EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012H1106(01)

Aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures

PB C 338 van 6.11.2012, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 338/1


AANBEVELINGEN

aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures

2012/C 338/01

I —   ALGEMEEN

Bevoegdheid van het Hof op prejudicieel gebied

1.

De prejudiciële verwijzing is een basismechanisme in het recht van de Europese Unie, dat de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid biedt dit recht binnen de Unie uniform uit te leggen en toe te passen.

2.

Krachtens artikel 19, lid 3, sub b, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: „VEU”) en artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „VWEU”) is het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegd, bij prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de uitlegging van het recht van de Unie en over de geldigheid van handelingen van de instellingen, de organen en de instanties van de Unie.

3.

Volgens artikel 256, lid 3, VWEU is het Gerecht weliswaar bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd uit hoofde van artikel 267 VWEU en die specifieke in het Statuut bepaalde terreinen betreffen, maar aangezien het Statuut op dit punt niet is aangepast, blijft het Hof van Justitie (hierna: „Hof”) thans bij uitsluiting bevoegd om op verzoeken om een prejudiciële beslissing uitspraak te doen.

4.

Ofschoon artikel 267 VWEU het Hof een algemene bevoegdheid op dit terrein verleent, voorzien diverse bepalingen van primair recht in tijdelijke uitzonderingen en afwijkingen ter zake. Het betreft met name de artikelen 275 VWEU en 276 VWEU en artikel 10 van het Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen van het Verdrag van Lissabon (PBEU C 83 van 30 maart 2010, blz. 1) (1).

5.

Daar de prejudiciële procedure berust op samenwerking tussen het Hof en de rechterlijke instanties van de lidstaten, worden met het oog op de doeltreffendheid van deze procedure de navolgende aanbevelingen aan deze rechterlijke instanties gericht.

6.

Hoewel deze aanbevelingen niet verbindend zijn, zijn zij bedoeld om de derde titel van het Reglement voor de procesvoering van het Hof (artikelen 93 tot en met 118) aan te vullen en de rechterlijke instanties van de lidstaten duidelijkheid te verschaffen over het nut van een prejudiciële verwijzing, en hun praktische aanwijzingen te geven over de vorm en de gevolgen van een dergelijke verwijzing.

De rol van het Hof in de prejudiciële procedure

7.

Zoals reeds is opgemerkt, heeft het Hof in de prejudiciële procedure tot taak het recht van de Unie uit te leggen of zich uit te spreken over de geldigheid ervan, en niet om dit recht toe te passen op de casuspositie die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. Dit laatste komt de nationale rechter toe. Het staat dus niet aan het Hof om zich uit te spreken over feitelijke vragen die in het hoofdgeding rijzen of om eventuele verschillen in opvatting over de uitlegging of toepassing van nationale rechtsregels te beslechten.

8.

Wanneer het Hof over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie beslist, beoogt het daarbij een antwoord te geven dat nuttig is voor de beslechting van het hoofdgeding, maar het staat aan de verwijzende rechter om daaruit de concrete consequenties te trekken, in voorkomend geval door de betrokken nationale regel buiten toepassing te laten.

Het besluit om tot een prejudiciële verwijzing over te gaan

De auteur van het verzoek om een prejudiciële beslissing

9.

Krachtens artikel 267 VWEU kan in beginsel elke rechterlijke instantie van een lidstaat die uitspraak moet doen in een procedure die tot een gerechtelijke beslissing leidt, bij het Hof een verzoek om een prejudiciële beslissing indienen. Het Hof legt de hoedanigheid van rechterlijke instantie uit als een autonoom begrip van het recht van de Unie. Daarbij houdt het Hof rekening met een samenstel van factoren, zoals de wettelijke grondslag van het orgaan dat bij hem een verzoek heeft ingediend, het permanente karakter ervan, de verplichte rechtsmacht ervan, het feit dat het uitspraak doet na een procedure op tegenspraak, de toepassing door het orgaan van de regelen des rechts, alsmede de onafhankelijkheid ervan.

10.

Ongeacht of de partijen in de zaak hierom hebben verzocht of niet, komt de beslissing om het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken uitsluitend toe aan de nationale rechterlijke instantie.

De verwijzing met het oog op uitlegging

11.

Krachtens artikel 267 VWEU is elke betrokken rechterlijke instantie bevoegd om het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken over de uitlegging van een regel van het recht van de Unie, wanneer zij dat noodzakelijk acht ter beslechting van een daarbij aanhangig geschil.

12.

Een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is verplicht een dergelijk verzoek te doen, tenzij er ter zake al rechtspraak is (en eventuele nieuwe regelgeving geen echte twijfel doet rijzen over de mogelijkheid om die op de casus toe te passen), of de juiste uitlegging van het toepasselijke recht evident is.

13.

Een nationale rechterlijke instantie kan derhalve, met name wanneer zij zich door de rechtspraak van het Hof voldoende ingelicht acht, zelf beslissen wat de juiste uitlegging van het recht van de Unie is en hoe het moet worden toegepast op de feiten die zij vaststelt. Een prejudiciële verwijzing kan echter bijzonder nuttig blijken wanneer het een nieuwe uitleggingsvraag betreft die van belang is voor de uniforme toepassing van het recht van de Unie, of wanneer de bestaande rechtspraak niet lijkt te kunnen worden toegepast op nieuwe feiten.

14.

Om het Hof in staat te stellen het voorwerp van het hoofdgeding en de vragen die daarbij rijzen duidelijk af te bakenen, is het nuttig dat de nationale rechterlijke instantie voor elke gestelde vraag uiteenzet waarom de verlangde uitlegging noodzakelijk is om vonnis te kunnen wijzen.

De verwijzing ter beoordeling van de geldigheid

15.

Hoewel de rechterlijke instanties van de lidstaten de bij hen aangevoerde ongeldigheidsgronden kunnen verwerpen, kan alleen het Hof een handeling van een instelling, orgaan of instantie van de Unie ongeldig verklaren.

16.

Elke nationale rechterlijke instantie moet het Hof dus een verzoek om een prejudiciële beslissing voorleggen wanneer zij twijfels heeft over de geldigheid van een dergelijke handeling, met vermelding van de redenen waarom deze handeling volgens haar ongeldig zou kunnen zijn.

17.

Wanneer zij ernstige twijfels heeft over de geldigheid van een handeling van een instelling, orgaan of instantie van de Unie waarop een interne handeling is gebaseerd, kan deze nationale rechterlijke instantie evenwel in uitzonderlijke gevallen de toepassing van die handeling voorlopig opschorten of elke andere voorlopige maatregel te dien aanzien gelasten. Zij moet het Hof dan de vraag betreffende de geldigheid voorleggen, met opgave van de redenen waarom zij de handeling ongeldig acht.

Het tijdstip waarop een prejudiciële verwijzing wordt gedaan

18.

De nationale rechterlijke instantie kan het Hof een verzoek om een prejudiciële beslissing voorleggen zodra zij vaststelt dat een beslissing over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie nodig is om vonnis te kunnen wijzen. Deze rechterlijke instantie kan immers het best beoordelen in welk stadium van de procedure een dergelijk verzoek moet worden gedaan.

19.

Het is echter wenselijk dat het verzoek om een prejudiciële beslissing wordt gedaan wanneer de procedure zover is gevorderd dat de nationale rechterlijke instantie het feitelijke en rechtskader van de zaak kan afbakenen, zodat het Hof over alle gegevens beschikt om in voorkomend geval te kunnen nagaan of het recht van de Unie op het hoofdgeding van toepassing is. In het belang van een goede rechtsbedeling kan het ook nuttig zijn pas te verwijzen nadat de partijen zijn gehoord.

De vorm en de inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing

20.

De beslissing waarbij de rechterlijke instantie van een lidstaat aan het Hof een of meerdere prejudiciële vragen voorlegt kan elke vorm hebben die het nationale recht voor procesincidenten toelaat. Evenwel moet voor ogen worden gehouden dat dit stuk de grondslag vormt van de procedure voor het Hof en dat het Hof over de gegevens moet beschikken die het in staat stellen de verwijzende rechterlijke instantie een nuttig antwoord te geven. Ook wordt enkel het verzoek om een prejudiciële beslissing ter kennis gebracht van de partijen in het hoofdgeding en de overige in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden, met name de lidstaten, om hun schriftelijke opmerkingen te verzamelen.

21.

De noodzaak van vertaling van het verzoek om een prejudiciële beslissing in alle officiële talen van de Europese Unie brengt mee dat voor een eenvoudige, duidelijke en nauwkeurige formulering dient te worden gekozen, zonder overbodige uitweidingen.

22.

Een tiental bladzijden volstaat meestal om het kader van een verzoek om een prejudiciële verwijzing naar behoren uiteen te zetten. Hoewel beknopt, moet dit verzoek volledig zijn en alle relevante gegevens bevatten voor een goed begrip van het feitelijk en juridisch kader van het hoofdgeding door het Hof en de betrokkenen die opmerkingen mogen indienen. Overeenkomstig artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering moet het verzoek om een prejudiciële beslissing, naast de tekst van de aan het Hof voorgelegde prejudiciële vragen, het volgende bevatten:

een summier overzicht van het voorwerp van het geschil en de relevante feiten zoals die door de verwijzende rechterlijke instantie zijn vastgesteld, althans, een uiteenzetting van de feitelijke gegevens waarop de prejudiciële vragen berusten;

de inhoud van de nationale bepalingen die op de zaak van toepassing kunnen zijn en, in voorkomend geval, de relevante nationale rechtspraak (2);

de uiteenzetting van de redenen die de verwijzende rechter ertoe hebben gebracht om zich over de uitlegging of de geldigheid van bepalingen van het recht van de Unie vragen te stellen, alsook het verband tussen deze bepalingen en de op het hoofdgeding toepasselijke nationale wettelijke regeling.

23.

De voor de zaak relevante bepalingen van het recht van de Unie dienen zo nauwkeurig mogelijk te worden aangegeven in het verzoek om een prejudiciële beslissing, dat in voorkomend geval een beknopte samenvatting van de relevante argumenten van de partijen in het hoofdgeding bevat.

24.

Zo zij dit mogelijk acht, kan de verwijzende rechterlijke instantie ten slotte ook beknopt vermelden hoe de prejudiciële vragen haars inziens zouden moeten worden beantwoord. Een dergelijke aanwijzing kan voor het Hof nuttig zijn, met name wanneer het uitspraak moet doen op een verzoek in het kader van een versnelde procedure of een spoedprocedure.

25.

Omwille van de leesbaarheid is het van wezenlijk belang dat het verzoek om een prejudiciële beslissing het Hof in uitgetypte vorm bereikt. Om ernaar te kunnen verwijzen, is het ook zeer nuttig dat de verschillende pagina’s en alinea’s van de verwijzingsbeslissing – die van een datum en een handtekening moet zijn voorzien – te nummeren.

26.

De prejudiciële vragen zelf moeten zijn opgenomen in een afzonderlijk en duidelijk onderscheiden deel van de verwijzingsbeslissing, bij voorkeur aan het begin of het eind daarvan. Zij moeten op zich kunnen worden begrepen, zonder raadpleging van de motivering van het verzoek, waarin evenwel de voor een goed begrip van de strekking van de zaak noodzakelijke context is beschreven.

27.

Het Hof neemt in de prejudiciële procedure in beginsel de gegevens uit de verwijzingsbeslissing over, ook de namen van personen of gegevens van persoonlijke aard. Waar nodig staat het dus aan de nationale rechter zelf om in de verwijzingsbeslissing bepaalde gegevens zwart te maken of om te zorgen voor anonimisering van de gegevens van een of meer van de bij het hoofdgeding betrokken personen of entiteiten.

28.

Na de neerlegging van het verzoek om een prejudiciële beslissing kan het Hof zelf ook ambtshalve of op verzoek van de verwijzende rechterlijke instantie of een partij in het hoofdgeding tot anonimisering overgaan. Wil het doeltreffend zijn, dan moet een dergelijk verzoek zo vroeg mogelijk in de procedure worden gedaan en in elk geval vóór de bekendmaking van de mededeling over de zaak in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie en de betekening van het verzoek om een prejudiciële beslissing aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden.

De gevolgen van de prejudiciële verwijzing voor de nationale procedure

29.

Hoewel de nationale rechterlijke instantie bevoegd blijft om voorlopige maatregelen te nemen, met name bij een verwijzing ter beoordeling van de geldigheid (zie punt 17 hierboven), brengt de neerlegging van een verzoek om een prejudiciële beslissing mee dat de nationale procedure wordt geschorst totdat het Hof uitspraak heeft gedaan.

30.

In het belang van een goed verloop van de prejudiciële procedure bij het Hof en om het nuttig effect ervan te bewaren, staat het aan de verwijzende rechterlijke instantie om het Hof in kennis te stellen van enig procesincident dat een weerslag kan hebben op de adiëring ervan en meer bepaald de toelating van nieuwe partijen tot de nationale procedure.

Kosten en rechtsbijstand

31.

De prejudiciële procedure voor het Hof is kosteloos. Het Hof beslist niet over de kosten van de partijen in het geding dat bij de verwijzende rechterlijke instantie aanhangig is; het staat aan haar om daarover te beslissen.

32.

Indien een partij in het hoofdgeding over onvoldoende middelen beschikt en voor zover de nationale regels zulks mogelijk maken, kan de verwijzende rechterlijke instantie deze partij rechtsbijstand toekennen ter dekking van de kosten die de procedure voor het Hof meebrengt, met name de kosten van vertegenwoordiging. Het Hof kan eveneens bijstand verlenen wanneer de belanghebbende niet reeds op nationaal vlak bijstand ontvangt of wanneer die bijstand de kosten van de procedure voor het Hof niet – of slechts gedeeltelijk – dekt.

De communicatie tussen de nationale rechterlijke instantie en het Hof

33.

Het verzoek om een prejudiciële verwijzing en de relevante documenten (in voorkomend geval met name het dossier van de zaak, of eventueel een kopie daarvan) moeten door de nationale rechterlijke instantie rechtstreeks aan het Hof worden gezonden. Deze zending moet per aangetekende post worden gericht aan de griffie van het Hof van Justitie (Rue du Fort Niedergrünewald, L-2925 Luxembourg).

34.

Tot aan de betekening van de beslissing op het verzoek om een prejudiciële beslissing aan de verwijzende rechterlijke instantie blijft de griffie van het Hof in contact met die rechterlijke instantie, waaraan zij een afschrift van de processtukken toezendt.

35.

Het Hof zendt de verwijzende rechterlijke instantie de beslissing toe. Het Hof stelt het op prijs wanneer de nationale rechterlijke instantie vervolgens laat weten welk gevolg zij aan deze beslissing heeft gegeven in het hoofdgeding en hem de eindbeslissing meedeelt.

II —   BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR SPOEDEISENDE PREJUDICIËLE VERWIJZINGEN

36.

Onder de voorwaarden bedoeld in artikel 23 bis van het Statuut en de artikelen 105 tot en met 114 van het Reglement voor de procesvoering kan op een prejudiciële verwijzing in bepaalde omstandigheden een versnelde procedure of een spoedprocedure worden toegepast.

Voorwaarden voor de toepassing van de versnelde procedure en de spoedprocedure

37.

Over de toepassing van deze procedures wordt door het Hof beslist. In beginsel wordt een dergelijke beslissing enkel genomen op met redenen omkleed verzoek van de verwijzende rechterlijke instantie. In uitzonderlijke gevallen kan het Hof evenwel ambtshalve beslissen om de verwijzing volgens een versnelde of een spoedprocedure te behandelen, wanneer de aard of de omstandigheden van de zaak dit lijken te gebieden.

38.

Krachtens artikel 105 van het Reglement voor de procesvoering kan een prejudiciële verwijzing worden behandeld volgens een versnelde procedure die afwijkt van de bepalingen van dit Reglement, wanneer de aard van de zaak een behandeling binnen korte termijn vereist. Aangezien deze procedure grote druk legt op de deelnemers aan de procedure, en met name alle lidstaten, die worden verzocht om binnen veel kortere termijnen dan gewoonlijk schriftelijke of mondelinge opmerkingen in te dienen, zou om de toepassing ervan slechts mogen worden gevraagd in uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat het Hof snel over de gestelde vragen uitspraak doet. Het grote aantal personen of situaties rechtens dat mogelijk wordt geraakt door de beslissing die de verwijzende rechterlijke instantie zal moeten nemen na bij het Hof een prejudiciële procedure aanhangig te hebben gemaakt, is op zich geen uitzonderlijke omstandigheid die het beroep op de versnelde procedure kan rechtvaardigen (3).

39.

Deze vaststelling dringt zich nog meer op bij de prejudiciële spoedprocedure bedoeld in artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering. Deze procedure, die slechts van toepassing is op de gebieden bedoeld in titel V van het derde deel van het VWEU, over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, legt immers nog grotere druk op de betrokken deelnemers, aangezien zij onder meer het aantal partijen dat schriftelijke opmerkingen mag indienen beperkt en het mogelijk maakt dat in extreme spoedgevallen de schriftelijke behandeling voor het Hof geheel wordt overgeslagen. Om toepassing van deze procedure zou dus uitsluitend mogen worden verzocht wanneer het absoluut noodzakelijk is dat het Hof zeer snel uitspraak doet over de vragen van de verwijzende rechterlijke instantie.

40.

Ofschoon het niet mogelijk is om die omstandigheden hier uitputtend op te sommen, met name omdat de regels van de Unie inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht veelvoudig zijn en zich geleidelijk ontwikkelen, zou een nationale rechter bijvoorbeeld in de volgende situaties om de prejudiciële spoedprocedure kunnen verzoeken: in het geval, bedoeld in artikel 267, vierde alinea, VWEU, van een persoon die zich in hechtenis bevindt of in geval van vrijheidsberoving, wanneer het antwoord op de opgeworpen vraag van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de rechtspositie van deze persoon, of wanneer in een geschil betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid of het gezag over kinderen de bevoegdheid van de rechter bij wie het geding op grond van het recht van de Unie aanhangig is gemaakt, afhangt van het antwoord op de prejudiciële vraag.

Het verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

41.

Teneinde het Hof in staat te stellen snel te kunnen beslissen over de vraag of de versnelde procedure of de spoedprocedure moet worden toegepast, moeten in het verzoek nauwkeurig de omstandigheden, rechtens en feitelijk, worden uiteengezet die de spoedeisendheid aantonen, en met name de risico’s die worden gelopen als de zaak volgens de normale prejudiciële procedure wordt behandeld.

42.

Waar mogelijk geeft de verwijzende rechterlijke instantie op beknopte wijze weer hoe de gestelde vragen naar haar oordeel moeten worden beantwoord. Een dergelijke indicatie vergemakkelijkt de standpuntbepaling van partijen in het hoofdgeding en de andere in de procedure betrokken belanghebbenden, alsook het oordeel van het Hof, en draagt daardoor bij tot een snel verloop van de procedure.

43.

Het verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure moet zodanig worden ingediend dat de griffie van het Hof onmiddellijk kan vaststellen dat het dossier een specifieke behandeling behoeft. De verwijzende rechterlijke instantie wordt dan ook verzocht om bij haar verzoek nader aan te geven welke van beide procedures in de betrokken zaak vereist is en om haar verzoek vergezeld te doen gaan van het relevante artikel van het Reglement voor de procesvoering (artikel 105, over de versnelde procedure, of artikel 107, over de spoedprocedure). Deze vermelding moet op een duidelijk herkenbare plaats in haar verwijzingsbeslissing voorkomen (bijvoorbeeld in de koptekst of in een afzonderlijke gerechtelijke akte). In voorkomend geval kan zij ook in een begeleidende brief attenderen op haar verzoek.

44.

Wat de verwijzingsbeslissing zelf betreft is beknoptheid ervan temeer van belang in geval van spoedeisendheid, daar dit bijdraagt tot een snel verloop van de procedure.

Contacten tussen het Hof, de verwijzende rechterlijke instantie en partijen in het hoofdgeding

45.

Met het oog op een sneller en beter verloop van de contacten met de verwijzende rechterlijke instantie en de partijen in het daarbij aanhangige geding, wordt de rechterlijke instantie die om de toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure verzoekt, verzocht het elektronische adres en eventueel het faxnummer aan te geven dat het Hof kan gebruiken, evenals de elektronische adressen en eventueel de faxnummers van de vertegenwoordigers van de betrokken partijen.

46.

Een afschrift van de ondertekende verwijzingsbeslissing, vergezeld van een verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure, kan voorafgaand elektronisch (ECJ-Registry@curia.europa.eu) of per telefax (+352 43 37 66) bij het Hof worden ingediend. De behandeling van de verwijzing en van het verzoek kunnen onmiddellijk na ontvangst van dit afschrift aanvangen. De originelen van deze stukken moeten dan onverwijld bij de griffie van het Hof worden ingediend.


(1)  Overeenkomstig artikel 10, leden 1 tot en met 3, van Protocol nr. 36 blijven de bevoegdheden van het Hof met betrekking tot de handelingen op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die zijn vastgesteld vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon ongewijzigd gedurende maximaal vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (1 december 2009). Gedurende deze periode kunnen dergelijke handelingen dus slechts voorwerp zijn van een prejudiciële verwijzing door de rechterlijke instanties van de lidstaten die de bevoegdheid van het Hof hebben aanvaard; daarbij geeft elke lidstaat aan of al zijn rechterlijke instanties het Hof prejudiciële vragen kunnen stellen dan wel enkel de instanties die in laatste aanleg beslissen.

(2)  De verwijzende rechterlijke instantie wordt in dat verband verzocht om nauwkeurig de referenties en de vindplaatsen van deze teksten te vermelden, bijvoorbeeld de bladzijde van een publicatieblad of een bepaalde rechtspraakverzameling, of eventueel een verwijzing naar het internet.

(3)  Voor een overzicht van de omstandigheden die hebben geleid tot de inwilliging of de afwijzing van verzoeken om versnelde behandeling die zijn ingediend krachtens artikel 104 bis van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van 19 juni 1991, zoals gewijzigd, zie de door de president van het Hof vastgestelde beschikkingen, die beschikbaar zijn op www.curia.europa.eu (deze beschikkingen zijn toegankelijk via de rubriek „Rechtspraak”, door in het zoekformulier achtereenvolgens de volgende opties te kiezen: Documenten – Documenten die niet in de Jurisprudentie worden gepubliceerd – Beschikkingen – Versnelde procedure).


Top