Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0585

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/585 van de Commissie van 18 december 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van margerisicoperiodes Voor de EER relevante tekst

    PB L 98 van 15.4.2015, p. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2015/585/oj

    15.4.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 98/1


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/585 VAN DE COMMISSIE

    van 18 december 2014

    tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van margerisicoperiodes

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 304, lid 5, vierde alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het kader voor de berekening van de margerisicoperiodes (MPOR's, margin periods of risk) die voor de bepaling van de eigenvermogensvereisten van clearingleden voor blootstellingen ten aanzien van hun cliënten worden gebruikt, moet geschikt zijn voor zowel instellingen die de internemodellenmethode (IMM) volgen, als voor die welke de standaardmethoden hanteren. Dit kader moet ook veranderingen in de marktomstandigheden weerspiegelen om als een uit prudentieel oogpunt solide benadering te kunnen worden aangemerkt, waarbij tegelijkertijd moet worden vermeden dat het overdreven operationele lasten voor de betrokken instellingen met zich meebrengt.

    (2)

    De door centrale tegenpartijen (CTP's) gehanteerde definitie van liquidatieperiodes is weliswaar niet identiek aan de definitie van MPOR's welke clearingleden bij de berekening van hun eigenvermogensvereisten voor blootstellingen ten aanzien van hun cliënten gebruiken, maar dat neemt niet weg dat liquidatieperiodes in wezen zeer sterk vergelijkbaar zijn met MPOR's. Liquidatieperiodes weerspiegelen immers veranderingen in marktomstandigheden en houden rekening met afwikkelingsperiodes van contracten en transacties. CTP-schattingen van liquidatieperiodes dienen bijgevolg dienst te doen als substituut voor MPOR's bij de berekening van eigenvermogensvereisten van clearingleden voor blootstellingen ten aanzien van hun cliënten.

    (3)

    Het gebruik van liquidatieperiodes zou ook zorgen voor een brede dekking van alle in artikel 301, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde typen door CTP's geclearde producten en transacties en zou als bijkomend voordeel hebben dat de onderhavige gedelegeerde verordening niet altijd moet worden geactualiseerd telkens als een CTP een nieuw type product of transactie begint te clearen.

    (4)

    Anders dan MPOR's, omvatten door CTP's openbaar gemaakte liquidatieperiodes soms ook extra perioden voor de vernieuwing van posities op een niet in gebreke blijvend clearinglid. Aangezien dergelijke extra perioden eigen zijn aan liquidatieperiodes en geen verschillen in door clearingleden gelopen risico's weergeven, behoeven zij niet bij de MPOR's te worden geteld die instellingen bij de berekening van de eigenvermogensvereisten voor hun blootstellingen ten aanzien van een cliënt kunnen gebruiken wanneer zij als clearinglid optreden.

    (5)

    Om te waarborgen dat de bovenbedoelde schattingen door de toezichthoudende autoriteiten zijn goedgekeurd, mag het alleen zijn toegestaan dat de liquidatieperiodes die door gekwalificeerde centrale tegenpartijen als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 88, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn geschat, als substituut voor de MPOR's dienst doen bij de berekening van de eigenvermogensvereisten van clearingleden voor blootstellingen ten aanzien van hun cliënten.

    (6)

    Aangezien met de MPOR's wordt beoogd veranderingen in de marktwaarde van een samenstel van verrekenbare transacties weer te geven vanaf de recentste uitwisseling van zekerheden ter dekking van het samenstel in kwestie totdat de transacties volledig zijn afgewikkeld en het resulterende marktrisico opnieuw is afgedekt, en aangezien markten op bepaalde kalenderdagen gesloten kunnen zijn, moeten MPOR's in werkdagen worden uitgedrukt. Aldus wordt gewaarborgd dat de eigenvermogensvereisten voor die transacties de risico's waaraan de instelling tijdens de MPOR blootstaat, volledig weergeven. Het is bijgevolg raadzaam voor te schrijven dat de voor de toepassing van artikel 304, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 te hanteren minimumduur van de MPOR gelijk moet zijn aan vijf werkdagen, wat langer is dan de in genoemde bepaling vastgelegde minimumperiode van vijf dagen. De minimumduur van de MPOR moet derhalve ook worden afgestemd op het bepaalde in deel drie, titel II, hoofdstuk 6, afdeling 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013, dat op de vereisten voor de toepassing van de IMM betrekking heeft.

    (7)

    Overeenkomstig artikel 304, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn de kortere MPOR's die instellingen bij de berekening van de eigenvermogensvereisten voor hun blootstellingen ten aanzien van een cliënt kunnen gebruiken, alleen van toepassing als instellingen als clearinglid optreden. De voorschriften betreffende de MPOR's die instellingen op grond van deze bepalingen kunnen gebruiken, zijn bijgevolg niet van toepassing ingeval instellingen eigenvermogensvereisten voor blootstellingen ten aanzien van een cliënt berekenen maar niet als clearinglid voor die blootstellingen optreden. Dit geldt ongeacht of deze instellingen al dan niet de IMM toepassen, en ongeacht of de desbetreffende blootstellingen ten aanzien van cliënten al dan niet centraal worden gecleard.

    (8)

    Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

    (9)

    De Europese Bankautoriteit heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   De margerisicoperiodes (MPOR's, margin periods of risk) van een samenstel van verrekenbare contracten of transacties welke instellingen voor de toepassing van artikel 304, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 kunnen gebruiken, worden bepaald overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel.

    2.   Ingeval het desbetreffende samenstel transacties omvat die door een gekwalificeerde centrale tegenpartij als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 88, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden gecleard, kunnen instellingen de langste van de volgende MPOR's hanteren:

    a)

    vijf werkdagen;

    b)

    de langste liquidatieperiode van de van het samenstel deel uitmakende contracten of transacties welke openbaar is gemaakt overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), punt vi), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 van de Commissie (3) door de gekwalificeerde centrale tegenpartij die deze contracten of transacties heeft gecleard.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), geldt dat ingeval de openbaar gemaakt liquidatieperiode een extra periode omvat voor de vernieuwing van de posities op een niet in gebreke blijvend clearinglid, deze extra periode geen deel uitmaakt van de door instellingen als MPOR te gebruiken periode.

    3.   Ingeval het desbetreffende samenstel transacties omvat die niet door een gekwalificeerde centrale tegenpartij als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 88, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden gecleard, bedraagt de duur van de MPOR's die instellingen kunnen hanteren, ten minste tien werkdagen.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

    (3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen inzake vereisten voor centrale tegenpartijen (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 41).


    Top