EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0083

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/83 van de Commissie van 21 januari 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

PB L 15 van 22.1.2015, p. 31–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/04/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/83/oj

22.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/83 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2015

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, leden 2, 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1187/2008 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China („China”).

(2)

De maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht van 39,7 %, behalve voor Hebei Meihus MSG Group Co. Ltd (33,8 %), Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd (33,8 %) en Fujian Province Jianyang Wuyi MSG Co. Ltd (36,5 %).

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(3)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), heeft de Commissie een op artikel 11, lid 2, van de basisverordening gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ontvangen.

(4)

Het verzoek werd ingediend door Ajinomoto Foods Europe SAS („de indiener van het verzoek”), de enige producent van mononatriumglutamaat in de Unie en bijgevolg goed voor 100 % van de totale productie van mononatriumglutamaat in de Unie.

(5)

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(6)

Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 29 november 2013 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Gelijktijdig gehouden antidumpingonderzoek

(7)

Op dezelfde dag heeft de Commissie ook de opening aangekondigd van een antidumpingonderzoek uit hoofde van artikel 5 van de basisverordening betreffende de invoer in de Unie van mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië (5).

(8)

Tijdens dat onderzoek stelde de Commissie in augustus 2014 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 904/2014 (6) een voorlopig antidumpingrecht in op mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië („voorlopige verordening”). De voorlopige maatregelen werden ingesteld voor een periode van zes maanden.

(9)

De twee parallelle onderzoeken hadden betrekking op hetzelfde onderzoektijdvak en tijdvak van het nieuwe onderzoek en op dezelfde beoordelingsperiode als omschreven in overweging 10.

5.   Onderzoek

Door het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen bestreken tijdvakken

(10)

Het onderzoek naar de mogelijke voortzetting of herhaling van de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van een voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 april 2010 tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek („de beoordelingsperiode”) (7).

Bij het onderzoek en de steekproef betrokken partijen

(11)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de haar bekende betrokken producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers in de Unie en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(12)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, zijn gehoord.

(13)

Gezien het kennelijk grote aantal Chinese producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

(14)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, een representatieve steekproef samen te stellen, werd de producenten-exporteurs in China verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek kenbaar te maken en de Commissie de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Aangezien slechts twee producenten-exporteurs in China de Commissie de gevraagde informatie hebben verstrekt, werd een steekproef niet nodig geacht.

(15)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze ook samen te stellen, heeft zij alle niet-verbonden importeurs verzocht zich bij haar kenbaar te maken en de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken.

(16)

Veertien niet-verbonden importeurs hebben zich kenbaar gemaakt. Geen van deze ondernemingen voerde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek evenwel mononatriumglutamaat uit China in de Unie in. Er hoefde derhalve geen steekproef te worden samengesteld.

Vragenlijsten en verificatie

(17)

De Commissie heeft alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen.

(18)

Er werden vragenlijsten toegezonden aan de beide Chinese producenten-exporteurs die zich bij de voorbereiding van een eventuele steekproef kenbaar hadden gemaakt, de enige producent in de Unie en 33 gebruikers in de Unie.

(19)

Antwoorden op de vragenlijsten werden ontvangen van de enige producent in de Unie, van één handelaar en van vijf gebruikers. Geen van de Chinese producenten-exporteurs heeft de vragenlijst beantwoord.

(20)

Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

producent in de Unie:

Ajinomoto Foods Europe SAS, Mesnil-Saint-Nicaise, Frankrijk

gebruikers:

AkzoNobel, Amersfoort, Nederland

Unilever, Rotterdam, Nederland.

Mededeling van feiten en overwegingen

(21)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit China te handhaven. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. Hun opmerkingen werden onderzocht en in aanmerking genomen indien zij gegrond werden geacht.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(22)

Het product waarop dit nieuwe onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde als dat waarop het oorspronkelijke onderzoek betrekking had, namelijk mononatriumglutamaat („MNG”) van oorsprong uit China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2922 42 00 („het betrokken product”). MNG is een levensmiddelenadditief dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als smaakversterker in soepen, bouillons, vis- en vleesgerechten, specerijenmengsels en kant-en-klaargerechten. MNG wordt ook gebruikt in de chemische industrie voor non-foodtoepassingen zoals detergentia. Het wordt geproduceerd in de vorm van witte, geurloze kristallen van verschillende formaten. MNG is verkrijgbaar in verpakkingen van verschillende grootte, gaande van zakjes van 0,5 g voor verkoop aan de consument tot balen van 1 000 kg. De kleinere zakjes worden via de detailhandel aan particuliere consumenten verkocht, terwijl de grotere zakken van 20 kg en meer voor industriële gebruikers bestemd zijn. Bovendien zijn er verschillende zuiverheidsgraden. Mononatriumglutamaat heeft echter steeds dezelfde kenmerken, ongeacht de grootte van de verpakking of de zuiverheidsgraad.

(23)

MNG wordt voornamelijk geproduceerd door middel van fermentatie van verschillende suikerbronnen (maïszetmeel, tapiocazetmeel, suikerstroop, suikerrietmelasse en suikerbietenmelasse).

(24)

De bevindingen van het nieuwe onderzoek bevestigen evenals het oorspronkelijke onderzoek dat het betrokken product en MNG dat in het betrokken land geproduceerd en op de binnenlandse markt van het betrokken land verkocht wordt, MNG dat door producenten in de Unie geproduceerd en in de Unie verkocht wordt en MNG dat op de twee potentiële referentiemarkten van Thailand en Indonesië geproduceerd en verkocht wordt, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen en dezelfde basistoepassingen hebben.

(25)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

1.   Opmerkingen vooraf

(26)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is nagegaan of nog steeds dumping plaatsvond en of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk tot een voortzetting of herhaling van dumping zou leiden.

(27)

Zoals in de overwegingen 18 en 19 is vermeld, is een vragenlijst toegezonden aan de beide Chinese producenten-exporteurs die zich kenbaar hadden gemaakt in de voorbereiding van een eventuele steekproef, maar heeft geen van hen de vragenlijst beantwoord, noch medewerking verleend aan het onderzoek. Derhalve moest overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt worden van beschikbare gegevens.

(28)

De Chinese autoriteiten en de Chinese niet-medewerkende producenten-exporteurs zijn van de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening in kennis gesteld en konden hierover opmerkingen maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(29)

Op deze grondslag zijn de bevindingen betreffende de mogelijke voortzetting van dumping overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek en de beschikbare statistische gegevens, te weten Eurostat en de Chinese exportdatabank.

2.   Invoer met dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

a)   Referentieland

(30)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening is de normale waarde voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO was toegekend, vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. Daartoe moest een derde land met een markteconomie worden gekozen („het referentieland”).

(31)

In het bericht van opening heeft de Commissie de belanghebbenden meegedeeld dat zij de intentie had om Thailand of Indonesië als mogelijk geschikte referentielanden te gebruiken en heeft zij de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen in te dienen. In het oorspronkelijke onderzoek (8) werd Thailand als geschikt referentieland gebruikt. In het huidige onderzoek werd Indonesië voorgesteld, aangezien, zoals in overweging 7 is vermeld, op dezelfde datum als het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een parallel antidumpingonderzoek betreffende de invoer in de Unie van MNG van oorsprong uit Indonesië is geopend (9). Een van de belanghebbenden voerde aan dat Thailand geen geschikt referentieland was omdat de medewerkende Thaise producent deel uitmaakte van dezelfde groep als de indiener van het verzoek. Bovendien stelde hij dat er op de Thaise markt onvoldoende concurrentie heerst en dat de binnenlandse verkoop in Thailand vooral bestaat uit kleine verpakkingen voor de detailhandel, terwijl de uitvoer uit China naar de Unie zou bestaan uit grote zakken of bulk voor industrieel gebruik.

(32)

De Commissie heeft meer dan vijf bekende producenten van het betrokken product in Thailand verzocht om informatie te verstrekken. Slechts één producent in Thailand heeft zich gemeld en de vragenlijst beantwoord. Deze producent maakte deel uit van dezelfde groep als de indiener van het verzoek. Anders dan een belanghebbende stelt, impliceert het deel uitmaken van dezelfde groep als de indiener van het verzoek niet automatisch dat de normale waarde niet betrouwbaar is. De betrokken belanghebbende heeft evenmin uiteengezet hoe die relatie de normale waarde op de binnenlandse markt van Thailand kan beïnvloeden. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

(33)

Zoals in overweging 24 reeds is vermeld, is uit het onderzoek gebleken dat MNG dat op de binnenlandse markt van Thailand werd geproduceerd en verkocht, dezelfde technische, fysische en chemische basiseigenschappen had en voor dezelfde doeleinden werd gebruikt als het door de Chinese producenten-exporteurs geproduceerde en naar de Unie uitgevoerde product. Ook waren de productieprocessen in China vergelijkbaar met die op de Thaise markt. Ten slotte bestond er in Thailand een aanzienlijke mate van concurrentie, met verschillende binnenlandse producenten en invoer uit andere derde landen, waaronder China. Anders dan werd beweerd, is uit het onderzoek bovendien gebleken dat de binnenlandse verkoop in Thailand zowel in bulk als in de detailhandel plaatsvond. Het argument dat Thailand om die redenen niet geschikt is om als referentieland te dienen, moet dus worden afgewezen.

(34)

De Indonesische producenten-exporteurs stemden ermee in dat de gegevens die zij hebben verstrekt in het kader van het in overweging 7 genoemde parallelle onderzoek worden gebruikt in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Zoals in overweging 24 reeds is vermeld, is uit het onderzoek gebleken dat MNG dat op de binnenlandse markt van Indonesië wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde technische, fysische en chemische basiseigenschappen heeft en voor dezelfde doeleinden wordt gebruikt als de producten die door de Chinese producenten-exporteurs worden geproduceerd en uitgevoerd naar de Unie. Blijkens de beschikbare informatie zijn de productieprocessen in China ook vergelijkbaar met die op de Indonesische markt. Ten slotte bestond er in Indonesië een aanzienlijke mate van concurrentie, met verschillende binnenlandse producenten en invoer uit andere derde landen, waaronder China. Uit het onderzoek is bovendien gebleken dat de binnenlandse verkoop in Indonesië zowel in bulk als in de detailhandel plaatsvond.

(35)

Uit het bovenstaande volgt dat beide landen, Thailand en Indonesië, potentieel geschikt waren als referentieland. Daar de Indonesische producenten-exporteurs die het voorwerp zijn van het parallelle onderzoek veel meer details konden verstrekken dan de enige medewerkende producent in Thailand, achtte de Commissie het echter redelijk om Indonesië te selecteren als geschikt referentieland overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

b)   Normale waarde

(36)

De informatie die is verkregen van de medewerkende producenten in Indonesië is gebruikt als basis voor de vaststelling van de normale waarde voor producenten-exporteurs in China.

(37)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop voor elke medewerkende producent in Indonesië in het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was. De binnenlandse verkoop werd als representatief beschouwd indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt ten minste 5 % vertegenwoordigde van de totale omvang van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De binnenlandse verkoop in Indonesië bleek voor elk van de producenten representatief te zijn. Verder werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld.

(38)

Daar werd vastgesteld dat de verkoop op de binnenlandse markt in voldoende hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van de gehele binnenlandse verkoop in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

c)   Uitvoerprijs

(39)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op beschikbare gegevens.

(40)

De uitvoerprijs werd derhalve vastgesteld op basis van statistieken, namelijk Eurostat, berekend op basis van een gewogen gemiddelde.

d)   Vergelijking en correcties

(41)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs vergeleken in het stadium af fabriek. Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties uitgevoerd voor vracht- en vervoerkosten, rekening houdend met de correcties van de normale waarde van de Indonesische producenten-exporteurs zoals vastgesteld in het parallelle onderzoek als vermeld in overweging 41 van de voorlopige verordening.

(42)

Bovendien stelde één belanghebbende dat de Chinese producenten-exporteurs, wat het productieproces (verticale integratie), de ontwikkeling van de grondstofprijzen en het energieverbruik betreft, comparatieve kostenvoordelen hebben tegenover de Thaise producenten. Aangezien Indonesië als referentieland werd gebruikt, was dit argument niet relevant. Wat Indonesië betreft, waren de productieprocessen van MNG in China, zoals vermeld in overweging 34, vergelijkbaar met die op de Indonesische markt. Er zij op gewezen dat alle producenten van MNG over de hele wereld soortgelijke productiemethoden hanteren. MNG wordt geproduceerd door middel van fermentatie van verschillende suikerbronnen (maïszetmeel, tapiocazetmeel, suikerstroop, suikerrietmelasse en suikerbietenmelasse).

e)   Dumpingmarge

(43)

Een van de belanghebbenden voerde aan dat de uitvoer uit China hoofdzakelijk in bulk gebeurde, terwijl de binnenlandse verkoop in Thailand voornamelijk via de detailhandel loopt. Daarom werd gesteld dat de dumpingmarge moest worden berekend op basis van de verkoop in bulk alleen. Daar geen van de Chinese producenten-exporteurs heeft meegewerkt, was geen informatie beschikbaar over de verkoopvoorwaarden, de omvang of de verpakking van de Chinese uitvoer.

(44)

Aangezien Indonesië als referentieland werd gebruikt, was dit argument bovendien niet relevant. Hoe dan ook, of de detailverkoop nu al dan niet werd inbegrepen, de vergelijking gaf in alle gevallen aanzienlijke dumpingmarges te zien, zoals blijkt uit overweging 47.

(45)

Voorts heeft de Commissie de dumpingmarges berekend op basis van de vastgestelde normale waarde in het referentieland. De vergelijking gaf aanzienlijke dumpingmarges te zien, zoals blijkt uit overweging 47.

(46)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs kon niet worden vastgesteld welke productsoorten uit China worden uitgevoerd. Bijgevolg kon geen vergelijking per productsoort worden gemaakt. In plaats daarvan moest de vergelijking worden gebaseerd op de statistische gegevens van de uitvoerprijs, zoals uiteengezet in de overwegingen 39 en 40.

(47)

Op grond hiervan bleek de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, in alle gevallen meer dan 25 % te bedragen.

3.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

a)   Inleidende opmerking

(48)

In aansluiting op de analyse waaruit bleek dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek invoer met dumping plaatsvond, werd nagegaan hoe waarschijnlijk het was dat voortzetting van dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. Daarbij werden de volgende elementen onderzocht: het volume en de prijzen van de invoer met dumping uit China, de productiecapaciteit en reservecapaciteit in China, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor invoer uit China.

b)   Volume en prijzen van de invoer met dumping uit China

(49)

Ondanks de geldende maatregelen is de omvang van de invoer uit China in de beoordelingsperiode met 65 % gestegen, met een navenante stijging van het marktaandeel van 68 %, zoals vermeld in overweging 81. Ondanks deze relatieve stijging bleef de omvang van de invoer uit China en het marktaandeel in absolute cijfers tijdens de gehele beoordelingsperiode laag.

(50)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs werden de invoerprijzen vastgesteld aan de hand van Eurostat-gegevens. Zoals vastgesteld in overweging 84 daalden de gemiddelde prijzen van de invoer uit China van boekjaar 2010/2011 tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek gestaag en met in totaal 20 % in de loop van de beoordelingsperiode; gebleken is dat de invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen plaatsvond. Er werd ook vastgesteld dat indien de antidumpingrechten buiten beschouwing werden gelaten, de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie gemiddeld met meer dan 10 % werden onderboden.

c)   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in China

(51)

De productiecapaciteit en de reservecapaciteit in China werden vastgesteld op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie. Daar deze gegevens niet openbaar zijn, heeft de Commissie ze vergeleken met andere algemeen toegankelijke bronnen, waaronder persberichten die zijn opgenomen in het dossier dat openstaat voor raadpleging door belanghebbenden. Daaruit is gebleken dat China de grootste MNG-producent ter wereld is, met een jaarlijkse productiecapaciteit en jaarlijkse productie die in de beoordelingsperiode zijn toegenomen. In 2012 bedroeg de MNG-productiecapaciteit zowat 3,5 tot 4 miljoen ton, terwijl de MNG-productie zowat 2,5 tot 3 miljoen ton bedroeg. In 2012 bedroeg de reserveproductiecapaciteit dus zowat 600 000 tot 900 000 ton.

(52)

Volgens dezelfde bron zullen de productiecapaciteit en de productie van MNG in China tot 2017 nog verder stijgen, aangezien de vraag naar MNG in China toeneemt.

(53)

In 2011 gaf de Chinese overheid via het ministerie van Industrie en Informatietechnologie (MIIT) het startschot voor een algemeen beleid tot uitbanning van oude en inefficiënte installaties in 19 belangrijke bedrijfstakken in China, waaronder de MNG-sector. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal MNG-producenten in China. Op basis hiervan stelde één belanghebbende dat de capaciteit in China waarschijnlijk niet was vergroot. Uit het onderzoek bleek op basis van de informatie in het verzoek en van persartikelen dat grotere ondernemingen hun capaciteit hebben vergroot. Daardoor nam de totale MNG-productiecapaciteit in China toe, zodat het argument van de betrokkene moet worden afgewezen.

(54)

Bovendien zijn de voorraden MNG in China volgens de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens de afgelopen jaren voortdurend gegroeid en waren zij meer dan tweemaal zo groot als het verbruik in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Een van de belanghebbenden voerde aan dat aangezien de gegevens over de beweerde overtollige voorraden niet beschikbaar waren in het niet-vertrouwelijke dossier, zij voor de belanghebbenden niet verifieerbaar zijn en niet in aanmerking mogen worden genomen. Voorts werd aangevoerd dat de overtollige voorraden onwaarschijnlijk lijken, gezien de vermindering van de capaciteit door de Chinese regering. Dienaangaande moet worden opgemerkt dat de betrokken belanghebbende geen bewijsmateriaal heeft verstrekt om deze bewering te staven. Zoals reeds vermeld in overweging 27, heeft bovendien geen enkele Chinese producent-exporteur aan het onderzoek meegewerkt. Derhalve moest overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Volgens artikel 19, lid 3, van de basisverordening kan de Commissie bovendien als vertrouwelijk verstrekte informatie buiten beschouwing laten indien geen zinvolle niet-vertrouwelijke samenvatting is verstrekt, maar het niet-indienen van een dergelijke samenvatting leidt niet tot de automatische afwijzing van de als vertrouwelijk verstrekte informatie. Hoewel niet alle elementen van het verzoek, waaronder de informatie over de Chinese voorraden, konden worden geverifieerd, is de verstrekte informatie in dit geval toch juist en redelijk geacht, aangezien zij in dezelfde richting ging als de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie die kon worden geverifieerd. Daar de totale productiecapaciteit in China, zoals beschreven in overweging 51, is toegenomen, waren de overtollige voorraden ook niet het enige element op grond waarvan werd geconcludeerd dat de Chinese producenten-exporteurs over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikken. Bovendien heeft de Commissie waar mogelijk verificaties verricht aan de hand van andere beschikbare bronnen, zoals persartikelen, en zij heeft die informatie alleen gebruikt wanneer zij ervan overtuigd was dat die redelijk en voldoende betrouwbaar was. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

(55)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde dezelfde belanghebbende dat de Commissie haar bevindingen niet heeft gebaseerd op feiten, zoals artikel 11.3 van de WTO-Antidumpingovereenkomst (10) vereist, maar slechts op veronderstellingen. Hij herhaalde zijn argument betreffende de gestelde capaciteitsvermindering en de reservecapaciteit in China

(56)

Zoals in overweging 27 reeds is vermeld, heeft geen enkele Chinese producent-exporteur meegewerkt aan het onderzoek, zodat de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening moest baseren op de beschikbare gegevens. Zoals ook beschreven in de overwegingen 29 en 51, was de gebruikte informatie vooral die welke de indiener van het verzoek had verstrekt in het kader van zijn verzoek om een nieuw onderzoek; die informatie is waar mogelijk gecontroleerd. Daar dit de enige beschikbare en betrouwbare informatie was, is het argument dat de bevindingen louter op veronderstellingen waren gebaseerd, afgewezen.

(57)

Ook de door de belanghebbende verstrekte informatie is in overweging genomen. Wat de beschikbare capaciteit en reservecapaciteit in China betreft, verstrekte de betrokken belanghebbende echter tegenstrijdige informatie. Anders dan hij betoogde, bleek uit het bij zijn opmerkingen gevoegde bewijsmateriaal bijvoorbeeld dat de MNG-capaciteit in China veeleer was gestegen dan gedaald. Dat strookt met de bevindingen van de Commissie in overweging 53. Het argument van deze belanghebbende dat de totale capaciteit in China waarschijnlijk zou afnemen, is dan ook afgewezen.

(58)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de Chinese exporteurs-producenten over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikken die, zoals wordt uiteengezet in de overwegingen 61 en 62, gebruikt zou kunnen worden om veel meer naar de Unie uit te voeren indien de antidumpingmaatregelen zouden vervallen.

d)   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(59)

Tijdens de beoordelingsperiode nam de markt van de Unie als gevolg van de geldende maatregelen slechts een klein deel van de Chinese uitvoer voor haar rekening. Een van de belanghebbenden voerde aan dat de Unie voor de Chinese producenten-exporteurs geen aantrekkelijke markt is, omdat de vraag naar MNG in Azië en andere opkomende economieën, waaronder China, naar verwachting zal groeien. Hij beweerde verder dat aangezien de prijzen bij uitvoer van China naar andere derde landen gemiddeld hoger zijn dan of vergelijkbaar met de Chinese prijzen bij uitvoer naar de Unie, de Chinese producenten-exporteurs niet worden aangespoord om hun uitvoer naar de markt van de Unie te vergroten.

(60)

Hoewel uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen gemiddeld iets hoger zijn dan de prijzen bij uitvoer naar de Unie, kan dit te wijten zijn aan het feit dat de Chinese producenten-exporteurs hun uitvoerprijzen naar de Unie wegens de geldende antidumpingrechten hebben verlaagd. Dat is dus niet per se een indicatie van het mogelijke prijsniveau als de maatregelen zouden komen te vervallen. Gezien de hoogte van de antidumpingrechten, zouden de Chinese producenten-exporteurs hun uitvoerprijzen integendeel kunnen verhogen en nog steeds met dumping en onderbieding van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie blijven verkopen.

(61)

Hoewel het binnenlandse verbruik in China en de consumptie in de rest van Azië en andere opkomende markten naar verwachting zullen groeien, wijst het niveau van de overcapaciteit in China op een sterke stimulans om alternatieve markten te vinden om deze overcapaciteit te absorberen.

(62)

De Commissie heeft ook rekening gehouden met de mogelijke instelling van maatregelen tegen de Chinese uitvoer van MNG naar de Verenigde Staten van Amerika („de VS”) als gevolg van lopende parallelle antidumping- en antisubsidieprocedures van de autoriteiten van de VS tegen China betreffende hetzelfde product. Op 26 november 2014 hebben de autoriteiten van de VS inderdaad definitieve antidumpingmaatregelen ingesteld. Voor vier Chinese producenten-exporteurs is een individueel recht van 20,09 % vastgesteld, terwijl het residuele recht 39,03 % bedraagt. Bijgevolg zal de toegang tot de Amerikaanse markt voor de Chinese uitvoer vermoedelijk worden bemoeilijkt en zal de uitvoer van grote hoeveelheden Chinees MNG waarschijnlijk worden verlegd naar de markt van de Unie, met name indien de maatregelen in de Unie tezelfdertijd zouden vervallen. In dit verband moet worden opgemerkt dat in 2013 ongeveer 26 600 ton MNG uit China is uitgevoerd naar de VS, hetgeen een aanzienlijk deel van het verbruik in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vertegenwoordigt.

(63)

Bovendien was zowel de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie als de gemiddelde prijs bij invoer in de Unie van de Indonesische producenten-exporteurs, zoals vastgesteld in het parallelle onderzoek vermeld in de overwegingen 61 en 80 van de voorlopige verordening, hoger dan de gemiddelde Chinese prijzen bij invoer in de Unie zonder antidumpingrechten en de gemiddelde prijzen van Chinese invoer in andere derde landen. Wegens de niet-medewerking van de Chinese producenten-exporteurs is deze analyse gebaseerd op de beschikbare informatie, d.w.z. de Chinese uitvoerdatabank. Het prijsbeleid van de Chinese exporteurs wees erop dat, als de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen, de Unie voor de Chinese exporteurs een aantrekkelijke markt zou zijn, aangezien zij hun prijzen bij uitvoer naar de Unie zouden kunnen verhogen.

(64)

Dat het marktaandeel van de invoer uit China ondanks de geldende maatregelen groeit, toont ook aan dat de Chinese producenten-exporteurs nog steeds belangstelling hebben voor de markt van de Unie. Gezien de vastgestelde prijsniveaus blijft de EU-markt voor MNG aantrekkelijk voor de Chinese uitvoer. Dat zal waarschijnlijk nog meer het geval zijn als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(65)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde voornoemde belanghebbende zijn argument betreffende de stijgende binnenlandse vraag naar MNG in China, de geringe omvang van de Chinese uitvoer naar de Unie, het marktaandeel ervan, en de hogere prijs van Chinees MNG bij uitvoer naar andere derde landen dan bij uitvoer naar de Unie. Hij stelde dat deze elementen tijdens het onderzoek van de Commissie niet in aanmerking waren genomen.

(66)

In de eerste plaats is het argument dat de ontwikkeling van de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit, de stijgende binnenlandse vraag naar MNG in China, de geringe omvang van de Chinese uitvoer naar de Unie, het marktaandeel ervan als omschreven in overweging 49, en de prijs van de Chinese uitvoer naar de Unie en andere derde landen niet in aanmerking zijn genomen, ongegrond. Zoals uit de overwegingen 49 tot en met 64 blijkt, zijn die elementen wel degelijk onderzocht, en de desbetreffende conclusies zijn aan de belanghebbenden ter kennis gebracht. In de tweede plaats heeft de betrokkene tot staving van zijn bewering niets nieuws aangevoerd ter aanvulling van de elementen die de Commissie tijdens het onderzoek had vastgesteld.

(67)

Ten slotte betwistte de betrokkene de beoordeling van de Commissie in overweging 62, dat de Chinese uitvoer wegens de door de autoriteiten van de VS ingestelde antidumpingmaatregelen op de uitvoer van MNG uit China naar de VS, zou kunnen worden verlegd van de VS naar de Unie.

(68)

Zoals in overweging 62 reeds is uiteengezet, wordt evenwel opgemerkt dat indien de maatregelen in de Unie zouden vervallen, het gelet op de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de uitvoer van Chinees MNG naar de VS waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer zal worden verlegd naar de markt van de Unie.

(69)

Het desbetreffende argument van de betrokkene moest dan ook worden afgewezen.

4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(70)

Uit bovenstaande analyse is gebleken dat Chinese producten nog steeds tegen dumpingprijzen en met aanzienlijke dumpingmarges op de markt van de Unie werden ingevoerd. Gezien de bevindingen betreffende de aanzienlijke reserveproductiecapaciteit in China en de waarschijnlijkheid dat aanzienlijke hoeveelheden van de uitvoer tegen dumpingprijzen worden verlegd naar de markt van de Unie, komt de Commissie tot de conclusie dat het zeer waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet als de maatregelen worden ingetrokken.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(71)

Het soortgelijke product werd tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek door één producent van de Unie vervaardigd. Deze vormt de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(72)

Daar de bedrijfstak van de Unie uit slechts één producent bestaat, moesten alle cijfers betreffende gevoelige gegevens met het oog op de vertrouwelijkheid in geïndexeerde vorm of als orde van grootte worden gepresenteerd.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Verbruik in de Unie

(73)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op te tellen bij de invoer uit China en andere derde landen, op basis van Eurostat en gegevens die zijn verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs waarop het in overweging 7 bedoelde parallelle antidumpingonderzoek betrekking heeft.

(74)

Een van de belanghebbenden stelde dat de desbetreffende GN-codes in Eurostat ook betrekking hebben op andere producten dan het betrokken product en dat de invoer uit China derhalve ook glutaminezuur en zouten daarvan kan omvatten. Aangezien de invoergegevens zijn ontleend aan Eurostat op het niveau van de Taric-code (geïntegreerd tarief van de Europese Unie), hadden zij echter slechts betrekking op het betrokken product; dit argument werd dan ook afgewezen.

(75)

Dezelfde belanghebbende voerde aan dat niet al het in China geproduceerde en naar de Unie uitgevoerde MNG de zuiverheid had die in de Unie is vereist voor levensmiddelenadditieven, en vroeg zich af of dit weerspiegeld werd in de omvang van de invoer uit China. Zoals in overweging 22 reeds is vastgesteld, vallen alle soorten MNG, ongeacht de zuiverheid ervan, binnen de reikwijdte van dit onderzoek; dit argument werd dan ook afgewezen.

(76)

Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (ton)

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Index (BJ 2010/BJ 2011 = 100)

100

87

93

98

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

(77)

Het verbruik in de Unie is van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 gedaald, en in boekjaar 2012/2013 en tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek opnieuw licht gestegen. Het verbruik is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 2 % gedaald. De daling van het verbruik van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 was voornamelijk toe te schrijven aan een daling van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie als gevolg van een daling van de productie in dezelfde periode (zie overweging 100). De invoer bleef in die periode op een vergelijkbaar niveau. De stijging van het verbruik in boekjaar 2012/2013 is bijna uitsluitend toe te schrijven aan een toename van de invoer, aangezien de verkoop van de bedrijfstak van de Unie min of meer op hetzelfde niveau bleef. Ten slotte nam het invoervolume tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanzienlijk toe, met name uit Indonesië (zie overweging 88), terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie opnieuw daalde.

(78)

Een van de belanghebbenden voerde aan dat de beschrijving van de ontwikkeling van het verbruik onvolledig was, omdat geen rekening werd gehouden met het feit dat de invoer van Vietnamees MNG was vervangen door Indonesische invoer en dat de gebruikers daarom niet langer verdere prijsstijgingen verwachtten en hun voorraden verminderden. Hoewel de invoer van MNG uit andere derde landen, waaronder Vietnam, in de beoordelingsperiode inderdaad daalde en die uit Indonesië steeg, is dit niet van invloed op de ontwikkeling van het totale verbruik in de Unie als zodanig. Ook de gevolgen van eventuele ontwikkelingen van de invoerstromen en de mogelijke reactie daarop van marktdeelnemers zoals gebruikers hebben geen invloed op de ontwikkeling van het verbruik als zodanig. Dit argument werd derhalve afgewezen.

2.   Invoer uit het betrokken land

a)   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(79)

De omvang en het marktaandeel van de invoer uit China zijn vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat en gegevens die zijn verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs waarop het in overweging 7 bedoelde parallelle antidumpingonderzoek betrekking heeft.

(80)

De invoer in de Unie vanuit het betrokken land en het marktaandeel ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 2

Omvang van de invoer en marktaandeel

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

China

Volume (ton)

1 518

758

1 923

2 509

Index

100

50

127

165

Marktaandeel — Index

100

57

136

168

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

(81)

De invoer uit China is van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 gedaald, maar is in boekjaar 2012/2013 en tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijk gestegen. Over de gehele beoordelingsperiode is de invoer uit China met 65 % gestegen. Het overeenkomstige marktaandeel vertoonde een soortgelijke trend: van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 is het eerst gedaald, en vervolgens is het tot aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijk gestegen. Tijdens de beoordelingsperiode is het marktaandeel in totaal met 68 % gestegen. Ondanks deze relatieve stijgingen bleven de omvang van de invoer uit China en het marktaandeel ervan in absolute cijfers tijdens de beoordelingsperiode laag.

b)   Prijs van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(82)

De invoerprijzen zijn vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat.

(83)

Onderstaande tabel bevat de gemiddelde prijs van de invoer uit China:

Tabel 3

Invoerprijzen

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

China

Gemiddelde prijs (EUR/ton) (11)

1 234

1 199

1 143

992

Index

100

97

93

80

(84)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit China daalden gestaag van boekjaar 2010/2011 tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek, en met in totaal 20 % in de loop van de beoordelingsperiode.

(85)

De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van:

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

de uitvoerprijs, vastgesteld op basis van de invoerstatistieken waarover de Commissie beschikte, namelijk Eurostat, berekend op basis van een gewogen gemiddelde, met de nodige correcties voor douanerechten, antidumpingrechten en kosten na invoer.

(86)

De vergelijking gaf geen onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit China op de markt van de Unie te zien. Na aftrek van het effect van de antidumpingrechten bedroeg de onderbiedingsmarge echter meer dan 10 %.

3.   Invoer uit Indonesië

a)   Omvang en marktaandeel van de invoer uit Indonesië

(87)

De Commissie heeft de omvang van de invoer uit Indonesië vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat en gegevens die zijn verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs in het in overweging 7 bedoelde parallelle antidumpingonderzoek.

(88)

De invoer in de Unie vanuit Indonesië en het marktaandeel ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 4

Omvang van de invoer en marktaandeel

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Indonesië

Volume (ton)

8 638

9 478

18 317

24 385

Index

100

110

212

282

Marktaandeel — Index

100

126

227

287

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

(89)

De omvang van de invoer uit Indonesië is tijdens de beoordelingsperiode bijna verdrievoudigd. De invoer steeg voortdurend en aanmerkelijk, met 182 %, van 8 638 ton in boekjaar 2010/2011 tot 24 385 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(90)

Het overeenkomstige marktaandeel is tijdens de beoordelingsperiode bijna verdrievoudigd. Het steeg ondanks de algemene daling van het verbruik (– 2 %) met 187 %.

b)   Prijzen van de invoer uit Indonesië

(91)

De Commissie heeft de invoerprijzen vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat en gegevens die zijn verstrekt door de in de steekproef opgenomen Indonesische producenten-exporteurs in het in overweging 7 bedoelde lopende antidumpingonderzoek.

(92)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie vanuit Indonesië ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 5

Invoerprijzen

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Indonesië

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 266

1 279

1 226

1 162

Index

100

101

97

92

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

(93)

De gemiddelde invoerprijs van MNG uit Indonesië is van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 licht gestegen, alvorens in boekjaar 2012/2013, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zelfs nog verder, te dalen. De gemiddelde invoerprijs van MNG uit Indonesië is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 8 % gedaald.

4.   Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen

(94)

De omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 6

Invoer uit andere derde landen

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Brazilië

Volume (ton)

2 321

969

1 070

889

Index

100

42

46

38

Marktaandeel — Index

100

48

49

39

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 218

1 306

1 402

1 365

Index

100

107

115

112

Korea, Republiek

Volume (ton)

1 248

2 157

923

802

Index

100

173

74

64

Marktaandeel — Index

100

198

79

65

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 231

1 296

1 293

1 277

Index

100

105

105

104

Vietnam

Volume (ton)

5 707

6 042

1 820

769

Index

100

106

32

13

Marktaandeel — Index

100

121

34

14

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 284

1 291

1 361

1 318

Index

100

101

106

103

Andere derde landen

Volume (ton)

993

681

478

434

Index

100

69

48

44

Marktaandeel — Index

100

79

52

45

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 594

1 718

2 044

2 001

Index

100

108

128

126

Totaal andere derde landen

Volume (ton)

10 268

9 848

4 291

2 894

Index

100

96

42

28

Marktaandeel — Index

100

110

45

29

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 293

1 323

1 433

1 424

Index

100

102

111

110

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

(95)

De omvang van de invoer uit andere derde landen daalde in totaal van 10 268 ton in boekjaar 2010/2011 naar 2 894 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, ofwel met 72 % tijdens de beoordelingsperiode. Het overeenkomstige marktaandeel daalde in die periode met 71 %. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen slechts ongeveer een kwart van zijn niveau in boekjaar 2010/2011. In totaal steeg de prijs van de invoer uit derde landen tijdens de beoordelingsperiode met 10 %.

(96)

Eén belanghebbende stelde dat de totale invoer, waaronder die uit China en Indonesië, tijdens de beoordelingsperiode stabiel was gebleven.

(97)

Deze bewering was in strijd met de beschikbare statistieken waarop de bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd, zoals weergegeven in tabel 7. In feite steeg de totale invoer in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 46 %. Het argument werd daarom van de hand gewezen.

(98)

De totale invoer, met inbegrip van die uit China en Indonesië, ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 7

Totale invoer

 

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totale invoer

Volume (ton)

20 424

20 084

24 531

29 788

Index

100

98

120

146

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(99)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en parameters die gevolgen hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

a)   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(100)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Productievolume — Index

100

95

107

91

Productiecapaciteit — Index

100

100

100

100

Bezettingsgraad — Index

100

95

107

91

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(101)

De productie fluctueerde tijdens de beoordelingsperiode. Hoewel de productie van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 daalde, steeg zij van boekjaar 2011/2012 tot in boekjaar 2012/2013, en werd tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek het laagste niveau bereikt. Uit het onderzoek bleek dat de schommelingen voornamelijk veroorzaakt werden door de onderhoudsstops bij de bedrijfstak van de Unie om de 15 maanden en door de slechte weersomstandigheden tijdens de winter van 2010/2011, waardoor de levering van één van de belangrijkste grondstoffen (ammoniak) werd verstoord. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de onderhoudsstop verlengd in een poging de grote voorraden te verkleinen. Tijdens de beoordelingsperiode is het productievolume in totaal met 9 % gedaald.

(102)

Eén partij stelde dat de productie en de bezettingsgraad pas daalden nadat zij in de periode vóór de beoordelingsperiode aanzienlijk waren gestegen. Op grond daarvan stelde hij dat de dalende tendens van deze factoren derhalve niet op schade wijst. Voor de vaststelling van tendensen van de verschillende schade-indicatoren heeft de Commissie haar beoordeling gebaseerd op de beoordelingsperiode, die is bepaald bij de opening van het onderzoek. De beoordelingsperiode bestaat uit het tijdvak van het nieuwe onderzoek en de drie daaraan voorafgaande boekjaren, hetgeen overeenstemt met de vaste praktijk. Het enkele feit dat bepaalde schade-indicatoren vóór de beoordelingsperiode hogere waarden te zien gaven, volstaat niet om van die praktijk af te wijken. Derhalve kunnen alleen de tendensen tijdens de beoordelingsperiode in aanmerking worden genomen. Dit argument werd dan ook verworpen.

(103)

De productiecapaciteit bleef tijdens de beoordelingsperiode over het algemeen stabiel.

(104)

De bezettingsgraad ontwikkelde zich, als gevolg van de daling van het productievolume en de stabiele productiecapaciteit, in overeenstemming met het productievolume, namelijk eerst een daling in boekjaar 2011/2012, vervolgens een stijging in boekjaar 2012/2013 en weer een daling in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Overeenkomstig de daling van het productievolume liep de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode in totaal terug met 9 %.

b)   Verkoopvolume en marktaandeel

(105)

De omvang van de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Verkoop in de Unie — Index

100

84

85

83

Marktaandeel — Index

100

96

91

85

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst/gegevens verstrekt door de Indonesische producenten-exporteurs.

(106)

De omvang van de verkoop van MNG door de bedrijfstak van de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 17 %. De omvang van de verkoop daalde voornamelijk van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012, en is in de volgende jaren vrij stabiel gebleven. De daling van de omvang van de verkoop, samen met de parallelle daling van het verbruik en de toename van de invoer, vooral uit Indonesië, heeft geleid tot een daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van in totaal ongeveer 15 % tijdens de beoordelingsperiode. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie is van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 met 4 % gedaald, wat samenviel met een stijging van het marktaandeel van de invoer uit Indonesië en China in dezelfde periode. Van boekjaar 2012/2013 tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie gestaag dalen, terwijl de omvang van de invoer uit Indonesië en het marktaandeel ervan sterk toenamen. Ook de invoer uit China en het marktaandeel ervan zijn in de beoordelingsperiode gestegen, al bleven zij gedurende deze periode op een laag niveau.

c)   Groei

(107)

Terwijl het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 2 % is gedaald, daalde de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie met 17 %, hetgeen tot een verlies van marktaandeel van 15 % leidde.

d)   Werkgelegenheid en productiviteit

(108)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Werkgelegenheid en productiviteit

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Aantal werknemers — Index

100

103

107

108

Productiviteit (eenheden per werknemer) — Index

100

92

100

85

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(109)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie nam voortdurend toe en is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 8 % gestegen. Deze stijging was voornamelijk het gevolg van de integratie van een voormalige gelieerde onderneming in 2011 en de uitbreiding van de onderhoudsafdeling van de bedrijfstak van de Unie.

(110)

De productiviteit daalde als gevolg van de combinatie van een toename van de werkgelegenheid en de daling van de productie zoals aangegeven in tabel 8 in overweging 100.

6.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(111)

De voor China vastgestelde dumpingmarge lag aanzienlijk boven de de-minimisdrempel, terwijl het volume van de invoer uit China tijdens de hele beoordelingsperiode klein bleef. Indien de maatregelen worden ingetrokken, zou het effect van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Unie echter aanzienlijk zijn, gezien de toenemende omvang en de dalende prijzen van de invoer uit China en de verwachte ontwikkeling van de invoer uit China indien de maatregelen zouden komen te vervallen. In het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van MNG uit Indonesië dat is vermeld in overweging 7 zijn tezelfdertijd aanzienlijke dumpingmarges vastgesteld voor de medewerkende producenten-exporteurs in Indonesië, die hun marktaandeel op de markt van de Unie tijdens de beoordelingsperiode aanmerkelijk hebben vergroot.

(112)

Zoals vermeld in overweging 124, herstelde de bedrijfstak van de Unie nog van de gevolgen van eerdere schade veroorzakende dumping door de invoer van MNG uit China. Nu de invoer met dumping uit Indonesië in de beoordelingsperiode aanzienlijk is toegenomen en is vastgesteld dat deze aanmerkelijke schade heeft toegebracht aan de bedrijfstak van de Unie (12), kan worden geconcludeerd dat dit proces van herstel werd teruggedraaid.

a)   Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden

(113)

De gemiddelde verkoopprijs van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Gemiddelde verkoopprijs

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt van de Unie (EUR/ton)

Index

100

107

101

97

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

Index

100

120

124

130

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(114)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 3 %. De prijs steeg eerst met 7 % van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012, maar daalde sindsdien voortdurend tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De prijsstijging van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 kan worden gezien als een gevolg van de stijging van de kosten in dezelfde periode, zij het dat de kostenstijging meer uitgesproken was dan de prijsstijging. Tegelijkertijd steeg de invoer uit Indonesië en oefende deze aanzienlijke prijsdruk uit op de bedrijfstak van de Unie. Als gevolg daarvan daalden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 6 % van boekjaar 2011/2012 tot in boekjaar 2012/2013 en nog eens met 4 % tussen boekjaar 2012/2013 en het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(115)

De productiekosten per eenheid zijn tijdens de beoordelingsperiode met 30 % gestegen. Er was een voortdurende toename vanaf boekjaar 2011/2012, wat hoofdzakelijk het gevolg was van een stijging van de grondstoffen- en loonkosten. Zoals hierboven vermeld, kon deze kostenstijging wegens de prijsdruk van de invoer met dumping uit Indonesië niet worden opgevangen door een gelijkwaardige prijsstijging.

(116)

Eén belanghebbende verzocht de Commissie te onderzoeken of de potentiële opname van bijproducten in de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie de gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie kunstmatig kan hebben verhoogd. Uit het onderzoek is gebleken dat de bijproducten correct zijn toegewezen en in geen geval het beeld van de schade verstoren. Dit argument werd dan ook verworpen.

b)   Loonkosten

(117)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 12

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

Index

100

117

125

124

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(118)

De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen met 24 %. Dit kan voornamelijk worden verklaard door toenemende inspanningen van de bedrijfstak van de Unie om de prestaties van zijn werknemers en medewerkers te verbeteren en het productieproces te optimaliseren.

c)   Voorraden

(119)

De voorraden van de producent in de Unie ontwikkelden zich tijdens de boordelingsperiode als volgt:

Tabel 13

Voorraden

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Eindvoorraden

Index

100

82

164

143

Eindvoorraden uitgedrukt in percentage van de productie

Index

100

86

153

156

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(120)

De eindvoorraden stegen tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 43 %. Van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 daalden de eindvoorraden na een afname van het productievolume en een toename van de omvang van de uitvoer. Van boekjaar 2011/2012 tot in boekjaar 2012/2013 namen de voorraden toe als gevolg van een stijging van de productie terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie nagenoeg stabiel bleef. Van boekjaar 2012/2013 tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek namen de eindvoorraden opnieuw af, voornamelijk als gevolg van een besluit om de productie te verminderen in een poging om de grote voorraden te doen afnemen.

(121)

De eindvoorraden als percentage van de productie namen van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 af, maar zijn van boekjaar 2011/2012 tot in boekjaar 2012/2013 nagenoeg verdubbeld. Ze stegen verder van boekjaar 2012/2013 tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Tijdens de beoordelingsperiode namen de eindvoorraden in totaal toe met 56 %. De toename in boekjaar 2012/2013 en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek moet worden gezien in het licht van de toenemende omvang van de invoer met dumping uit Indonesië, terwijl de verkoop in de Unie in dezelfde periode nagenoeg stabiel bleef.

d)   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(122)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producent in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 14

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

Index

100

30

– 31

– 80

Kasstroom (EUR)

Index

100

39

– 48

– 19

Investeringen (EUR)

Index

100

182

143

197

Rendement van investeringen

Index

100

14

– 61

– 110

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(123)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. In boekjaar 2010/2011 en boekjaar 2011/2012 daalde de winstgevendheid aanzienlijk, maar bleef positief. Vanaf boekjaar 2012/2013 werd de winstgevendheid negatief. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek is deze nog verder gedaald. De winstgevendheid daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 180 %. Deze ontwikkeling was vooral toe te schrijven aan de prijsdruk van de invoer uit Indonesië, die tegen dumpingprijzen de Unie binnenkwam, en die de bedrijfstak van de Unie verhinderde zijn prijzen in overeenstemming met de stijging van de kosten vast te stellen. De netto kasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De netto kasstroom vertoonde dezelfde ontwikkeling als de winstgevendheid, namelijk een continue daling tijdens de beoordelingsperiode met negatieve resultaten vanaf boekjaar 2012/2013. Deze ontwikkeling werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek nog versterkt. De totale netto kasstroom daalde tijdens de beoordelingsperiode met 119 %.

(124)

De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode toe met 97 %. Het ging voornamelijk om investeringen die noodzakelijk waren voor het onderhoud en de naleving van de wettelijke veiligheidseisen. Terwijl de bedrijfstak van de Unie nog steeds herstelde van de eerdere dumping door Chinese producenten-exporteurs vóór de beoordelingsperiode, begon zijn situatie te verbeteren en was deze winstgevend aan het begin van de beoordelingsperiode tot boekjaar 2011/2012. Onder deze omstandigheden werd een aantal investeringen gedaan die niet langer konden worden uitgesteld, wat de aanzienlijke stijging van het investeringsniveau in boekjaar 2011/2012 en de daaropvolgende jaren verklaart.

(125)

Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. NET als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen van de productie en verkoop van het soortgelijke product vanaf boekjaar 2012/2013 negatief, wat de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid weerspiegelt. Het rendement van investeringen daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 210 %.

(126)

Rekening houdend met de dalende winstgevendheid en afnemende kasstroom werd het vermogen van de onderneming om kapitaal aan te trekken ook negatief beïnvloed.

e)   Conclusie inzake schade

(127)

Nagenoeg alle belangrijke schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling. Het productievolume en de bezettingsgraad daalden tijdens de beoordelingsperiode aldus met ongeveer 9 % en de omvang van de verkoop met 17 %. In een poging om de verliezen van de omvang van de verkoop en het marktaandeel te compenseren, daalde de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 3 %, terwijl de kosten van de productie met 30 % stegen. Als gevolg daarvan daalde de winstgevendheid, die aan het begin van de beoordelingsperiode nog positief was; in boekjaar 2012/2013 werd zij negatief en tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde zij nog verder. Soortgelijke negatieve ontwikkelingen kunnen worden waargenomen voor de netto kasstroom en het rendement van investeringen.

(128)

De werkgelegenheid steeg tijdens de beoordelingsperiode met 8 %. Deze stijging tijdens de beoordelingsperiode is te verklaren door de integratie van een voormalige gelieerde onderneming in 2011 en de uitbreiding van de onderhoudsafdeling van de bedrijfstak van de Unie. Ook de investeringen toonden een positieve ontwikkeling. Ze hielden voornamelijk verband met preventieve maatregelen en beveiligingseisen, maar niet met een verhoging van de capaciteit. Deze positieve ontwikkelingen sluiten het bestaan van schade dus niet uit.

(129)

Een van de belanghebbenden stelde dat een negatieve ontwikkeling van slechts enkele schade-indicatoren niet volstaat om te concluderen dat er sprake is van aanmerkelijke schade. Artikel 3, lid 5, van de basisverordening vereist niet dat alle schade-indicatoren een negatieve trend vertonen, maar de situatie van de bedrijfstak van de Unie moet worden onderzocht door de ontwikkeling van de schade-indicatoren als geheel te beoordelen. In dit geval laten bijna alle schade-indicatoren een negatieve trend zien, waaronder de voornaamste indicatoren zoals verkoop, productie en marktaandeel, gemiddelde verkoopprijzen en winstgevendheid.

(130)

Rekening houdend met het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DUMPING

1.   Opmerking vooraf

(131)

Zoals in de overwegingen 99 tot en met 130 is vermeld, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade geleden. Tijdens de hele beoordelingsperiode bleven de hoeveelheden van de invoer uit China op de markt van de Unie beperkt, terwijl de invoer uit Indonesië en het marktaandeel ervan in dezelfde periode bijna verdrievoudigde. In het parallelle antidumpingonderzoek betreffende de invoer van MNG uit Indonesië dat is vermeld in overweging 7, werd geconcludeerd dat de invoer uit Indonesië plaatsvond met dumping en dat deze aanmerkelijke schade heeft berokkend aan de bedrijfstak van de Unie, terwijl de invoer uit China, gezien de geringe omvang en de prijzen ervan, niet mede de oorzaak is geweest van de schade (13). Zoals uiteengezet in de overwegingen 48 en 70, heeft het onderzoek ook aangetoond dat de invoer uit China in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met dumping plaatsvond en dat het waarschijnlijk is dat de dumping wordt voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

2.   Effect van het verwachte volume van de invoer uit China en gevolgen voor de prijzen bij het intrekken van de maatregelen

(132)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening onderzocht of het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal worden toegebracht indien de thans geldende maatregelen zouden komen te vervallen, dus de potentiële gevolgen van de invoer uit China voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie.

(133)

Dat onderzoek was toegespitst op de reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en het prijsbeleid van de Chinese producenten in de Unie. Ten slotte zijn ook de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van MNG uit Indonesië in aanmerking genomen.

(134)

Zoals vermeld in overweging 51 werd de totale reservecapaciteit van MNG in China in 2012 geraamd op 600 000 tot 900 000 ton. Dat is ruimschoots meer dan het totale verbruik van MNG in de Unie in dezelfde periode.

(135)

Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat als de maatregelen worden ingetrokken, ten minste een deel van deze reservecapaciteit naar alle waarschijnlijkheid zal worden verlegd naar de markt van de Unie, wegens de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, zoals beschreven in de overwegingen 59 tot en met 64.

(136)

Zoals in overweging 50 reeds is vermeld, zouden de prijzen van de Chinese invoer zonder antidumpingrechten de verkoopprijzen in de Unie met gemiddeld meer dan 10 % onderbieden. Zij zouden ook lager zijn dan de prijzen van de invoer uit Indonesië. Daaruit werd geconcludeerd dat de Chinese producenten-exporteurs bij het vervallen van de maatregelen hoogstwaarschijnlijk de prijsdruk op de markt van de Unie zullen vergroten, waardoor de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, nog zal verergeren. Dienaangaande moet eraan worden herinnerd dat het parallelle antidumpingonderzoek heeft aangetoond dat de invoer uit Indonesië een prijsdruk uitoefende op de markt van de Unie, waardoor de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kon verhogen in overeenstemming met de stijgende kosten, maar, in tegendeel, zijn prijzen tijdens de beoordelingsperiode moest verlagen.

(137)

Zoals in overweging 60 reeds is vermeld, kunnen de prijzen van invoer uit China stijgen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Rekening houdend met de aanzienlijke prijsonderbieding die na aftrek van de antidumpingrechten is vastgesteld, is er dus zelfs als de Chinese invoerprijzen inderdaad zouden stijgen, een marge waardoor de Chinese exporteurs de invoerprijzen zouden kunnen handhaven onder het prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie, waardoor zij op de markt van de Unie zeer waarschijnlijk nog meer marktaandeel zullen kunnen veroveren. In dat geval zou de bedrijfstak van de Unie geconfronteerd worden met een onmiddellijke daling van de verkoop en de verkoopprijzen.

(138)

Ten slotte zal de bedrijfstak van de Unie zich in het licht van het parallelle onderzoek tegen Indonesië en de overeenkomstige maatregelen tegen de invoer van MNG uit dat land, naar verwachting kunnen herstellen van de aanmerkelijke schade die hij heeft geleden. Dat herstel zou in gevaar worden gebracht indien de invoer uit China ten gevolge van het vervallen van de maatregelen in aanzienlijke hoeveelheden en tegen dumpingprijzen hervat zou worden.

3.   Na de mededeling van feiten en overwegingen ontvangen opmerkingen

(139)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde één belanghebbende dat handhaving van de maatregelen de situatie van de producent in de Unie niet zou verbeteren, aangezien de verslechtering van zijn situatie vooral wordt veroorzaakt door andere factoren dan de invoer van MNG uit China. Hij stelde dat die factoren met name bestonden in de gevolgen van het investeringsbeleid van de bedrijfstak van de Unie voor zijn winstgevendheid, de stijging van de loonkosten en het ondoelmatige gebruik van hulpbronnen. Bij de beoordeling van de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie zou met die factoren onvoldoende rekening zijn gehouden.

(140)

Opgemerkt moet worden dat de betrokken belanghebbende geen nieuwe informatie of bewijsmateriaal heeft aangevoerd die deze beweringen staven.

(141)

Wat de investeringen door de bedrijfstak van de Unie betreft, heeft deze belanghebbende niet verduidelijkt in welke mate die investeringen de winstgevendheid van de bedrijfstak hebben kunnen beïnvloeden. Zoals beschreven in overweging 124, waren de investeringen van de bedrijfstak van de Unie gebaseerd op redelijke commerciële beslissingen en kunnen zij niet als onnodig worden beschouwd. Bovendien worden investeringskosten in de loop van de tijd afgeschreven en hadden zij als zodanig geen ernstige gevolgen voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(142)

Wat de stijging van de loonkosten betreft, kunnen om vertrouwelijkheidsredenen weliswaar geen nauwkeurige cijfers worden verstrekt, maar uit het onderzoek is gebleken dat de gevolgen van die stijging voor de totale productiekosten niet significant waren.

(143)

Wat het ondoelmatige gebruik van hulpbronnen betreft, heeft de betrokkene niet verduidelijkt wat die ondoelmatigheid juist inhield, en het onderzoek heeft geen potentiële ondoelmatigheid van de bedrijfstak van de Unie aan het licht gebracht.

(144)

Op deze gronden werden die argumenten afgewezen.

4.   Conclusie

(145)

Gezien de bevindingen van het onderzoek, namelijk de reservecapaciteit, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de verwachte prijzen van de invoer uit China, wordt geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot herhaling van schade en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade zal verergeren als gevolg van de waarschijnlijke stijging van de Chinese invoer tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden.

G.   BELANG VAN DE UNIE

(146)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van China in strijd is met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

(147)

Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(148)

Op basis hiervan onderzocht de Commissie of er, ondanks het feit dat de dumping en de schade waarschijnlijk zullen worden voortgezet, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(149)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade heeft geleden. Zoals in overweging 131 reeds is vermeld, werd de aanmerkelijke schade veroorzaakt door de invoer met dumping uit Indonesië. Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat herhaling van aanmerkelijke schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen tegen de invoer uit China komen te vervallen. Met name zal het als gevolg van de tegen Indonesië opgelegde antidumpingmaatregelen verwachte herstel van de bedrijfstak van de Unie van de schade die hij door de invoer uit dat land heeft geleden, waarschijnlijk in gevaar worden gebracht indien de invoer van MNG uit China op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen zou worden hervat.

(150)

Indien de maatregelen worden gehandhaafd, kan worden verwacht dat de bedrijfstak van de Unie ten volle zal kunnen profiteren van de effecten van de maatregelen die zijn opgelegd in het kader van het parallelle antidumpingonderzoek betreffende de invoer van MNG uit Indonesië, namelijk dat hij zal herstellen van de aanmerkelijke schade die hij heeft geleden. Uiteindelijk moet hij in staat zijn om zijn winstgevendheid te verbeteren.

(151)

Derhalve wordt geconcludeerd dat handhaving van de geldende maatregelen ten aanzien van China in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

2.   Belang van de importeurs/handelaren

(152)

Veertien bedrijven hebben zich na de bekendmaking van het bericht van opening gemeld. Geen van deze ondernemingen voerde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek evenwel MNG uit China in de Unie in.

(153)

Eén handelaar in de Unie die betrokken is bij de wederverkoop van MNG binnen en buiten de Unie maakte zich tijdens het onderzoek kenbaar als gebruiker. Deze handelaar kocht MNG voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie, maar ook van importeurs. Hij kocht geen MNG van oorsprong uit China, maar uit Indonesië en andere derde landen. De MNG-gerelateerde activiteit van de handelaar was marginaal in vergelijking met diens totale activiteit. Daaruit werd geconcludeerd dat de geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van MNG uit China geen significante negatieve gevolgen hebben voor de situatie van deze handelaar.

3.   Belang van de gebruikers

(154)

De gebruikers zijn voornamelijk actief in de levensmiddelen- en drankensector, waar MNG in de productie van kruidenmixen, soepen en kant-en-klaargerechten wordt gebruikt. MNG wordt ook gebruikt in bepaalde „non-foodtoepassingen”, bijvoorbeeld in de productie van detergentia.

(155)

Drieëndertig bedrijven hebben zich gemeld en hebben een vragenlijst ontvangen. Vijf bedrijven hebben aan het onderzoek meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Vier van hen waren actief in de levensmiddelen- en drankensector en één in de non-foodsector. Twee van de medewerkende bedrijven, waarvan één in de levensmiddelen- en drankensector actief is en de ander detergentia produceert, werden ter plaatse gecontroleerd.

a)   Levensmiddelen- en drankensector

(156)

Uit het onderzoek is gebleken dat MNG gemiddeld ongeveer 5 % vertegenwoordigde van de totale kosten van de MNG bevattende producten die waren vervaardigd door de medewerkende ondernemingen die de nodige gegevens hebben verstrekt.

(157)

Van de vier medewerkende gebruikers voerde slechts één MNG in uit China. Deze medewerkende onderneming betrok MNG van de bedrijfstak van de Unie en voerde ongeveer 40 % van zijn totale aankopen van MNG in uit China. De activiteit in verband met de MNG-bevattende producten vertegenwoordigde ongeveer een derde van haar totale activiteit. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleek het bedrijf winstgevend te zijn.

(158)

De andere drie ondernemingen voerden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen MNG in uit China. Van twee van deze ondernemingen was de MNG-gerelateerde activiteit betrekkelijk onbeduidend in vergelijking met hun totale activiteiten. Daarnaast bleek op basis van de verstrekte informatie dat deze twee ondernemingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek winstgevend waren. Hoewel de activiteiten van de derde onderneming in verband met MNG bevattende producten goed waren voor ongeveer een derde van haar totale activiteit, bleek deze onderneming in het tijdvak van het nieuwe onderzoek winstgevend te zijn.

b)   Non-foodsector

(159)

Eén van de medewerkende bedrijven gebruikte MNG voor de productie van detergentia. MNG vertegenwoordigde tussen 15 en 20 % van de productiekosten van deze producten. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek betrok de onderneming MNG voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie. Zij voerde ook MNG in uit andere derde landen, maar niet uit China. Slechts een klein deel van haar activiteit was gewijd aan MNG-bevattende producten in vergelijking met haar totale activiteit die in het onderzoektijdvak bovendien positieve winstmarges [5-10] % bleek te realiseren.

(160)

Deze belanghebbende beweerde dat, gelet op het EU-regelgevingskader waarin het gebruik van fosfaten en andere fosforverbindingen (14) wordt verboden, het aannemelijk is dat MNG in grotere hoeveelheden zal worden gebruikt om in de productie van detergentia fosfaten en andere fosforverbindingen te vervangen. Daarom wordt verwacht dat de vraag naar MNG in de Unie aanzienlijk zal toenemen en dat antidumpingrechten op de invoer van MNG nadelige gevolgen zouden hebben op de ontwikkeling van deze nieuwe markt. Deze partij stelde met name dat het niveau van de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van MNG uit China belet dat invoer uit China op de markt van de Unie komt en dat er in de Unie bijgevolg een risico van schaarste bestaat. Deze onderneming voerde verder aan dat aangezien er ook maatregelen gelden ten aanzien van de invoer van MNG uit Indonesië, er ook geen alternatieve bevoorradingsbronnen zijn.

(161)

Deze gebruiker stelde voorts dat de verwachte toename van het verbruik van MNG ten goede zou komen aan de bedrijfstak van de Unie, die meer zou kunnen verkopen op de markt van de Unie. Anderzijds stelde hij dat de bedrijfstak van de Unie niet over voldoende capaciteit beschikt om aan de toenemende vraag op de markt van de Unie te voldoen.

(162)

In dit stadium is het echter moeilijk te voorspellen welke gevolgen het nieuwe rechtskader op de markt van de Unie zal hebben en of en in hoeverre het de productie van op MNG gebaseerde detergentia zal stimuleren en dus een effect zal hebben op de vraag naar MNG in de Unie. De belanghebbende bood ook geen enkel bewijs met betrekking tot de mate waarin een antidumpingrecht nadelige gevolgen zou kunnen hebben. In dit verband wordt opgemerkt dat het doel van het antidumpingrecht is om gelijke voorwaarden te herstellen op de markt van de Unie. Het onderzoek heeft uitgewezen dat er ook een aantal alternatieve bevoorradingsbronnen zijn, zoals Brazilië, Vietnam en Korea.

(163)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde dezelfde belanghebbende zijn argument dat de vraag naar MNG in de Unie wegens het verbod op fosfaten aanzienlijk zal stijgen en dat de bedrijfstak van de Unie niet aan die stijgende vraag in de Unie zou kunnen voldoen. De betrokkene heeft echter geen nieuwe informatie of bewijsmateriaal aangevoerd om zijn betoog te staven, en dit argument is dan ook afgewezen.

(164)

Wat alternatieve bevoorradingsbronnen betreft, was het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen in het boekjaar 2010/2011 aanzienlijk, en daalde het alleen door de oneerlijke prijzen van de invoer uit Indonesië. Naar verwachting zal de instelling van rechten op de invoer van MNG uit Indonesië in het parallelle onderzoek andere derde landen in staat stellen om verloren marktaandeel in de Unie te heroveren. Als de maatregelen ten aanzien van China worden ingetrokken, zouden de verwachte effecten van de antidumpingrechten ten aanzien van Indonesië in gevaar komen, daar de invoer uit China waarschijnlijk op de markt van de Unie zal komen in aanzienlijk grotere hoeveelheden en tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie onderbieden (zoals vastgesteld in de overwegingen 149-151).

(165)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde voornoemde belanghebbende dat er geen echte alternatieve bevoorradingsbronnen zijn, omdat de producenten in andere derde landen deel uitmaken van dezelfde groep als de bedrijfstak van de Unie.

(166)

Zoals in de overwegingen 94 en 95 reeds is vermeld, zijn er in verschillende derde landen, zoals Brazilië, de Republiek Korea of Vietnam, alternatieve bronnen voor de MNG-bevoorrading. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen dan China of Indonesië slechts een kwart van zijn niveau in boekjaar 2010/2011. Mochten de maatregelen ten aanzien van de invoer uit China worden gehandhaafd, dan is er geen reden waarom de invoer uit andere derde landen althans niet ten dele aan de behoeften van de gebruikers van MNG zou kunnen voldoen, met een marktaandeel dat weer het peil van boekjaar 2010/2011 zou bereiken of zelfs overtreffen. Bovendien behoren deze alternatieve bevoorradingsbronnen volgens de beschikbare informatie, waartoe de partijen toegang hadden in het niet-vertrouwelijke dossier, ofwel tot ondernemingen/groepen ondernemingen die losstaan van de Ajinomoto-groep of tot die groep. Zelfs als die alternatieve bevoorradingsbronnen deel uitmaakten van de Ajinomoto-groep, is er hoe dan ook geen enkele aanwijzing dat zij niet tegen billijke voorwaarden zouden leveren op de markt van de Unie. Het argument moet derhalve worden afgewezen.

(167)

Dezelfde belanghebbende stelde ook dat de bedrijfstak van de Unie een machtspositie inneemt en dat er op de markt van de Unie een gebrek aan concurrentie heerst. Hij argumenteerde dat de handhaving van de maatregelen ten aanzien van Chinees MNG de positie van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie zelfs nog verder zou versterken.

(168)

Uit het onderzoek is duidelijk gebleken dat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was de omvang van zijn verkoop in de Unie te handhaven aangezien hij zijn marktaandeel met name verloor aan invoer uit Indonesië. Bovendien was de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn prijs in overeenstemming met de stijging van de grondstofkosten te verhogen, gezien de prijsdruk van de invoer met dumping uit Indonesië, en leed hij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanzienlijke verliezen. De Commissie wees ook op het bestaan van concurrentie door de invoer uit een aantal andere derde landen, die profiteren van de vrije toegang tot de markt van de Unie. Derhalve was er onvoldoende bewijs met betrekking tot een vermeende machtspositie van de bedrijfstak van de Unie en moest het argument worden afgewezen.

(169)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de betrokken belanghebbende dat het niet in het belang van de Unie is dat de gebruikers in de Unie afhankelijk zijn van de bedrijfstak van de Unie, en dat er voldoende alternatieve bevoorradingsbronnen zouden moeten zijn. Tot staving van zijn argument merkte de betrokkene op dat de daling van het verbruik van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 vooral te wijten was aan een daling van de productie van de bedrijfstak van de Unie.

(170)

Zoals in overweging 100 reeds is vermeld, daalde de productie van boekjaar 2010/2011 tot in boekjaar 2011/2012 met 5 %, terwijl het verbruik in dezelfde periode daalde met 13 % (zie overwegingen 76 en 78). In boekjaar 2011/2012 lag de bezettingsgraad 5 % lager dan in boekjaar 2010/2011, zodat er in boekjaar 2011/2012 capaciteit over was. De productie van de bedrijfstak van de Unie kan dan ook niet worden beschouwd als een factor die de daling van het verbruik in boekjaar 2011/2012 heeft beïnvloed. Zoals in overweging 166 is vermeld, zijn er hoe dan ook alternatieve bevoorradingsbronnen in andere derde landen. Het argument moet dan ook worden afgewezen.

(171)

Op grond hiervan, en in het bijzonder van het feit dat de maatregelen ten aanzien van China op de medewerkende gebruikers geen significant negatief effect leken te hebben gehad, kwam de Commissie tot de conclusie dat, indien de maatregelen zouden worden gehandhaafd, de impact op de economische situatie van deze marktdeelnemers waarschijnlijk niet significant zou zijn.

4.   Belang van de leveranciers

(172)

Vier leveranciers van grondstoffen in de Unie hebben zich gemeld en de vragenlijst beantwoord. De verkoop van grondstoffen aan de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigt slechts een klein deel van hun totale omzet. Twee van deze leveranciers hebben deze conclusie betwist; zij betoogden dat het verdwijnen van de bedrijfstak van de Unie voor hun bedrijf aanzienlijke gevolgen zou hebben. Deze leveranciers stelden dat de gevolgen van een eventuele stopzetting van de productie van MNG in de Unie negatieve gevolgen zou hebben voor hun bedrijf, aangezien suikerfabrieken niet anders kunnen dan een bepaalde hoeveelheid suikerstroop en melasse te produceren, waarvan de bedrijfstak van de Unie de belangrijkste afnemer is. Als die vormen van suiker onverkocht zouden blijven, zou dit afbreuk doen aan de algehele efficiëntie van de fabriek in kwestie.

(173)

Deze argumenten werden evenwel niet met bewijsmateriaal gestaafd en werden derhalve afgewezen.

5.   Overige argumenten

(174)

Eén belanghebbende stelde dat de gevolgen van de geldende maatregelen ten aanzien van China moeten worden beoordeeld samen met de gevolgen van de maatregelen ten aanzien van de invoer van MNG uit Indonesië.

(175)

De gevolgen van beide maatregelen voor de gebruikers zijn onderzocht in de context van de beschikbaarheid van alternatieve bevoorradingsbronnen. Daaruit bleek dat een aantal derde landen potentieel MNG naar de Unie kunnen uitvoeren. Die derde landen waren al op de markt van de Unie aanwezig voor de invoer met dumping uit Indonesië in grotere hoeveelheden de Unie binnenkwam.

6.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(176)

Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen tegen China niet te handhaven.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(177)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(178)

Uit het bovenstaande volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op MNG uit China en die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1187/2008, moeten worden gehandhaafd.

(179)

Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie. Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om het recht te genieten dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming geen invloed heeft op het recht om het recht te genieten dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(180)

Het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op mononatriumglutamaat, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2922 42 00 (Taric-code 2922420010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd, en Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd

33,8

A883

Fujian Province Jianyang Wuyi MSG Co. Ltd

36,5

A884

Alle andere ondernemingen

39,7

A999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Verordening (EG) nr. 1187/2008 van de Raad van 27 november 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 322 van 2.12.2008, blz. 1).

(3)  PB C 60 van 1.3.2013, blz. 10.

(4)  PB C 349 van 29.11.2013, blz. 14.

(5)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië (PB C 349 van 29.11.2013, blz. 5).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 904/2014 van de Commissie van 20 augustus 2014 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië (PB L 246 van 21.8.2014, blz. 1).

(7)  Viel samen met de boekjaren — april-maart — van de enige producent in de Unie (boekjaar 2010/2011, boekjaar 2011/2012, boekjaar 2012/2013, OT).

(8)  Verordening (EG) nr. 1187/2008.

(9)  PB C 349 van 29.11.2013, blz. 5.

(10)  Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (antidumpingovereenkomst).

(11)  Gemiddelde prijzen zijn exclusief bestaande antidumpingrechten.

Bron: Eurostat.

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 904/2014.

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 904/2014.

(14)  Verordening (EU) nr. 259/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 648/2004 wat het gebruik van fosfaten en andere fosforverbindingen in consumentenwasmiddelen en consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines betreft (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 16).


Top