Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0253

Verordening (EU) nr. 253/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 510/2011 tot vaststelling van de modaliteiten voor het halen van de 2020-doelstelling inzake de reductie van de CO 2 -emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen Voor de EER relevante tekst

PB L 84 van 20.3.2014, p. 38–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2019; stilzwijgende opheffing door 32019R0631

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/253/oj

20.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 84/38


VERORDENING (EU) Nr. 253/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 510/2011 tot vaststelling van de modaliteiten voor het halen van de 2020-doelstelling inzake de reductie van de CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet de Commissie de modaliteiten voor het uiterlijk in 2020 halen van de doelstelling van 147 g CO2/km evalueren, met inbegrip van de formules opgenomen in bijlage I bij die verordening en de afwijkingen waarin in artikel 11 van die verordening is voorzien, voor zover de haalbaarheid daarvan is bevestigd. Deze verordening dient vanuit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, sociaal billijk en duurzaam te zijn.

(2)

Gezien het verband tussen CO2-emissies en brandstofverbruik, zou het vaststellen van modaliteiten voor het verminderen van CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen ook op een kosteneffectieve manier kunnen bijdragen aan het verminderen van het brandstofverbruik en de daaraan gerelateerde kosten voor de eigenaars van dergelijke voertuigen.

(3)

Met het oog op controle van de naleving van de doelstelling van 147 g CO2/km dient te worden verduidelijkt dat de CO2-emissies nog steeds moeten worden gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen, en innoverende technologieën.

(4)

Volgens de in het kader van de effectbeoordeling uitgevoerde technische analyse zijn de technologieën die nodig zijn om de doelstelling van 147 g CO2/km te halen beschikbaar en kunnen de vereiste reducties tegen lagere kosten worden gerealiseerd dan werd geraamd in de technische analyse die voorafgaand aan de vaststelling van Verordening (EU) nr. 510/2011 werd uitgevoerd. Bovendien is het verschil tussen de huidige gemiddelde specifieke CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen en de doelstelling van 147 g CO2/km kleiner geworden. De haalbaarheid van het verwezenlijken van die doelstelling tegen 2020 is derhalve bevestigd.

(5)

Gelet op de onevenredige impact op de kleinste fabrikanten ten gevolge van de naleving van de specifieke, op het praktisch nut van het voertuig gebaseerde emissiedoelstellingen, alsook de hoge administratieve last van de afwijkingsprocedure en de marginale reductie van CO2-emissies van de door die fabrikanten verkochte voertuigen, moeten fabrikanten die jaarlijks minder dan 1 000 nieuwe, in de Unie ingeschreven lichte bedrijfsvoertuigen produceren, worden vrijgesteld van de specifieke emissiedoelstelling en de bijdragen voor te hoge emissies.

(6)

De procedure voor het verlenen van een afwijking aan fabrikanten van kleine aantallen moet worden vereenvoudigd, opdat meer flexibiliteit wordt geboden wanneer een aanvraag voor een afwijking door dergelijke fabrikanten moet worden ingediend, en wanneer de Commissie gehouden is een dergelijke afwijking te verlenen.

(7)

Teneinde de automobielindustrie in staat te stellen langetermijninvesteringen en innovaties door te voeren, is het wenselijk indicaties te geven over de wijze waarop Verordening (EU) nr. 510/2011 voor de periode na 2020 moet worden gewijzigd. Die indicaties moeten worden gebaseerd op een beoordeling van het vereiste reductiepercentage in overeenstemming met de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie en de gevolgen voor de ontwikkeling van kosteneffectieve CO2-reducerende technologieën voor lichte bedrijfsvoertuigen. De Commissie moet uiterlijk in 2015 dergelijke aspecten herzien en een verslag met haar bevindingen aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen. Dat verslag moet, in voorkomend geval, voorstellen tot wijziging van Verordening (EU) nr. 510/2011 bevatten met het oog op het vaststellen van CO2-emissiedoelstellingen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen na 2020, met inbegrip van het mogelijk vaststellen van een realistische en haalbare doelstelling voor 2025, op basis van een alomvattende effectbeoordeling waarin rekening wordt gehouden met het concurrerend blijven van de industrie en daarvan afhangende bedrijfstakken, met behoud van een duidelijk emissiereductietraject overeenkomstig de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie. De Commissie moet bij het opstellen van dergelijke voorstellen ervoor zorgen dat deze uit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, en sociaal billijk en duurzaam zijn.

(8)

Broeikasgasemissies die verband houden met brandstoftoelevering, de vervaardiging van voertuigen en de verwijdering daarvan vormen een belangrijk bestanddeel van de huidige algemene koolstofvoetafdruk van het wegvervoer, en het belang ervan zal in de toekomst waarschijnlijk alleen maar verder toenemen. Er moeten derhalve beleidsmaatregelen worden getroffen om fabrikanten in de richting van optimale oplossingen te wijzen, waarbij met name rekening wordt gehouden met broeikasgasemissies ten gevolge van de opwekking van energie die wordt geleverd aan voertuigen, zoals elektriciteit en alternatieve brandstoffen, en om zeker te stellen dat deze emissies hoger in de keten niet de voordelen van het verbeterde operationele energieverbruik van de voertuigen, zoals beoogd door Verordening (EU) nr. 510/2011, alsnog tenietdoen.

(9)

Krachtens artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 510/2011 moet de Commissie een rapport publiceren over de beschikbaarheid van gegevens over voetafdruk en laadvermogen en over het gebruik daarvan als nuttige parameters voor het bepalen van de specifieke CO2-emissiedoelstellingen als bepaald in de formules in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011. Hoewel die gegevens beschikbaar zijn en de potentiële toepassing ervan in de effectbeoordeling is beoordeeld, is geconcludeerd dat het kosteneffectiever is om de massa in rijklare toestand als nutsparameter te blijven hanteren voor de 2020-doelstelling voor lichte bedrijfsvoertuigen.

(10)

Bij het vaststellen van de doelstelling dient men te blijven uitgaan van een lineair verband tussen het praktisch nut van het lichte bedrijfsvoertuig en de CO2-emissiedoelstelling ervan, zoals vastgesteld in de formules in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011; omdat hierdoor de diversiteit van de markt voor lichte bedrijfsvoertuigen en het vermogen van fabrikanten om tegemoet te komen aan uiteenlopende consumentenbehoeften worden behouden, waardoor onrechtmatige concurrentieverstoring wordt vermeden. Het is echter wenselijk om deze aanpak aan te passen aan de meest recente gegevens over de inschrijving van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen.

(11)

De Commissie heeft in zijn effectbeoordeling de beschikbaarheid van voetafdrukgegevens en het gebruik van een voetafdruk als nutsparameter in de formules in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011 beoordeeld. Op basis daarvan heeft de Commissie geconcludeerd dat massa de nutsparameter moet zijn in de formules voor de 2020-doelstelling.

(12)

Op grond van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) is de Commissie verplicht een effectbeoordeling uit te voeren met als doel de testprocedures te herzien teneinde het werkelijke CO2-emissiegedrag van auto’s passend te weerspiegelen. Verordening (EU) nr. 510/2011 breidt de herziening van de testprocedures uit teneinde daarin lichte bedrijfsvoertuigen op te nemen. De momenteel gebruikte nieuwe Europese rijcyclus (New European Driving Cycle — NEDC) dient te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat deze representatief is voor de werkelijke rijomstandigheden en om te voorkomen dat de werkelijke CO2-emissies en het brandstofverbruik worden onderschat. Zodra dat haalbaar is, moet een nieuwe, meer realistische en betrouwbare testprocedure worden overeengekomen. De werkzaamheden ter zake worden uitgevoerd via de ontwikkeling van een „wereldwijde testprocedure voor lichte voertuigen” (Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedure — WLTP) in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, maar zijn nog niet afgerond. Teneinde de voor nieuwe personenauto’s en nieuw lichte bedrijfsvoertuigen vermelde specifieke CO2-emissies meer in overeenstemming te brengen met de werkelijke emissies onder normale gebruiksomstandigheden, moet de WLTP worden toegepast zodra de gelegenheid zich voordoet. Daarom zijn in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011 emissiegrenswaarden voor 2020 opgenomen die gemeten zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (6). Wanneer de testprocedures worden gewijzigd, moeten de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011 opgenomen grenswaarden worden aangepast teneinde vergelijkbare strengheid te waarborgen voor de fabrikanten en de voertuigcategorieën. De Commissie moet dienovereenkomstig een gedegen correlatiestudie tussen de NEDC- en de nieuwe WLTP-testcycli uitvoeren, om de representativiteit ervan voor werkelijke rijomstandigheden te waarborgen.

(13)

Om te garanderen dat emissies in werkelijke omstandigheden adequaat worden weergegeven en gemeten CO2-waarden volledig vergelijkbaar zijn, moet de Commissie ervoor zorgen dat de elementen in de testprocedure die een beduidend effect hebben op de gemeten CO2-emissies, strikt worden gedefinieerd om het gebruik van flexibele marges in testcycli door fabrikanten tegen te gaan. De afwijkingen tussen de CO2-emissiewaarden van de typegoedkeuring en de emissies van te koop aangeboden voertuigen moeten worden aangepakt, onder andere door een procedure te overwegen voor het testen van overeenstemming tijdens gebruik waarbij wordt zekergesteld dat een representatief monster van te koop aangeboden voertuigen onafhankelijk wordt getest, alsmede door manieren in overweging te nemen waarop aangetoonde substantiële verschillen tussen de CO2-emissies van de inspectie en die van de initiële typegoedkeuring kunnen worden aangepakt.

(14)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de modaliteiten voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen te verminderen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(15)

Verordening (EU) nr. 510/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 510/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Deze verordening legt met ingang van 2020 een doelstelling van 147 g CO2/km vast voor de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe, in de Unie ingeschreven lichte bedrijfsvoertuigen, als gemeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en de op die verordening gebaseerde uitvoeringsbepalingen en overeenkomstig innoverende technologieën.”.

2)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   Artikel 4, artikel 8, lid 4, onder b) en c), artikel 9 en artikel 10, lid 1, onder a) en c), zijn niet van toepassing op een fabrikant die, samen met alle met hem verbonden ondernemingen, in het voorgaande kalenderjaar minder dan 1 000 in de Unie ingeschreven nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen heeft geproduceerd.”.

3)

In artikel 11, lid 3, wordt de laatste zin geschrapt.

4)

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Op aanvraag van een toeleverancier of een fabrikant wordt rekening gehouden met CO2-besparingen die worden gerealiseerd door gebruik van innoverende technologie of door een combinatie van innoverende technologieën („innoverende technologiepakketten”).

De totale bijdrage van deze technologieën aan de vermindering van de specifieke emissiedoelstelling van een fabrikant kan tot 7 g CO2/km bedragen.”;

b)

in lid 2 wordt de inleidende zin vervangen door:

„2.   Uiterlijk op 31 december 2012 stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde bepalingen vast voor een procedure ter goedkeuring van de innoverende technologieën of innoverende technologiepakketten als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Deze gedetailleerde bepalingen zijn in overeenstemming met de bepalingen uit hoofde van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 443/2009 en zijn gebaseerd op de volgende criteria voor innoverende technologieën:”.

5)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Uiterlijk op 31 december 2015 evalueert de Commissie deze verordening, in het bijzonder de daarin bepaalde specifieke emissiedoelstellingen en modaliteiten teneinde de CO2-emissiedoelstellingen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen vast te stellen voor de periode na 2020. De vaststelling van het vereiste reductiepercentage dient in overeenstemming te zijn met de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie en de gevolgen voor de ontwikkeling van kosteneffectieve CO2-reductietechnologieën voor lichte bedrijfsvoertuigen. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met het resultaat van die evaluatie. Dat verslag bevat, zo nodig, passende voorstellen voor het wijzigen van deze verordening, onder andere met het oog op het mogelijk vaststellen van een realistische en haalbare doelstelling op basis van een alomvattende effectbeoordeling betreffende het concurrerend blijven van de industrie in lichte bedrijfsvoertuigen en de daarvan afhangende bedrijfstakken. De Commissie zorgt er bij het opstellen van de desbetreffende voorstellen voor dat deze uit mededingingsoogpunt zo neutraal mogelijk, sociaal billijk en duurzaam zijn.”;

b)

lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de tweede alinea wordt geschrapt;

ii)

de vierde alinea wordt vervangen door de twee volgende alinea’s:

„De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de correlatieparameters die nodig zijn om eventuele veranderingen weer te geven in de regelgevende testprocedure voor de meting van specifieke CO2-emissies die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (7). Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 en met inachtneming van de in de artikelen 16 en 17 vervatte voorwaarden, gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het aanpassen van de in bijlage I opgenomen formules door gebruik te maken van de krachtens de eerste alinea vastgestelde methode, waarbij wordt gewaarborgd dat de reductievereisten voor fabrikanten en voertuigen van verschillend nut onder de oude en nieuwe testprocedures van vergelijkbare strengheid zijn.

6)

In artikel 14 wordt het volgende lid toegevoegd:

„2   bis. Indien het in lid 1 bedoelde comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.”.

7)

In bijlage I, punt 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

„c)

vanaf 2020:

Formula

waarbij:

M

=

de massa van het voertuig in kilogram (kg)

M0

=

de overeenkomstig artikel 13, lid 5, vastgestelde waarde

a

=

0,096.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 109.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2014.

(3)  Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).”.


Top