productomschrijving gewijzigd, waardoor ook wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder onder de definitie valt.

    (6)

    Naar aanleiding van een onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (8) verlengde de Raad de maatregelen met vijf jaar middels Uitvoeringsverordening (EU) nr. 287/2011 van de Raad (9) („vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”).

    1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

    (7)

    Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen (10) van de bestaande maatregelen heeft de Commissie op 7 december 2015 een verzoek om opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van deze maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („het verzoek om een nieuw onderzoek”) ontvangen.

    (8)

    Het verzoek was ingediend namens zes producenten in de Unie („de indiener van het verzoek”) die goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie van wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder („wolfraamcarbide”) in de Unie.

    (9)

    De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

    1.3.   Inleiding

    (10)

    Nadat de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, kondigde zij op 23 maart 2016, door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (11) („het bericht van opening”) de opening aan van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009.

    (11)

    Verschillende gebruikers beweerden dat zij vóór de opening van het huidige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen een verzoek bij de Commissie hadden ingediend om bij opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen parallel daaraan een procedure voor een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening in te leiden. Dit argument is na de mededeling van feiten en overwegingen opnieuw aangevoerd.

    (12)

    In tegenstelling tot wat beweerd werd, is een dergelijk verzoek niet bij de Commissie ingediend. De betreffende partijen hadden de Commissie slechts gevraagd of de eerdere bevindingen ten aanzien van dumping en schade nu nog steeds geldig waren. Deze vragen gingen niet gepaard met een verzoek om het inleiden van een procedure voor een tussentijds nieuw onderzoek en evenmin hebben deze partijen bewijs verstrekt waaruit een blijvende verandering van omstandigheden blijkt. Alleen een verzoek dat gestaafd is met voldoende bewijsmateriaal waaruit een dergelijke blijvende verandering van omstandigheden blijkt, kan als geldig verzoek worden aangemerkt.

    1.4.   Belanghebbenden

    (13)

    In het bericht van opening werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de Chinese autoriteiten, de haar bekende importeurs en gebruikers specifiek in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd mee te werken.

    (14)

    De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, zijn gehoord. De belanghebbenden werden ook in de gelegenheid gesteld opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures te verzoeken.

    (15)

    Tijdens het onderzoek vonden vier hoorzittingen plaats: twee met verschillende gebruikers, één met de producenten in de Unie en één in de aanwezigheid van de raadsadviseur-auditeur in handelsprocedures voor één importeur/gebruiker.

    a)   Steekproefonderzoek

    (16)

    In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

    Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

    (17)

    Gezien het grote aantal producenten-exporteurs in de VRC werd in het bericht van opening overwogen een steekproef samen te stellen.

    (18)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

    (19)

    Van acht in de VRC gevestigde producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs werd steekproefinformatie ontvangen.

    (20)

    Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie aanvankelijk een steekproef van drie producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs samengesteld op basis van de grootste representatieve exporthoeveelheden naar de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs/groepen van producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

    (21)

    Naar drie van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs werd een vragenlijst gestuurd, maar geen van hen heeft de gevraagde informatie aan de Commissie verstrekt. Derhalve achtten de diensten van de Commissie het noodzakelijk, ter verzameling van de benodigde informatie voor de vaststelling van de waarschijnlijkheid van de voorzetting of herhaling van dumping en schade, samenwerking te zoeken met de resterende producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs die de steekproefinformatie hadden verstrekt. Alle bekende producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC zijn geraadpleegd inzake de nieuwe steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen. Derhalve werd een vragenlijst gestuurd naar de resterende producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs. Desondanks heeft geen van de Chinese producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs de gevraagde informatie aan de Commissie verstrekt.

    Steekproef van producenten in de Unie

    (22)

    In het bericht van opening maakte de Commissie bekend dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek zijn er negen producenten van wolfraamcarbide in de Europese Unie, waarvan er zes voor de vrije markt produceren en drie hoofdzakelijk voor intern gebruik produceren. Alle zes producenten in de Unie/groepen producenten in de Unie die voor de vrije markt produceren, die goed waren voor 65 % van de totale productie in de Unie, reageerden tijdens de vaste procedure. De Commissie besloot voor alle zes producenten een steekproef uit te voeren. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. Er zijn binnen de vastgestelde termijn geen opmerkingen ontvangen. Bijgevolg is de voorlopige steekproef bevestigd. De steekproef werd als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

    (23)

    Hoewel de drie producenten die hoofdzakelijk voor intern gebruik produceren geen medewerking verleenden, verzetten zij zich niet tegen het onderzoek.

    Steekproef onder importeurs/gebruikers

    (24)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie contact opgenomen met tien bekende importeurs/gebruikers en hen verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

    (25)

    Zeven bedrijven reageerden binnen de vastgestelde termijn en aan al deze bedrijven werd een vragenlijst gestuurd. Al deze bedrijven waren gebruikers.

    b)   Antwoorden op de vragenlijst

    (26)

    De Commissie stuurde een vragenlijst naar de zes producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen, zeven bekende gebruikers, acht producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs in de VRC en 20 bekende producenten in mogelijke referentielanden (Canada, Japan en de Verenigde Staten van Amerika).

    (27)

    Antwoorden op de vragenlijst werden ontvangen van zes producenten in de Unie, acht gebruikers (waarvan twee verbonden), één producent in het mogelijke referentieland de Verenigde Staten van Amerika en één producent in het mogelijke referentieland Japan. Geen van de Chinese producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs gaf antwoorden op de vragenlijst.

    (28)

    Een Duitse vereniging van non-ferrometalen gaf aan dat zij de voortzetting van de maatregelen steunde.

    c)   Controlebezoeken

    (29)

    De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte voor de vaststelling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van dumping en schade, en het belang van de Unie. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

     

    Producenten in de Unie

    Eurotungstène Poudres SA, Grenoble, Frankrijk

    Global Tungsten & Powders spol. s.r.o, Bruntál, Tsjechië

    H. C. Starck GmbH & Co. KG, Goslar, Duitsland

    Tikomet Oy, Jyväskylä, Finland

    Treibacher Industrie AG, Althofen, Oostenrijk

    Wolfram Bergbau und Hütten-GmbH Nfg.KG., St Peter, Oostenrijk

     

    Gebruikers

    Atlas Copco Secoroc AB, Fagersta, Zweden

    Starck GmbH & Co KG, Goslar, Duitsland

    Gühring KG, Albstadt, Duitsland

    Konrad Friedrichs GmbH & Co. KG, Kulmbach, Duitsland

    Technogenia SAS, Sait-Jorioz, Frankrijk

     

    Producent in het referentieland:

    Global Tungsten & Powders Corp., Towanda, Verenigde Staten van Amerika.

    1.5.   Onderzoekstijdvak en beoordelingsperiode

    (30)

    Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2012 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek („de beoordelingsperiode”).

    2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    2.1.   Onderzocht product

    (31)

    Dit onderzoek heeft betrekking op wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2849 90 30 en ex 3824 30 00 (Taric-code 3824300010).

    (32)

    Wolfraamcarbide, gesmolten carbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder zijn verbindingen van koolstof en wolfraam die door warmtebehandeling worden vervaardigd. Deze producten zijn halffabrikaten die gebruikt worden bij de vervaardiging van hardmetalen componenten (bijvoorbeeld gecementeerde snijgereedschappen op carbidebasis en slijtvaste componenten), abrasiebestendige coatings, boorijzers van instrumenten voor olieboringen en mijnbouw, en trekogen en mondstukken voor het draadtrekken en smeden van metalen.

    (33)

    Tijdens de beoordelingsperiode werd het onderzochte product in de Unie geproduceerd uit „nieuwe” grondstoffen (erts, concentraat, ammoniumparawolframaat (APT) en oxide) volgens een proces dat „nieuwe productie” wordt genoemd en uit schroot volgens een proces dat „recyclingproductie” wordt genoemd. Het hardmetalen schroot wordt gegenereerd tijdens het productieproces van hardmetaalbedrijven, bij de productie van gereedschappen en bij eindgebruikers van hardmetalen producten. In de wolfraamindustrie kan het schroot worden gerecycled door middel van chemische recycling of zinkterugwinning.

    (34)

    Nieuwe wolfraamcarbide en chemisch gerecyclede wolfraamcarbide hebben dezelfde fysieke en chemische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden. Bovendien kan tijdens het productieproces geen onderscheid worden gemaakt tussen wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen en wolfraamcarbide geproduceerd uit schroot.

    (35)

    Bij zinkterugwinning ontstaat wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder, zoals bijvoorbeeld kobalt. Dit productieproces is een fysiek-mechanisch recyclingproces en de kwaliteit van het gebruikte materiaal (het gebruikte schroot) bepaalt de kwaliteit van de wolfraamcarbide.

    (36)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat dit onderzoek zich niet zou moeten uitstrekken tot uit zink terugwonnen poeders vanwege de verschillende productiekosten, het verschillende vraagniveau, de verschillende klanten en de verschillende gebruiksdoeleinden vergeleken met wolfraamcarbide verkregen uit nieuwe grondstoffen.

    (37)

    Uit zink terugwonnen poeders vallen onder de definitie van wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder, één van de drie productsoorten waartoe dit onderzoek zich uitstrekt. Het huidige onderzoek heeft uitgewezen dat uit zink terugwonnen poeder een lagere chemische zuiverheid en een bredere korrelgrootteverdeling heeft dan wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen of uit wolfraamschroot via het chemische recyclingproces. De kwaliteit van het verkregen poeder is afhankelijk van de kwaliteit van het gebruikte schroot. Hoewel de uit zink terugwonnen poeders niet voor alle gebruiksdoeleinden kunnen worden gebruikt zoals wel mogelijk is voor wolfraamcarbide, worden deze gebruikt voor de productie van bepaalde hardmetalen gereedschappen net als wolfraamcarbide. Derhalve werd geconcludeerd dat dit type wolfraamcarbide dezelfde fysieke en chemische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden heeft als wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen of uit schroot via het chemische recyclingproces. Daarnaast zijn de andere in overweging 36 genoemde elementen, zoals de productiekosten en de vraag, als zodanig niet relevant voor de definitie van het onderzochte product. Voor wat betreft de vermeende verschillende afnemers van uit zink terugwonnen poeders, wees het onderzoek uit dat drie van de belanghebbenden die dit beweerden in feite verbruikers van zowel deze productsoort als van wolfraamcarbide waren. Het argument werd derhalve afgewezen.

    (38)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat het huidige onderzoek zich niet zou moeten uitstrekken tot uit schroot geproduceerde wolfraamcarbide. Beweerd werd dat het uit de VRC ingevoerde product bijna uitsluitend van nieuwe grondstoffen wordt gemaakt, terwijl de bedrijfstak van de Unie ook wolfraamcarbide uit gerecycled materiaal produceert. Deze belanghebbenden beweerden dat de productiekosten van wolfraamcarbide variëren, afhankelijk van de gebruikte grondstof, en dat de inzameling, het vervoer en de verwerking van schroot tot een andere kostenstructuur leidt.

    (39)

    Dat de productiekosten afhankelijk zijn van het gebruikte materiaal (nieuwe grondstoffen of schroot) is als zodanig niet relevant voor de productdefinitie, in tegenstelling tot de technische, fysieke en chemische eigenschappen en basisgebruiksdoeleinden van het product. Voorts geldt, zoals bevestigd is tijdens het onderzoek naar het productieproces van de bedrijfstak van de Unie, dat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen en wolfraamcarbide geproduceerd uit schroot. Bepaalde producenten in de Unie gebruiken uitsluitend nieuwe grondstoffen in hun productieproces, terwijl andere ook schroot gebruiken. Zoals vermeld in overweging 34, hebben wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen en wolfraamcarbide geproduceerd uit schroot dezelfde fysieke en chemische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden. In elk geval gaf geen van de Chinese producenten-exporteurs, zoals vermeld in overweging 21, antwoorden op de vragenlijst. De Commissie was derhalve niet in staat om hun productieproces en de naar Unie uitgevoerde producten te onderzoeken. Derhalve werd het argument dat het huidige onderzoek zich niet zou moeten uitstrekken tot wolfraamcarbide geproduceerd uit schroot afgewezen.

    (40)

    Eén gebruiker beweerde dat het onderzoek rekening zou moeten houden met de verschillende commerciële eigenschappen van wolfraamcarbide, aangezien de verschillende kwaliteiten van wolfraamcarbide (zoals ultrafijn, standaardkwaliteit en op hoge temperatuur gecarburiseerde kwaliteiten) effect hebben op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan. Ook werd beweerd dat de Chinese producenten-exporteurs gespecialiseerd zijn in de productie van standaardkwaliteiten, terwijl de bedrijfstak in de Unie alle kwaliteiten produceert.

    (41)

    Deze bewering werd niet onderbouwd en kon tijdens het onderzoek niet worden bevestigd. De betrokken gebruiker verstrekte geen bewijs waaruit een aanzienlijk prijsverschil tussen de verschillende productsoorten/-kwaliteiten bleek. Ook kon deze bewering niet worden gestaafd door de tijdens het onderzoek verzamelde informatie. Bovendien gaf geen van de Chinese producenten-exporteurs, zoals vermeld in overweging 21, antwoorden op de vragenlijst. Als gevolg kon de Commissie onder meer de productsoorten die zij produceren, hun kostenstructuur en hun verkoopprijzen niet beoordelen. Derhalve werd dit argument afgewezen.

    2.2.   Soortgelijk product

    (42)

    Het onderzoek concludeerde dat het onderzochte product dat de producenten-exporteurs produceren en aan de Europese Unie verkopen in termen van fysieke en chemische eigenschappen en gebruiksdoeleinden identiek is aan het product dat de producenten in de Unie produceren en op de markt in de Unie verkopen, of aan het in het referentieland geproduceerde en verkochte product.

    (43)

    De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

    3.1.   Dumping

    Referentieland

    (44)

    Geen van de Chinese producenten-exporteurs kreeg in het oorspronkelijke onderzoek een behandeling als marktgerichte onderneming. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor alle producenten-exporteurs worden vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie. Daartoe moest een derde land met een markteconomie worden gekozen („het referentieland”).

    (45)

    In vorige onderzoeken bij het vervallen van de maatregelen waren de Verenigde Staten van Amerika („VS”) als referentieland gekozen. In het bericht van opening van het huidige onderzoek stelde de Commissie voor wederom de VS als referentieland te gebruiken en nodigde zij de belanghebbenden uit om opmerkingen in te dienen.

    (46)

    De Commissie zocht naar samenwerking in andere mogelijke referentielanden, nam contact op met bekende wolfraamcarbideproducenten in Japan en Canada en nodigde hen uit om de benodigde informatie te verstrekken. De Commissie nam contact op met de autoriteiten van Israël, Japan, de VS, Canada, de Republiek Korea, India en de Russische Federatie en vroeg hen informatie te verstrekken over de productie van wolfraamcarbide in hun respectieve landen. De Commissie ontving informatie van Canada, Japan en de VS over circa 20 bekende producenten van het soortgelijke product in deze landen, met wie contact werd opgenomen en die gevraagd werd om antwoord te geven op een vragenlijst. Slechts één producent in de VS en één producent in Japan reageerden en verstrekten de gevraagde informatie.

    (47)

    Beide markten, de VS en Japan, waren soortgelijk in termen van het aantal binnenlandse producenten, de afwezigheid van antidumpingmaatregelen en de aanzienlijke invoer uit China. Dit was een indicatie dat beide markten concurrerend waren.

    (48)

    Terwijl de Japanse producent echter slechts verwaarloosbare hoeveelheden van het product op zijn binnenlandse markt verkocht, verkocht de Amerikaanse producent aanzienlijke hoeveelheden op zijn binnenlandse markt tijdens het TNO.

    (49)

    Hoewel verschillende partijen opmerkten dat de producent in de VS verbonden was met de bedrijfstak in de Unie, vormt dit feit op zichzelf geen belemmering voor de keuze van de VS als referentieland. Overigens verstrekte geen enkele partij bewijzen dat deze relatie in dit geval invloed had op de binnenlandse prijzen in de VS en dat de VS daardoor geen geschikt referentieland zou zijn.

    (50)

    Verschillende belanghebbenden beweerden ook dat geen rekening was gehouden met de in de VS gebruikte productiemethoden, in het bijzonder niet met de vraag of de wolfraamcarbide uit nieuwe grondstoffen of uit schroot werd geproduceerd (zoals uitgelegd in overweging 33). Deze partijen beweerden dat deze verschillende productiemethoden invloed hadden op de vraag en op de prijzen op de Amerikaanse markt, waarmee rekening zou moeten worden gehouden. Ook beweerden zij dat de prijzen in de VS op een bijzonder hoog niveau lagen, omdat de Amerikaanse producenten contracten met het Amerikaanse leger hebben tegen hoge prijzen.

    (51)

    Zoals reeds in overweging 34 vermeld, hebben wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen en wolfraamcarbide geproduceerd uit schroot dezelfde fysieke en chemische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden. Derhalve werd er, ook in de VS, geen onderscheid gemaakt tussen wolfraamcarbide geproduceerd uit nieuwe grondstoffen en wolfraamcarbide geproduceerd uit schroot bij het productieproces. Daarnaast wees het onderzoek uit dat het productieproces geen invloed had op de vraag en de prijzen.

    (52)

    Bovendien geldt dat hoewel wolfraamcarbide inderdaad voor militaire toepassingen wordt gebruikt, er geen bewijs is, op basis van de tijdens het onderzoek verzamelde informatie, dat de samenwerking met de overheid invloed had op de binnenlandse prijs van de producent op de referentiemarkt.

    (53)

    Tenslotte had geen van deze belanghebbenden een alternatief referentieland voorgesteld.

    (54)

    De argumenten waarmee de geschiktheid van de VS als referentieland werd betwist, werden derhalve afgewezen.

    (55)

    Op basis van het bovenstaande, met inachtneming van de op de binnenlandse markten verkochte hoeveelheden van producenten in potentiële referentielanden ten tijde van de samenstelling en gezien het feit dat de VS ook in het oorspronkelijke onderzoek als referentieland was gebruikt en de Commissie geen opmerkingen ontving van belanghebbenden die de geschiktheid van de VS als referentieland in twijfel konden trekken, werd de VS als geschikt referentieland aangemerkt.

    (56)

    De belanghebbenden werden over deze keuze geïnformeerd. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

    Normale waarde

    (57)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale verkochte hoeveelheid van de producent van het soortgelijke product in het referentieland op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was. Deze verkoop werd representatief geacht wanneer de totale verkochte hoeveelheid aan onafhankelijke klanten ten minste 5 % bedroeg van de totale Chinese uitvoer van het onderzochte product naar de Unie, zoals vastgesteld in overweging 111, tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Op basis hiervan was de verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product van de producent in het referentieland op de binnenlandse markt representatief.

    (58)

    De Commissie onderzocht vervolgens voor de producent in het referentieland of het soortgelijke product dat in het binnenland werd verkocht winstgevend was tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek en derhalve kon worden aangemerkt als verkoop die in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (59)

    De met winst verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product bedroeg minder dan 80 % van de totale verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product, bijgevolg werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkoop.

    Uitvoerprijs

    (60)

    Zoals vermeld in overweging 21, is de uitvoerprijs als gevolg van de niet-medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, namelijk op de informatie van Eurostat getoetst aan de gegevens die zijn ontvangen van gebruikers die wolfraamcarbide uit China hebben ingevoerd.

    (61)

    De uitvoer uit China vond plaats op grond van zowel de regeling actieve veredeling (12) als de normale regeling. Zoals weergegeven in overweging 111, werd de uitvoer op grond van het normale regime die goed was voor slechts 0,1 % van het marktaandeel van de Unie tijdens het TNO verwaarloosbaar geacht en werden de berekeningen uitsluitend uitgevoerd op basis van de uitvoerprijs op grond van de regeling actieve veredeling.

    Vergelijking

    (62)

    De Commissie vergeleek de normale waarde en de aldus vastgestelde uitvoerprijs, af fabriek. Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, is overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan. Er zijn correcties toegepast voor de transportkosten (binnenlands vervoer en zeetransport) en een uitvoerheffing van 5 % (die in mei 2015 werd afgeschaft) op basis van de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, dat wil zeggen het verzoek om een nieuw onderzoek.

    (63)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat de Chinese producenten een relatief voordeel hebben voor wat betreft de grondstofprijs, namelijk APT, en derhalve lagere productiekosten hebben. Dit argument is na de mededeling van feiten en overwegingen opnieuw aangevoerd. Ook beweerden zij dat Chinese producenten-exporteurs efficiënter produceerden en van schaalvoordelen profiteerden. Met deze elementen zou rekening moeten worden gehouden bij de berekening van de dumpingmarge.

    (64)

    Zoals opgemerkt in overweging 21, heeft geen van de Chinese producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs aan de Commissie antwoorden gegeven op de verstrekte vragenlijst. Voorts heeft geen van de belanghebbenden bewijzen verstrekt ter staving van hun bewering. Derhalve was het niet mogelijk om een beweerd relatief voordeel ten opzichte van de producent in het referentieland in het productieproces van de Chinese producenten te beoordelen. Het argument werd derhalve afgewezen.

    (65)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen beweerden diverse gebruikers dat rekening gehouden zou moeten worden met verschillen in kwaliteit voor toepassingen, kosten voor productie en verkoop bij het berekenen van schade- en dumpingmarges.

    (66)

    In dit opzicht hebben, zoals bovenstaand in overwegingen 34 en 37 uitgelegd, de drie productsoorten soortgelijke fysieke en chemische kenmerken en soortgelijke toepassingen. Bovendien gaf geen van de Chinese producenten-exporteurs, zoals vermeld in overweging 21, antwoorden op de vragenlijst. Als gevolg kon de Commissie onder meer de productsoorten die zij produceren, hun kostenstructuur, de verschillen in kwaliteit en gebruiksdoeleinden en hun verkoopprijzen niet beoordelen. Derhalve werd dit argument afgewezen.

    (67)

    Voorts beweerden diverse gebruikers na de mededeling van feiten en overwegingen dat de Commissie af is geweken van haar normale praktijk door in dit onderzoek geen productcontrolenummers te gebruiken.

    (68)

    Bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat er geen noodzaak was om verschillende productcontrolenummers te gebruiken om tussen de productsoorten te onderscheiden ter berekening van onder andere dumpingmarges.

    (69)

    Het huidige onderzoek bevestigde dat er geen verandering in feitelijke omstandigheden heeft plaatsgevonden die een afwijking van de oorspronkelijke methode zouden kunnen rechtvaardigen. Daarnaast was, als gevolg van de niet-medewerking van de Chinese producenten-exporteurs zoals uitgelegd in overweging 21, geen vergelijking per productsoort mogelijk tussen het in de referentiemarkt geproduceerde product en het door China naar de Unie geëxporteerde product. Het argument werd derhalve afgewezen.

    Dumpingmarge

    (70)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, vastgesteld zoals hierboven vermeld.

    (71)

    Op basis hiervan bedroeg de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van kosten, verzekering en vracht (cif-prijs), grens Unie, vóór inklaring, meer dan 40 %.

    (72)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat gezien de overschakeling door de Chinese producenten-exporteurs naar de productie van downstreamproducten, het zeer onwaarschijnlijk was dat Chinese producenten-exporteurs tegen dumpingprijzen zouden verkopen.

    (73)

    Opgemerkt dient te worden dat de in overweging 71 vastgestelde dumpingmarge in overeenstemming is met de in artikel 2 van de basisverordening omschreven methodologie. Geen van de Chinese producenten-exporteurs verleende medewerking en verschafte derhalve geen informatie voor de berekening van de dumpingmarges. De betrokken partijen hebben geen bewijzen ter ondersteuning van hun argument verstrekt. Het argument werd afgewezen.

    (74)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat de gegevens die gevraagd zijn van de Chinese producenten-exporteurs en de producent in het referentieland onvolledig waren en geen goede vergelijking per productsoort mogelijk maakten. Zij beweerden dat de gegevens op basis van het productsoort hadden moeten worden verzameld.

    (75)

    Dit argument was niet onderbouwd. Het onderzoek wees uit, net als vorige onderzoeken naar hetzelfde product, dat de verschillen in de wolfraamcarbidesoorten/-kwaliteiten geen aanzienlijke invloed hadden op de kosten en prijzen. De betrokken belanghebbenden verstrekten ook geen bewijzen ter staving van een dergelijk aanzienlijk prijsverschil tussen de verschillende productsoorten/-kwaliteiten. Voorts gaf geen van de Chinese producenten-exporteurs, zoals vermeld in overweging 21, antwoorden op de vragenlijst en kon de Commissie derhalve niet vaststellen welk soort producten de Chinese producenten-exporteurs maakten en of er sprake was van invloed op de kosten en prijzen. Het argument werd afgewezen.

    3.2.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

    (76)

    Om de kans op herhaling van dumping bij de intrekking van de maatregelen vast te stellen, zijn de volgende elementen geanalyseerd: i) productie, productiecapaciteit en reservecapaciteit in China, ii) aanleg van grondstoffenvoorraden en een uitvoerheffing op wolfraamconcentraat en iii) Chinese uitvoer en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, iv) ontwikkeling van het verbruik in China en zijn andere belangrijke uitvoermarkten.

    3.2.1.   Productie, productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

    (77)

    Omdat de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, werden de productie, productiecapaciteit en reservecapaciteit in China vastgesteld op basis van de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening en op basis van de volgende bronnen: i) informatie verzameld tijdens de onder de producenten-exporteurs gehouden steekproef, ii) informatie verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek (op basis van de marktkennis van de indiener van het verzoek), en iii) openbaar beschikbare informatie, d.w.z. het Metal Bulletin, gespecialiseerd in markinformatie over de wereldwijde staal-, non-ferro- en metaalschrootmarkten.

    (78)

    Tijdens het TNO werd de productie van wolfraamcarbide in China geschat op circa 30 000 ton, de productiecapaciteit tussen 42 000 en 50 000 ton en de reservecapaciteit derhalve tussen 12 000 en 20 000 ton. De geschatte reservecapaciteit was derhalve tijdens het TNO goed voor tussen de 94 % en 156 % van het verbruik in de Unie (zoals vastgesteld in overweging 107).

    3.2.2.   Aanleg van grondstoffenvoorraden en uitvoerheffing op wolfraamconcentraat

    (79)

    Op basis van de openbaar beschikbare informatie (13) stelde de Commissie vast dat China tijdens en na afloop van het TNO een voorraad grondstoffen (d.w.z. APT en wolfraamconcentraat) had aangelegd waarmee meer dan 25 000 ton wolfraamcarbide kan worden geproduceerd en derhalve op korte termijn een aanzienlijke hoeveelheid kan worden gecreëerd. Uit het onderzoek bleken geen aanwijzingen voor een toename van de wereldwijde vraag om uit deze grondstoffen wolfraamcarbide te produceren.

    (80)

    Bovendien controleert de VRC 60 % van alle wereldwolfraamertsreserves en heft zij tegelijkertijd een uitvoerheffing van 20 % op wolfraamconcentraat (14).

    3.2.3.   Chinese uitvoer en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

    (81)

    De Chinese uitvoervolumes en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie werden vastgesteld op basis van de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op basis van de volgende bronnen: i) de Chinese databank met uitvoerstatistieken, ii) de informatie van Eurostat, getoetst aan de gegevens die ontvangen zijn van gebruikers die wolfraamcarbide uit China hebben ingevoerd zoals omschreven in overweging 106, iii) de informatie die verzameld is tijdens de onder producenten-exporteurs gehouden steekproef, iv) de tijdens het onderzoek verzamelde informatie over de prijzen op de Chinese spotmarkt, en v) een tijdens het onderzoek verkregen Chinees prijsaanbod aan Japan.

    (82)

    De grootste bekende Chinese producenten-exporteurs voerden circa 20 % van hun productie van het onderzochte product uit en de verhouding tussen de uitvoer naar de Unie en naar de andere derde landen (Japan, de Republiek Korea, de VS enz.) was circa 1:3.

    (83)

    Verder steeg de Chinese uitvoer van het onderzochte product naar de andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode met 10 %.

    (84)

    Ondanks de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen bleef China het grootste wolfraamcarbide uitvoerende land naar de Unie. De invoer van het onderzochte product uit China tijdens het TNO was zelfs meer dan vijf keer zo hoog als de invoer in 2012 (oftewel 406 %), een stijging van 6,9 procentpunten in termen van het marktaandeel van de Unie (zoals vastgesteld in overweging 109, van 2,0 % in 2012 naar 8,9 % tijdens het TNO). Hieruit blijkt de aanhoudende belangstelling van China voor de markt van de Unie. De Europese Unie is de op één na grootste wolfraamcarbide-uitvoermarkt voor China, na Japan.

    (85)

    Ter beoordeling van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie in termen van prijzen, werden de Chinese uitvoerprijzen naar de Unie vergeleken met de binnenlandse Chinese prijzen en de Chinese uitvoerprijzen naar andere derde landen.

    (86)

    De gemiddelde Chinese binnenlandse prijzen in het TNO waren tot 19 % lager dan de Chinese uitvoerprijzen naar de Unie.

    (87)

    De Chinese uitvoerprijzen die tijdens het TNO aan andere derde markten werden berekend, waren tot 25 % lager dan de Chinese uitvoerprijzen naar de Unie.

    (88)

    Het feit dat de Chinese uitvoerprijzen van het onderzochte product naar de markt van de Unie tijdens het TNO hoger waren dan de Chinese binnenlandse prijzen en hun uitvoerprijzen naar andere derde markten vormt een sterke aanwijzing dat de markt van de Unie aantrekkelijk is voor Chinese producenten-exporteurs.

    (89)

    Daarnaast dient te worden opgemerkt dat, zelfs zonder antidumpingrechten in andere derde landen, de Unie nog steeds de op één na grootste wolfraamcarbide-uitvoermarkt voor China is na Japan, zoals bovenstaand in overweging 84 aangegeven. Bovendien merkten verschillende gebruikers in hun opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen op dat er altijd vraag naar het Chinese product zal zijn op de markt van de Unie.

    (90)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat de markt van de Unie voor Chinese producenten niet erg aantrekkelijk is. Deze partijen beweerden dat dit gestaafd wordt door het feit dat de Chinese producenten-exporteurs de afgelopen tien jaar geen toevlucht hebben gezocht tot ontwijkings- of absorptiemethodes en dat de Chinese producenten-exporteurs hun uitvoer of marktaandelen in de markt van de Unie niet aanzienlijk hebben vergroot en hun uitvoerprijzen naar de Unie niet hebben verlaagd.

    (91)

    Hoewel ontwijkings- of absorptiepraktijken geldige indicatoren zijn waaruit blijkt of bepaalde producenten-exporteurs mogelijk belangstelling hebben voor een bepaalde markt, ondanks de van kracht zijnde maatregelen, zijn deze als zodanig niet onmisbaar bij het vaststellen van de aantrekkelijkheid van die markt voor invoer vanuit derde landen. De andere beweringen die deze partijen deden, konden niet worden bevestigd door de bevindingen van dit onderzoek waarin is vastgesteld, zoals uitgelegd in de overwegingen 109 en 114, dat het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs is toegenomen en hun uitvoerprijzen naar de Unie zijn gedaald gedurende de betrokken periode. Het argument werd derhalve afgewezen.

    (92)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat er op andere markten geen antidumpingrechten op wolfraamcarbide van kracht zijn, waardoor het onwaarschijnlijk is dat bij het vervallen van de maatregelen een deel van deze reservecapaciteit zal worden gebruikt ter vergroting van de uitvoer naar de Europese Unie.

    (93)

    Ten eerste zouden de Chinese producenten-exporteurs nu al kunnen uitvoeren naar deze andere derde landen zonder antidumpingrechten. Ten tweede is het verbruik op de markt van de Unie, zoals opgemerkt in overweging 107, tijdens de beoordelingsperiode met 15 % toegenomen. Ten derde vindt het grootste deel van de invoer uit de VRP, zoals vermeld in overwegingen 111 en 112, plaats op grond van de regeling actieve veredeling (zonder de heffingen), die tijdens de beoordelingsperiode met 477 % toenam. Derhalve is het waarschijnlijk dat de Chinese invoer naar de EU, mochten de antidumpingrechten worden opgeheven, zal toenemen. Het argument werd verworpen.

    3.2.4.   Ontwikkeling van het verbruik in China en zijn andere belangrijke uitvoermarkten

    (94)

    Voor wat betreft de vermoedelijke ontwikkeling van het binnenlandse verbruik in China, bracht het onderzoek geen elementen aan het licht die kunnen wijzen op een aanzienlijke toename van de binnenlandse vraag in de nabije toekomst. Na de stijging van de Chinese uitvoer van wolfraamcarbide aan de Unie (406 %) en andere derde landen (10 %) (zoals vermeld in overwegingen 83 en 84), concludeerde de Commissie dat de binnenlandse vraag in China de beschikbare reservecapaciteit niet kan absorberen.

    (95)

    Voor wat betreft de vermoedelijke ontwikkeling van het verbruik in andere belangrijke Chinese uitvoermarkten (Japan, Republiek Korea en de VS), bracht het onderzoek geen elementen aan het licht die kunnen wijzen op een aanzienlijke stijging van de binnenlandse vraag op deze markten. De toename van het Chinese uitvoervolume naar die landen bedroeg tijdens de beoordelingsperiode 8 %, maar de Chinese exportvolumes naar de VS daalden tijdens dezelfde periode echter met 35 %. Met inachtneming van het feit dat China de belangrijkste producent van wolfraamcarbide ter wereld is (zoals vermeld in overweging 192), en hoewel de binnenlandse productie- en invoergegevens van deze landen onbekend is, concludeerde de Commissie dat deze markten geen aanzienlijk gedeelte van de in China bestaande, beschikbare reservecapaciteit zouden kunnen absorberen.

    3.2.5.   Conclusie

    (96)

    De conclusie is dat de dumpingmarge die vastgesteld is in het TNO, de aanzienlijke reservecapaciteit die in China beschikbaar is en de vastgestelde aantrekkelijkheid van de markt van de Unie aangeven dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting van dumping en dat de uitvoer met dumping in grote hoeveelheden op de markt van de Unie terecht zal komen. Daarom wordt geoordeeld dat een voortzetting van dumping waarschijnlijk is indien de huidige antidumpingmaatregelen komen te vervallen.

    4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

    4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

    (97)

    Binnen de Unie wordt het soortgelijke product geproduceerd door negen bedrijven of groepen bedrijven, waarvan er zes wolfraamcarbide produceren en op de vrije markt verkopen en de resterende drie bedrijven wolfraamcarbide hoofdzakelijk als materiaal voor „downstreamproducten” produceren („intern gebruik”). Zij worden daarom geacht de „bedrijfstak van de Unie” te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

    (98)

    Eén gebruiker bracht onder de aandacht dat één van de producenten in de Unie bij de verkoop van zijn producten in de Unie een andere CN-code (8101 10 00) gebruikt, waartoe het huidige onderzoek zich niet uitstrekt. Dit impliceerde derhalve dat deze producent in de Unie geen deel uit zou moeten maken van de industrie van de Unie zoals gedefinieerd in overweging 97.

    (99)

    De CN-codes die gebruikt worden bij de verkoop van producten binnen de Unie zijn niet relevant voor de definitie van het onderzochte product en voor het definiëren van de bedrijfstak van de Unie. Wat belangrijk is, is of het door de producenten van de Unie gemaakte product onder de definitie van het onderzochte product zoals vermeld in overweging 31 valt. Het onderzoek wees uit dat het door deze producent in de Unie gemaakte product inderdaad onder de genoemde definitie valt. Derhalve maakt deze producent in de Unie deel uit van de bedrijfstak van de Unie zoals gedefinieerd in overweging 97.

    4.2.   Verbruik in de Unie

    (100)

    Zoals vermeld in overweging 97, produceren sommige van de producenten in de Unie het onderzochte product hoofdzakelijk voor intern gebruik als primaire grondstof voor de productie van verschillende producten verderop in het productieproces en derhalve zijn het interne gebruik en het verbruik op de vrije markt afzonderlijk geanalyseerd.

    (101)

    Het onderscheid tussen intern gebruik en de vrije markt is relevant voor de schadeanalyse, omdat de producten bestemd voor intern gebruik niet rechtstreeks concurreren met de invoer en de verrekenprijzen niet betrouwbaar zijn, aangezien zij binnen de groepen worden vastgesteld volgens uiteenlopende prijsbeleidstrategieën. De productie voor de vrije markt concurreert daarentegen rechtstreeks met het ingevoerde onderzochte product, en de prijzen zijn vrijemarktprijzen.

    (102)

    Op basis van de gegevens die verkregen zijn van de samenwerkende producenten in de Unie en de indiener van het verzoek voor de gehele activiteit van de bedrijfstak van de Unie (intern gebruik en vrije markt) stelde de Commissie vast dat circa 31 % van de totale productie van de Unie bestemd was voor intern gebruik.

    (103)

    Daarnaast produceert de bedrijfstak in de Unie op de vrije markt op grond van normale overeenkomsten (de bedrijfstak van de Unie is eigenaar van de grondstof) en op grond van verwerkingsovereenkomsten (de afnemer van de wolfraamcarbide is de eigenaar van de grondstof, die aan de producenten in de Unie een verwerkingsvergoeding voor de conversie van de grondstof tot wolfraamcarbide betaalt). De verwerkingsovereenkomsten worden gebruikt voor recyclingactiviteiten, aangezien de afnemers het schroot ter verwerking aan de bedrijfstak van de Unie leveren. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd 23 % van de totale productiehoeveelheid geproduceerd in het kader van een verwerkingsovereenkomst, waarvan circa 89 % bestemd was voor de markt van de Unie. Hieruit volgt dat de normale productie voor de vrije markt circa 46 % van de totale productie bedraagt.

    4.2.1.   Intern verbruik

    (104)

    De Commissie stelde het interne verbruik in de Unie vast op basis van het interne gebruik en de interne verkopen op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie. Het aldus vastgestelde interne verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

    Tabel 1

    Intern verbruik

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Intern verbruik (ton)

    2 249

    2 461

    2 599

    2 653

    Index (2012 = 100)

    100

    109

    116

    118

    Bron: antwoorden op de vragenlijst, de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie en Eurostat

    (105)

    Tijdens de beoordelingsperiode steeg het interne verbruik in de Unie met 18 % naar 2 653 ton tijdens het nieuwe tijdvak van onderzoek.

    4.2.2.   Verbruik op de vrije markt

    (106)

    De Commissie stelde het verbruik op de vrije markt van de Unie vast op basis van: a) het vrije verkoopvolume van alle bekende producenten in de Unie en b) het totale invoervolume in de Europese Unie zoals gerapporteerd door Eurostat. Voor wat betreft de VRC geldt dat de invoervolumes van Eurostat zijn herzien, waarbij rekening is gehouden met de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de samenwerkende gebruikers, aangezien zij hogere invoervolumes rapporteerden dan Eurostat.

    (107)

    Het aldus vastgestelde verbruik op de vrije markt van de Unie ontwikkelde zich als volgt:

    Tabel 2

    Verbruik op de vrije markt

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Verbruik op de vrije markt (ton)

    11 151

    11 778

    13 815

    12 814

    Index (2012 = 100)

    100

    106

    124

    115

    Bron: Antwoorden op vragenlijst en Eurostat

    (108)

    Het verbruik op de vrije markt in de Unie steeg tussen 2012 en 2014 met 24 % en daalde vervolgens tijdens het TNO met 7 %, vergeleken met 2014, naar 12 814 ton. Over het geheel genomen steeg het verbruik op de vrije markt in de beoordelingsperiode met 15 %.

    4.3.   Invoer uit het betrokken land

    4.3.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

    (109)

    De Commissie stelde het volume van de invoer vast op basis van de herziene Eurostat-gegevens door rekening te houden met de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de samenwerkende gebruikers, aangezien deze in totaal hogere invoervolumes hadden gerapporteerd vergeleken met Eurostat, zoals ook vermeld in overweging 106. De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich ontwikkeld als volgt:

    Tabel 3

    Invoervolume en marktaandeel

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Chinese invoer (ton)

    225

    303

    905

    1 140

    Index (2012 = 100)

    100

    135

    402

    506

    Chinees marktaandeel (%)

    2,0

    2,6

    6,6

    8,9

    Index (2012 = 100)

    100

    127

    325

    441

    Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

    (110)

    De invoer uit de VRC steeg aanzienlijk in de beoordelingsperiode. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd er 1 140 ton uit de VRC ingevoerd, meer dan vijf keer het volume van de invoer uit de VRC aan het begin van de beoordelingsperiode (225 ton). De stijging van het volume van de invoer was hoger dan de stijging van het verbruik, waardoor het Chinese marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode met 6,9 procentpunten steeg, van 2,0 % in 2012 tot 8,9 % tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    4.3.1.1.   Invoerregimes

    (111)

    Het volume uit de VRC werd ingevoerd via het normale regime en de regeling actieve veredeling, zoals hieronder weergegeven:

    Tabel 4

    Invoervolume en marktaandeel per invoerregime

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Normaal invoerregime

    Chinese invoer (ton)

    29

    8

    10

    10

    Index (2012 = 100)

    100

    27

    34

    33

    Chinees marktaandeel (%)

    0,3

    0,1

    0,1

    0,1

    Index (2012 = 100)

    100

    25

    28

    29

    Actief veredelingsverkeer

    Chinese invoer (ton)

    196

    295

    895

    1 131

    Index (2012 = 100)

    100

    151

    457

    577

    Chinees marktaandeel (%)

    1,8

    2,5

    6,5

    8,8

    Index (2012 = 100)

    100

    143

    369

    502

    Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

    (112)

    Vrijwel de gehele invoer uit de VRC vindt plaats op grond van de regeling actieve veredeling, die in termen van volume bijna vervijfvoudigde tijdens de beoordelingsperiode. De invoer op grond van het normale regime was tijdens de beoordelingsperiode verwaarloosbaar (marktaandeel van minder dan 0,1 %), en vertoonde zelfs een neerwaartse trend.

    4.3.2.   Prijs van de ingevoerde producten uit het betrokken land en prijsonderbieding

    (113)

    De Commissie stelde de ontwikkeling van de prijzen van de Chinese invoer vast op basis van Eurostat, waarbij ook de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de samenwerkende gebruikers in acht werden genomen. Aangezien de invoervolumes uit de VRC op grond van het normale invoerregime verwaarloosbaar waren, zijn deze genegeerd bij de vaststelling van de gemiddelde invoerprijs en de berekening van de prijsonderbieding.

    (114)

    De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit de VRC heeft zich ontwikkeld als volgt:

    Tabel 5

    Invoerprijzen (EUR/ton) voor regeling actieve veredeling

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Chinese invoerprijzen (EUR/ton)

    39 418

    35 465

    34 414

    33 327

    Index (2012 = 100)

    100

    90

    87

    85

    Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

    (115)

    De gemiddelde prijs van de op grond van de regeling actieve veredeling ingevoerde producten daalde tijdens de beoordelingsperiode met in totaal 15 %. De prijsdaling volgde de daling van de grondstoffenprijs.

    (116)

    Op basis van de informatie die verstrekt is door de samenwerkende gebruikers en de voor de invoer uit de VRG gebruikte invoerregimes, vindt alle invoer van het onderzochte product uit de VRC plaats op grond van normale overeenkomsten. Om die reden, en met het oog op een billijke vergelijking, werden bij de berekening van de prijsonderbieding de verkopen van de bedrijfstak van de Unie in het kader van verwerkingsovereenkomsten buiten beschouwing gelaten. Verder was de invoer op grond van het normale regime tijdens de gehele beoordelingsperiode verwaarloosbaar, zoals in overweging 113 vermeld, en werd deze derhalve buiten beschouwing gelaten. Derhalve werd de berekening van prijsonderbieding uitsluitend gebaseerd op de prijzen van de invoer op grond van de regeling actieve veredeling.

    (117)

    De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

    de gewogen gemiddelde verkoopprijs van wolfraamcarbide die is verkocht door de producenten in de Unie, berekend aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, op grond van normale overeenkomsten, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek; alsmede

    de corresponderende gewogen gemiddelde prijzen van de invoer van Eurostat, waarbij ook rekening werd gehouden met de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de samenwerkende gebruikers, met de geëigende correcties voor de kosten na invoer.

    (118)

    Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de gemiddelde gewogen prijs van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO en bedroeg gemiddeld 13,2 %. Bij deze berekening is rekening gehouden met feit dat er tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen uit zink teruggewonnen poeders werden ingevoerd uit de VRC en deze werden derhalve uitgesloten.

    4.4.   Invoer uit andere derde landen

    (119)

    Het volume van de invoer in de Unie van andere derde landen dan het betrokken land is weergegeven in de tabel hieronder. De hoeveelheid en de prijsontwikkeling zijn gebaseerd op Eurostat en bestrijken alle invoerregimes (normaal regime, actief veredelingsverkeer en passief veredelingsverkeer). Het grootste deel van het invoervolume uit derde landen wordt op grond van het normale regime ingevoerd.

    Tabel 6

    Invoer uit andere derde landen

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Invoer (ton)

    1 896

    1 402

    1 724

    1 359

    Index (2012 = 100)

    100

    74

    91

    72

    Marktaandeel (%)

    17,0

    11,9

    12,5

    10,6

    Marktaandeel VS (%)

    4,2

    2,8

    4,7

    4,8

    Gemiddelde prijs (EUR/ton)

    54 525

    52 342

    40 543

    39 878

    Index (2012 = 100)

    100

    96

    74

    73

    Marktaandeel Zuid-Korea (%)

    1,4

    2,3

    2,0

    2,4

    Gemiddelde prijs (EUR/ton)

    49 249

    38 022

    39 256

    41 316

    Index (2012 = 100)

    100

    77

    80

    84

    Marktaandeel Vietnam (%)

    1,3

    1,0

    1,1

    0,9

    Gemiddelde prijs (EUR/ton)

    44 633

    35 110

    36 869

    37 352

    Index (2012 = 100)

    100

    79

    83

    84

    Bron: Eurostat

    (120)

    De totale invoer uit derde landen is tijdens de beoordelingsperiode met 28 % gedaald. De ontwikkeling hiervan volgde niet de algemene marktontwikkeling die wordt veroorzaakt door het toenemende verbruik zoals omschreven in overweging 108. Alleen in 2014 steeg het volume van de invoer vergeleken met 2013 met 23 %, maar vervolgens daalde het met 21 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vergeleken met 2014. Daarmee daalde het marktaandeel van deze invoer in de beoordelingsperiode van 17,0 % tot 10,6 %.

    (121)

    De VS en Zuid-Korea volgden deze algemene ontwikkeling niet en lieten tijdens de beoordelingsperiode een geringe stijging zien, maar bereikten een lager niveau in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vergeleken met de Chinese invoer. Bovendien daalde de gemiddelde invoerprijs uit de VS en Zuid-Korea tijdens de beoordelingsperiode, maar bleef deze echter steeds boven de gemiddelde verkoopprijs van de Chinese uitvoer die op grond van de regeling actieve veredeling werd ingevoerd.

    4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

    4.5.1.   Algemene opmerkingen

    (122)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

    (123)

    Zoals vermeld in overweging 97, bestaat de bedrijfstak van de Unie uit negen bedrijven of groepen bedrijven, waarvan zes bedrijven produceren en op de vrije markt verkopen en de overige drie bedrijven hoofdzakelijk voor intern gebruik produceren. Drie van de producenten in de Unie die op de vrije markt opereren en de drie producenten die voor intern gebruik produceren zijn verticaal geïntegreerd. Daarnaast besloot de Commissie, zoals vermeld in overweging 22, om onderzoek te doen bij alle zes op de vrije markt opererende producenten in de Unie ter vaststelling van de mogelijke schade die door de bedrijfstak in de Unie wordt geleden.

    (124)

    Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie beoordeelde de macro-economische indicatoren die betrekking hadden op de gehele bedrijfstak van de Unie op basis van de informatie die de indiener van het verzoek had verstrekt. De Commissie beoordeelde de micro-economische indicatoren die uitsluitend betrekking hadden op de in de steekproef opgenomen ondernemingen op basis van de gegevens in de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, die gecontroleerd zijn. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

    (125)

    De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

    (126)

    De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, gemiddelde kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

    (127)

    Voor sommige macro-economische indicatoren die betrekking hebben op de bedrijfstak van de Unie analyseerde de Commissie de gegevens betreffende de vrije markt en de markt voor intern gebruik afzonderlijk en maakte zij een vergelijkende analyse. Deze factoren zijn: verkoop en marktaandeel. Andere economische indicatoren zouden echter slechts zinvol kunnen worden onderzocht in het kader van de gehele activiteit, inclusief het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie, aangezien deze afhankelijk zijn van de gehele activiteit, ongeacht of de productie bestemd is voor intern gebruik dan wel op de vrije markt wordt verkocht. Deze factoren zijn: productie, capaciteit, bezettingsgraad, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, werkgelegenheid, productiviteit en loonkosten. Voor deze factoren is een analyse van de gehele bedrijfstak van de Unie vereist om een volledig schadebeeld van de bedrijfstak van de Unie te kunnen vaststellen, aangezien de gegevens in kwestie niet kunnen worden uitgesplitst naar verkoop voor intern gebruik en verkoop op de vrije markt.

    (128)

    Voor sommige micro-economische indicatoren (gemiddelde eenheidsprijs, gemiddelde kosten per eenheid en winstgevendheid), maakte de analyse onderscheid tussen normale en verwerkingsovereenkomsten. Dit was het gevolg van het feit dat de verwerkingsovereenkomsten de kosten van grondstoffen niet omvatten en de prijzen in feite conversievergoedingen zijn.

    (129)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat het onderzoek zich niet zou moeten uitstrekken tot activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten, met als argument dat nu de afnemer eigenaar is van de grondstoffen, het betwistbaar is wie de echte producent is. Ook werd beweerd dat de kosten van productie voor verwerking lager zijn dan de productiekosten bij normale productie waarbij de bedrijfstak van de Unie eigenaar van de grondstof blijft (aangezien de kosten van de grondstof niet in de verwerkingsovereenkomsten zijn opgenomen) en de twee ondernemingsmodellen in de schadeanalyse niet zouden moeten worden vermengd.

    (130)

    Het onderzoek wees uit dat in het productieproces van de producenten van de Unie geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de wolfraamcarbide geproduceerd op grond van normale overeenkomsten en de wolfraamcarbide geproduceerd in het kader van verwerkingsovereenkomsten. De afnemers weten niet of de door hen ontvangen wolfraamcarbide verkregen is uit schroot of uit nieuwe grondstoffen. Alleen bij het zinkterugwinningsproces wordt gewerkt met partijen en in dit geval ontvangt de klant wolfraamcarbide die geproduceerd is uit zijn eigen schroot. De volumes die geproduceerd werden op grond van het zinkterugwinningsproces in het kader van verwerkingsovereenkomsten waren echter zeer laag (minder dan 3 %) ten opzichte van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Derhalve verstoren de hoeveelheden die door middel van dit proces in het kader van verwerkingsovereenkomsten zijn geproduceerd de algehele beoordeling van de productie in de Unie niet. Voorts verschilt het aandeel van de productie in het kader van verwerkingsovereenkomsten in de totale productie van de Unie van jaar tot jaar, afhankelijk van de beschikbaarheid van de grondstoffen op de markt.

    (131)

    Voor wat betreft het verschil tussen de productiekosten in het kader van verwerkingsovereenkomsten en de productiekosten bij normale productie, vormt dit geen reden om de activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten uit te sluiten van de schadeanalyse. In elk geval komt dit verschil tot uiting in de analyse. Derhalve werd de bewering dat het onderzoek zich niet zou moeten uitstrekken tot activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten verworpen.

    4.5.2.   Macro-economische indicatoren

    4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

    (132)

    De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 7

    Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Productie (ton)

    12 667

    13 903

    15 068

    14 668

    Index (2012 = 100)

    100

    110

    119

    116

    Productiecapaciteit (ton)

    19 225

    20 100

    21 245

    21 565

    Index (2012 = 100)

    100

    105

    111

    112

    Bezettingsgraad (%)

    66

    69

    71

    68

    Index (2012 = 100)

    100

    105

    108

    103

    Bron: antwoorden op vragenlijst en de informatie die verstrekt is door de indiener van het verzoek

    (133)

    De gegevens in de tabel hierboven omvatten zowel de normale productie als de productie in het kader van verwerkingsovereenkomsten, voor nieuwe en recyclingproducten.

    (134)

    Het totale productievolume steeg tussen 2012 en 2014 met 16 %, en daalde vervolgens vanaf 2014 tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek licht met 3 % tot 14 668 ton. In de beoordelingsperiode is het productievolume met in totaal 16 % gestegen.

    (135)

    Ook de productiecapaciteit steeg tijdens de beoordelingsperiode met 12 % tot 21 565 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Verschillende producenten in de Unie hebben ook plannen om hun productiecapaciteit in de komende 3-4 jaar te vergroten.

    (136)

    Bovendien is de bezettingsgraad tussen 2012 en 2014 met 8 % gestegen en vervolgens licht gedaald in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vergeleken met 2012. In totaal steeg de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode met 3 % tot 68 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

    (137)

    Het verkoopvolume en marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

    Tabel 8

    Verkoopvolume en marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Verkoopvolume op de vrije markt van de Unie (ton)

    9 030

    10 073

    11 186

    10 314

    Index (2012 = 100)

    100

    112

    124

    114

    Marktaandeel (%)

    81,0

    85,5

    81,0

    80,5

    Index (2012 = 100)

    100

    106

    100

    99

    Bron: antwoorden op de vragenlijst, de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie en Eurostat

    (138)

    Het verkoopvolume op de vrije markt steeg tussen 2012 en 2014 met 24 % en daalde vervolgens tussen 2014 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 8 %. Het verkoopvolume steeg in totaal met 14 % tijdens de beoordelingsperiode tot 10 314 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze ontwikkeling volgde op de stijging van het verbruik in de Unie tijdens dezelfde periode.

    (139)

    Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt steeg tussen 2012 en 2013 met 4,5 procentpunten en was vervolgens aan het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 5 procentpunten gedaald tot 80,5 %. In totaal daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt tijdens de beoordelingsperiode licht met 0,5 procentpunt.

    (140)

    Wat de markt voor intern verbruik betreft, hebben het volume en het marktaandeel zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 9

    Volume intern verbruik en marktaandeel

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Intern verbruik (ton)

    2 249

    2 461

    2 599

    2 653

    Index (2012 = 100)

    100

    109

    116

    118

    Marktaandeel (markt voor intern verbruik en vrije markt samen) (%)

    17

    17

    16

    17

    Index (2012 = 100)

    100

    103

    94

    102

    Bron: antwoorden op de vragenlijst, de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie en Eurostat

    (141)

    Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt voor intern verbruik (bestaande uit intern gebruik en interne verkoop van de bedrijfstak van de Unie) steeg tijdens de beoordelingsperiode met 18 %, iets hoger dan de stijging van het totale verbruik voor zowel de markt voor intern verbruik als de vrije markt. Bijgevolg is het marktaandeel voor intern verbruik van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt als percentage van het totale verbruik (markt voor intern gebruik en vrije markt samen) tijdens de beoordelingsperiode praktisch constant gebleven op een niveau van 17 %.

    4.5.2.3.   Groei

    (142)

    Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt heeft de ontwikkeling van het verbruik in de Unie op de voet gevolgd en is in de beoordelingsperiode met 14 % gestegen. Bijgevolg bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens de gehele beoordelingsperiode op een redelijk stabiel niveau, behalve in 2013 toen het met 4,5 procentpunten steeg vergeleken met 2012.

    4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

    (143)

    De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt:

    Tabel 10

    Werkgelegenheid en productiviteit

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Aantal werknemers

    681

    687

    700

    704

    Index (2012 = 100)

    100

    101

    103

    103

    Productiviteit (ton/werknemer)

    19

    20

    22

    21

    Index (2012 = 100)

    100

    109

    116

    112

    Bron: antwoorden op vragenlijst en de informatie die verstrekt is door de indiener van het verzoek

    (144)

    Het aantal werknemers in de bedrijfstak van de Unie steeg tijdens de beoordelingsperiode licht met 3 % tot 704 werknemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Als gevolg van een hogere stijging van de productie, steeg de productiviteit tijden de beoordelingsperiode met 12 %.

    4.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

    (145)

    Uit het onderzoek bleek volgens overweging 71 dat het onderzochte product nog steeds tegen sterke dumpingprijzen op de markt van de Unie werd ingevoerd uit de VRC.

    (146)

    De bedrijfstak van de Unie herstelde grotendeels van de gevolgen van dumping in het verleden en de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen bleken effectief te zijn. Derhalve steeg het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 14 %. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt daalde in de beoordelingsperiode licht met 0,5 procentpunt.

    4.5.3.   Micro-economische indicatoren

    4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

    (147)

    De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers bij normale overeenkomsten op de vrije markt van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 11

    Gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid in de Unie (EUR/ton)

    47 296

    41 686

    41 118

    36 160

    Index (2012 = 100)

    100

    88

    87

    76

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (148)

    De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie voor normale volumes zijn tijdens de beoordelingsperiode met 24 % gedaald. De prijsdaling volgde de daling van de grondstoffenprijs.

    (149)

    De gewogen gemiddelde conversievergoeding per eenheid van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers voor verwerkingsovereenkomsten op de vrije markt in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 12

    Gewogen gemiddelde conversievergoeding per eenheid

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Gewogen gemiddelde conversievergoeding per eenheid in de Unie (EUR/ton)

    12 792

    13 497

    13 669

    13 452

    Index (2012 = 100)

    100

    106

    107

    105

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (150)

    De gewogen gemiddelde conversievergoeding per eenheid van de bedrijfstak van de Unie voor volumes in het kader van verwerkingsovereenkomsten steeg tijdens de beoordelingsperiode met 5 %.

    (151)

    Voor wat betreft de productiekosten en de conversiekosten van de bedrijfstak van de Unie, diende de Commissie deze gegevens in indexen te verstrekken, aangezien dit bedrijfsgevoelige informatie betreft.

    (152)

    De gemiddelde gewogen productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie bij normale overeenkomsten hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 13

    Gewogen gemiddelde productiekosten per eenheid voor normale overeenkomsten

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Index (2012 = 100)

    100

    82

    85

    78

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (153)

    In de beoordelingsperiode zijn de gewogen gemiddelde productiekosten per eenheid voor normale productie met 22 % gedaald. De productiekosten volgden de daling van de grondstoffenprijs.

    (154)

    De gewogen gemiddelde conversiekosten per eenheid van de bedrijfstak in de Unie voor verwerkingsovereenkomsten hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 14

    Gewogen gemiddelde conversiekosten per eenheid voor verwerkingsovereenkomsten

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Index (2012 = 100)

    100

    105

    97

    99

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (155)

    Tijdens de beoordelingsperiode daalde de gewogen gemiddelde conversievergoeding per eenheid voor productie in het kader van verwerkingsovereenkomsten met 1 %.

    4.5.3.2.   Loonkosten

    (156)

    De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

    Tabel 15

    Gemiddelde loonkosten per werknemer

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Gemiddelde loonkosten per werknemer

    65 626

    70 243

    73 736

    71 898

    Index (2012 = 100)

    100

    107

    112

    110

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (157)

    De gemiddelde loonkosten stegen tussen 2012 en 2014 met 12 % en daalden vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 2 % ten opzichte van 2014. De gemiddelde loonkosten stegen in de beoordelingsperiode met in totaal 10 %.

    4.5.3.3.   Voorraden

    (158)

    De voorraden van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

    Tabel 16

    Voorraden

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Eindvoorraden (ton)

    1 201

    1 095

    923

    1 069

    Index (2012 = 100)

    100

    91

    77

    89

    Eindvoorraden als percentage van de productie (%)

    9

    9

    7

    8

    Index (2012 = 100)

    100

    91

    77

    89

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (159)

    Tijdens de beoordelingsperiode zijn de voorraden met 11 % afgenomen. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren de voorraden goed voor 8 % van het productievolume en er werd vastgesteld dat dit op het normale niveau lag.

    4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

    (160)

    De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 17

    Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

     

    2012

    2013

    2014

    TNO

    Winstgevendheid van de totale verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers — normale productie en productie in het kader van verwerkingsovereenkomsten (% van de omzet)

    11,9

    16,8

    13,6

    11,6

    Index (2012 = 100)

    100

    140

    114

    97

    Kasstroom (EUR)

    63 654 025

    57 060 905

    54 583 859

    40 680 386

    Index (2012 = 100)

    100

    90

    86

    64

    Investeringen (EUR)

    19 902 447

    21 890 061

    25 810 548

    15 752 867

    Index (2012 = 100)

    100

    110

    130

    79

    Rendement van investeringen (%)

    37,1

    46,0

    35,9

    20,1

    Index (2012 = 100)

    100

    124

    97

    54

    Bron: antwoorden op de vragenlijst

    (161)

    De Commissie heeft de winstgevendheid van de producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet voor de totale activiteit van de bedrijfstak van de Unie (normale productie en productie in het kader van verwerkingsovereenkomsten). De winstgevendheid van de normale activiteiten, die goed waren voor 77 % van de totale productie tijdens het TNO, was lager dan de winstgevendheid van de activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de winstgevendheid van de normale activiteiten lager was dan de nagestreefde winst van 10 %.

    (162)

    De bedrijfstak van de Unie was tijdens de beoordelingsperiode winstgevend, met een fluctuerend winstpercentage. De winstgevendheid steeg in 2013 ten opzichte van 2012 met 4,8 procentpunten tot 16,8 % en daalde vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 5,1 procentpunten tot 11,6 %. Tijdens de beoordelingsperiode is de winstgevendheid met in totaal 0,3 procentpunt afgenomen.

    (163)

    De kasstroom, d.w.z. het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren, bleef tijdens de beoordelingsperiode positief. Deze daalde tijdens de beoordelingsperiode echter aanzienlijk, met 36 %.

    (164)

    De investeringen stegen tussen 2012 en 2014 met 30 % en waren vervolgens aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 39 % gedaald ten opzichte van 2014. De investeringen daalden tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 21 %. Tijdens de beoordelingsperiode bedroegen de investeringen van de bedrijfstak van de Unie meer dan 80 miljoen EUR. Er werden investeringen gedaan om de grondstoffen beter te benutten en zodoende de productiekosten te verlagen, zoals verbeteringen in de sorteeractiviteiten, verbeteringen in de recyclingfaciliteit voor de vacumeeractiviteit en verbeteringen in de pletactiviteit. Daarnaast deed de bedrijfstak van de Unie investeringen om aan de in de Unie geldende milieuregels te voldoen. Ook werden er investeringen gedaan ter verbetering van de efficiëntie door oude technologie te vervangen door technologie die efficiënter is uit het oogpunt van energieverbruik. Bovendien werden er investeringen gedaan om verschillende ovens te vervangen en zo flexibeler te zijn bij de vermenging van hard en zacht schroot en om een breder assortiment aan schroot te kunnen verwerken.

    (165)

    Het rendement van de investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. Dit rendement was tijdens de beoordelingsperiode positief. Het steeg in 2013 met 24 % vergeleken met 2012 en was vervolgens tegen het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek gedaald met 25,9 procentpunten. Tijdens de beoordelingsperiode steeg het rendement van investeringen met in totaal 17 procentpunten.

    4.5.4.   Conclusie betreffende schade

    (166)

    Als gevolg van de van toepassing zijnde antidumpingrechten bleef de bedrijfstak van de Unie zich herstellen van het effect van de schadelijke dumping in het verleden.

    (167)

    Het verkoopvolume en het marktaandeel hebben zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld, aangezien de bedrijfstak van de Unie de stijging van het verbruik heeft kunnen volgen. Ook de productie en de bezettingsgraad namen tijdens de beoordelingsperiode toe.

    (168)

    De schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestatie van de bedrijfstak van de Unie (winstgevendheid, kasstroom en rendement van de investeringen) waren tijdens de beoordelingsperiode positief. Desalniettemin vertoonde de kasstroom een dalende lijn.

    (169)

    Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich tijdens de beoordelingsperiode heeft hersteld van eerdere dumping en geen aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

    4.6.   Waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

    4.6.1.   Voorafgaande opmerkingen

    (170)

    Het onderzoek heeft aangetoond dat de Chinese invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen heeft plaatsgevonden en dat het waarschijnlijk is dat de dumping wordt voortgezet indien de maatregelen komen te vervallen.

    (171)

    Aangezien de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden, werd onderzocht of een herhaling van schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen ten aanzien van de VRC komen te vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

    (172)

    Om de waarschijnlijkheid van herhaling van schade vast te stellen, zijn de volgende elementen geanalyseerd: i) de reservecapaciteit en aanleg van grondstoffenvoorraden in de VRC, ii) de mogelijke prijsniveaus van de Chinese invoer van het onderzochte product naar de markt van de Unie en iii) het effect daarvan op de bedrijfstak van de Unie.

    4.6.2.   Reservecapaciteit en aanleg van grondstoffenvoorraden in de VRC

    (173)

    Zoals uitgelegd in overweging 78, beschikt de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit voor de productie van wolfraamcarbide, die kan worden geschat op tussen 12 000 en 20 000 ton, hetgeen goed is voor tussen 94 % en 156 % van het verbruik van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

    (174)

    Daarnaast heeft de VRC, zoals vermeld in overweging 79, een voorraad grondstoffen voor wolfraamcarbide (d.w.z. APT en wolfraamconcentraat) aangelegd, waaruit in korte tijd meer dan 25 000 ton wolfraamcarbide zou kunnen worden geproduceerd.

    (175)

    Zonder antidumpingmaatregelen zal de reservecapaciteit in combinatie met de grondstoffenvoorraad waarschijnlijk worden gebruikt om te produceren voor export naar de Unie, aangezien deze een aantrekkelijke markt is voor Chinese producenten-exporteurs, zoals omschreven in overweging 85 en volgende. Ook zijn er geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van een grotere vraag naar wolfraamcarbide op andere markten van derde landen, terwijl het verbruik in de Unie een opwaartse trend vertoonde en de markt van de Unie, zoals ook vermeld in overweging 84, na Japan de grootste uitvoermarkt voor de VRC was in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het is dan ook waarschijnlijk dat er weer sprake zal zijn van invoer in grote hoeveelheden vanuit de VRC op de markt van de Unie.

    (176)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen beweerden diverse gebruikers dat de Chinese producenten er de voorkeur aan zullen geven om aan Chinese downstreamproducenten te leveren in plaats van grondstoffen naar de markt van de Unie te exporteren. Aangezien dit argument echter niet met bewijsmateriaal was gestaafd, werd het afgewezen.

    4.6.3.   Mogelijke prijsniveaus van de Chinese invoer naar de markt van de Unie

    (177)

    Als indicatie van het prijsniveau waarbij Chinese wolfraamcarbide waarschijnlijk op de markt van de Unie zou worden ingevoerd bij intrekking van de maatregelen, werden de Chinese invoerprijzen naar de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek in aanmerking genomen. Op grond van de regeling actieve veredeling werden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met gemiddeld 13,2 % onderdoken. Bovendien zou, bij het onderzoek naar de mogelijke prijzen op grond van het normale invoerregime, zonder antidumpingrecht en met inbegrip van accijnzen, de prijsonderbieding ook aanzienlijk zijn en gemiddeld 8,6 % bedragen.

    (178)

    Verder werden de prijsniveaus van de Chinese invoer naar andere derde landen en de Chinese prijzen op de binnenlandse markt geanalyseerd. In beide gevallen werd vastgesteld dat de Chinese prijzen tot wel 33 % lager waren dan de prijzen van de Unie vergeleken met andere derde landen, en tot wel 28 % lager vergeleken met de Chinese binnenlandse prijzen.

    4.6.4.   Het effect op de bedrijfstak van de Unie

    (179)

    De aanzienlijke reservecapaciteit en de aanleg van grondstoffenvoorraden in de VRC, zoals uiteengezet in overwegingen 173 en 174 in combinatie met het prijsverschil vermeld in overwegingen 85 tot en met 87 en 177 zullen voor de Chinese producenten-exporteurs een prikkel vormen om binnen korte tijd aanzienlijke volumes tegen lage dumpingprijzen uit te voeren naar de markt van de Unie als er geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn.

    (180)

    Deze hoge volumes van goedkope wolfraamcarbide zullen een aanzienlijke prijsdruk uitoefenen op de bedrijfstak van de Unie, die zijn prijzen zal moeten verlagen om in de Unie te kunnen blijven verkopen. Tegelijkertijd zal de bedrijfstak van de Unie echter ook volumes verliezen, aangezien de bedrijfstak de prijzen niet zal kunnen verlagen tot hetzelfde lage niveau als de Chinese uitvoerprijzen. Er wordt aan herinnerd dat de Chinese producenten-exporteurs, zoals vermeld in overweging 80, toegang hebben tot goedkopere grondstoffen dan de bedrijfstak van de Unie, aangezien de VRC de controle heeft over 60 % van 's werelds wolfraamertsreserves en tegelijkertijd een uitvoerheffing van 20 % op wolfraamconcentraat hanteert, hetgeen de prijs van deze grondstof voor partijen buiten de VRC verhoogt.

    (181)

    Indien de Chinese importprijzen op grond van de regeling actieve veredeling vermeerderd met de accijnzen als mogelijke benchmark worden beschouwd voor de toekomstige verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie na de intrekking van de maatregelen, zal de bedrijfstak van de Unie niet langer winst maken, maar zich in een breakevensituatie bevinden, die niet houdbaar is. Dit scenario is in feite een conservatief scenario, aangezien de Chinese producenten-exporteurs hun producten waarschijnlijk tegen nog lagere prijzen dan deze benchmark op de markt van de Unie zullen gaan verkopen, gelet op de Chinese prijsniveaus die in andere derde landen worden gezien. De prikkel voor hen om dit te doen zou zijn om te proberen de door hen aangelegde grondstoffenvoorraad te verminderen, zoals vermeld in overweging 79. In dit geval zal de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen moeten blijven verlagen, hetgeen ertoe zal leiden dat de normale activiteit binnen korte tijd (1-2 jaar) verliesgevend zal worden. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de winstmarge van het onderzochte product wordt gekenmerkt door grote instabiliteit. Zoals te zien is in tabel 17, daalde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in slechts twee jaar tijd (tussen 2013 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek) met 5,2 procentpunten.

    (182)

    Daarnaast zal de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk onder druk komen te staan om ook zijn productievolume te verlagen, omdat de bedrijfstak zich niet aan de lage Chinese prijzen zal kunnen aanpassen zonder verliezen te maken. Het volumeverlies heeft ook direct invloed op de activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten. De wolfraamindustrie is namelijk een kapitaalintensieve industrie die een bepaald productievolume moet handhaven om de vaste kosten op een redelijke niveau te houden. De stijging van de vaste kosten na een daling van de productie zal niet alleen de kosten van de productie van de normale activiteit doen toenemen, maar ook de conversiekosten, waarvan ook een negatief effect zal uitgaan op de winstgevendheid van de verwerkingsovereenkomsten.

    (183)

    In het scenario van een daling van het productievolume met 25 % (3 700 ton of 23 % van de Chinese reservecapaciteit) zullen de conversiekosten bijvoorbeeld met 82 % stijgen en zullen de activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten niet langer winstgevend zijn, maar meer dan 30 % verlieslijdend. Dit werd ook waargenomen in het eerdere onderzoek, toen een verlaging van het productievolume van circa 50 % (6 400 ton) in slechts één jaar tijd leidde tot een daling van de winstgevendheid van 7,6 % tot — 19,5 %.

    (184)

    De activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten zijn slechts economisch zinvol voor de afnemers van de bedrijfstak van de Unie (gebruikers) zolang de conversievergoedingen (conversiekosten + marge) vermeerderd met de kosten van het schroot (voor de gebruiker) onder de invoerprijs van wolfraamcarbide uit de VRC liggen. Als deze grens wordt bereikt, hebben de gebruikers geen prikkel om verwerkingsovereenkomsten met de bedrijfstak van de Unie aan te gaan, maar zullen zij wolfraamcarbide uit de VRC betrekken. De mogelijkheid tot heronderhandeling over de conversievergoedingen met de bedrijfstak van de Unie lijkt geen optie te zijn, aangezien de conversiekosten van de bedrijfstak van de Unie zullen stijgen, zoals hierboven uitgelegd.

    (185)

    Bovendien kan de bedrijfstak van de Unie, ook wanneer de activiteiten in het kader van verwerkingsovereenkomsten winstgevender zijn dan de normale activiteiten, niet uitsluitend op basis van verwerkingsovereenkomsten werken. Uitbesteding vindt alleen plaats voor recyclingactiviteiten en de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie om het schroot te verwerken tot wolfraamconcentraat is onvoldoende vergeleken met de totale behoefte aan wolfraamconcentraat in het productieproces. Derhalve dient de bedrijfstak van de Unie de behoefte aan wolfraamconcentraat aan te vullen met nieuwe concentraten op grond van normale overeenkomsten. Bovendien is er op de markt voor de bedrijfstak van de Unie onvoldoende schroot beschikbaar om de recyclingcapaciteit van de bedrijfstak op te voeren.

    (186)

    Gelet op het bovenstaande zal een verlaging van de verkoopprijs tot tenminste het niveau van de prijs van invoer op grond van de regeling actieve veredeling tijdens het TNO, met inbegrip van accijnzen, in combinatie met een verlaging van het volume de bedrijfstak van de Unie transformeren tot een verlieslijdende bedrijfstak.

    (187)

    Op basis van de hierboven beschreven feiten concludeerde de Commissie dat er waarschijnlijk snel weer sprake zal zijn van aanmerkelijke schade, wanneer de maatregelen worden ingetrokken. Met name op de korte termijn (1-2 jaar) zullen de niet-verticaal geïntegreerde producenten in de Unie waarschijnlijk worden gedwongen om hun bedrijven te sluiten, aangezien zij op de vrije markt direct worden blootgesteld aan de neerwaartse prijsdruk die uitgaat van de lage invoer tegen dumpingprijzen uit China. Twee van deze bedrijven verrichten geen recyclingactiviteiten en kunnen derhalve niet rekenen op de hogere marges van de verwerkingsovereenkomsten. Bovendien zullen de verticaal geïntegreerde producenten van de Unie wolfraamcarbide aan verbonden gebruikers blijven verkopen tegen lagere prijzen; de conversiekosten in de verwerkingsovereenkomsten zullen echter stijgen als gevolg van de daling van het productievolume. Op de langere termijn (4-5 jaar) zullen de verticaal geïntegreerde producenten in de Unie hun activiteiten waarschijnlijk beëindigen, aangezien zij op de lange termijn niet onder deze druk kunnen concurreren, aangezien de met hen verbonden gebruikers er ook voor zullen kiezen om wolfraamcarbide uit China te kopen. Mocht dit scenario zich voltrekken, dan volgt daaruit dat deze strategische grondstof niet langer in de Unie zal worden geproduceerd.

    5.   BELANG VAN DE UNIE

    (188)

    Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC naar aanleiding van de bevindingen van het huidige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs, de gebruikers en de groothandelaars. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

    (189)

    Er wordt aan herinnerd dat in de vorige onderzoeken de antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Unie werden geacht. Bovendien kan nu, omdat het om een nieuw onderzoek gaat waarbij derhalve een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of de huidige antidumpingmaatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

    (190)

    Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks het feit dat de dumping waarschijnlijk zal worden voortgezet en de schade zich zal herhalen, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is.

    5.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

    (191)

    Gezien de conclusies over de situatie van de bedrijfstak van de Unie opgenomen in overwegingen 166 tot en met 169, en op grond van de argumenten in verband met de analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade zoals uitgelegd in de overwegingen 170 tot en met 186, concludeerde de Commissie dat de financiële positie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren indien de antidumpingrechten zouden komen te vervallen. De maatregelen zijn essentieel gebleken voor het behoud van de wolfraamcarbideproductie in the Unie, aangezien de bedrijfstak van de Unie niet bestand zou zijn geweest tegen de druk van de grote volumes van geïmporteerde wolfraamcarbide uit de VRC die op de markt van de Unie worden verkocht onder de prijsniveaus van de bedrijfstak van de Unie.

    (192)

    Aangenomen wordt dat de voortzetting van de maatregelen ten goede zal komen aan de bedrijfstak van de Unie, die vervolgens zou moeten kunnen blijven investeren in nieuwe technologie voor zijn productiefaciliteiten, in het bijzonder in zijn recyclingactiviteiten, om minder afhankelijk van de VRC te zijn en daarmee een betere uitgangspositie te hebben om het hoofd te bieden aan de tekorten aan nieuwe grondstoffen op de markt.

    (193)

    Mochten de maatregelen daarentegen worden ingetrokken, dan zal dit waarschijnlijk negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie hebben. Het zou een grote bedreiging vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie, die als gevolg daarvan misschien zijn activiteiten zou moeten staken, waarmee het beschikbare aanbod op de markt van de Unie en de concurrentie zullen afnemen. Mochten de producenten in de Unie hun productie beëindigen, dan zal de Unie hoofdzakelijk afhankelijk zijn van de invoer uit andere derde landen, en hoofdzakelijk van die uit de VRC, die niet alleen 's werelds grootste wolfraamproducent is, maar ook het grootste deel van de wereldgrondstoffenreserve bezit.

    5.2.   Belang van gebruikers

    (194)

    Bij aanvang werd contact opgenomen met tien bekende importeur/gebruikers. Zeven gebruikers reageerden binnen de voorgeschreven termijn en kregen een vragenlijst toegestuurd. Zij kochten wolfraamcarbide van de VRC, andere derde landen (Zuid-Korea, Vietnam, Japan, Israël en India) en de bedrijfstak van de Unie. Deze gebruikers gebruikten de wolfraamcarbide om gecementeerde wolfraam te maken voor de productie van hardmetalen gereedschappen voor verschillende industrieën, zoals de olie- en mijnbouwindustrie.

    (195)

    Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van acht gebruikers (waarvan twee verbonden gebruikers). Zij rapporteerden een hogere invoer uit de VRC dan in Eurostat was vastgelegd. Alle gebruikers op één na voerden het onderzochte product uitsluitend op grond van de regeling actieve veredeling in. De samenwerkende gebruikers waren goed voor 32 % van het verbruik op de vrije markt in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Vijf andere gebruikers meldden dat zij de van kracht zijnde maatregelen ondersteunden, maar beantwoordden de vragenlijst niet. Deze gebruikers waren verantwoordelijk voor circa 8 % van het totale verbruik op de vrije markt.

    (196)

    Eén van de samenwerkende gebruikers beweerde dat hij een bepaalde productsoort nodig had in zijn productieproces die de bedrijfstak van de Unie niet in de vereiste kwaliteit produceerde, en verzocht om vrijstelling van het antidumpingrecht voor deze specifieke productsoort. De door deze gebruiker ingevoerde productsoort viel echter onder de in overwegingen 31 en 32 aangegeven productbeschrijving. Er waren geen redenen om bepaalde productsoorten van het onderzoek uit te sluiten in het kader van het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Derhalve werd dit argument afgewezen.

    (197)

    De andere zeven samenwerkende gebruikers beweerden dat de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen een aanzienlijk negatief effect hadden op hun winstgevendheid.

    (198)

    Het onderzoek wees uit dat de activiteiten met wolfraamcarbide voor deze gebruikers tussen de 55 % en 100 % van hun totale omzet vertegenwoordigden tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Sommige gebruikers maakten deel uit van een groep bedrijven en verkochten hun producten geproduceerd uit wolfraamcarbide binnen hun groep, terwijl andere gebruikers op zichzelf staande entiteiten waren. Deze bedrijven verkochten gecementeerde carbidegereedschappen aan onafhankelijke gebruikers op de markt van de Unie alsmede buiten de Unie. Voor de verkoop buiten de markt van de Unie kochten de gebruikers het onderzochte product hoofdzakelijk van de VRC op grond van de regeling actieve veredeling en derhalve werd over deze invoer geen invoerrecht betaald.

    (199)

    Alle samenwerkende gebruikers produceerden een grote verscheidenheid aan producten die het onderzochte product omvatten. De kosten van de wolfraamcarbide binnen de totale productiekosten verschilden sterk per gebruiker, d.w.z. tussen 6 % en 50 %, afhankelijk van het soort eindproduct. Sommige van de producten die de samenwerkende gebruikers maakten bevatten grote toegevoegde waarde en knowhow, waardoor deze gebruikers grote marges kunnen berekenen, terwijl andere producten met minder waarde minder winstgevend zijn. Bovendien werd vastgesteld dat de meeste samenwerkende gebruikers tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek winstgevend waren tot meer dan 15 %. Voorts bleek uit het onderzoek dat de winstgevendheid van deze gebruikers ook door andere factoren dan de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen werd beïnvloed, zoals de geringe vraag op de markten waarin zij opereren (olieboringen en mijnbouw).

    (200)

    De andere vijf in overweging 194 genoemde gebruikers die meldden dat zij voor de voortzetting van de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen waren, waren klanten van de bedrijfstak van de Unie. Deze gebruikers beweerden dat een daling van de wolfraamcarbideprijzen weliswaar op de korte termijn gunstig zou zijn voor gebruikers, maar dat op de langere termijn de Chinese prijzen waarschijnlijk weer zullen stijgen als er geen concurrentie is van de bedrijfstak van de Unie. Daarnaast beweerden zij dat de intrekking van de antidumpingmaatregelen ook een negatief effect zou hebben op de recyclingactiviteiten in de Unie, aangezien de invoer van grote volumes laag geprijsde wolfraamcarbide uit China de recyclingactiviteit in de Unie onrendabel zou maken. Tenslotte benadrukten deze gebruikers dat zij belang hebben bij meerdere toeleveringsbronnen, met inbegrip van de bedrijfstak van de Unie.

    (201)

    De bevindingen van het onderzoek wijzen uit dat gebruikers wolfraamcarbide konden blijven kopen bij verschillende bronnen. Dit omvatte de invoer van wolfraamcarbide uit de VRC, in aanzienlijke hoeveelheden, zonder de betaling van rechten zoals dat gebeurt op grond van de regeling actieve veredeling. Het merendeel van hen maakte winst. Hoewel het redelijk is om te verwachten dat sommige gebruikers, in elk geval op de korte termijn, zullen profiteren van de beschikbaarheid van goedkoper ingevoerde producten uit de VRC, hebben de maatregelen voor hen geen ernstige negatieve gevolgen gehad en dit bevestigt dat de handhaving van de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen geen ernstige gevolgen voor de gebruikers heeft. Bovendien waren verschillende gebruiker zelfs vóór voortzetting van de maatregelen.

    (202)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat de gevolgen van de maatregelen voor de gebruikers zouden moeten worden beoordeeld met betrekking tot de gehele periode waarin de maatregelen van kracht zijn geweest overeenkomstig de Ferrosiliciumzaak (15), met als argument dat de gebruikers op de lange termijn cumulatieve negatieve effecten ervaren die niet in verhouding staan tot een mogelijk of daadwerkelijk voordeel voor de producenten in de Unie.

    (203)

    Hierbij dient te worden opgemerkt dat hoewel de maatregelen al sinds 1990 van kracht zijn, de gebruikers in staat zijn geweest om de stijging van hun kosten te absorberen en nog steeds winst maken. Daarnaast heeft de Commissie, in het kader van het oorspronkelijke onderzoek en elk nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen dat daarmee verband hield, de gevolgen van de antidumpingmaatregelen voor de gebruikers geëvalueerd. De Commissie concludeerde telkens dat de handhaving van de antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen ernstige gevolgen zou hebben voor de gebruikers in de Unie. Bovendien heeft het huidige onderzoek deze conclusie bevestigd op basis van de daadwerkelijke gevolgen van de maatregelen. Het argument werd derhalve afgewezen.

    (204)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben zich nog vier gebruikers van het onderzochte product gemeld, waarvan er drie verbonden waren met een van de samenwerkende gebruikers die antwoorden op de vragenlijst instuurden. Een van hen is echter in Brazilië gevestigd en wordt derhalve niet als een belanghebbende partij in dit onderzoek beschouwd. Deze bedrijven waren tegen handhaving van de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen.

    (205)

    Bovendien beweerden diverse gebruikers na de mededeling van feiten en overwegingen, dat hun vermogen om de kosten van de maatregelen te absorberen en winstgevend te blijven, zijn maximum heeft bereikt. Voorts werd beweerd dat deze gebruikers hebben aangetoond en bewezen dat geen verdere potentiële technologische verbeteringen van het product mogelijk zijn en dat het ondoenlijk is om de extra kosten te blijven dragen.

    (206)

    Zoals in overweging 198 uitgelegd, produceerden de samenwerkende gebruikers een grote verscheidenheid aan producten die het onderzochte product bevatten en verschilden de kosten van de wolfraamcarbide binnen de totale productiekosten sterk per gebruiker, d.w.z. tussen de 6 % en 50 %, afhankelijk van het soort eindproduct. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de winstgevendheid per product varieert, werd vastgesteld dat de meeste samenwerkende gebruikers tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek winstgevend waren tot meer dan 15 %. Het argument wordt derhalve afgewezen.

    (207)

    Op basis hiervan concludeerde de Commissie dat er voor wat betreft de gevolgen voor de gebruikers geen aanwijzingen zijn dat de handhaving van de maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen voor hun activiteiten zal hebben.

    5.3.   Belang van de leveranciers

    (208)

    Tien bedrijven op de upstreammarkt meldden dat zij de voortzetting van de maatregelen steunden. Vier daarvan waren mijnbouwbedrijven en producenten van wolfraamconcentraat die de bedrijfstak van de Unie beleveren.

    (209)

    De andere zes bedrijven waren leveranciers van recyclingmaterialen aan de bedrijfstak van de Unie. Zij beweerden dat de sluiting van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke negatieve gevolgen voor hun activiteiten zou hebben, omdat zij hun klanten zouden verliezen. Ook benadrukten zij het belang van de recycling van schroot in de Unie, met als argument dat de schrootmaterialen een hoger wolfraamgehalte hebben dan het ertsconcentraat, wat het wolfraamschroot een waardevolle grondstof maakt die de grondstoffenmateriaalkosten voor gebruikers kan verlagen.

    (210)

    Op basis hiervan concludeerde de Commissie dat het in het belang van de leveranciers is om de antidumpingmaatregelen in stand te houden.

    5.4.   Wolfraam als kritieke grondstof

    (211)

    Sinds 2011 wordt wolfraam in de Europese Unie geclassificeerd als kritieke grondstof (16).

    (212)

    Het is derhalve in het belang van de Unie om de productie van wolfraam in de Unie te behouden, recycling te bevorderen ter verlaging van het verbruik van primaire grondstoffen en de relatieve afhankelijkheid van invoer te verminderen.

    5.5.   Concurrentie in de Unie

    (213)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat de antidumpingmaatregelen het concurrentieniveau in de Unie hadden verslechterd, aangezien deze de keuze van leveranciers hadden verminderd. Zij beweerden dat alle producenten in de Unie vergelijkbare prijsniveaus hadden, die niet concurrerend waren.

    (214)

    Er zijn zes producenten in de Unie op de markt, die verschillende productieprocessen en verschillende grondstoffen gebruiken. Zoals vermeld in overweging 33, gebruiken sommige van de producenten in de Unie uitsluitend nieuwe grondstoffen en gebruiken andere zowel nieuwe grondstoffen als schroot. Voor het nieuwe productieproces kan het productieproces worden begonnen met het concentraat, APT of wolfraamoxide. Deze elementen zijn van invloed op de productiekosten. De vergoeding die de bedrijfstak van de Unie derhalve aan zijn afnemers berekent bovenop de prijs van APT wordt beïnvloed door de productiekosten ervan. De zes producenten in de Unie zijn zelfstandig en concurreren met elkaar op de markt van de Unie. Voorts heeft het onderzoek uitgewezen dat er andere leveringsbronnen op de markt van de Unie zijn, zoals de VS, Vietnam, Zuid-Korea en Israël. Het argument wordt derhalve afgewezen.

    5.6.   Concurrentienadeel voor downstreamproducenten

    (215)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat gebruikers in de Unie als gevolg van de van kracht zijnde maatregelen een concurrentienadeel lijden ten opzichte van hun in andere derde landen gevestigde concurrenten, nu de maatregelen gebruikers buiten de Unie bevoordelen, ten koste van gebruikers binnen de Unie. Daarnaast beweerden zij dat nu downstreamgebruikers in derde landen profiteren van een lagere kostenbasis, deze meer winstgevend zijn vergeleken met hun concurrenten in de Unie. Voorts werd beweerd dat de afschaffing door de VRC van het uitvoerrecht van 5 % op wolfraamcarbide en de beperkingen op de upstreamproducten (uitvoerquota's voor APT) in mei 2015 negatieve gevolgen voor hen hadden gehad. Ook beweerden zij dat de gebruikers bij verlenging van de maatregelen hun productiefaciliteiten zullen moeten verplaatsen naar buiten de Unie om verlies van klanten te voorkomen.

    (216)

    Zoals vermeld in overweging 198, heeft het onderzoek uitgewezen dat de meeste de samenwerkende gebruikers in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek winstgevend waren en dat andere factoren dan de van toepassing zijnde antidumpingmaatregelen, zoals de geringe vraag op de markten waarin zij opereren (olieboringen en mijnbouw) hun winstgevendheid beïnvloedden. Het argument dat gebruikers in andere derde landen beweerdelijk meer winst maken dan gebruikers in de Unie is niet relevant voor de beoordeling van het belang van de Unie. Bovendien konden deze partijen niet uitleggen hoe het feit dat de VRC het uitvoerrecht en de beperkingen op de upstreamproducten had afgeschaft, negatieve gevolgen voor de gebruikers had gehad en werd dit evenmin gestaafd door enig bewijs. De bewering ten aanzien van de verplaatsing van sommige gebruikers was ongefundeerd, aangezien de winstgevendheid van die gebruikers afhankelijk is van het type producten dat gemaakt wordt, maar tegelijkertijd ook van andere factoren, zoals de afname van de vraag naar deze producten. In elk geval is er geen bewijs waaruit blijkt dat zelfs de intrekking van de maatregelen de verplaatsing van de gebruikers zou voorkomen. Derhalve werd het argument uit overweging 214 afgewezen.

    5.7.   Verticale integratie

    (217)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat het merendeel van de wolfraamcarbideproducenten in de Unie verticaal geïntegreerd zijn en dat derhalve de met hen verbonden producenten van gereedschappen de grondstoffen tegen lagere prijzen kunnen inkopen dan de niet-geïntegreerde gebruikers, waardoor een ongelijk nadeel tussen de gebruikers ontstaat.

    (218)

    Het onderzoek heeft uitgewezen dat van de zes producenten in de Unie die wolfraamcarbide voor de vrije markt produceren, er drie verticaal geïntegreerd waren. Deze producenten in de Unie verkochten het onderzochte product aan met hen verbonden bedrijven tegen marktprijzen, die derhalve geen enkel prijsvoordeel genoten bij de inkoop van grondstoffen vergeleken met de niet-geïntegreerde gebruikers. Het argument wordt derhalve afgewezen.

    (219)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen beweerden diverse gebruikers dat de verticaal geïntegreerde leveranciers ook concurrenten van de gebruikers zijn en eerlijke concurrentie hinderen, aangezien zij de levering van het onderzochte product aan de gebruikers kunnen stoppen.

    (220)

    Niets in het onderzoek erop dat de bedrijfstak van de Unie de verkoop van het onderzochte product aan niet-verbonden gebruikers zal stoppen. Integendeel, tijdens de beoordelingsperiode steeg de verkoop van verticaal geïntegreerde producenten in de Unie aan niet-verbonden gebruikers met 16 %. Het argument werd derhalve afgewezen.

    5.8.   Gebrek aan investeringen en verouderde technologieën

    (221)

    Verschillende belanghebbenden beweerden dat de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen geen prikkel had om in nieuwe technologieën te investeren. Deze partijen beweerden dat de bedrijfstak van de Unie met oude en achterhaalde technologieën werkt.

    (222)

    Het onderzoek wees echter uit dat de bedrijfstak van de Unie, zoals vermeld in overweging 164, tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijke investeringen heeft gedaan om een betere benutting van de grondstoffen te realiseren en daarmee de kosten van de producten te verlagen, de efficiëntie te verbeteren, de flexibiliteit bij het mengen van hard en zacht schroot te vergroten en de naleving van de milieuwetgeving te verbeteren. Het argument wordt derhalve afgewezen.

    5.9.   Grondstoffen

    (223)

    Verschillende gebruikers beweerden dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie afhankelijk was van zijn toegang tot de grondstof, de beschikbaarheid daarvan en de prijsstelling. Antidumpingmaatregelen zouden geen compensatie moeten bieden voor een nadeel bij de inkoop van grondstoffen.

    (224)

    De antidumpingmaatregelen zijn ingesteld op basis van de vaststelling van dumping door de Chinese producenten-exporteurs, waarmee aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie is berokkend. Derhalve werd de bewering dat de antidumpingmaatregelen compensatie bieden voor de nadelen bij de inkoop van grondstoffen verworpen.

    (225)

    Het nieuwe douanewetboek van de Unie

    (226)

    Verschillende gebruikers beweerden dat artikel 169, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (17) de douanerechten van de Unie heeft gewijzigd, waardoor de regeling actieve veredeling niet meer toegestaan zal zijn voor goederen die onderworpen zijn aan antidumpingmaatregelen of in elk geval niet langer economisch levensvatbaar zal zijn. Derhalve zullen hun productiekosten stijgen.

    (227)

    Deze bewering was feitelijk onjuist, aangezien artikel 169, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 het gebruik van de regeling actieve veredeling niet verbiedt in het geval van antidumpingrechten, maar naar het gebruik van equivalente goederen verwijst. Derhalve zijn op grond van de regeling actieve veredeling ingevoerde goederen slechts onderworpen aan een antidumpingrecht wanneer de verder verwerkte goederen later in het vrije verkeer in de Unie worden gebracht. In geval de verwerkte goederen opnieuw worden uitgevoerd zijn deze, zoals de regel momenteel luidt, niet onderworpen aan enige antidumpingrechten. Daarnaast hebben de belanghebbenden geen bewijzen verstrekt waaruit blijkt dat de regeling actieve veredeling niet langer economisch levensvatbaar zal zijn. Dit argument werd derhalve afgewezen.

    (228)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen beweerden diverse gebruikers dat de wijzigingen van het douanewetboek van de Unie het gebruik van de regeling actieve veredeling zal beperken vanwege een toename van de documentatie en het hoge risico van niet-naleving, waardoor de kosten van grondstoffen met tot 15 % zullen stijgen.

    (229)

    In dit verband dient te worden opgemerkt dat de wijzigingen in het douanewetboek van de Unie zijn bedoeld om de traceerbaarheid van de goederen die onderworpen zijn aan antidumpingmaatregelen en die krachtens de regeling actieve veredeling worden ingevoerd. Het is derhalve niet uitgesloten dat dit tot een stijging van de administratiekosten van de bedrijven zal leiden. De gebruikers verstrekten echter geen bewijsmateriaal of uitleg met betrekking tot de totstandkoming van het cijfer van 15 %. Aangezien het argument hypothetisch van aard was, werd het afgewezen.

    5.10.   Duur van de maatregelen

    (230)

    De belanghebbenden beweerden dat de antidumpingmaatregelen voor het onderzochte product sinds 1990 van kracht zijn en derhalve niet meer verlengd zouden moeten worden.

    (231)

    Volgens de voorwaarden van artikel 11, lid 2, van de basisverordening geldt, wanneer de voortzetting of herhaling van schadelijke dumping wordt vastgesteld en de maatregelen niet in strijd met het belang van de Unie als geheel zijn, dat dergelijke maatregelen moeten worden gehandhaafd. In het onderhavige onderzoek werd aan alle voorwaarden voldaan. Eveneens toonden de betrokken partijen niet aan dat er een specifieke reden was in termen van het algemene belang van de Unie dat tegen de maatregelen pleitte. De Commissie heeft derhalve geen andere keus dan antidumpingmaatregelen in te stellen. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

    5.11.   Conclusie inzake belang van de Unie

    (232)

    Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat er geen dringende redenen waren in termen van het belang van de Unie die pleiten tegen de handhaving van de definitieve antidumpingmaatregelen met betrekking tot de invoer van wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder van oorsprong uit de VRC.

    6.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    6.1.   Maatregelen

    (233)

    Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan werd beoogd de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze bekendmaking opmerkingen indienen. Met de standpunten en opmerkingen werd rekening gehouden, wanneer deze gegrond waren.

    (234)

    Zoals in overweging 65 aangegeven beweerden diverse gebruikers dat rekening gehouden zou moeten worden met verschillen in kwaliteit voor toepassingen, kosten voor productie en verkoop bij het berekenen van onder meer de schademarge.

    (235)

    Dit argument is ongegrond. Er wordt aan herinnerd dat het onderhavige onderzoek een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2 van de basisverordening is dat tot doel heeft om te beoordelen of de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen dienen te worden gehandhaafd of ingetrokken. Er wordt geen nieuwe schademarge berekend in het kader van dit onderzoek.

    (236)

    Bovendien verzochten diverse gebruikers na de mededeling van feiten en overwegingen erom dat de maatregelen zouden komen te vervallen als de vergunningen voor actieve veredeling geleidelijk worden afgeschaft, dat wil zeggen over twee jaar.

    (237)

    In dit verband dient te worden opgemerkt dat het onderzoek geen buitengewone omstandigheden aan het licht heeft gebracht die de verlenging van de maatregelen voor een periode van minder dan vijf jaar zouden rechtvaardigen, in overeenstemming met de toepasselijke regels van de basisverordening.

    (238)

    Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder van oorsprong uit de VRC overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd. Er wordt aan herinnerd dat deze maatregelen uit ad-valoremrechten bestaan.

    (239)

    Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Op wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder, momenteel vallende onder CN-codes 2849 90 30 en ex 3824 30 00 (18) (Taric-code 3824300010) en van oorsprong in de Volksrepubliek China, wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld.

    2.   Het recht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 beschreven producten, bedraagt 33 %.

    3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 1 juni 2017.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  Verordening (EEG) nr. 2737/90 van de Raad van 24 september 1990 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot definitieve inning van het voorlopige recht (PB L 264 van 27.9.1990, blz. 7).

    (3)  Besluit 90/480/EEG van de Commissie van 24 september 1990 tot aanvaarding van door bepaalde exporteurs aangeboden verbintenissen in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot beëindiging van het onderzoek ten aanzien van de betrokken exporteurs (PB L 264 van 27.9.1990, blz. 59).

    (4)  Verordening (EG) nr. 610/95 van de Raad van 20 maart 1995 tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2735/90, (EEG) nr. 2736/90 en (EEG) nr. 2737/90 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van wolfraamerts en concentraten, wolfraamoxide en wolfraamzuur, wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot definitieve inning van de bedragen die uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 2286/94 van de Commissie ingestelde voorlopige anti-dumpingrecht als zekerheid waren gesteld (PB L 64 van 22.3.1995, blz. 1).

    (5)  Verordening (EG) nr. 771/98 van de Raad van 7 april 1998 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 111 van 9.4.1998, blz. 1).

    (6)  Verordening (EG) nr. 2268/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 56).

    (7)  Verordening (EG) nr. 1275/2005 van de Raad van 26 juli 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2268/2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 202 van 3.8.2005, blz. 1).

    (8)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51). Deze verordening is in de basisverordening gecodificeerd.

    (9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 287/2011 van de Raad van 21 maart 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wolfraamcarbide, wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder, en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 78 van 24.3.2011, blz. 1).

    (10)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 212 van 27.6.2015, blz. 8).

    (11)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op wolfraamcarbide, gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide dat eenvoudigweg is vermengd met metaalpoeder, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 108 van 23.3.2016, blz. 6).

    (12)  De wolfraamcarbide die ingevoerd wordt op grond van de regeling actieve veredeling, is niet onderworpen aan de betaling van accijnzen en antidumpingrechten en wordt gebruikt bij de productie van gereedschappen die uit de EU worden uitgevoerd.

    (13)  Metal Bulletin: 1) https://www.metalbulletin.com/Article/3646910/2017-PREVIEW-Chinese-tungsten-prices-will-continue-journey-of-recovery-as-market-reaches-consensus-on.html en 2) https://www.metalbulletin.com/Article/3596231/Chinas-SRB-tungsten-concentrate-stockpiling-boosts-domestic-export-prices.html

    (14)  https://minerals.usgs.gov/minerals/pubs/commodity/tungsten/mcs-2015-tungs.pdf

    (15)  Besluit 2001/230/EG van de Commissie van 21 februari 2001 tot beëindiging van de antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van ferrosilicium uit Brazilië, de Volksrepubliek China, Kazachstan, Rusland, Oekraïne en Venezuela (PB L 84 van 23.3.2001, blz. 36).

    (16)  COM(2011) 25 final van 2 februari 2011 en COM(2014) 297 final van 26 mei 2014.

    (17)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende bepaalde bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

    (18)  De deeltjes zijn onregelmatig en niet vrij stromend, in tegenstelling tot de deeltjes van persklare poeders, die sferisch of korrelig zijn gevormd, homogeen en vrij stromend zijn. Deze slechte stromingscapaciteit kan worden gemeten en vastgesteld aan de hand van een geijkte trechter, bijvoorbeeld een HALL-stromingsmeter (ISO-norm 4490).


    Top