Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012D0339

    2012/339/EU: Besluit van de Commissie van 13 juli 2011 betreffende steunmaatregel SA.26117 — C 2/10 (ex NN 62/09) die door Griekenland ten uitvoer is gelegd ten gunste van Aluminium of Greece SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4916) Voor de EER relevante tekst

    PB L 166 van 27.6.2012, p. 83–89 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2012/339(1)/oj

    27.6.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 166/83


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 13 juli 2011

    betreffende steunmaatregel SA.26117 — C 2/10 (ex NN 62/09) die door Griekenland ten uitvoer is gelegd ten gunste van Aluminium of Greece SA

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4916)

    (Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2012/339/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

    Gezien het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (1),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de voornoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I.   PROCEDURE

    (1)

    In juli 2008 ontving de Commissie twee klachten over steun die zou zijn verleend aan Aluminium of Greece en Aluminum SA, welke laatste onderneming de aluminiumproductie van Aluminium of Greece sinds juli 2007 volledig heeft overgenomen (hierna worden deze ondernemingen gezamenlijk „AoG” genoemd). De klachten betroffen twee vermeende staatssteunmaatregelen: een preferentieel elektriciteitstarief en de aanleg van een gaspijpleiding waarmee AoG op het hoofdnet was aangesloten.

    (2)

    Bij brief van 27 januari 2010 deelde de Commissie Griekenland mee dat zij besloten had de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) in te leiden ten aanzien van deze maatregelen.

    (3)

    Griekenland diende op 31 maart 2010 zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit van de Commissie in.

    (4)

    Het inleidingsbesluit van de Commissie werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie verzocht belanghebbenden hun opmerkingen over de maatregelen te maken.

    (5)

    De Commissie ontving opmerkingen van twee belanghebbenden: van AoG op 12 mei 2010 en 4 mei 2011 en van de openbare elektriciteitsmaatschappij (hierna „DEI” genoemd), de onderneming in staatseigendom die een van de vermeende maatregelen (het preferentiële elektriciteitstarief) toepaste, op 17 mei 2010. De opmerkingen werden doorgezonden naar Griekenland, dat in de gelegenheid werd gesteld hierop te reageren; de opmerkingen van Griekenland werden ontvangen op 16 juli 2010, 6 augustus 2010 en 16 mei 2011.

    (6)

    De Commissie verzocht de Griekse autoriteiten op 1 december 2010 om aanvullende inlichtingen, welk verzoek bij brief van 11 februari 2011 door Griekenland werd beantwoord.

    II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VERMEENDE STEUN

    II.a)   DE BEGUNSTIGDE ONDERNEMING

    (7)

    AoG is een grote onderneming die gevestigd is in de streek van Viotia, Griekenland. Zij produceert aluminium als grondstof. In juli 2007 werd de onderneming, na een scheiding van de activiteiten, in twee nieuwe ondernemingen opgesplitst: a) Aluminium SA en b) Endessa Hellas SA. Aluminium SA nam de aluminiumproductie over, en Endessa Hellas nam de elektriciteitsproductie over (AoG had enkele jaren voordien vergunningen gekregen voor de productie van elektriciteit). Aluminium SA is derhalve de volledige rechtsopvolger van AoG wat de productie van aluminium betreft. Daarnaast bezit AoG drie stroomproductie-eenheden die naast de aluminiumfabriek zijn gelegen. In 2009 had de onderneming een omzet van 427,3 miljoen EUR (met een nettoresultaat vóór belasting van 34,4 miljoen EUR) en 960 werknemers. In 2006 (het jaar vóór de onderzochte steunmaatregelen) had de onderneming een omzet van 470,9 miljoen EUR (een stijging van 23 % sinds 2005) met een nettoresultaat vóór belastingen van 102,5 miljoen EUR (een stijging van 39 % sinds 2005), en 1 047 werknemers. De onderneming maakt sinds 2005 deel uit van het particuliere concern „Mitilineos SA”.

    II.b)   MAATREGEL 1: PREFERENTIEEL ELEKTRICITEITSTARIEF

    (8)

    AoG werd in 1960 opgericht waarbij de onderneming bepaalde privileges van de Griekse staat ontving, waaronder de levering van elektriciteit tegen verlaagd tarief. Volgens de statuten waarin deze privileges zijn vastgelegd, zou de levering van elektriciteit tegen verlaagd tarief in maart 2006 ten einde lopen, mits de DEI AoG daarvan twee jaar van te voren in kennis zou stellen. Op 26 februari 2004 (d.w.z. meer dan twee jaar vóór het verstrijken van het privilege) stelde DEI AoG van het aflopen ervan in kennis, waarna DEI eind maart 2006 een einde maakte aan de toepassing van het preferentieel tarief.

    (9)

    Vervolgens betaalde AoG van maart 2006 tot januari 2007 het normale elektriciteitstarief dat van toepassing is op grote industriële verbruikers.

    (10)

    AoG ging echter tegen de beëindiging van het preferentieel tarief in beroep en in januari 2007 besliste het gerecht van eerste aanleg, als tussentijdse maatregel, dat het preferentieel tarief opnieuw van toepassing zou zijn totdat een uitspraak ten gronde zou zijn gedaan. Tegen deze voorlopige beslissing ging DEI vervolgens in beroep en de beslissing werd in maart 2008 nietig verklaard (een uitspraak ten gronde is nog hangende).

    (11)

    De praktische consequentie van de rechterlijke beslissing was, dat het preferentieel tarief van januari 2007 tot maart 2008 opnieuw op AoG van toepassing was. In deze periode betaalde AoG volgens de door de Griekse autoriteiten verstrekte gegevens 17,4 miljoen EUR minder dan zij volgens het „normale” tarief voor grote industriële afnemers zou hebben betaald.

    II.c)   MAATREGEL 2: UITBREIDING VAN HET GASNET TOT AoG

    (12)

    Het nationale gastransmissienet in Griekenland kan op verzoek van een (potentiële) afnemer worden uitgebreid, mits aan de volgende voorwaarde is voldaan:

    de Toezichthoudende Autoriteit voor energie, de Griekse energietoezichthouder, moet een gunstig advies hebben uitgebracht;

    de netwerkbeheerder moet ervan overtuigd zijn dat hij de uitbreidingskosten tijdig zal kunnen terugverdienen via de tariefinkomsten van het net.

    (13)

    In het geval van AoG werd het nationale net uitgebreid met de aanleg van een pijpleiding van 29,5 km lang na een gunstig advies van de energietoezichthouder (15 april 2005) en goedkeuring van de beheerder van het transmissiesysteem (13 juni 2005) (3). De gaspijpleiding werd op 16 mei 2008 in gebruik genomen.

    (14)

    De totale aanlegkosten van de uitbreiding bedroegen 12,64 miljoen EUR. Van dat bedrag werd 9,04 miljoen EUR betaald door de nationale beheerder van het aardgasnet (hierna „netbeheerder” genoemd), 3,3 miljoen EUR door AoG en 3,6 miljoen EUR uit hoofde van het communautair bestek 2000-2006 (4).

    III.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE

    (15)

    In het inleidingsbesluit van 27 januari 2010 vroeg de Commissie zich af of het preferentiële electriciteitstarief dat de DEI na maart 2006 aan AoG aanrekende, voor alle industriële grootverbruikers gelijk was. De reden voor de twijfel van de Commissie was, dat het preferentieel tarief volgens de oprichtingsstatuten van AoG waarin de privileges waren vastgelegd, in maart 2006 zou worden beëindigd. Vermeld werd dat de DEI naar behoren had getracht het privilege te beëindigen, maar dat het bij gerechtelijke beslissing was verlengd.

    (16)

    Wat de maatregel inzake de uitbreiding van het nationale gastransmissienetwerk tot AoG betreft, stelde de Commissie in het inleidingsbesluit van 27 januari 2010 de vraag of de aanlegkosten van de pijpleiding voornamelijk door de staat waren gedragen en niet door AoG. Hierover was twijfel ontstaan doordat Griekenland, ondanks herhaalde verzoeken van de Commissie, geen inlichtingen verschafte; daarom bevatte het inleidingsbesluit een bevel tot het verstrekken van inlichtingen.

    IV.   OPMERKINGEN VAN GRIEKENLAND EN VAN BELANGHEBBENDEN

    IV.a)   OPMERKINGEN VAN GRIEKENLAND EN DE BEGUNSTIGDE ONDERNEMING

    Maatregel 1:   preferentieel elektriciteitstarief

    (17)

    Griekenland erkent dat AoG, in de periode tussen de twee rechterlijke uitspraken (januari 2007-maart 2008) 131,4 miljoen EUR betaalde, volgens het preferentieel tarief, in plaats van 148,8 miljoen EUR, het bedrag dat zij zou hebben betaald volgens het „normale” tarief voor industriële grootverbruikers.

    (18)

    Griekenland betoogt evenwel dat het preferentiële tarief voor AoG, zelfs indien dit als steun zou worden beschouwd, bestaande steun zou vormen.

    (19)

    AoG verklaart in dit verband dat de beslissing van de nationale rechter van januari 2007 geen enkele wezenlijke wijziging in de oorspronkelijke overeenkomst heeft gebracht en dat de rechtbank enkel besloten heeft de kennisgeving inzake de beëindiging van het preferentieel tarief „op te schorten” en een rechterlijke beslissing ten gronde uit te stellen wegens het geschil tussen AoG en de openbare elektriciteitsmaatschappij.

    Maatregel 2:   Uitbreiding van het gasnet tot AoG

    (20)

    Griekenland ontkent dat AoG een selectief voordeel genoot door de subsidiëring van de aanlegkosten van de gaspijsleiding naar de onderneming. Griekenland betoogt met name dat de nationale voorschriften op basis waarvan tot de uitbreiding van het gasnet werd besloten, onder gelijke voorwaarden van toepassing zijn op alle eindverbruikers van gas, en dat AoG derhalve geen selectief voordeel had ontvangen.

    (21)

    Verder voert Griekenland aan dat de pijpleiding in kwestie niet alleen voor AoG bedoeld is maar ook gebruikt kan worden door andere industriële en huishoudelijke eindverbruikers in het desbetreffende gebied. De gasleiding maakt deel uit van de capaciteit van het nationale gastransmissiesysteem en is eigendom van de nationale netbeheerder. Bovendien gaat de capaciteit het jaarlijks verbruik van AoG te boven (1,7 miljard Nm3/jaar tegen 0,7 miljard Nm3/jaar).

    (22)

    AoG heeft aangegeven dat haar jaarlijkse overeengekomen gasverbruik 13,5 % van het totale binnenlandse verbruik bedraagt en dat haar jaarlijkse feitelijke gasverbruik 10,5 % van het totale binnenlandse verbruik uitmaakt. De onderneming stelt voorts dat de investering jaarlijks 11,6 miljoen EUR aan tariefinkomsten voor de netwerkbeheerder genereert, wat de investering voor de beheerder zeer aantrekkelijk en winstgevend maakt. Deze cijfers zijn door de Griekse autoriteiten bevestigd.

    IV.b)   OPMERKINGEN VAN DE OPENBARE ELEKTRICITEITSMAATSCHAPPIJ (DEI)

    (23)

    De DEI steunt het onderzoek van de Commissie naar de maatregel met betrekking tot het elektriciteitstarief. De onderneming bevestigt dat het voordeel voor AoG 17,4 miljoen EUR zou bedragen.

    V.   BEOORDELING VAN DE STEUN

    (24)

    Op basis van de bovengenoemde feiten en van de argumenten van Griekenland en andere belanghebbenden zal de Commissie de betrokken maatregelen in dit hoofdstuk beoordelen. Allereerst zal zij nagaan of de onderzochte maatregelen steun inhouden, om te kunnen vaststellen of er al dan niet sprake is van steun (hoofdstuk V, deel a)). Ten tweede zal de Commissie, wanneer een maatregel inderdaad steun inhoudt, de verenigbaarheid hiervan met de interne markt onderzoeken (hoofdstuk V, deel b)).

    V.a)   DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STEUN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 107, LID 1, VWEU

    (25)

    Artikel 107, lid 1, VWEU luidt: „Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

    (26)

    In het licht van deze bepaling zal de Commissie hierna beoordelen of de betwiste maatregelen ten gunste van AoG staatssteun inhouden.

    Maatregel 1:   Preferentieel elektriciteitstarief

    a)   Voordeel

    (27)

    De Commissie merkt op dat het door AoG betaalde tarief lager is dan het normale tarief dat voor andere industriële grootverbruikers geldt. De Commissie is van oordeel dat een verkoper in een markteconomie er niet mee zou instemmen een verlaagd maandtarief aan te rekenen zonder een specifieke rechtvaardiging. Griekenland heeft geen overtuigende argumenten aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat dit preferentieel tarief marktconform was, hoewel de Commissie deze kwestie in haar correspondentie formeel ter sprake heeft gebracht. Integendeel, uit twee belangrijke factoren blijkt dat het door AoG betaalde tarief niet beschouwd kan worden als een tarief dat door marktwerking tot stand is gekomen.

    a)

    De eerste aanwijzing betreft het gedrag van de DEI. Immers, zodra de onderneming zich kon onttrekken aan de wettelijke beperkingen die haar waren opgelegd bij de statuten van 1960 waarin de privileges van AoG waren vastgelegd, besloot de DEI het preferentieel tarief onmiddellijk af te schaffen en voerde zij het normale tarief voor industriële grootverbruikers in. Dit blijkt uit het feit dat de DEI AoG in februari 2004 in kennis stelde van de beëindiging van dit tarief (zie overweging 8). De Commissie meent dat dit een goede indicatie is dat het in de statuten van 1960 vastgestelde tarief niet strookte met de door de DEI gehanteerde marktprijs.

    b)

    De tweede indicatie vloeit voort uit een eerder besluit van de Commissie. Op 16 oktober 2002 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een subsidie van ten hoogste 178 miljoen EUR die door Griekenland aan de DEI zou worden verleend (zaak N133/01 (5)). Doel van de subsidie was de DEI te compenseren voor de gestrande kosten die de onderneming in verband met het preferentieel tarief ten gunste van AoG moest dragen tot de beëindiging ervan in maart 2006. De subsidie werd niet als staatssteun aangemerkt, op basis van het argument dat zij louter een vergoeding vormde voor het nadeel dat het preferentieel tarief voor de DEI met zich bracht, en als zodanig goedgekeurd. In het besluit werd tevens opgemerkt dat indien de subsidie als steun diende te worden beschouwd, dit steun zou zijn ten gunste van AoG en niet ten gunste van de DEI. Kortom, in het besluit werd erkend dat de DEI kosten moest dragen in de vorm van een preferentieel tarief ten gunste van AoG die zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben gehad. Daarom is de Commissie van mening dat het voordeel voor AoG bestaat in het verschil tussen het normale tarief voor industriële grootverbruikers (het tarief dat AoG zonder het speciale „preferentiële” tarief had moeten betalen) en het tarief dat AoG tussen januari 2007 en maart 2008 dadwerkelijk heeft betaald.

    b)   Staatsmiddelen

    (28)

    Het lagere tarief leidde tot lagere inkomsten voor de DEI. De DEI is een naamloze vennootschap waarin de Griekse staat een deelneming heeft van 51 %; de onderneming staat onder toezicht van het Griekse Ministerie van Milieu, Energie en Klimaatverandering (tot 2009 het ministerie van Financiën). De Griekse staat kan het grootste deel van de leden van de raad van bestuur benoemen en is rechtstreeks in de algemene vergadering vertegenwoordigd door de Griekse minister van Milieu, Energie en Klimaatverandering (tot 2009 minister van Financiën). Er is derhalve sprake van staatsmiddelen. Bovendien merkt de Commissie op dat het verlengingsbesluit kan worden toegerekend aan de Griekse staat, omdat dit werd vastgesteld door een Griekse rechtbank, welke een overheidsorgaan is.

    (29)

    Derhalve is aan het criterium betreffende de staatsmiddelen voldaan.

    c)   Selectiviteit

    (30)

    Het preferentieel tarief werd uitsluitend op AoG toegepast, zodat de onderneming een selectief voordeel van de maatregel had. De Commissie beschouwt de maatregel dan ook als selectief.

    d)   Verstoring van de mededinging en beïnvloeding van de handel tussen lidstaten

    (31)

    AoG is actief in sectoren waarvan de producten op grote schaal tussen lidstaten worden verhandeld. Afgezien van Griekenland wordt in negen lidstaten aluminium geproduceerd, namelijk in Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (6). De elektriciteitsproductie is in alle lidstaten een geliberaliseerde economische activiteit. Wanneer de positie van een onderneming door staatssteun wordt versterkt ten opzichte van andere ondernemingen die met elkaar concurreren in de handel tussen lidstaten, moet worden aangenomen dat deze andere ondernemingen door de steun ongunstig worden beïnvloed. Er is derhalve voldaan aan het criterium van mededingingsverstoring en ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten.

    (32)

    Noch Griekenland, noch de begunstigde onderneming hebben dit punt betwist.

    e)   Conclusie betreffende de mogelijk in maatregel 1 vervatte steun

    (33)

    Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat het preferentieel elektriciteitstarief voor AoG staatssteun vormt ten gunste van de betrokken onderneming in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. De steun bedraagt 17,4 miljoen EUR, namelijk het verschil tussen a) de inkomsten die de DEI zou hebben gehad indien het normale tarief in de periode januari 2007-maart 2008 was toegepast, te weten 148,8 miljoen EUR, en b) de inkomsten van de DEI op basis van het tarief dat daadwerkelijk in dezelfde periode werd toegepast, namelijk 131,4 miljoen EUR.

    f)   Maatregel 1 vormt onrechtmatige steun

    (34)

    AoG betoogt dat de eerste rechterlijke beslissing van januari 2007 geen wezenlijke wijziging bracht in de oorspronkelijke preferentiële overeenkomst (zie overweging 16). Daarom werd volgens AoG met deze uitspraak geen nieuwe steun aan AoG toegekend en werd de maatregel inzake het preferentieel elektriciteitstarief als bestaande steunregeling voortgezet.

    (35)

    De Commissie kan dit argument van AoG niet aanvaarden. In de oorspronkelijke voorwaarden inzake het preferentieel tarief, dat een bestaande steunregeling vormde, werd bepaald dat de steun in maart 2006 zou worden beëindigd mits de DEI AoG daarvan tijdig in kennis zou stellen. Zodra aan deze voorwaarde was voldaan liep de bestaande steunregeling ten einde, zoals in de voorwaarden van de oorspronkelijke toekenning van het preferentieel tarief was vastgelegd. Bijgevolg vormt de eventuele toekenning van een verlaagd elektriciteitstarief die voldoet aan de definitie van staatssteun (zoals in dit geval) nieuwe steun, ongeacht of de voorwaarden al dan niet gelijk zijn aan die van de eerder bestaande steunregeling. In de jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt duidelijk bepaald dat de verlenging van bestaande steun nieuwe steun vormt en moet worden aangemeld (7). Dit geldt a fortiori ook wanneer een bestaande steunregeling die is beëindigd enkele maanden later opnieuw wordt ingevoerd.

    (36)

    Aangezien deze nieuwe steun niet overeenkomstig artikel 108 VWEU bij de Commissie is aangemeld, is hij onrechtmatig.

    Maatregel 2:   Uitbreiding van het gasnet naar AoG

    a)   Voordeel

    (37)

    Uit het onderzoek is gebleken dat het besluit om het net uit te breiden een aanzienlijke toename van de inkomsten uit gebruiksheffingen voor de nationale netwerkbeheerder met zich heeft gebracht. Afnemers zoals AoG moeten immers heffingen aan de nationale netbeheerder betalen voor het gebruik van het net. De Commissie heeft vastgesteld dat de maatregel, d.w.z. de aanleg van de pijpleiding, voor de netwerkbeheerder een economisch verantwoord besluit was en derhalve geen voordeel voor AoG inhield. Een particuliere netwerkbeheerder zou immers dezelfde investering hebben gedaan.

    (38)

    Volgens de door de Griekse autoriteiten overgelegde gegevens stelt de Commissie vast dat de betrokken investering de netwerkbeheerder een bedrag aan gebruiksheffingen oplevert van 11,6 miljoen EUR per jaar. De Commissie heeft dit bedrag vergeleken met de investeringskosten (eenmalige investering) en de exploitatiekosten (op jaarbasis) van de pijpleiding om na te gaan of de investering in overeenstemming is met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie, d.w.z. of de investering voldoende rendement oplevert voor de investeerder.

    (39)

    Volgens de gegevens van de Griekse autoriteiten bedroegen de investeringkosten van de pijpleiding naar AoG in totaal 12,64 miljoen EUR (waarvan 9,04 miljoen EUR was betaald door de netwerkbeheerder en 3,6 miljoen EUR was gefinancierd in het kader van communautaire steun, als beschreven in overweging 14). Afgezien van de eenmalige investeringskosten worden de jaarlijkse exploitatie-uitgaven geraamd op 0,933 miljoen EUR. Het is derhalve duidelijk dat de jaarlijkse inkomsten van 11,6 miljoen EUR de netwerkbeheerder een zeer hoog rendement opleveren. De terugverdienperiode van de investering (met inbegrip van het met communautaire steun gefinancierde gedeelte) bedraagt minder dan 15 maanden. Het rendement op de investering (IRR — Internal Rate of Return) bedraagt, uitgaande van een hypothetische exploitatieperiode van 20 jaar voor de gasaansluiting, 84 %. Gezien dit hoge niveau is de Commissie ervan overtuigd dat het rendement voldoende is om een particuliere investeerder ertoe te brengen dezelfde investering te doen (8). De Commissie is derhalve van mening dat het overheidsbesluit om het gasnet uit te breiden AoG geen voordeel opleverde dat de onderneming onder marktvoorwaarden niet had kunnen verkrijgen.

    (40)

    Er is dus niet voldaan aan het criterium dat een voordeel moet zijn verleend. Daarom is het niet nodig de overige criteria waaraan een maatregel moet voldoen om staatssteun in te houden overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU, nader te onderzoeken.

    b)   Conclusie betreffende de mogelijk in maatregel 2 vervatte steun

    (41)

    Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de uitbreiding van het gasnet geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, ten gunste van AoG inhoudt.

    V.b)   VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET DE INTERNE MARKT

    (42)

    In zoverre maatregel 1 staatssteun inhoudt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moet de verenigbaarheid ervan worden beoordeeld in het licht van de uitzonderingen als bedoeld in de leden 2 en 3 van dat artikel.

    (43)

    In artikel 107, leden 2 en 3, VWEU zijn uitzonderingen voorzien op de algemene regel dat staatssteun onverenigbaar is met de interne markt, zoals wordt gesteld in artikel 107, lid 1.

    (44)

    De uitzonderingen van artikel 107, lid 2, VWEU zijn in dit geval niet van toepassing omdat de maatregel niet van sociale aard is, niet aan individuele verbruikers is toegekend, niet is ontworpen om door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen veroorzaakte schade te herstellen, en niet is toegekend aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland.

    (45)

    Verdere uitzonderingen zijn in artikel 107, lid 3, VWEU opgenomen. De uitzonderingen van artikel 107, lid 3, onder b), d) en e) zijn duidelijk niet van toepassing, en zijn door de Griekse autoriteiten ook niet ingeroepen. Hieronder zal de Commissie de mogelijke verenigbaarheid van maatregel 1 op basis van artikel 107, lid 3, onder a) en c), beoordelen.

    (46)

    Artikel 107, lid 3, onder a), bepaalt dat „steunmaatregelen ter bevordering van een economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst” als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd. AoG is gevestigd in een gebied dat overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder a), VWEU voor steun in aanmerking komt, en de onderneming komt derhalve mogelijk in aanmerking voor regionale steun.

    (47)

    In de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen die ten tijde van de toepassing van het preferentieel tarief, d.w.z. in januari 2007, van toepassing waren (hierna „de richtsnoeren regionale steun van 2006” genoemd (9)) zijn de voorwaarden voor de goedkeuring van regionale investeringssteun vastgelegd.

    (48)

    In de richtsnoeren regionale steun van 2006 wordt exploitatiesteun omschreven als steun die bedoeld is om de lopende kosten van een onderneming te verminderen. Overeenkomstig de richtsnoeren mag dergelijke steun worden toegestaan in gebieden die uit hoofde van de uitzondering van artikel 107, lid 3, onder a), in aanmerking komen, mits i) deze steun is gerechtvaardigd door de bijdrage aan de regionale ontwikkeling en de aard ervan en ii) de hoogte ervan in verhouding staat tot de te verhelpen handicaps. De lidstaten moeten het bestaan en de omvang van die handicaps aantonen (punt 76).

    (49)

    De Commissie merkt op dat lopende kosten geen kapitaalkosten zijn, maar gewoonlijk terugkerende uitgaven zijn die nodig zijn voor de exploitatie van een onderneming. In deze zin verminderde het preferentieel elektriciteitstarief dat op AoG werd toegepast de lopende kosten van de onderneming. Dit tarief vormt derhalve exploitatiesteun, die op grond van de richtsnoeren regionale steun van 2006 niet is toegestaan. De Griekse autoriteiten hebben geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat de verlaging van het elektriciteitstarief gerechtvaardigd was uit hoofde van de bijdrage ervan tot de regionale ontwikkeling of door de aard ervan; evenmin hebben zij aangetoond dat de omvang van de verlaging in verhouding stond tot de te verhelpen handicaps. Ook heeft Griekenland geen enkele meting of berekening van de handicaps van de regio en de hoogte van de steun overgelegd om aan te tonen dat deze in verhouding stond tot de handicaps.

    (50)

    Op basis van het bovenstaande meent de Commissie dat de steun niet verenigbaar kan worden verklaard op grond van de richtsnoeren regionale steun van 2006.

    (51)

    Ten aanzien van de verenigbaarheid van de steun op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening, waarin bepaalde categorieën steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard in de zin van de artikelen 107 en 108 VWEU (10), maakt de Commissie uit de door de Griekse autoriteiten overgelegde financiële cijfers op dat AoG een grote onderneming is, zoals is aangetoond in overweging 7. Overeenkomstig artikel 1, lid 5, van de algemene groepsvrijstellingsverordening is ad-hocsteun aan grote ondernemingen van de werkingssfeer van de verordening uitgesloten.

    (52)

    Voorts dient overeenkomstig artikel 8, lid 3, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wanneer krachtens de verordening steun wordt verleend aan een grote onderneming, de lidstaat het daadwerkelijk stimulerende effect van de steun aan te tonen op basis van een document waarin de levensvatbaarheid van het project of de activiteit van de begunstigde onderneming met en zonder steun wordt geanalyseerd. De Commissie heeft een dergelijk bewijs niet ontvangen.

    (53)

    Geconcludeerd kan worden dat de aan AoG verleende steun niet verenigbaar is op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

    (54)

    In artikel 107, lid 3, onder c), VWEU is bepaald dat „steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad” verenigbaar kunnen zijn met de interne markt.

    (55)

    De Commissie is van oordeel dat de uitzondering van artikel 107, lid 3, onder c), in deze zaak niet van toepassing is. AoG is namelijk, wat de economische ontwikkeling van bepaalde streken betreft, gevestigd in een streek die in aanmerking komt voor steun ingevolge artikel 107, lid 3, onder a), maar niet ingevolge artikel 107, lid 3, onder c) (11). Wat de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid betreft merkt de Commissie op dat de aluminiumproductiesector niet onderworpen is aan specifieke staatssteunregels die op de begunstigde onderneming zouden kunnen worden toegepast. De overige regels op het gebied van staatssteun die op basis van artikel 107, lid 3, onder c), zijn vastgesteld, zijn in casu duidelijk niet van toepassing. Met name komt AoG niet in aanmerking voor reddings- en/of herstructureringssteun. AoG was immers toen de steun werd uitgekeerd geen onderneming in moeilijkheden, omdat zij aan geen enkele van de criteria voldeed die in de punten 9, 10 en 11 van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1999, die van kracht waren ten tijde van de toepassing van het preferentieel tarief, worden genoemd (12). Verder wordt herstructureringssteun slechts verleend indien er een deugdelijk herstructureringsplan is opgesteld. Een dergelijk herstructureringsplan is door Griekenland echter niet ingediend. Er moet derhalve worden geconcludeerd dat de aan AoG verleende steun niet verenigbaar is op grond van de bepalingen inzake reddings- en/of herstructureringssteun.

    (56)

    In het licht van het voorafgaande concludeert de Commissie dat de betrokken steunmaatregel onverenigbaar is met het VWEU. Zij meent met name dat het verschil tussen a) de inkomsten van DEI op grond van het normale tarief dat in de periode januari 2007-maart 2008 op AoG had moeten worden toegepast en b) de inkomsten van de DEI op grond van het tarief dat daadwerkelijk in deze periode op AoG werd toegepast, onverenigbare steun vormt ten gunste van AoG.

    VI.   CONCLUSIE

    (57)

    Op basis van het voorafgaande concludeert de Commissie dat maatregel 1 staatssteun vormt en onverenigbaar is met de interne markt. Verder is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de uitbreiding van het nationale gasnet geen staatssteun inhoudt.

    (58)

    Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (13) bepaalt: „Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen”.

    (59)

    Gezien het feit dat de betrokken maatregel wordt beschouwd als onrechtmatige en onverenigbare steun, moet het steunbedrag worden teruggevorderd teneinde de marktsituatie te herstellen die vóór de steunverlening bestond. Het uitgangspunt voor terugvordering moet het tijdstip zijn waarop het voordeel werd gegund aan de begunstigde onderneming, d.w.z. toen de steun ter beschikking werd gesteld van de begunstigde onderneming, die terugvorderingsrente moet betalen tot de terugbetaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

    (60)

    Het onverenigbare steunelement van de maatregel is het verschil tussen a) de inkomsten van de DEI op grond van het normale tarief dat op AoG had moeten worden toegepast in de periode januari 2007-maart 2008 en b) de inkomsten van de DEI op grond van het tarief dat in dezelfde periode daadwerkelijk aan AoG werd opgelegd. Het aldus in deze periode aan AoG verleende steunbedrag bedraagt 17,4 miljoen EUR,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   De staatssteun ten belope van 17,4 miljoen EUR die door Griekenland in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onrechtmatig aan Aluminium of Greece SA en haar opvolger Aluminium SA is verleend in de vorm van een preferentieel elektriciteitstarief, is onverenigbaar met de interne markt.

    2.   De uitbreiding van het nationale gasnet vormt geen steun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    Artikel 2

    1.   Griekenland vordert de in artikel 1, lid 1, beschreven steun terug van de begunstigde onderneming.

    2.   De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf de datum waarop zij de begunstigde ter beschikking zijn gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

    3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (14) en Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (15) tot wijzing van Verordening (EG) nr. 794/2004.

    4.   Griekenland schorst alle uitstaande betalingen van de in artikel 1, lid 1, bedoelde steun vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

    Artikel 3

    1.   De terugvordering van de in artikel 1, lid 1, bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

    2.   Griekenland zorgt ervoor dat het onderhavige besluit binnen vier maanden vanaf de datum van kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.

    Artikel 4

    1.   Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt Griekenland de volgende informatie aan de Commissie:

    a)

    het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente);

    b)

    een gedetailleerde beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen;

    c)

    documenten waaruit blijkt dat de begunstigde gelast werd tot terugbetaling van de steun.

    2.   Griekenland houdt de Commissie op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot de nationale maatregelen die het heeft genomen om dit besluit ten uitvoer te leggen, en wel tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde steun volledig is teruggevorderd. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld informatie over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt eveneens gedetailleerde informatie over de reeds van de begunstigde teruggevorderde steunbedragen en de rentepercentages voor terugvordering.

    Artikel 5

    Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

    Gedaan te Brussel, 13 juli 2011.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Vicevoorzitter


    (1)  PB C 96 van 16.4.2010, blz. 7.

    (2)  Zie voetnoot 1.

    (3)  In die periode was de beheerder van het transmissienet de „Openbare aardgasmaatschappij”, een onderneming die voor 65 % in handen van de staat was. Het nationale gastransmissienet (inclusief de aansluiting van AoG) werd later overgedragen naar de „Nationale beheerder van het aardgasnet”, die op 30 maart 2007 werd opgericht als volledige dochteronderneming van de openbare aardgasmaatschappij.

    (4)  Met name het Operationele programma „Concurrentievermogen”, As 7 „Energie en duurzame ontwikkeling”, Maatregel 7.1 „Marktpenetratie van aardgas in de huishoudelijke en tertiaire sector, het bedrijfsleven en in de vervoerssector”.

    (5)  PB C 9 van 15.1.2003, blz. 6.

    (6)  Bron: European Aluminium Association, „Aluminium use in Europe, country profiles, 2005-2008”, http://www.eaa.net.

    (7)  Zaak 70/72, Commissie/Duitsland, Jurisprudentie 1973, blz. 813, rechtsoverweging 14 en arrest in zaak C-197/99 P, België/Commissie Jurispr. [2003], blz. I-8461, punt 109.

    (8)  Voor een indicatie van de rendementen in de gastransmissiesector, zie het besluit van de Commissie in de zaak N 594/09 — Steun aan Gaz-System SA voor gastransmissienetwerken in Polen, met name punt 17: „Het rendement op kapitaal dat van toepassing is op Gaz-System bedraagt vanaf 1 juni 2009 10,8 %”.

    (9)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

    (10)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3.

    (11)  Bovendien is regionale exploitatiesteun in gevolge artikel 107, lid 3, onder c), VWEU niet toegestaan.

    (12)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

    (13)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

    (14)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.

    (15)  PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1.


    Top