EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32016R1396
Commission Regulation (EU) 2016/1396 of 18 August 2016 amending certain Annexes to Regulation (No 999/2001 of the European Parliament and of the Council laying down rules for the prevention, control and eradication of certain transmissible spongiform encephalopathies (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie van 18 augustus 2016 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie van 18 augustus 2016 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)
C/2016/5273
PB L 225 van 19.8.2016, p. 76–99
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
19.8.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 225/76 |
VERORDENING (EU) 2016/1396 VAN DE COMMISSIE
van 18 augustus 2016
tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn voorschriften vastgesteld inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten. Die verordening is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan. |
(2) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de criteria op basis waarvan de BSE-status van landen of gebieden wordt bepaald overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die verordening. Die criteria zijn gebaseerd op de voorwaarden die zijn beschreven in het hoofdstuk over boviene spongiforme encefalopathie (BSE) van de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE). |
(3) |
In mei 2015 heeft de World Assembly of Delegates van de OIE het hoofdstuk over BSE in haar gezondheidscode voor landdieren gewijzigd door de toevoeging van de volgende zin in artikel 11.4.1: „Bij de toekenning van de officiële BSE-risicostatus wordt” atypische BSE „buiten beschouwing gelaten omdat ervan wordt uitgegaan dat deze ziekte bij alle runderpopulaties spontaan en in zeer kleine mate voorkomt (2).” Voor de toepassing van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet atypische BSE derhalve van de definitie van „BSE” worden uitgesloten. |
(4) |
Bijlagen III, V en VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevatten een aantal verwijzingen naar Richtlijn 64/433/EEG van de Raad (3), Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie (5). Aangezien die drie handelingen zijn ingetrokken, moeten de verwijzingen in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden bijgewerkt. |
(5) |
De specifieke voorschriften van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal van runderen van oorsprong uit een lidstaat met een verwaarloosbaar BSE-risico, zijn gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1162 van de Commissie (6). Als gevolg van deze wijziging moeten enkele bepalingen van bijlagen V en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 die betrekking hebben op de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal, eveneens worden gewijzigd, zoals hieronder nader beschreven. |
(6) |
Ten eerste worden, overeenkomstig de bij Verordening (EU) 2015/1162 aangebrachte wijziging in de in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 opgenomen specifieke vereisten voor lidstaten met een verwaarloosbaar BSE-risico, de amandelen niet langer omschreven als gespecificeerd risicomateriaal voor runderen van oorsprong uit een lidstaat met een verwaarloosbaar BSE-risico. De dwarse snede rostraal van de processus lingualis van het basihyoid voor tongen van runderen, die overeenkomstig bijlage V, punt 7, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 is vereist, moet daarom alleen van toepassing zijn op runderen van oorsprong uit een lidstaat met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico. Punt 7 van die bijlage V moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
Ten tweede wordt, overeenkomstig de bij Verordening (EU) 2015/1162 aangebrachte wijziging in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001, de wervelkolom slechts voor een minderheid van de runderen in de Unie omschreven als gespecificeerd risicomateriaal. Rekening houdend met de ontwikkeling van de epidemiologische situatie in de Unie en de noodzaak om de administratieve last voor de exploitanten te beperken, moet het in bijlage V, punt 11.3, onder a), bij Verordening (EG) nr. 999/2001 opgenomen vereiste om op het etiket van de karkassen informatie te verstrekken over de verwijdering van de wervelkolom, als volgt worden gewijzigd: waar tot dusverre, wanneer de verwijdering van de wervelkolom niet is vereist, een blauwe streep moet worden aangebracht op het etiket van de runderkarkassen of delen van dergelijke karkassen die wervelkolom bevatten, moet na een overgangsperiode voortaan, wanneer de verwijdering van de wervelkolom wel is vereist, een rode streep worden aangebracht op het etiket van de runderkarkassen of delen van dergelijke karkassen die wervelkolom bevatten. |
(8) |
Dezelfde wijziging van het vereiste om een blauwe streep aan te brengen wanneer de verwijdering van de wervelkolom niet is vereist in een vereiste om een rode streep aan te brengen wanneer de verwijdering van de wervelkolom wel is vereist, moet ook van toepassing zijn op in de Unie ingevoerde producten van runderen. Bijlage IX, hoofdstuk C, afdeling C, punt 3, en bijlage IX, hoofdstuk C, afdeling D, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
Om de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten binnen en buiten de EU de tijd te geven zich aan te passen aan deze nieuwe regeling, volgens welke een rode streep is vereist wanneer de verwijdering van de wervelkolom is vereist, moet deze bepaling in werking treden na een overgangsperiode tot en met 30 juni 2017. |
(10) |
Bij artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is het in lidstaten of gebieden daarvan met een gecontroleerd of een onbepaald BSE-risico verboden om bij runderen, schapen en geiten waarvan het vlees voor menselijke of dierlijke consumptie bestemd is, weefsels van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, te vernietigen met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, of door injectie van gas in de schedelholte. In bijlage V, punt 6, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt dat verbod uitgebreid tot lidstaten met een verwaarloosbaar BSE-risico, tot het tijdstip waarop alle lidstaten als landen met een verwaarloosbaar BSE-risico zijn ingedeeld. Aangezien atypische BSE wordt beschouwd als een spontane ziekte die, met een geringe prevalentie, ook in landen met een verwaarloosbaar BSE-risico optreedt, moet dat verbod van toepassing blijven nadat alle lidstaten als landen met een verwaarloosbaar BSE-risico zijn ingedeeld. Bijlage V, punt 6, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom worden gewijzigd door schrapping van deze beperking in de tijd. |
(11) |
Bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften met betrekking tot de erkenning van de status „verwaarloosbaar risico op klassieke scrapie” van een lidstaat of gebieden daarvan. Op 25 juni 2014 en 24 augustus 2014 hebben respectievelijk Finland en Zweden bij de Commissie een verzoek ingediend om te worden erkend als land met een verwaarloosbaar risico op klassieke scrapie. |
(12) |
Op 13 januari 2015 heeft de Commissie de wetenschappelijke en technische bijstand van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd om na te gaan of Finland en Zweden in hun verzoeken hebben aangetoond te voldoen aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2.1, onder c), en bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2.2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001. |
(13) |
Op 19 november 2015 heeft de EFSA naar aanleiding van het verzoek van de Commissie twee wetenschappelijke verslagen gepubliceerd (7) (hierna „de EFSA-verslagen” genoemd). In de EFSA-verslagen wordt, op basis van de uit eerdere beoordelingen van diagnostische screeningtests door de EFSA en het Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM) van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek gebleken gevoeligheid van de tests, geconcludeerd dat Zweden heeft aangetoond voor elk van de zeven voorafgaande jaren te hebben voldaan aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2.1, onder c), bij Verordening (EG) nr. 999/2001, en Finland heeft aangetoond dit voor elk van de zeven voorafgaande jaren te hebben gedaan, behalve voor 2010; in dat jaar kon klassieke scrapie bij een prevalentie van meer dan 0,1 % worden opgespoord met een betrouwbaarheid van 94,73 %. Aangezien het verschil tussen een betrouwbaarheid van 94,73 en van 95 % verwaarloosbaar is wanneer het gaat om het risico een geval van klassieke scrapie over het hoofd te zien, en aangezien in alle zes andere jaren wel werd voldaan aan het criterium van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2.1, onder c), bij Verordening (EG) nr. 999/2001, kan worden gesteld dat gedurende de afgelopen zeven jaren aan het criterium is voldaan. |
(14) |
In de EFSA-verslagen wordt ook geconcludeerd dat, op basis van de uit eerdere beoordelingen van diagnostische screeningtests door de EFSA en het IRMM gebleken gevoeligheid van de tests, de intenties van Zweden en Finland met betrekking tot de bewaking van klassieke scrapie in de toekomst zouden voldoen aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2.2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001. |
(15) |
Rekening houdend met de EFSA-verslagen en de gunstige uitkomst van de beoordeling door de Commissie van die aanvragen in het licht van de andere criteria van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 2.1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001, moeten Finland en Zweden worden opgenomen in de lijst van lidstaten met een verwaarloosbaar risico op klassieke scrapie. |
(16) |
In bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 staan de lidstaten vermeld die over een goedgekeurd nationaal bestrijdingsprogramma voor klassiek scrapie beschikken. Aangezien Finland en Zweden nu in de lijst van punt 2.3 van die afdeling moeten worden opgenomen als lidstaten met een verwaarloosbaar risico op klassieke scrapie, moeten zij worden geschrapt uit de lijst van lidstaten met een goedgekeurd nationaal bestrijdingsprogramma voor klassieke scrapie van punt 3.2 van die afdeling, aangezien die status garanties biedt die verder gaan dan die van een goedgekeurd nationaal bestrijdingsprogramma. |
(17) |
Bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punten 1.2 en 1.3, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevatten de voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om te worden erkend als bedrijf met een verwaarloosbaar of een gecontroleerd risico op klassieke scrapie. Punt 4 van die afdeling bevat de voorwaarden met betrekking tot scrapie waaraan moet worden voldaan voor handel binnen de Unie in schapen en geiten alsmede sperma en embryo's daarvan. |
(18) |
Bovendien wordt in artikel 3, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 999/2001 een bedrijf omschreven als een plaats waar onder die verordening vallende dieren ondergebracht, gehouden, gefokt, behandeld of aan het publiek getoond worden. Spermacentra en dierentuinen moeten daarom worden beschouwd als bedrijven, waarvoor dan ook de voorwaarden van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gelden. |
(19) |
Aangezien het risico van verspreiding van scrapie door mannelijke schapen en geiten die worden gehouden in overeenkomstig de voorwaarden van bijlage D bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (8) erkende en onder toezicht staande spermacentra beperkt is, is het gepast in bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 specifieke voorwaarden vast te stellen voor spermacentra. |
(20) |
In die specifieke voorwaarden moet worden bepaald dat een bedrijf met een verwaarloosbaar, respectievelijk gecontroleerd risico op klassieke scrapie schapen en geiten uit een spermacentrum mag binnenhalen, mits i) het spermacentrum overeenkomstig bijlage D bij Richtlijn 92/65/EG is erkend en onder toezicht staat; ii) zich in het spermacentrum de laatste zeven, respectievelijk drie jaar geen geval van klassieke scrapie heeft voorgedaan; iii) de laatste zeven, respectievelijk drie jaar slechts de volgende schapen en geiten het spermacentrum zijn binnengebracht: schapen en geiten van bedrijven waar schapen en geiten permanent worden gemerkt en registers worden bijgehouden, waar registers van de verplaatsingen van schapen en geiten van en naar het bedrijf worden bijgehouden, waar de laatste zeven, respectievelijk drie jaar geen geval van klassieke scrapie is vastgesteld, en die regelmatig zijn gecontroleerd door een officiële dierenarts of een door de bevoegde autoriteit gemachtigde dierenarts; iv) in het spermacentrum zijn bioveiligheidsmaatregelen van kracht om ervoor te zorgen dat schapen en geiten die afkomstig zijn van bedrijven met verschillende statussen met betrekking tot scrapie in het spermacentrum geen contact met elkaar hebben. Bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.2, onder c), en bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.3, onder c), bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(21) |
Bovendien moeten de voorwaarden met betrekking tot scrapie voor de handel binnen de Unie in sperma en embryo's van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd om rekening te houden met de in de voorgaande overweging vermelde specifieke voorwaarden voor spermacentra. Verder moet ook in de voorwaarden voor de invoer van sperma en embryo's van schapen en geiten van bijlage IX, hoofdstuk H, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 een verwijzing naar die specifieke voorwaarden worden opgenomen. |
(22) |
De voorwaarden voor de handel binnen de Unie in schapen en geiten van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn gericht op het voorkomen van de verspreiding van klassieke scrapie bij landbouwhuisdieren die op bedrijven worden gehouden. Aangezien uitsluitend tussen dierentuinen verlopende verplaatsing van schapen en geiten geen invloed heeft op de status met betrekking tot scrapie van als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten in de Unie, moeten die specifieke voorwaarden niet van toepassing zijn op schapen en geiten die worden gehouden in en uitsluitend worden verplaatst tussen dierentuinen, zoals omschreven in de definitie van officieel erkende instellingen, instituten of centra in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG. Die dieren moeten daarom van de voorwaarden van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden vrijgesteld. |
(23) |
Aan de voorwaarden met betrekking tot scrapie voor de handel binnen de Unie in levende schapen en geiten van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 kan moeilijk worden voldaan voor de handel binnen de Unie in bepaalde zeldzame rassen. Om inteelt te voorkomen en de genetische diversiteit in populaties van zeldzame rassen te behouden, is regelmatige uitwisseling van dergelijke dieren tussen de lidstaten noodzakelijk. Daarom moeten specifieke voorwaarden voor de handel binnen de Unie in schapen en geiten van zeldzame rassen worden vastgesteld. Die specifieke voorwaarden moeten de handel binnen de Unie in schapen en geiten van zeldzame rassen mogelijk maken die niet aan de vereisten van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voldoen. |
(24) |
Het begrip „zeldzaam ras” is niet specifiek in de EU-wetgeving omschreven. In artikel 7, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie (9) is echter vastgesteld onder welke voorwaarden verbintenissen in het kader van de agromilieu- en -klimaatmaatregel kunnen worden aangegaan op het gebied van het fokken van plaatselijke rassen die voor de landbouw verloren dreigen te gaan. Die voorwaarden behelzen met name dat een naar behoren erkende relevante technische instantie het stamboek voor het betrokken ras registreert en bijhoudt. Overeenkomstig Richtlijn 89/361/EEG van de Raad (10) moet het bij een dergelijke technische instantie gaan om hetzij een organisatie of vereniging van fokkers die officieel wordt erkend door de lidstaat waar deze organisatie of vereniging van fokkers is opgericht, hetzij een officiële instantie van de desbetreffende lidstaat. |
(25) |
Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten onder „lokale rassen die voor de landbouw verloren dreigen te gaan” daarom schapen- en geitenrassen worden verstaan die aan de voorwaarden van artikel 7, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 voldoen en waarvoor een instandhoudingsprogramma wordt uitgevoerd door een organisatie of vereniging van fokkers die officieel is erkend overeenkomstig Richtlijn 89/361/EEG, dan wel door een officiële instantie van de desbetreffende lidstaat. |
(26) |
Bijlage IX, hoofdstuk C, afdeling B, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet worden gewijzigd om de invoer in de Unie van producten van runderen, schapen en geiten uit derde landen met een verwaarloosbaar BSE-risico ook mogelijk te maken wanneer die producten zijn afgeleid van grondstoffen die, geheel of gedeeltelijk, afkomstig zijn uit landen met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico, mits die grondstoffen van oorsprong uit landen met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico ontdaan zijn van gespecificeerd risicomateriaal. |
(27) |
De bijlagen II, III, V, VII, VIII en IX bij Verordening (EU) nr. 999/2001 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(28) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II, III, V, VII, VIII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De bij punt 6 van de bijlage bij deze verordening aangebrachte wijzigingen in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 augustus 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
(2) http://www.oie.int/index.php?id=169&L=0&htmfile=chapitre_bse.htm
(3) Richtlijn 64/433/EEG van de Raad van 26 juni 1964 betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees (PB 121 van 29.7.1964, blz. 2012).
(4) Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15).
(6) Verordening (EU) 2015/1162 van de Commissie van 15 juli 2015 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 188 van 16.7.2015, blz. 3).
(7) Evaluation of the application of Sweden to be recognised as having a negligible risk of classical scrapie (EFSA Journal 2015;13(11):4292) en Evaluation of the application of Finland to be recognised as having a negligible risk of classical scrapie (EFSA Journal 2015;13(11):4293).
(8) Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot invoering van overgangsbepalingen (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 1).
(10) Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en –geiten (PB L 153 van 6.6.1989, blz. 30).
BIJLAGE
Bijlagen II, III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage II, hoofdstuk A, wordt de eerste alinea vervangen door: „De BSE-status van de lidstaten, derde landen of gebieden daarvan (hierna „landen of gebieden” genoemd) wordt bepaald aan de hand van de onder a) tot en met e) aangegeven criteria. Voor de toepassing van deze bijlage wordt „atypische BSE” buiten beschouwing gelaten omdat ervan wordt uitgegaan dat deze ziekte bij alle runderpopulaties spontaan en in zeer kleine mate voorkomt.”. |
2) |
Bijlage III, hoofdstuk A, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage VII, hoofdstuk B, worden de punten 4.2, 4.3 en 4.4 vervangen door:
(**) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot invoering van overgangsbepalingen (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 1)." (***) Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en –geiten (PB L 153 van 6.6.1989, blz. 30).”." |
5) |
In bijlage VIII wordt hoofdstuk A, afdeling A, als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage IX wordt vervangen door: „BIJLAGE IX INVOER IN DE UNIE VAN LEVENDE DIEREN, EMBRYO'S, EICELLEN EN PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG HOOFDSTUK B Invoer van runderen AFDELING A Invoer uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
AFDELING B Invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
AFDELING C Invoer uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico Voor de invoer van runderen uit landen of gebieden met een onbepaald BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:
HOOFDSTUK C Invoer van producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten AFDELING A Producten Op de onderstaande producten van runderen, schapen en geiten, zoals omschreven in de volgende punten van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004, zijn naar gelang de BSE-risicocategorie van het land van oorsprong de voorwaarden van respectievelijk afdeling B, C of D van dit hoofdstuk van toepassing:
AFDELING B Invoer uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico Voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten als bedoeld in afdeling A uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit het volgende blijkt:
AFDELING C Invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico
DEEL D Invoer uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico
HOOFDSTUK D Invoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten van runderen, schapen en geiten AFDELING A Dierlijke bijproducten Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende dierlijke bijproducten, zoals omschreven in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, alsmede op de volgende afgeleide producten, zoals omschreven in punt 2 van dat artikel, mits die dierlijke bijproducten en afgeleide producten afkomstig zijn van runderen, schapen of geiten:
AFDELING B Gezondheidscertificering Voor de invoer van de in afdeling A genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten van runderen, schapen en geiten is een diergezondheidscertificaat vereist waarin het volgende wordt verklaard:
Naast de punten a) en b) van deze afdeling is voor de invoer van de in afdeling A genoemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten die melk of melkproducten van schapen of geiten bevatten en bedoeld zijn voor vervoedering, een diergezondheidscertificaat vereist waarin het volgende wordt verklaard:
HOOFDSTUK E Invoer van schapen en geiten Voor de invoer van schapen en geiten in de Unie is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat zij sinds de geboorte ononderbroken zijn gehouden in een land dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
Naast de in de punten 1 tot en met 4 genoemde voorwaarden wordt in het diergezondheidscertificaat het volgende verklaard:
HOOFDSTUK F Invoer van producten van dierlijke oorsprong van gekweekte en wilde hertachtigen
HOOFDSTUK H Invoer van sperma en embryo's van schapen en geiten Voor de invoer van sperma en embryo's van schapen en geiten in de Unie is een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat de donordieren:
(*****) Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naar gelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84).”." |