Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0256

    Verordening (EU) nr. 256/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie, houdende vervanging van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96

    PB L 84 van 20.3.2014, p. 61–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 03/11/2018; opgeheven door 32018R1504

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/256/oj

    20.3.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 84/61


    VERORDENING (EU) Nr. 256/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 26 februari 2014

    inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie, houdende vervanging van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Voor het ontwikkelen van het energiebeleid van de Unie en voor het uitvoeren van haar taken op energiegebied, is het voor de Commissie essentieel om een algemeen beeld te verkrijgen van de ontwikkeling van de investeringen in energie-infrastructuur in de Unie. De beschikbaarheid van correcte en actuele gegevens en informatie moet het voor de Commissie mogelijk maken de nodige vergelijkingen en evaluaties te maken en relevante maatregelen voor te stellen op basis van daartoe geschikte cijfers en analyse, met name wat het toekomstige evenwicht tussen vraag en aanbod betreft.

    (2)

    Het energielandschap binnen en buiten de Unie is de afgelopen jaren aanzienlijk gewijzigd, wat investeringen in de energie-infrastructuur cruciaal maakt voor het waarborgen van de energievoorziening van de Unie, voor de goede werking van de interne markt en voor de door de Unie ingezette overgang naar een koolstofarm energiesysteem.

    (3)

    Gezien de nieuwe energiecontext zijn er aanzienlijke investeringen vereist in alle energiesectoren en moet er gewerkt worden aan de ontwikkeling van nieuwe infrastructuurtypes en nieuwe marktrijpe technologieën. De liberalisering van de energiesector en de verdere integratie van de interne markt resulteren in een prominentere rol voor marktdeelnemers bij investeringen. Tegelijk zullen nieuwe beleidseisen, zoals streefcijfers voor de brandstofmix, het beleid van de lidstaten met het oog op de totstandbrenging van een nieuwe en/of gemoderniseerde energie-infrastructuur beïnvloeden.

    (4)

    In deze context moet meer aandacht worden besteed aan investeringen in de energie-infrastructuur in de Unie, in het bijzonder met het oog op het voorkomen van problemen, bevordering van beste praktijken en totstandbrenging van grotere transparantie inzake de toekomstige ontwikkeling van het energiesysteem in de Unie.

    (5)

    De Commissie en in het bijzonder haar waarnemingspost voor de energiemarkt moeten daarom beschikken over nauwkeurige gegevens en informatie over investeringsprojecten, met inbegrip van buitenbedrijfstellingsprojecten, voor de belangrijkste onderdelen van het energiesysteem van de Unie.

    (6)

    Gegevens en informatie inzake voorspelbare ontwikkelingen qua productie-, vervoers- en opslagcapaciteit en projecten in de onderscheiden energiesectoren zijn van belang voor de Unie en zijn belangrijk voor toekomstige investeringen. Het is daarom noodzakelijk te waarborgen dat de Commissie in kennis wordt gesteld van investeringsprojecten waarvan de bouw- of de buitenbedrijfstellingsfase reeds is opgestart of waarvoor de definitieve investeringsbeslissing reeds is genomen.

    (7)

    Overeenkomstig de artikelen 41 en 42 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het Euratom-Verdrag) zijn ondernemingen verplicht hun investeringsprojecten te melden. Het is noodzakelijk dergelijke informatie aan te vullen, met name via een geregelde rapportering over de tenuitvoerlegging van investeringsprojecten. Dergelijke aanvullende rapportering laat de toepassing van de artikelen 41 tot en met 44 van het Euratom-Verdrag onverlet. Een dubbele last voor ondernemingen moet evenwel zo veel mogelijk vermeden worden.

    (8)

    Opdat de Commissie zou kunnen beschikken over een samenhangend beeld van de toekomstige ontwikkelingen in het hele energiesysteem van de Unie, is een geharmoniseerd rapporteringskader voor investeringsprojecten vereist, gebaseerd op geactualiseerde categorieën voor door de lidstaten te verstrekken officiële gegevens en informatie.

    (9)

    Te dien einde moeten de lidstaten aan de Commissie gegevens en informatie toezenden over de op hun grondgebied geplande of in uitvoering zijnde investeringsprojecten met betrekking tot de productie, opslag en vervoer van aardolie, aardgas, elektriciteit, met inbegrip van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, elektriciteit uit kolen en ligniet, en warmtekrachtkoppeling, productie van biobrandstoffen en afvang, vervoer en opslag van kooldioxide. De lidstaten moeten tevens aan de Commissie gegevens en informatie aangaande investeringsprojecten in elektriciteits- en gasinterconnecties met derde landen bekendmaken. De betrokken ondernemingen moet worden verplicht om de desbetreffende lidstaat in kennis te stellen van dergelijke gegevens en informatie.

    (10)

    Gezien de tijdshorizon van investeringsprojecten in de energiesector volstaat een tweejaarlijkse rapportering.

    (11)

    Teneinde onevenredige administratieve last te voorkomen en de kosten voor de lidstaten en ondernemingen, voornamelijk die uit het midden- en kleinbedrijf, te minimaliseren, moet deze verordening de mogelijkheid bieden de lidstaten en ondernemingen vrij te stellen van bedoelde rapporteringsverplichting wanneer de Commissie reeds gelijkwaardige informatie heeft ontvangen op grond van energiesectorspecifieke wetgevingsbesluiten van de Unie die tot doel heeft concurrerende Europese energiemarkten tot stand te brengen, de duurzaamheid van het uniaal energiesysteem en de continuïteit van de energievoorziening van de Unie te waarborgen. Dubbel werk met betrekking tot de rapporteringsverplichtingen als gespecificeerd in het derde pakket interne markt voor elektriciteit en aardgas moet derhalve worden vermeden. Teneinde de rapportageverplichting te verlichten, moet de Commissie de lidstaten ondersteunen door aan te geven in welke gevallen zij van oordeel is dat de op grond van andere rechtshandelingen reeds gerapporteerde gegevens of informatie voldoet aan de vereisten van deze verordening.

    (12)

    Om de gegevens te verwerken en de toezending ervan te vergemakkelijken en te beveiligen, moeten de Commissie en met name de waarnemingspost voor de energiemarkt alle passende maatregelen kunnen nemen en meer bepaald gebruik kunnen maken van geïntegreerde IT-instrumenten en -procedures, die de vertrouwelijkheid van de aan de Commissie medegedeelde gegevens en informatie moeten waarborgen.

    (13)

    De bescherming van personen bij de verwerking van persoonsgegevens wordt beheerst door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), terwijl de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie wordt beheerst door Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4). De onderhavige verordening laat deze bepalingen onverlet.

    (14)

    De lidstaten, of hun gedelegeerde entiteiten, en de Commissie moeten de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens en informatie beschermen. Daarom moeten de lidstaten, of hun gedelegeerde entiteiten, dergelijke gegevens en informatie, met uitzondering van gegevens en informatie met betrekking tot projecten voor grensoverschrijdend vervoer, op nationaal niveau totaliseren alvorens die aan de Commissie mede te delen. Wanneer dat nodig is, moet de Commissie dergelijke gegevens verder zo samenvoegen dat geen nadere informatie over afzonderlijke ondernemingen en installaties wordt onthuld of kan worden afgeleid.

    (15)

    De Commissie, en met name haar waarnemingspost voor de energiemarkt, moet op gezette tijden een sectoroverschrijdende analyse maken van de structurele ontwikkeling en de vooruitzichten van het energiesysteem van de Unie en moeten, waar nodig, ook een meer gerichte analyse maken inzake bepaalde aspecten van dit energiesysteem. Deze analyse moet er in het bijzonder toe bijdragen dat de energieleveringszekerheid wordt vergroot door eventuele tekorten qua infrastructuur en investeringen aan te wijzen met het oog op het bereiken van een evenwicht tussen vraag en aanbod. De analyse moet ook een bijdrage leveren voor het overleg op Unieniveau over de energie-infrastructuur en moet daarom ook worden doorgestuurd aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede ter beschikking worden gesteld aan de belanghebbenden.

    (16)

    De sectoroverschrijdende analyse van de Commissie en de door de Commissie op grond van deze verordening bekendgemaakte gegevens en informatie kunnen van nut zijn voor ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf bij het plannen van hun investeringen.

    (17)

    De Commissie kan worden bijgestaan door deskundigen van de lidstaten of andere vakbekwame deskundigen met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke inzichten inzake potentiële infrastructurele leemten en de daarmee verbonden risico’s en het bevorderen van de transparantie bij toekomstige ontwikkelingen, hetgeen van bijzonder belang is voor nieuwe marktdeelnemers.

    (18)

    Deze verordening moet Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad (5) vervangen, die door het Hof van Justitie op 6 september 2012 (6) nietig is verklaard en waarvan de rechtsgevolgen moesten worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een nieuwe verordening. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt derhalve de nietigverklaring van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010, zoals uitgesproken door het Hof van Justitie, van kracht. Daarnaast moet Verordening (EG) nr. 736/96 van de Raad (7), die door de nietig verklaarde Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 werd ingetrokken, door deze verordening worden ingetrokken.

    (19)

    De vorm en de technische details van de mededeling aan de Commissie van gegevens en informatie inzake investeringsprojecten voor energie-infrastructuur worden nader omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 833/2010 van de Commissie (8). Verordening (EU, Euratom) nr. 833/2010 van de Commissie dient van toepassing te blijven tot de herziening ervan, welke volgt na de vaststelling van de onderhavige verordening.

    (20)

    Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp en toepassingsgebied

    1.   Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de mededeling aan de Commissie van gegevens en informatie over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, aardgas, elektriciteit, met inbegrip van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, elektriciteit uit steenkool en bruinkool, en warmte-krachtkoppeling, alsook over investeringsprojecten met betrekking tot productie van biobrandstoffen en afvang, vervoer en opslag van door deze sectoren geproduceerde kooldioxide.

    2.   Deze verordening is van toepassing op de in de bijlage genoemde types investeringsprojecten waarvan de uitvoerings- of de buitenbedrijfstellingswerkzaamheden zijn gestart of waarvoor een definitieve investeringsbeslissing is genomen.

    De lidstaten mogen voorts geschatte gegevens of voorbereidende informatie indienen over de in de bijlage genoemde types investeringsprojecten waarvan de uitvoering naar planning binnen een termijn van vijf jaar zal worden gestart of waarvan de buitenbedrijfstelling naar planning binnen een termijn van drie jaar wordt gestart, maar waarvoor nog geen definitieve investeringsbeslissing is genomen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.   „infrastructuur”: elk soort installatie die of onderdeel van een installatie dat verband houdt met productie, vervoer en opslag, met inbegrip van de interconnecties tussen de Unie en derde landen;

    2.   „investeringsprojecten”: projecten die tot doel hebben:

    3.   „definitieve investeringsbeslissing”: de op het niveau van de onderneming genomen beslissing om definitief financiële middelen voor de investeringsfase van een project vast te leggen;

    4.   „investeringsfase”: de fase waarin de bouw- of buitenbedrijfstellingswerkzaamheden plaatsvinden en er kapitaalkosten worden gemaakt, van de investeringsfase is de planningsfase uitgesloten;

    5.   „planningsfase”: de fase waarin de uitvoering van het project wordt voorbereid en waarin, in voorkomend geval, haalbaarheidsbeoordelingen en voorbereidende en technische studies worden uitgevoerd, vergunningen en machtigingen worden verkregen en kapitaalkosten worden gemaakt;

    6.   „investeringsprojecten in uitvoering”: investeringsprojecten waarvan de uitvoering van start is gegaan en waarvoor kapitaalkosten zijn gemaakt;

    7.   „buitenbedrijfstelling”: de fase waarin een bepaalde infrastructuur permanent uit bedrijf wordt genomen;

    8.   „productie”: de opwekking van elektriciteit en de verwerking van brandstoffen, inclusief biobrandstoffen;

    9.   „vervoer”: het vervoer van energiebronnen of -producten of kooldioxide, via een netwerk, meer in het bijzonder:

    10.   „afvang”: het proces waarbij door industriële installaties uitgestoten kooldioxide wordt opgevangen met het oog op opslag;

    11.   „opslag”: het tijdelijk of permanent in bewaring houden van energie of energiebronnen in boven- of ondergrondse faciliteiten of geologische bergingslocaties of het opslaan en vasthouden van kooldioxide in ondergrondse geologische formaties;

    12.   „onderneming”: elke natuurlijke of particuliere dan wel publiekrechtelijke rechtspersoon die beslist over investeringsprojecten of die dergelijke projecten uitvoert;

    13.   „energiebronnen”:

    i)

    primaire energiebronnen, zoals aardolie, aardgas of kolen;

    ii)

    getransformeerde energiebronnen, zoals elektriciteit;

    iii)

    hernieuwbare energiebronnen, zoals waterkracht, biomassa, biogas, windenergie, zonne-energie, getijde-energie, golfslagenergie en geothermische energie, en

    iv)

    energieproducten, zoals geraffineerde olieproducten en biobrandstoffen;

    14.   „specifieke instantie”: een instantie die krachtens een energiesectorspecifiek wetsbesluit van de Unie belast is met de voorbereiding en vaststelling van Uniebrede over meerdere jaren lopende plannen voor netwerkontwikkeling en investeringen in energie-infrastructuur, zoals het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit („ENTSO-E”) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) en het Europees netwerk voor transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTSO-G”) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (10);

    15.   „samengevoegde gegevens”: gegevens die op het niveau van een of meer lidstaten zijn samengevoegd.

    Artikel 3

    Mededeling van gegevens

    1.   Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel bij gegevensverzameling en rapportering verzamelen de lidstaten of de door hen met die taak belaste entiteiten met ingang van 1 januari 2015 en vervolgens om de twee jaar alle in deze verordening gespecificeerde gegevens en informatie.

    Zij delen de Commissie in 2015, het eerste rapporteringsjaar, en vervolgens om de twee jaar de gegevens en de relevante projectinformatie mee. Deze mededeling geschiedt in een getotaliseerde vorm, met uitzondering van de gegevens en relevante informatie met betrekking tot projecten voor grensoverschrijdende transmissie.

    De lidstaten of hun gedelegeerde entiteiten delen de Commissie uiterlijk 31 juli van het betrokken rapporteringsjaar de getotaliseerde gegevens en de relevante projectinformatie mee.

    2.   De Commissie stelt de lidstaten of hun gedelegeerde entiteiten vrij van de in lid 1 bedoelde rapporteringsverplichting wanneer, en voor zover, krachtens sectorspecifieke rechtshandelingen van de Unie of het Euratom-Verdrag:

    a)

    de betrokken lidstaat of zijn gedelegeerde entiteit de Commissie reeds gegevens of informatie heeft meegedeeld die gelijkwaardig zijn of is, aan die welke krachtens deze verordening vereist zijn, en de datum van de kennisgeving en de desbetreffende specifieke wetgeving heeft vermeld, of

    b)

    een specifieke instantie is belast met de voorbereiding van een meerjareninvesteringsplan voor de energie-infrastructuur op Unieniveau en te dien einde gegevens en informatie samenbrengt die gelijkwaardig zijn of is aan die welke krachtens deze verordening vereist zijn. In een dergelijk geval en voor de doeleinden van deze verordening verstrekt de specifieke instantie de Commissie alle relevante gegevens en informatie.

    Artikel 4

    Gegevensbronnen

    De betrokken ondernemingen delen vóór 1 juni van elk rapporteringsjaar aan de lidstaten of de relevante gedelegeerde entiteiten op het grondgebied waarvan zij de uitvoering van investeringsprojecten plannen, de in artikel 3 bedoelde gegevens of informatie mee. De meegedeelde gegevens en informatie geven een beeld van de investeringsprojecten op 31 maart van het betrokken rapporteringsjaar.

    De eerste alinea is niet van toepassing op ondernemingen ten aanzien waarvan de betrokken lidstaat besluit andere middelen te gebruiken om de Commissie in kennis te brengen van de in artikel 3 bedoelde gegevens of informatie, mits de verstrekte gegevens of informatie vergelijkbaar zijn.

    Artikel 5

    Inhoud van de mededeling

    1.   Wat de in de bijlage omschreven investeringsprojecten betreft, bevat de krachtens artikel 3 toe te zenden informatie, waar van toepassing:

    a)

    het volume van de geplande of momenteel in opbouw zijnde capaciteit;

    b)

    het type en de voornaamste kenmerken van de geplande of momenteel in opbouw zijnde infrastructuur of capaciteit, inclusief in voorkomend geval de locatie van grensoverschrijdende transmissieprojecten;

    c)

    het vermoedelijke jaar van indienstneming;

    d)

    het soort gebruikte energiebronnen;

    e)

    de installaties die een reactie mogelijk maken op crisissen bij de energievoorziening, zoals installaties die keerstromen of brandstofswitching mogelijk maken; en

    f)

    de uitrusting van koolstofafvangsystemen of retrofittingsmechanismen voor koolstofafvang en -opslag.

    2.   Wat de voorgestelde buitenbedrijfstelling van capaciteit betreft, moet de in artikel 3 bedoelde mededeling de volgende gegevens bevatten:

    a)

    de aard en capaciteit van de betrokken infrastructuur, en

    b)

    het vermoedelijke jaar waarin zij buiten werking zal worden gesteld.

    3.   In elke mededeling overeenkomstig artikel 3 wordt in voorkomend geval ook vermeld:

    a)

    het totale volume van de geïnstalleerde productie-, transmissie- en opslagcapaciteit vermeld die aanwezig is aan het begin van het betrokken rapporteringsjaar of waarvan de werking gedurende een periode van meer dan drie jaar onderbroken is, en

    b)

    relevante informatie met betrekking tot vertragingen en/of belemmeringen voor de tenuitvoerlegging van een investeringsproject, indien de betrokken lidstaten, hun gedelegeerde entiteiten of de in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde specifieke instanties over die informatie beschikken.

    Artikel 6

    Kwaliteit van en toegang tot de gegevens

    1.   De lidstaten, hun gedelegeerde entiteiten of, in voorkomend geval, de specifieke instanties waarborgen de kwaliteit, relevantie, nauwkeurigheid, duidelijkheid, tijdschema’s en samenhang van de gegevens en informatie die zij de Commissie toezenden.

    Indien specifieke instanties de kennisgeving indienen, worden bij de toegezonden gegevens en informatie de nodige opmerkingen van de lidstaten gevoegd.

    2.   De Commissie kan de overeenkomstig deze verordening toegezonden geïntegreerde gegevens en informatie bekendmaken, met name in de context van de in artikel 10, lid 3, bedoelde analyses, op voorwaarde dat geen specifieke gegevens over afzonderlijke ondernemingen bekend worden gemaakt of kunnen worden afgeleid.

    3.   De lidstaten, hun gedelegeerde entiteiten of de Commissie bewaren de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens of informatie die zij in hun bezit hebben.

    Artikel 7

    Tenuitvoerleggingsmaatregelen

    Binnen de bij deze verordening vastgestelde grenzen stelt de Commissie uiterlijk op 10 juni 2014 de maatregelen vast die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, aangaande de vorm en andere technische details van de kennisgeving betreffende de in de artikelen 3 en 5 bedoelde gegevens en informatie. Tot dan blijft Verordening (EU, Euratom) nr. 833/2010 van toepassing.

    Artikel 8

    Gegevensverwerking

    De Commissie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van, het onderdak bieden aan en het beheer en onderhoud van de IT-hulpmiddelen die vereist zijn voor de ontvangst, opslag en verwerking van de aan de Commissie uit hoofde van deze verordening toegezonden gegevens of informatie over de energie-infrastructuur.

    De Commissie draagt er tevens zorg voor dat de in de eerste alinea bedoelde IT-hulpmiddelen de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van deze verordening aan de Commissie medegedeelde gegevens of informatie garanderen.

    Artikel 9

    Bescherming van persoonsgegevens bij de dataverwerking

    Deze verordening laat de wetgeving van de Unie onverlet en doet met name geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens, als neergelegd in Richtlijn 95/46/EG, of de krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 aan de instellingen en instanties van de Unie opgelegde verplichtingen met betrekking tot de bij de uitvoering van hun taken ondernomen verwerking van persoonsgegevens.

    Artikel 10

    Monitoring en rapportering

    1.   Op basis van de toegezonden gegevens en informatie en, wanneer passend, andere gegevensbronnen, inclusief door de Commissie aangekochte data, en rekening houdend met relevante analyses zoals de meerjaren-netwerkontwikkelingsplannen voor elektriciteit en gas, zendt de Commissie het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité ten minste tweejaarlijks een sectoroverschrijdende analyse toe van de structurele ontwikkeling en de vooruitzichten van het energiesysteem van de Unie, en publiceert zij die analyse. Deze analyse heeft met name de volgende doeleinden:

    a)

    de detectie van mogelijke toekomstige tekorten tussen de vraag voor en aanbod van energie die van belang zijn voor het energiebeleid van de Unie, waaronder voor de werking van de interne markt voor energie, met de nadruk op mogelijke toekomstige tekortkomingen en fouten in de productie- en vervoersinfrastructuur;

    b)

    de opsporing van belemmeringen voor investeringen en de bevordering van beste praktijken om dergelijke problemen op te lossen, en

    c)

    het vergroten van de transparantie voor de huidige en potentiële nieuwe marktdeelnemers.

    Op basis van deze gegevens en informatie kan de Commissie ook specifieke analyses maken wanneer die noodzakelijk en passend worden geacht.

    2.   Bij het maken van de in lid 1 bedoelde analyses kan de Commissie worden bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten en/of andere deskundigen of beroepsverenigingen met specifieke competenties op het relevante gebied.

    De Commissie geeft alle lidstaten de gelegenheid om opmerkingen te maken over de ontwerpanalyses.

    3.   De Commissie bespreekt de analyses met betrokken partijen als ENTSO-E, ENTSO-G, de Groep Coördinatie gas, de Groep Coördinatie elektriciteit en de Groep Coördinatie olie.

    Artikel 11

    Evaluatie

    Uiterlijk 31 december 2016 maakt de Commissie een evaluatie van de tenuitvoerlegging ervan en dient zij over de resultaten van deze evaluatie een rapport in bij het Europees Parlement en de Raad. In deze evaluatie onderzoekt de Commissie onder meer:

    a)

    de eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening naar:

    i)

    de winning van olie, aardgas en kolen;

    ii)

    terminals voor samengeperst aardgas op te nemen;

    iii)

    andere vormen van elektriciteitsopslag, en

    b)

    de vraag of de drempels voor installaties voor hernieuwbare energie al dan niet dienen te worden verlaagd.

    De Commissie houdt er bij het beoordelen van deze mogelijkheden rekening mee dat er moet worden gezorgd voor een evenwicht tussen de bijkomende administratieve lasten en de voordelen van het kunnen beschikken over aanvullende informatie.

    Artikel 12

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 736/96 wordt ingetrokken met ingang van 9 april 2014.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    M. SCHULZ

    Voor de Raad

    De voorzitter

    D. KOURKOULAS


    (1)  PB C 271 van 19.9.2013, blz. 153.

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 februari 2014.

    (3)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

    (4)  Verordening (EG) nr. 45/2001van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad van 24 juni 2010 inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 7).

    (6)  Arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2012 in zaak C-490/10, Parlement/Raad, Jurispr. 2012, blz. I-0000.

    (7)  Verordening (EG) nr. 736/96 van 22 april 1996 inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit (PB L 102 van 25.4.1996, blz. 1).

    (8)  Verordening (EU, Euratom) nr. 833/2010 van de Raad van 21 september 2010 betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie (PB L 248 van 22.9.2010, blz. 36).

    (9)  Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15).

    (10)  Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).


    BIJLAGE

    INVESTERINGSPROJECTEN

    1.   AARDOLIE

    1.1.   Raffinage

    distillatie-installaties met een capaciteit van ten minste 1 miljoen ton per jaar,

    uitbreidingen van de distillatiecapaciteit tot meer dan 1 miljoen ton per jaar,

    reforming-/crackinginstallaties met een minimumcapaciteit van 500 ton per dag,

    ontzwavelingsinstallaties voor stookolieresiduen/gasolie/feedstock/andere aardolieproducten,

    Chemische installaties die geen stookolie en/of motorbrandstoffen produceren of deze alleen als bijproducten vervaardigen, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied.

    1.2.   Vervoer

    pijpleidingen voor het vervoer van ruwe aardolie, met een capaciteit van ten minste 3 miljoen ton per jaar, en uitbreiding of verlenging van dergelijke pijpleidingstelsels met minimaal 30 km,

    pijpleidingen voor het vervoer van aardolieproducten met een capaciteit van ten minste 1,5 miljoen ton per jaar, en uitbreiding of verlenging van dergelijke pijpleidingstelsels met minimaal 30 km,

    pijpleidingen die essentiële verbindingselementen vormen in nationale of internationale interconnectienetwerken en pijpleidingen en projecten van gemeenschappelijk belang, als geselecteerd overeenkomstig de richtsnoeren die zijn opgesteld krachtens artikel 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”).

    Pijpleidingen voor militaire doeleinden en pijpleidingen waarmee bedrijven worden bevoorraad die buiten het toepassingsgebied van punt 1.1 vallen, zijn uitgesloten.

    1.3.   Opslag

    opslaginstallaties voor ruwe aardolie en aardolieproducten (installaties met een capaciteit van minimaal 150 000 m3 of, in het geval van voorraadtanks, met een capaciteit van minimaal 100 000 m3),

    Opslagtanks voor militaire doeleinden en tanks waarmee bedrijven worden bevoorraad die buiten het toepassingsgebied van punt 1.1 vallen, zijn uitgesloten.

    2.   GAS

    2.1.   Vervoer

    pijpleidingen voor het vervoer van gas, inclusief aardgas en biogas, die deel uitmaken van een netwerk dat voornamelijk bestaat uit hogedrukpijpleidingen, met uitzondering van pijpleidingen die deel uitmaken van een upstream-pijpleidingsnet en met uitzondering van het onderdeel van het hogedrukpijpleidingsnet dat hoofdzakelijk wordt gebruikt in de context van de lokale distributie van aardgas,

    gaspijpleidingen en projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld overeenkomstig artikel 171 VWEU.

    2.2.   Terminals voor vloeibaar aardgas (LNG)

    terminals die bestemd zijn voor de invoer van vloeibaar aardgas, met een hervergassingscapaciteit van minimaal 1 miljard m3 per jaar.

    2.3.   Opslag

    opslaginstallaties die verbonden zijn met in punt 2.1 bedoelde pijpleidingen voor het vervoer van gas.

    Uitgesloten zijn gaspijpleidingen, -terminals en -installaties die bestemd zijn voor militaire doeleinden en gaspijpleidingen waarmee chemische installaties worden bevoorraad die geen energieproducten vervaardigen of deze slechts als bijproduct vervaardigen.

    3.   ELEKTRICITEIT

    3.1.   Productie

    thermische elektriciteitscentrales en kerncentrales (eenheden met een vermogen van minimaal 100 MW),

    installaties voor de productie van elektriciteit uit biomassa/vloeibare biomassa/afval (met een capaciteit van minimaal 20 MW),

    warmtekrachtcentrales (installaties met een elektriciteitsopwekkingscapaciteit van minimaal 20 MW),

    waterkrachtcentrales (centrales met een vermogen van minimaal 30 MW),

    windmolenparken met een capaciteit van minimaal 20 MW,

    gecentraliseerde thermische zonnecentrales en geothermische installaties (met een capaciteit van minimaal 20 MW),

    fotovoltaïsche installaties (met een capaciteit van minimaal 10 MW).

    3.2.   Vervoer

    bovengrondse transmissielijnen, als zij zijn ontworpen voor de spanning die normaliter op nationaal niveau wordt gebruikt voor interconnectielijnen en voor zover zij geschikt zijn voor een spanning van 220 kV of meer,

    ondergrondse of onderzeese transmissiekabels, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 150 kV of meer,

    projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld overeenkomstig artikel 171 VWEU.

    4.   BIOBRANDSTOFFEN

    4.1.   Productie

    installaties die in staat zijn biobrandstoffen te produceren of te raffineren (installaties met een capaciteit van minimaal 50 000 ton/jaar).

    5.   KOOLDIOXIDE

    5.1.   Vervoer

    Pijpleidingen voor kooldioxide die verbonden zijn met de in de punten 1.1 en 3.1 bedoelde productie-installaties.

    5.2.   Opslag

    opslaginstallaties (opslaglocaties of -complexen met een capaciteit van minimaal 100 kt),

    Uitgesloten zijn opslaginstallaties die bedoeld zijn voor onderzoek en technologische ontwikkeling.


    Top