This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32011R0513
Regulation (EU) No 513/2011 of the European Parliament and of the Council of 11 May 2011 amending Regulation (EC) No 1060/2009 on credit rating agencies Text with EEA relevance
Verordening (EU) nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus Voor de EER relevante tekst
PB L 145 van 31.5.2011, p. 30–56
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
In force
31.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 145/30 |
VERORDENING (EU) Nr. 513/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 mei 2011
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De conclusie van het op 25 februari 2009 bekendgemaakte eindverslag van een door Jacques de Larosière voorgezeten deskundigengroep op hoog niveau die in opdracht van de Commissie werkte, luidde dat het toezichtkader van de financiële sector in de Europese Unie moet worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises te verminderen. In het verslag worden verregaande hervormingen van de toezichtstructuur aanbevolen. De deskundigengroep heeft tevens geconcludeerd dat een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (European System of Financial Supervisors - ESFS), bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de sector verzekeringen en bedrijfspensioenen en één voor de effecten- en marktensector, dienden te worden opgezet, en beval de oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's aan. |
(2) |
De Commissie heeft in haar mededeling van 4 maart 2009, getiteld „Op weg naar Europees herstel”, voorgesteld met ontwerpwetgeving te komen tot instelling van het ESFS en heeft in haar mededeling van 27 mei 2009, getiteld „Europees financieel toezicht”, nadere bijzonderheden verstrekt over de mogelijke architectuur van een dergelijk nieuw toezichtkader, waarbij zij de specificiteit van het toezicht op ratingbureaus heeft benadrukt. |
(3) |
De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 19 juni 2009 aanbevolen om het ESFS, bestaande uit een netwerk van nationale financiële toezichthouders die in tandem samenwerken met de drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, in te stellen. Het ESFS moet gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen door middel van het opzetten van toezichthoudende colleges en het opstellen van één Europees „rulebook” dat op alle financiëlemarktdeelnemers op de interne markt van toepassing is. De Europese Raad heeft beklemtoond dat een Europese Autoriteit voor effecten en markten toezichtbevoegdheden voor ratingbureaus dient te hebben. Verder dient de Commissie haar bevoegdheid te behouden tot handhaving van de Verdragen, met name titel VII, hoofdstuk I, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) ten aanzien van de gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, overeenkomstig de voor de toepassing van die regels vastgestelde bepalingen. |
(4) |
Bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) is de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Supervisory Authority (European Securities and Markets Authority)) (ESMA), opgericht. |
(5) |
De bevoegdheidssfeer van de ESMA moet welomlijnd zijn zodat financiëlemarktdeelnemers kunnen nagaan welke autoriteit op het werkterrein van de ratingbureaus bevoegd is. De ESMA dient uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) algemene bevoegdheid te worden verleend voor aangelegenheden betreffende de registratie en het doorlopend toezicht op geregistreerde ratingbureaus. |
(6) |
De ESMA dient de exclusieve bevoegdheid te krijgen voor de registratie en het toezicht op ratingbureaus in de Unie. Wanneer de ESMA specifieke taken aan bevoegde autoriteiten delegeert, dient ze juridisch verantwoordelijk te blijven. De hoofden en ander personeel van de bevoegde autoriteiten dienen betrokken te worden bij het besluitvormingsproces binnen de ESMA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010, waarbij zij optreden als leden van de organen van de ESMA, zoals haar raad van toezichthouders of haar interne panels. De ESMA dient de exclusieve bevoegdheid te krijgen om met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen samenwerkingsovereenkomsten over de uitwisseling van informatie te sluiten. Voor zover de bevoegde autoriteiten deelnemen in het besluitvormingsproces binnen de ESMA of wanneer zij namens de ESMA taken uitvoeren, dienen zij onder deze samenwerkingsovereenkomsten te vallen. |
(7) |
De transparantie van de informatie die de emittent van een beoordeeld financieel instrument aan het aangewezen ratingbureau geeft, kan veel potentiële meerwaarde hebben voor de werking van de markt en de bescherming van de beleggers. Daarom moet worden overwogen hoe de transparantie van de informatie die aan de ratings van alle financiële instrumenten ten grondslag ligt, kan worden vergroot. Ten eerste zou de openbaarmaking van die informatie aan andere geregistreerde of gecertificeerde ratingbureaus waarschijnlijk voor sterkere concurrentie tussen ratingbureaus zorgen, omdat dit met name tot een groter aantal ongevraagde ratings kan leiden. De afgifte van dergelijke ongevraagde ratings moet het gebruik van meer dan een rating per financieel instrument bevorderen. Dit zal waarschijnlijk ook mogelijke belangenconflicten helpen voorkomen, met name in het kader van het „de emittent betaalt”-model, en zou de kwaliteit van de ratings moeten verbeteren. Ten tweede zou de bekendmaking van die informatie aan de hele markt beleggers ook beter in staat kunnen stellen hun eigen risicoanalysen te ontwikkelen door hun „due diligence” op deze extra informatie te baseren. Een dergelijke openbaarmaking kan ook leiden tot mindere afhankelijkheid van de ratings die door ratingbureaus worden afgegeven. Om deze fundamentele doelstellingen te verwezenlijken, moet de Commissie deze kwesties grondiger evalueren door nader te overwegen hoever deze verplichting tot openbaarmaking moet gaan, rekening houdend met het effect op de lokale securitisatiemarkten, verder overleg met de betrokken partijen, het toezicht op ontwikkelingen op de markt en in de regelgeving, en ervaring die in andere rechtsgebieden is opgedaan. In het licht van deze evaluatie moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen. Deze evaluatie en voorstellen van de Commissie moeten het mogelijk maken nieuwe transparantieverplichtingen vast te stellen op de wijze die het best het algemeen belang en de bescherming van de beleggers dient. |
(8) |
Aangezien ratings in geheel de Unie worden gebruikt, is het hanteren van het traditionele onderscheid tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de andere bevoegde autoriteiten en het gebruik van toezichthoudende coördinatie door colleges niet de meest geschikte structuur voor het toezicht op ratingbureaus. Met de oprichting van de ESMA is een dergelijke structuur niet langer nodig. Het registratieproces moet hierom worden gestroomlijnd en de termijnen moeten dienovereenkomstig worden verkort. |
(9) |
De ESMA dient voor de registratie en het doorlopend toezicht op de ratingbureaus, maar niet voor het toezicht op de gebruikers van ratings verantwoordelijk te zijn. De bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de toepasselijke sectorale wetgeving belast zijn met het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen en alternatieve beleggingsfondsen blijven derhalve verantwoordelijk voor het toezicht op het gebruik van ratings door deze financiële instellingen en andere entiteiten, waarop in het kader van en voor de toepassing van andere richtlijnen inzake financiële diensten op nationaal niveau toezicht wordt uitgeoefend, en op het gebruik van ratings in het prospectus. |
(10) |
Er is behoefte aan een effectief instrument om geharmoniseerde technische reguleringsnormen vast te stellen teneinde de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009 in de dagelijkse praktijk te vergemakkelijken alsook gelijke marktvoorwaarden en een adequate bescherming van beleggers en consumenten in de gehele Unie te waarborgen. Als orgaan met hooggespecialiseerde expertise is het efficiënt en passend de ESMA met de opstelling van ontwerpen van technische reguleringsnormen te belasten. |
(11) |
Op het gebied van ratingbureaus moet de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen indienen bij de Commissie met betrekking tot de gegevens die het ratingbureau moet verstrekken met het oog op de registratieaanvraag, de gegevens die het ratingbureau moet verstrekken met het oog op de certificatieaanvraag en een beoordeling van de vraag of het bureau van systemisch belang is voor de financiële stabiliteit of integriteit van financiële markten, en met betrekking tot de presentatie van de gegevens, daaronder begrepen de structuur, het formaat, de methode en periode van rapportage, die ratingbureaus openbaar moeten maken in verband met de beoordeling of ratingmethoden stroken met de vereisten van Verordening (EG) nr. 1060/2009, en met betrekking tot de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de ratinggegevens die met het oog op het doorlopend toezicht door de ESMA van de ratingbureaus worden verlangd. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010 moeten die ontwerpen van technische reguleringsnormen door de Commissie worden bekrachtigd om er bindende rechtskracht aan te verlenen. Wanneer zij ontwerpen van technische reguleringsnormen opstelt, moet de ESMA de reeds door het Comité van Europese effectenregelgevers verstrekte richtsnoeren betreffende de inhoud van Verordening (EG) nr. 1060/2009 in beschouwing nemen en, indien passend en noodzakelijk, actualiseren. |
(12) |
Op niet door technische reguleringsnormen geregelde gebieden moet de ESMA bevoegd zijn om niet-bindende richtsnoeren betreffende aangelegenheden in verband met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009 te geven en te actualiseren. |
(13) |
Om haar taken doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de ESMA in staat zijn, met een eenvoudig verzoek of bij besluit, alle noodzakelijke informatie te eisen van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus bepaalde operationele functies hebben uitbesteed en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten. Tot de laatstgenoemde groep personen behoort onder meer het personeel van een ratingbureau, dat niet rechtstreeks betrokken is bij de ratingactiviteiten maar dat uit hoofde van zijn functie in het ratingbureau in het bezit kan zijn van belangrijke informatie betreffende een specifiek geval. Bedrijven die diensten aan het ratingbureau hebben verleend, kunnen ook tot die categorie behoren. Ondernemingen die van de ratings gebruikmaken, mogen niet tot die categorie behoren. Indien de ESMA met een eenvoudig verzoek dergelijke informatie eist, is de aangezochte persoon niet verplicht de informatie te verstrekken, maar als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, mag de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend zijn. Deze informatie dient onverwijld ter beschikking te worden gesteld. |
(14) |
Om haar toezichtbevoegdheden doeltreffend uit te oefenen, moet de ESMA in staat zijn onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten. |
(15) |
De bevoegde autoriteiten moeten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1060/2009 vereiste informatie verstrekken en bijstand verlenen aan en samenwerken met de ESMA. De ESMA en de bevoegde autoriteiten moeten ook nauw samenwerken met de sectorale bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1060/2009 bedoelde ondernemingen. De ESMA moet specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat kunnen delegeren, bijvoorbeeld als een toezichttaak kennis en ervaring met betrekking tot plaatselijke omstandigheden vereist die gemakkelijker op nationaal niveau beschikbaar zijn. Taken die mogen worden gedelegeerd zijn onder meer specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse. Alvorens taken worden gedelegeerd, dient de ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg te plegen over de precieze voorwaarden betreffende die delegatie van taken, zoals de reikwijdte van de te delegeren taak, het tijdschema voor het vervullen van de taak en het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan de ESMA. De ESMA dient de bevoegde autoriteiten te vergoeden voor het vervullen van een gedelegeerde taak overeenkomstig een bij gedelegeerde handeling door de Commissie vast te stellen reglement inzake vergoedingen. De ESMA mag de bevoegdheid tot het vaststellen van besluiten inzake registratie niet delegeren. |
(16) |
Er dient te worden gewaarborgd dat de bevoegde autoriteiten de ESMA kunnen verzoeken na te gaan of de voorwaarden voor intrekking van de registratie van een ratingbureau zijn vervuld en dat zij de ESMA om opschorting kunnen verzoeken van het gebruik van ratings als een ratingbureau geacht wordt Verordening (EG) nr. 1060/2009 ernstig en voortdurend te schenden. De ESMA dient dergelijke verzoeken te beoordelen en alle passende maatregelen nemen. |
(17) |
De ESMA moet dwangsommen kunnen opleggen om ratingbureaus te dwingen een inbreuk te beëindigen, de volledige informatie te verstrekken die de ESMA heeft geëist of zich aan een onderzoek of inspectie ter plaatse te onderwerpen. |
(18) |
De ESMA moet tevens in staat zijn aan ratingbureaus geldboeten op te leggen wanneer zij tot de bevinding komt dat Verordening (EG) nr. 1060/2009 opzettelijk of uit onachtzaamheid door hen is geschonden. Geldboeten moeten worden opgelegd in overeenstemming met de ernst van de inbreuken. De inbreuken moeten worden ingedeeld in verschillende groepen die met specifieke boeten worden bestraft. Om het bedrag van de boete voor een bepaalde inbreuk vast te stellen, moet de ESMA in twee fasen te werk gaan, namelijk de vaststelling van een basisbedrag van de boete en, indien nodig, aanpassing van dit basisbedrag door bepaalde coëfficiënten. Het basisbedrag moet met inachtneming van de jaarlijkse omzet van het ratingbureau worden vastgesteld, en de aanpassingen moeten geschieden door het basisbedrag te verhogen of te verlagen door de desbetreffende coëfficiënten overeenkomstig deze verordening toe te passen. |
(19) |
Deze verordening stelt coëfficiënten voor verzwarende en verzachtende omstandigheden vast zodat de ESMA over de nodige instrumenten beschikt om een boete vast te stellen die in verhouding staat tot de ernst van de inbreuk die een ratingbureau heeft gepleegd, met inachtneming van de omstandigheden waaronder die inbreuk is gepleegd. |
(20) |
Alvorens de ESMA beslist geldboeten of dwangsommen op te leggen, moet zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid stellen te worden gehoord om hun recht van verweer te eerbiedigen. |
(21) |
De lidstaten moeten bevoegd blijven voor de vaststelling en uitvoering van de regels betreffende de sancties die van toepassing zijn wanneer financiële instellingen en andere entiteiten hun verplichting niet nakomen om voor regelgevingsdoeleinden slechts ratings te gebruiken die door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 geregistreerde ratingbureaus zijn afgegeven. |
(22) |
Deze verordening mag geen precedent vormen voor het opleggen van financiële of niet-financiële sancties door de Europese toezichthoudende autoriteiten aan financiëlemarktdeelnemers of andere ondernemingen met betrekking tot andere soorten activiteiten. |
(23) |
De ESMA dient van het opleggen van geldboeten of dwangsommen af te zien wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens hetzelfde feit of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan. |
(24) |
De door de ESMA opgelegde geldboeten en dwangsommen moeten uitvoerbaar zijn en de tenuitvoerlegging ervan moet geschieden volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De bepalingen van burgerlijke rechtsvordering mogen geen bepalingen van strafvordering omvatten, maar kunnen bepalingen betreffende administratieve procedures omvatten. |
(25) |
Als een ratingbureau een inbreuk begaat, moet de ESMA gemachtigd zijn om een scala van toezichtmaatregelen te nemen, zoals, onder meer, het verplichten van het ratingbureau een inbreuk te beëindigen, het opschorten van het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden, het opleggen aan een ratingbureau van een tijdelijk verbod om ratings af te geven en - in laatste instantie - de intrekking van de registratie wanneer het ratingbureau de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009 in ernstige mate of herhaaldelijk heeft geschonden. De ESMA moet bij de toepassing van de toezichtmaatregelen rekening houden met de aard en de ernst van de inbreuk en het evenredigheidsbeginsel eerbiedigen. Alvorens tot toezichtmaatregelen te besluiten, moet de ESMA de personen die aan een procedure worden onderworpen de gelegenheid geven te worden gehoord om hun recht van verweer te eerbiedigen. |
(26) |
Deze verordening is opgesteld met inachtneming van de grondrechten en van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in de constitutionele tradities in de lidstaten zijn erkend. Derhalve dient deze verordening te worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met inbegrip van de regels inzake de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in de media en het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures ten behoeve van personen die de taal van de procedure niet spreken of verstaan, als onderdeel van het algemene recht op een eerlijk proces. |
(27) |
Om redenen van rechtszekerheid is het aangewezen duidelijke overgangsmaatregelen vast te stellen voor de doorgifte van dossiers en werkdocumenten van de bevoegde autoriteiten aan de ESMA. |
(28) |
De door een bevoegde autoriteit verleende registratie van een ratingbureau moet ook na de overdracht van de toezichthoudende bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten aan de ESMA in de gehele Unie geldig blijven. |
(29) |
De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU vast te stellen ten aanzien van de precisering of wijziging van de criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van het regelgevings- en toezichtkader van een derde land om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten, de vaststelling van een reglement inzake vergoedingen en gedetailleerde regels betreffende geldboeten en dwangsommen, en de wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1060/2009. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. |
(30) |
Bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen moet de Commissie zorgen voor een vroegtijdige en continue overdracht van inlichtingen over relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad. |
(31) |
Het Europees Parlement en de Raad moeten binnen drie maanden na de datum van kennisgeving bezwaar kunnen aantekenen tegen een gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad moet deze termijn ingeval van significante problemen met drie maanden kunnen worden verlengd. Het Europees Parlement en de Raad moeten tevens de andere instellingen in kennis kunnen stellen van hun voornemen om geen bezwaar aan te tekenen. Een dergelijke vroegtijdige goedkeuring van gedelegeerde handelingen is met name aangewezen wanneer er tijdslimieten moeten worden geëerbiedigd, bijvoorbeeld in het geval van een tijdschema dat de Commissie volgens de basishandeling moet respecteren voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen. |
(32) |
In de verklaring bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die gehecht is aan de Slotakte van de intergouvernementele conferentie tot aanneming van het Verdrag van Lissabon, nam de Conferentie nota van het voornemen van de Commissie om de door de lidstaten aangewezen deskundigen te blijven raadplegen bij de voorbereiding van haar ontwerpen van gedelegeerde handelingen op het gebied van financiële diensten, overeenkomstig haar vaste beleid. |
(33) |
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) is van toepassing op het verwerken van persoonsgegevens voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009. |
(34) |
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) is volledig van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009. |
(35) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk een efficiënt en effectief toezichtkader voor ratingbureaus instellen door één toezichtautoriteit met het toezicht op ratingactiviteiten in de Unie te belasten, in één aanspreekpunt voor ratingbureaus te voorzien en de consistente toepassing van de regels inzake ratingbureaus te verzekeren, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de pan-Europese structuur en de invloed van de onder toezicht staande ratingactiviteiten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(36) |
Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
aan artikel 3, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd: „p) „bevoegde autoriteiten”: de overeenkomstig artikel 22 door elke lidstaat aangewezen autoriteiten; q) „sectorale wetgeving”: de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde uniale rechtshandelingen; r) „sectorale bevoegde autoriteiten”: de nationale bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de toepasselijke sectorale wetgeving aangewezen zijn voor het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen en alternatieve beleggingsfondsen;”; |
2) |
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
artikel 6, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Uitbesteding Uitbesteding van belangrijke operationele taken mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van het ratingbureau en aan het vermogen van de ESMA om te controleren of het ratingbureau de verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt.”; |
6) |
artikel 10, lid 6, wordt vervangen door: „6. Een ratingbureau gebruikt de naam van de ESMA of een bevoegde autoriteit niet op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat ESMA of een bevoegde autoriteit de ratings of ratingactiviteiten van het ratingbureau bekrachtigt of goedkeurt.”; |
7) |
in artikel 11 worden de leden 2 en 3 vervangen door: „2. Een ratingbureau stelt informatie over zijn historische prestatiegegevens, met inbegrip van de frequentie van ratingwijzigingen, en over in het verleden afgegeven ratings en de wijzigingen daarvan, ter beschikking in een centrale databank die door de ESMA is opgezet. Een ratingbureau verstrekt informatie aan deze databank op een door de ESMA voorgeschreven gestandaardiseerd formulier. De ESMA maakt deze informatie beschikbaar voor het publiek en publiceert op jaarbasis beknopte informatie over de belangrijkste waargenomen ontwikkelingen. 3. Een ratingbureau verstrekt jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, aan de ESMA gegevens met betrekking tot in bijlage I, afdeling E, deel II, punt 2, vermelde onderwerpen.”; |
8) |
artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
de artikelen 15 tot en met 21 worden vervangen door: „Artikel 15 Registratieaanvraag 1. Het ratingbureau dient een registratieaanvraag in bij de ESMA. De aanvraag bevat informatie omtrent de in bijlage II vermelde onderwerpen. 2. Indien een groep ratingbureaus een registratieaanvraag indient, machtigen de leden van de groep een van hen om alle aanvragen namens de groep bij de ESMA in te dienen. Het aldus gemachtigde ratingbureau verstrekt voor elk groepslid de informatie omtrent de in bijlage II vermelde onderwerpen. 3. Een ratingbureau dient zijn aanvraag in in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie. Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (13) is van overeenkomstige toepassing op al het overige berichtenverkeer tussen de ESMA en de ratingbureaus en hun personeel. 4. Binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag verifieert de ESMA of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA een termijn vast waarbinnen het ratingbureau aanvullende informatie moet verstrekken. Wanneer de ESMA een aanvraag volledig acht, stelt zij het ratingbureau daarvan in kennis. Artikel 16 Behandeling van de registratieaanvraag van een ratingbureau door de ESMA 1. De ESMA behandelt de registratieaanvraag van een ratingbureau binnen 45 werkdagen na de in artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving en gaat daarbij na of het ratingbureau de in deze verordening gestelde voorwaarden naleeft. 2. De ESMA kan de duur van de behandeling met 15 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien het ratingbureau:
3. Binnen 45 werkdagen na de in de artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving, of binnen 60 werkdagen na die kennisgeving indien lid 2 van het onderhavige artikel van toepassing is, stelt de ESMA een volledig met redenen omkleed besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie vast. 4. Het overeenkomstig lid 3 door de ESMA vastgestelde besluit wordt van kracht op de vijfde werkdag nadat het is vastgesteld. Artikel 17 Behandeling van de registratieaanvraag van een groep ratingbureaus door de ESMA 1. De ESMA behandelt de registratieaanvragen van een groep ratingbureaus binnen 55 werkdagen na de in artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving op basis van de vraag of die ratingbureaus de in deze verordening gestelde voorwaarden naleven. 2. De ESMA kan de duur van de behandeling met 15 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien een van de ratingbureaus in de groep:
3. Binnen 55 werkdagen na de in artikel 15, lid 4, tweede alinea, bedoelde kennisgeving, of binnen 70 werkdagen na die kennisgeving indien lid 2 van het onderhavige artikel van toepassing is, stelt de ESMA een volledig met redenen omkleed individueel besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie voor elk ratingbureau van de groep vast. 4. Het overeenkomstig lid 3 door de ESMA vastgestelde besluit wordt van kracht op de vijfde werkdag nadat het is vastgesteld. Artikel 18 Kennisgeving van een besluit tot registratie, weigering of intrekking van een registratie, en bekendmaking van de lijst van geregistreerde ratingbureaus 1. Uiterlijk vijf werkdagen na het vaststellen van haar besluit krachtens artikel 16, 17 of 20 stelt de ESMA het betrokken ratingbureau hiervan in kennis. Indien de ESMA de registratie van het ratingbureau weigert of de registratie van het ratingbureau intrekt, wordt haar besluit volledig met redenen omkleed. 2. De ESMA doet aan de Commissie, de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) opgerichte Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Supervisory Authority (European Banking Authority)) (EBA), de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (15) opgerichte Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Supervisory Authority (European Insurance and Occupational Pensions Authority) (EIOPA), de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten mededeling van alle onder de artikelen 16, 17 of 20 vallende besluiten. 3. De ESMA publiceert op haar website een lijst van overeenkomstig deze verordening geregistreerde ratingbureaus. Die lijst wordt binnen vijf werkdagen na het vaststellen van een besluit ingevolge de artikelen 16, 17 of 20 geactualiseerd. De Commissie maakt deze geactualiseerde lijst uiterlijk 30 dagen na de actualisering bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 19 Registratierecht en vergoeding voor toezicht 1. De ESMA brengt de ratingbureaus vergoedingen in rekening overeenkomstig deze verordening en het in lid 2 bedoelde reglement inzake vergoedingen. De uitgaven van de ESMA welke nodig zijn voor de registratie van en het toezicht op ratingbureaus en voor de terugbetaling van alle eventuele kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde taken, worden door deze vergoedingen volledig gedekt. 2. De Commissie stelt een reglement inzake vergoedingen vast. Dat reglement bepaalt met name het type vergoedingen en de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen, de wijze waarop zij moeten worden voldaan, en de wijze waarop de ESMA alle eventuele kosten terugbetaalt die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde taken. Het bedrag van een aan een ratingbureau aangerekende vergoeding dekt alle administratieve kosten en is evenredig met de omzet van het betrokken ratingbureau. De Commissie stelt het in de eerste alinea bedoelde reglement inzake vergoedingen vast door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 38 bis en onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden. Artikel 20 Intrekking van een registratie 1. Onverminderd artikel 24 trekt de ESMA de registratie van een ratingbureau in wanneer het ratingbureau:
2. Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat in dewelke door het betrokken ratingbureau afgegeven ratings worden gebruikt, van oordeel is dat een van de in lid 1 bedoelde voorwaarden vervuld is, kan zij de ESMA verzoeken na te gaan of de voorwaarden voor intrekking van de registratie van het betrokken ratingbureau vervuld zijn. Indien de ESMA besluit de registratie van het betrokken ratingbureau niet in te trekken, geeft zij de volledige redenen daarvan. 3. Een besluit tot intrekking van registratie wordt onmiddellijk in de gehele Unie van kracht, onverminderd de in artikel 24, lid 4, bedoelde overgangsperiode voor het gebruik van ratings. HOOFDSTUK II TOEZICHT DOOR DE ESMA Artikel 21 De ESMA 1. Onverminderd artikel 25 bis ziet de ESMA erop toe dat deze verordening wordt toegepast. 2. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 geeft en actualiseert de ESMA richtsnoeren over de samenwerking tussen de ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze verordening en van de toepasselijke sectorale wetgeving, daaronder begrepen de procedures en nadere voorwaarden betreffende de delegatie van taken. 3. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 stelt de ESMA uiterlijk op 7 juni 2011, in samenwerking met de EBA en de EIOPA, richtsnoeren op voor de toepassing van de in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde bekrachtigingsregeling en actualiseert deze. 4. Uiterlijk op 2 januari 2012 legt de ESMA overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 ontwerpen van technische reguleringsnormen ter bekrachtiging voor aan de Commissie betreffende:
5. De ESMA publiceert jaarlijks, en voor de eerste maal uiterlijk op 1 januari 2012, een verslag over de toepassing van deze verordening. Dat verslag bevat in het bijzonder een evaluatie van de uitvoering van bijlage I door de overeenkomstig deze verordening geregistreerde ratingbureaus. 6. De ESMA dient jaarlijks een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, over de door de ESMA krachtens deze verordening genomen toezichtmaatregelen en opgelegde sancties, met inbegrip van geldboeten en dwangsommen. 7. De ESMA werkt bij het verrichten van haar taken samen met de EBA en de EIOPA en raadpleegt de EBA en de EIOPA alvorens richtsnoeren te geven en te actualiseren en voordat zij de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen voorlegt. |
10) |
het volgende artikel wordt toegevoegd: „Artikel 22 bis Onderzoek van de naleving van de verplichting tot back-testing 1. In het kader van haar doorlopend toezicht op krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus onderzoekt de ESMA regelmatig of artikel 8, lid 3, wordt nageleefd. 2. Onverminderd artikel 23 doet de ESMA in het kader van het in lid 1 genoemde onderzoek ook het volgende:
|
11) |
de artikelen 23 tot en met 27 worden vervangen door: „Artikel 23 Niet-bemoeienis met de inhoud van ratings of methodologieën Bij de vervulling van hun taken krachtens deze verordening bemoeien de ESMA, noch de Commissie, noch enige overheid van de lidstaten zich met de inhoud van ratings of methodologieën. Artikel 23 bis Uitoefening van de in de artikelen 23 ter tot en met 23 quinquies bedoelde bevoegdheden De bevoegdheden op grond van de artikelen 23 ter tot en met 23 quinquies verleend aan de ESMA of aan een functionaris van de ESMA of aan een andere door de ESMA gemachtigde persoon mogen niet worden aangewend om de openbaarmaking te eisen van aan het wettelijke privilege onderworpen gegevens of documenten. Artikel 23 ter Verzoeken om informatie 1. De ESMA kan met een eenvoudig verzoek of bij besluit bij ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed en personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten, alle informatie opvragen die zij voor het vervullen van de haar ingevolge deze verordening opgelegde taken nodig heeft. 2. Bij het toezenden van een eenvoudig verzoek om informatie krachtens lid 1 neemt de ESMA het volgende in acht:
3. Wanneer de ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
4. De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de gevraagde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de gevraagde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte inlichtingen onvolledig, onjuist of misleidend zijn. 5. De ESMA zendt onverwijld een kopie van het eenvoudige verzoek of het besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 bedoelde door het verzoek om informatie betroffen personen woonachtig of gevestigd zijn. Artikel 23 quater Algemene onderzoeken 1. Om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige onderzoeken naar de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen verrichten. Hiertoe zijn de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd om:
2. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het onderwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden tevens de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander materiaal of de antwoorden op vragen, van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de boete die overeenkomstig artikel 36 bis, in samenhang met bijlage III, afdeling II, punt 8, wordt opgelegd indien antwoorden op vragen, van de in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen, onjuist of misleidend zijn. 3. De in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit in beroep te gaan. 4. Tijdig vóór het onderzoek stelt de ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van de ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betreffende bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn. 5. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, moet die toestemming worden gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. 6. Als om toestemming als bedoeld in lid 5 wordt verzocht, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op haar authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere uitleg vragen, die in het bijzonder betrekking kan hebben op de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat een inbreuk is gemaakt op deze verordening, alsook over de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat ze in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA mag slechts door het Hof van Justitie van de Europese Unie op haar rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure vervat in Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 23 quinquies Inspecties ter plaatse 1. Om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige inspecties ter plaatse in de bedrijfsruimten van in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde rechtspersonen verrichten. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de ESMA de inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten. 2. De functionarissen van de ESMA en andere personen die door de ESMA gemachtigd zijn een inspectie ter plaatse uit te voeren, kunnen de bedrijfsruimten en terreinen van rechtspersonen onderworpen aan een door ESMA genomen onderzoeksbesluit, betreden en hebben alle in artikel 23 quater, lid 1, bepaalde bevoegdheden. Zij zijn eveneens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken en bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voor zover nodig voor de inspectie. 3. De functionarissen van de ESMA en andere personen die door de ESMA gemachtigd zijn een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd als de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, zijn gespecificeerd. De ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. 4. De in artikel 23 ter, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan bij besluit van de ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 36 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit in beroep te gaan. De ESMA neemt een dergelijk besluit na de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie moet worden verricht, te hebben geraadpleegd. 5. De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden verricht alsook door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen personen verlenen op verzoek van de ESMA de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat mogen op verzoek eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn. 6. De ESMA mag bevoegde autoriteiten tevens vragen namens haar specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bedoeld in dit artikel en in artikel 23 quater, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als de ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 23 quater, lid 1. 7. Als functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde begeleidende personen vaststellen dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hen de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige wetshandhavingsautoriteit. 8. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, moet die toestemming worden gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd. 9. Als wordt verzocht om toestemming als bedoeld in lid 8 toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op haar authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere uitleg vragen, die in het bijzonder betrekking kan hebben op de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op deze verordening, en op de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek toetsen, noch de informatie in het dossier van de ESMA opvragen. Het besluit van de ESMA mag slechts door het Hof van Justitie van de Europese Unie op haar wettigheid worden getoetst volgens de procedure vervat in Verordening (EU) nr. 1095/2010. Artikel 23 sexies Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten 1. Indien de ESMA bij het verrichten van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van feiten die één of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken zouden kunnen opleveren, wijst de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De onderzoeksfunctionaris is niet betrokken (geweest) bij het direct of indirect toezicht op of het registratieproces van het betrokken ratingbureau en verricht zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van de ESMA. 2. De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermeende inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen personen in aanmerking, waarna hij het volledige dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voorlegt. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid om informatie te eisen overeenkomstig artikel 23 ter en om onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten overeenkomstig artikel 23 quater, respectievelijk artikel 23 quinquies. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan artikel 23 bis. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtactiviteiten vergaard heeft. 3. Na de afronding van zijn onderzoek en alvorens het dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen personen in de gelegenheid over de onderzochte punten van bezwaar te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de aan het onderzoek onderworpen personen opmerkingen hebben kunnen maken. Het recht van verweer van de betrokken personen wordt in de loop van het onderzoek uit hoofde van dit artikel ten volle geëerbiedigd. 4. Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voorlegt, stelt hij de aan het onderzoek onderworpen personen van dat feit in kennis. De aan het onderzoek onderworpen personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt. 5. De raad van toezichthouders van de ESMA besluit op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de aan het onderzoek onderworpen personen op hun verzoek overeenkomstig artikel 25 en artikel 36 quater te hebben gehoord, of door de aan het onderzoek onderworpen personen al dan niet één of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken hebben gepleegd, en in voorkomend geval neemt hij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 24 en legt hij overeenkomstig artikel 36 bis een boete op. 6. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van de ESMA en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van de ESMA. 7. De Commissie stelt nadere procedureregels vast voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen, zoals bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsmede gedetailleerde voorschriften betreffende verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties. De in de eerste alinea bedoelde regels worden vastgesteld bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 38 bis en onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden. 8. Indien de ESMA bij het verrichten van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voorstrafrechtelijke vervolging door naar de desbetreffende nationale instanties. Bovendien ziet de ESMA af van het opleggen van boeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten in kracht van gewijsde is gegaan. Artikel 24 Toezichtmaatregelen van de ESMA 1. Indien de raad van toezichthouders van de ESMA overeenkomstig artikel 23 sexies, lid 5, tot de bevinding komt dat een ratingbureau een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt deze één of meer van de volgende besluiten:
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt de raad van toezichthouders van de ESMA rekening met de aard en ernst van de inbreuk, onder inaanmerkingneming van de volgende criteria:
3. De raad van toezichthouders van de ESMA stelt de EBA en de EOIPA vooraf in kennis wanneer hij een van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde besluiten neemt. 4. Ratings mogen voor reguleringsdoeleinden gebruikt blijven worden nadat de in lid 1, onder a) en c), bedoelde besluiten zijn genomen, gedurende een periode van ten hoogste:
De raad van toezichthouders van de ESMA kan ook, op verzoek van de EBA of de EIOPA, in uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met potentiële marktverstoring of financiële instabiliteit, de in de eerste alinea, onder b), bedoelde termijn met drie maanden verlengen. 5. De raad van toezichthouders van de ESMA stelt het betrokken ratingbureau onverwijld in kennis van elk krachtens lid 1 genomen besluit en deelt het besluit mee aan de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten, de Commissie, de EBA en de EIOPA. Hij maakt alle besluiten op zijn website openbaar binnen tien werkdagen nadat het besluit is genomen. Bij de openbaarmaking van het besluit als bedoeld in de eerste alinea vermeldt de raad van toezichthouders van de ESMA tevens dat het betrokken ratingbureau bezwaar kan aantekenen tegen het besluit evenals, in voorkomend geval, dat een dergelijk bezwaar is aangetekend, maar dat bezwaar geen opschortende werking heeft, alsook dat de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten. Artikel 25 Horen van de betrokken personen 1. Alvorens een besluit uit hoofde van artikel 24, lid 1, te nemen, stelt de raad van toezichthouders van de ESMA de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot de bevindingen van de ESMA. De raad van toezichthouders van de ESMA baseert zijn besluiten slechts op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken. De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen nodig zijn om significante en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan de raad van toezichthouders van de ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 2. Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie. Artikel 25 bis Sectorale bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1 (Gebruikmaking van ratings) De sectorale bevoegde autoriteiten zijn overeenkomstig de toepasselijke sectorale wetgeving verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1. HOOFDSTUK III SAMENWERKING TUSSEN DE ESMA, DE BEVOEGDE AUTORITEITEN EN DE SECTORALE BEVOEGDE AUTORITEITEN Artikel 26 Verplichting tot samenwerking De ESMA, de EBA, de EIOPA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten werken samen wanneer zulks voor de toepassing van deze verordening en van de toepasselijke sectorale wetgeving noodzakelijk is. Artikel 27 Informatie-uitwisseling 1. De ESMA, de bevoegde autoriteiten en de sectorale bevoegde autoriteiten voorzien elkaar onverwijld van de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken krachtens deze verordening en de toepasselijke sectorale wetgeving. 2. De ESMA kan de centrale banken, het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, het Europees Comité voor systeemrisico's alsook, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn, de vertrouwelijke gegevens meedelen die bestemd zijn voor de uitoefening van hun taken. Evenzo wordt het die autoriteiten of organen niet belet om aan de ESMA informatie te doen toekomen die de ESMA voor het vervullen van haar bij deze verordening opgelegde taken nodig kan hebben.”; |
12) |
de artikelen 28 en 29 worden geschrapt; |
13) |
de artikelen 30, 31 en 32 worden vervangen door: „Artikel 30 Delegatie van taken van de ESMA aan bevoegde autoriteiten 1. De ESMA kan, indien dit nodig is voor de deugdelijke uitoefening van een toezichttaak, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 21, lid 2, door de ESMA gegeven richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Die gedelegeerde toezichttaken kunnen met name betrekking hebben op de bevoegdheid tot informatieverzoeken overeenkomstig artikel 23 ter en om overeenkomstig artikel 23 quinquies, lid 6, onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten. 2. Alvorens taken worden gedelegeerd, dient de ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg te plegen. Dat overleg heeft betrekking op:
3. De ESMA vergoedt de kosten die een bevoegde autoriteit bij het verrichten van gedelegeerde taken heeft gemaakt overeenkomstig het door de Commissie uit hoofde van artikel 19, lid 2, vast te stellen reglement inzake vergoedingen. 4. De ESMA toetst de in lid 1 bedoelde delegatie met passende tussenpozen. Een delegatie van taken kan op ieder moment worden ingetrokken. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van de ESMA onverlet en beperkt de ESMA niet in haar bevoegdheid ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding en toezicht uit te oefenen. Toezichthoudende verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening, waaronder registratiebesluiten en besluiten omtrent de definitieve beoordeling van en vervolgcontrole bij inbreuken, worden niet gedelegeerd. Artikel 31 Kennisgevingen en opschortingsverzoeken van bevoegde autoriteiten 1. Als een bevoegde autoriteit van een lidstaat vaststelt dat op het grondgebied van de eigen of een andere lidstaat handelingen die in strijd zijn met deze verordening worden of zijn uitgevoerd, stelt zij op een zo specifiek mogelijke manier de ESMA hiervan in kennis. Indien de bevoegde autoriteit dit uit onderzoeksoverwegingen passend acht, kan zij de ESMA tevens voorstellen dat deze nagaat of zij ten aanzien van het ratingbureau dat bij die handelingen betrokken is de bevoegdheden van de artikelen 23 ter en 23 quater moet aanwenden. De ESMA neemt passende maatregelen. Zij stelt de kennisgevende bevoegde autoriteit in kennis van het resultaat en, voor zover mogelijk, van eventuele belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. 2. Onverminderd de verplichting tot kennisgeving in lid 1 kan de kennisgevende bevoegde autoriteit van een lidstaat, als zij meent dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op het grondgebied van die lidstaat worden gebruikt, de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien, niet naleeft en de inbreuken voldoende ernstig en gedurig zijn om een significante impact op de bescherming van de beleggers of de stabiliteit van het financiële stelsel in die lidstaat te hebben, de ESMA verzoeken de gebruikmaking van de ratings van het betrokken ratingbureau door de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële instellingen en andere entiteiten voor reguleringsdoeleinden op te schorten. De kennisgevende bevoegde autoriteit verstrekt aan de ESMA een omstandige motivering van haar verzoek. Als de ESMA meent dat het verzoek niet gerechtvaardigd is, informeert zij de kennisgevende bevoegde autoriteit schriftelijk, met opgave van redenen. Als de ESMA meent dat het verzoek gerechtvaardigd is, neemt zij passende maatregelen om de kwestie op te lossen. Artikel 32 Beroepsgeheim 1. Het beroepsgeheim geldt voor de ESMA, de bevoegde autoriteiten en alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de ESMA, de bevoegde autoriteiten of enig andere persoon aan wie de ESMA taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door de ESMA aangetrokken accountants en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijk procedures noodzakelijk is. 2. Alle informatie die krachtens deze verordening wordt verkregen door of uitgewisseld tussen de ESMA, de bevoegde autoriteiten, de sectorale bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten en organen als bedoeld in artikel 27, lid 2, wordt als vertrouwelijk beschouwd, tenzij de ESMA, de bevoegde autoriteit of een andere autoriteit of orgaan op het tijdstip van mededeling verklaart dat die informatie openbaar mag worden gemaakt, dan wel wanneer openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.”; |
14) |
artikel 33 wordt geschrapt; |
15) |
de artikelen 34 en 35 worden vervangen door: „Artikel 34 Overeenkomst over uitwisseling van informatie De ESMA mag met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten als met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 32 bedoelde. Een dergelijke uitwisseling van informatie moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van ESMA of die toezichthoudende autoriteiten. Met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens aan een derde land past de ESMA Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (16) toe. Artikel 35 Openbaarmaking van informatie van derde landen De ESMA mag de van toezichthoudende autoriteiten van een derde land ontvangen informatie alleen openbaar maken indien de ESMA of een bevoegde autoriteit daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de toezichthoudende autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en mits, indien van toepassing, de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee die toezichthoudende autoriteit heeft ingestemd, of wanneer deze openbaarmaking noodzakelijk is in het kader van gerechtelijke procedures. |
16) |
in titel IV wordt het opschrift van hoofdstuk I „Sancties, comitéprocedure en verslag” vervangen door het opschrift „Sancties, geldboeten, dwangsommen, comitéprocedure, gedelegeerde bevoegdheden en verslag”; |
17) |
in artikel 36 worden de eerste en tweede alinea vervangen door: „De lidstaten stellen voorschriften vast betreffende de sancties die gelden voor inbreuken op artikel 4, lid 1, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten zorgen ervoor dat de sectorale bevoegde autoriteit elke sanctie die is opgelegd voor inbreuken op artikel 4, lid 1, openbaar maakt, tenzij deze openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.”; |
18) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 36 bis Geldboeten 1. Indien de raad van toezichthouders van de ESMA overeenkomstig artikel 23 sexies, lid 5, tot de bevinding komt dat een ratingbureau opzettelijk of uit onachtzaamheid een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt hij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig lid 2. Een inbreuk door een ratingbureau wordt verondersteld opzettelijk te zijn gepleegd als de ESMA objectieve factoren vaststelt die aantonen dat het ratingbureau of de bedrijfsleiding ervan opzettelijk hebben gehandeld om de inbreuk te plegen. 2. De basisbedragen voor de in lid 1 bedoelde geldboeten worden als volgt begrensd:
De ESMA houdt bij haar besluit om het basisbedrag van de geldboeten dichter bij de benedengrens, het midden, dan wel de bovengrens van de hierboven vermelde bedragen vast te stellen, rekening met de jaarlijkse omzet van het ratingbureau van het voorafgaande boekjaar. Het basisbedrag ligt dichter bij de benedengrens als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau minder dan 10 miljoen EUR bedraagt, dichter bij het midden als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau tussen 10 en 50 miljoen EUR bedraagt, en dichter bij de bovengrens als de jaarlijkse omzet van het ratingbureau meer dan 50 miljoen EUR bedraagt. 3. De overeenkomstig lid 2 begrensde basisbedragen worden zo nodig onder inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in bijlage IV bepaalde coëfficiënten aangepast. De desbetreffende verzwarende coëfficiënt wordt één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzwarende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulteert, aan het basisbedrag toegevoegd. De desbetreffende verzachtende coëfficiënt wordt één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzachtende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulteert, van het basisbedrag afgetrokken. 4. Onverminderd de leden 2 en 3 mag de geldboete niet meer bedragen dan 20 % van de jaaromzet van het ratingbureau over het voorafgaande boekjaar en moet, als het ratingbureau direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk zijn aan dat financiële voordeel. Indien een handeling of verzuim van een ratingbureau meer dan één van de in bijlage III vermelde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig de leden 2 en 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast. Artikel 36 ter Dwangsommen 1. De raad van toezichthouders van de ESMA legt bij besluit dwangsommen op teneinde:
2. De dwangsommen moeten doeltreffend en evenredig zijn. De opgelegde dwangsom geldt per dag totdat het ratingbureau of de betrokken persoon het betreffende besluit bedoeld in lid 1 naleeft. 3. Niettegenstaande lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorafgaande boekjaar of, voor natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorafgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum. 4. Een dwangsom kan worden opgelegd gedurende een periode van niet meer dan zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de ESMA. Artikel 36 quater Horen van de aan de procedure onderworpen personen 1. Alvorens een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 36 bis en/of een dwangsom overeenkomstig artikel 36 ter, lid 1, onder a) tot en met d), te nemen, stelt de raad van toezichthouders van de ESMA aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot de bevindingen van de ESMA. De raad van toezichthouders van de ESMA baseert zijn besluiten slechts op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken. 2. Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de ESMA. Artikel 36 quinquies Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de geldboeten en dwangsommen 1. De ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 36 bis en 36 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen. 2. Overeenkomstig de artikelen 36 bis en 36 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een administratief karakter. 3. De overeenkomstig de artikelen 36 bis en 36 ter genomen besluiten tot oplegging van geldboeten en dwangsommen vormen executoriale titel. De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die door de regering van elke lidstaat daartoe wordt aangewezen; van de aanwijzing geeft zij kennis aan de ESMA en aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie. De tenuitvoerlegging kan niet worden geschorst dan krachtens een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Evenwel behoort het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat. 4. De bedragen van de geldboeten en de dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie. Artikel 36 sexies Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsbevoegdheid ter zake van beroep tegen besluiten van de ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het mag de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.”; |
19) |
artikel 37 wordt vervangen door: „Artikel 37 Wijzigingen in de bijlagen Om rekening te houden met ontwikkelingen, ook internationaal gezien, op de financiële markten, met name in verband met nieuwe financiële instrumenten, kan de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 38 bis en onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden maatregelen nemen tot wijziging van de bijlagen, met uitzondering van bijlage III.”; |
20) |
in artikel 38 wordt lid 2 geschrapt; |
21) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 38 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 5, lid 6, derde alinea, artikel 19, lid 2, artikel 23 sexies, lid 7, en artikel 37 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van vier jaar te rekenen vanaf 1 juni 2011. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de termijn van vier jaar een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad de delegatie intrekt in overeenstemming met artikel 38 ter. 2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis. 3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in de artikelen 38 ter en 38 quater gestelde voorwaarden. Artikel 38 ter Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie 1. De in artikel 5, lid 6, derde alinea, artikel 19, lid 2, artikel 23 sexies, lid 7, en artikel 37 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. 2. De instelling die een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken. 3. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit wordt onmiddellijk van kracht of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 38 quater Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen 1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd. 2. Indien bij het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum. Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden. 3. Indien het Europees Parlement of de Raad binnen de in lid 1 genoemde termijn bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Overeenkomstig artikel 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermeldt de instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, de redenen daarvoor.”; |
22) |
artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 39 bis Verslag van de ESMA Uiterlijk op 31 december 2011 maakt de ESMA een raming op van de personele en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”; |
24) |
in artikel 40 wordt de derde alinea vervangen door: „Bestaande ratingbureaus kunnen ratings blijven afgeven die voor reguleringsdoeleinden kunnen worden gebruikt door de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële instellingen en andere entiteiten, tenzij de registratie wordt geweigerd. Indien registratie wordt geweigerd, is artikel 24, leden 4 en 5, van toepassing.”; |
25) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 40 bis Overgangsmaatregelen in verband met de ESMA 1. Alle bevoegdheden en verplichtingen in verband met de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van ratingbureaus die zijn verleend aan de bevoegde autoriteiten — welke al dan niet als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst handelen — en aan colleges — voor zover deze zijn opgericht — lopen af op 1 juli 2011. Een registratieaanvraag die uiterlijk op 7 september 2010 door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst of door het desbetreffende college is ontvangen, wordt evenwel niet aan de ESMA overgedragen; in dat geval wordt het besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie door die autoriteiten en het desbetreffende college genomen. 2. Onverminderd de tweede alinea van lid 1 worden alle dossiers en werkdocumenten in verband met de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van ratingbureaus, daaronder begrepen alle lopende onderzoeken en dwangmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, door de ESMA overgenomen op de in lid 1 bedoelde datum. 3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten en colleges zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 juli 2011 aan de ESMA zijn overgedragen. Die bevoegde autoriteiten en colleges verlenen tevens alle noodzakelijke bijstand en advies aan de ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van ratingbureaus te vergemakkelijken. 4. De ESMA fungeert als rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten en colleges in alle administratieve of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten en colleges werden verricht. 5. Registraties van ratingbureaus overeenkomstig titel III, hoofdstuk I, door een bevoegde autoriteit als bedoeld in lid 1 van dit artikel blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan de ESMA geldig. 6. Uiterlijk op 1 juli 2014 en in het kader van haar doorlopend toezicht, verricht de ESMA ten minste één controle van alle ratingbureaus die onder haar toezichthoudende bevoegdheid vallen.”; |
26) |
bijlage I wordt overeenkomstig bijlage I bij deze verordening gewijzigd; |
27) |
de in bijlage II bij deze verordening opgenomen bijlagen worden toegevoegd. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 11 mei 2011.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitster
GYŐRI E.
(1) PB C 337 van 14.12.2010, blz. 1.
(2) PB C 54 van 19.2.2011, blz. 37.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 15 december 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 april 2011.
(4) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.
(5) PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1.
(6) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(7) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(8) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.
(9) PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.
(10) PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1.
(11) PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.”;
(12) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.”;
(13) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.
(14) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.
(15) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.”;
(16) PB L 8 van 12.1.2001 blz. 1.”;
BIJLAGE I
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in afdeling A wordt de laatste alinea van punt 2 vervangen door: „De adviezen die de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan over de onder a) tot en met d) bedoelde aangelegenheden hebben uitgebracht, worden periodiek gepresenteerd aan het orgaan en op verzoek aan de ESMA ter beschikking gesteld.”; |
2) |
in afdeling B wordt de eerste alinea van punt 8 vervangen door:
|
3) |
in afdeling E, deel II, punt 2, wordt de eerste alinea vervangen door:
|
BIJLAGE II
Aan Verordening (EG) nr. 1060/2009 worden de volgende bijlagen toegevoegd:
BIJLAGE III
Lijst van de in artikel 24, lid 1, en artikel 36 bis, lid 1, bedoelde inbreuken
I. Inbreuken in verband met belangenconflicten, organisatorische of operationele vereisten
1. |
Het ratingbureau schendt artikel 4, lid 3, door een in een derde land afgegeven rating te bekrachtigen zonder dat voldaan wordt aan de voorwaarden van dat lid, tenzij de reden voor de inbreuk bij het ratingbureau niet bekend is of zich onttrekt aan diens controle. |
2. |
Het ratingbureau schendt artikel 4, lid 4, tweede alinea, door de bekrachtiging van een in een derde land afgegeven rating te gebruiken met de bedoeling de voorschriften van deze verordening te ontwijken. |
3. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 1 van afdeling A van bijlage I, door geen toezichthoudend of bestuursorgaan in te stellen. |
4. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat zijn bedrijfsbelang geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid of nauwkeurigheid van de ratingactiviteiten. |
5. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door hoogste leidinggevenden aan te stellen die niet als betrouwbaar bekendstaan, niet beschikken over voldoende beroepskwalificaties of -ervaring, dan wel niet zorg kunnen dragen voor een gezonde en zorgvuldige bedrijfsvoering van het ratingbureau. |
6. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de derde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door niet het vereiste aantal onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan aan te stellen. |
7. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de vierde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door een vergoedingsregeling voor onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan in te stellen die gekoppeld is aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau of niet zodanig is geregeld dat de onafhankelijkheid van het oordeel van het ratingbureau is gewaarborgd, of door voor een mandaat van de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan een duur van langer dan vijf jaar vast te stellen of dit mandaat hernieuwbaar te maken, of door een onafhankelijk lid van het toezichthoudend of bestuursorgaan uit zijn functie te ontheffen anders dan in geval van ernstige fouten of van ondermaats functioneren bij de beroepsuitoefening. |
8. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de vijfde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door leden in het toezichthoudend of bestuursorgaan aan te stellen die niet over voldoende deskundigheid inzake financiële diensten beschikken, of, indien het ratingbureau ratings afgeeft met betrekking tot gestructureerde financieringsinstrumenten, door niet ten minste één onafhankelijk lid en één ander lid van dit orgaan te benoemen die een grondige kennis van en ervaring op het hoogste niveau hebben met markten voor gestructureerde financieringsinstrumenten. |
9. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de zesde alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan de controlerende taken in verband met de in de zesde alinea van dat punt vermelde aangelegenheden uitvoeren. |
10. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de zevende alinea van punt 2 van afdeling A van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of bestuursorgaan periodiek hun opvattingen over de in de zesde alinea van dat punt vermelde aangelegenheden aan het orgaan kenbaar maken of die opvattingen op verzoek aan de ESMA ter beschikking stellen. |
11. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 3 van afdeling A van bijlage I, door geen adequate gedragsregels of procedures vast te stellen om de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te garanderen. |
12. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 4 van afdeling A van bijlage I, door niet te beschikken over een goede administratieve of boekhoudkundige organisatie, adequate internecontroleprocedures, effectieve risicobeoordelingsprocedures of effectieve controle- of beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen, of door niet de in dat punt vereiste besluitvormingsprocedures of organisatiestructuren te volgen en te handhaven. |
13. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 5 van afdeling A van bijlage I, door geen permanente, effectieve en zelfstandig werkende compliance-afdeling (compliance-functie) in te stellen of in stand te houden. |
14. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 6 van afdeling A van bijlage I, door niet te verzekeren dat de in de eerste alinea van dat punt bepaalde voorwaarden om de compliance-functie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren of onafhankelijk uit te oefenen, zijn vervuld. |
15. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 7 van afdeling A van bijlage I, door geen passende en doeltreffende organisatorische of administratieve regelingen te treffen om de in punt 1 van afdeling B van bijlage I bedoelde belangenconflicten te voorkomen, op te sporen, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken, dan wel door er niet voor te zorgen dat gegevens worden bijgehouden over alle wezenlijke bedreigingen van de onafhankelijkheid van de ratingactiviteiten, ook met betrekking tot de in afdeling C van bijlage I bedoelde voorschriften voor ratinganalisten, alsmede over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen om deze bedreigingen te ondervangen. |
16. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 8 van afdeling A van bijlage I, door geen passende systemen, middelen of procedures te hanteren om de continuïteit en regelmatigheid bij het uitoefenen van zijn ratingactiviteiten te waarborgen. |
17. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 9 van afdeling A van bijlage I, door geen toetsingsfunctie in te stellen die:
|
18. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 10 van afdeling A van bijlage I, door niet de deugdelijkheid en doeltreffendheid te bewaken of te beoordelen van zijn systemen, internecontroleprocedures en regelingen die overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld of door geen passende maatregelen te treffen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen. |
19. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 1 van afdeling B van bijlage I, door feitelijke of potentiële belangenconflicten die van invloed kunnen zijn op de analysen of oordelen van zijn ratinganalisten, zijn werknemers of natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks bij de afgifte van ratings betrokken zijn of personen die ratings goedkeuren, niet op te sporen, weg te nemen of te beheren en op duidelijke of opvallende wijze openbaar te maken. |
20. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 3 van afdeling B van bijlage I, door in de in het eerste lid van dat punt beschreven situaties een rating af te geven of in het geval van een bestaande rating niet onmiddellijk openbaar te maken dat de rating mogelijkerwijs door deze situaties is beïnvloed. |
21. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 3 van afdeling B van bijlage I, door niet onmiddellijk te beoordelen of er redenen tot herbeoordeling of intrekking van een bestaande rating zijn. |
22. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 4 van afdeling B van bijlage I, door consultancy- of adviesdiensten te verlenen aan de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde met betrekking tot de juridische of bedrijfsstructuur, de activa, de passiva of de activiteiten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde. |
23. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met het eerste deel van de derde alinea van punt 4 van afdeling B van bijlage I, door niet te verzekeren dat het verrichten van een nevendienst geen belangenconflict met zijn ratingactiviteit uitmaakt. |
24. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 5 van afdeling B van bijlage I door, er niet op toe te zien dat ratinganalisten of personen die ratings goedkeuren geen voorstellen of aanbevelingen doen met betrekking tot de opzet van gestructureerde financieringsinstrumenten waarvoor het ratingbureau geacht wordt een rating af te geven. |
25. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 6 van afdeling B van bijlage I door zijn rapportage- of communicatiekanalen niet zodanig in te richten dat is gewaarborgd dat de in punt 1 van afdeling B bedoelde personen onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere activiteiten van het ratingbureau die op commerciële basis worden uitgeoefend. |
26. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 8 van afdeling B van bijlage I, door de gegevens na intrekking van zijn registratie niet ten minste drie jaar te bewaren. |
27. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 1, door er niet voor te zorgen dat ratinganalisten, zijn werknemers of andere natuurlijke personen wier diensten tot zijn beschikking of onder zijn controle staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten zijn betrokken, over passende kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken. |
28. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 2, door er niet voor te zorgen dat de in artikel 7, lid 1, genoemde personen niet overgaan tot het openen van of deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een gelieerde derde of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband. |
29. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 3, onder a), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een onder punt 1 van die afdeling vermelde persoon alle redelijke maatregelen neemt om eigendommen of gegevens in het bezit van het ratingbureau tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van zijn ratingactiviteiten. |
30. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 5 van afdeling C van bijlage I, door, wanneer een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon aan de compliance officer meldt dat hij van oordeel is dat een andere persoon als bedoeld in punt 1 van die afdeling zich gedraagt op een wijze die hij illegaal acht, daaraan voor eerstgenoemde persoon nadelige gevolgen te verbinden. |
31. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 6 van afdeling C van bijlage I, door geen toetsing te verrichten van de relevante werkzaamheden van een ratinganalist gedurende twee jaar voor zijn vertrek, wanneer de ratinganalist zijn arbeidsverhouding beëindigt en gaat werken voor een beoordeelde entiteit waarvoor hij de rating heeft helpen opstellen of voor een financiële instelling waarmee hij in het kader van de uitoefening van zijn taken bij het ratingbureau contacten heeft gehad. |
32. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 1 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in dat punt bedoelde persoon geen aan- of verkopen verricht van of geen transacties doet met betrekking tot een in dat punt bedoeld financieel instrument. |
33. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 2 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon niet deelneemt aan of anderszins invloed uitoefent op de bepaling van een rating als bedoeld in punt 2 van die afdeling. |
34. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 3, onder b), c) en d), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon informatie als bedoeld in die punten niet openbaar maakt, gebruikt of deelt. |
35. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 4 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon van niemand met wie het ratingbureau zakendoet geld, geschenken of gunsten vraagt of aanneemt. |
36. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 3, in samenhang met punt 7 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in punt 1 van die afdeling bedoelde persoon geen essentiële leidinggevende functie bij de beoordeelde entiteit of de gelieerde derde aanvaardt voordat zes maanden zijn verstreken sinds de rating is afgegeven. |
37. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met de eerste alinea van punt 8, onder a), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat de hoofdratinganalist niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden voor een periode van meer dan vier jaar. |
38. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met de eerste alinea van punt 8, onder b), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een ratinganalist niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden voor een periode van meer dan vijf jaar. |
39. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met de eerste alinea van punt 8, onder c), van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een persoon die ratings goedkeurt niet betrokken wordt bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden voor een periode van meer dan zeven jaar. |
40. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 4, in samenhang met de tweede alinea van punt 8 van afdeling C van bijlage I, door er niet voor te zorgen dat een in de eerste alinea van dat punt, onder a), b) en c), bedoelde persoon gedurende twee jaar na het einde van de in die punten vermelde perioden niet wordt betrokken bij ratingactiviteiten die in verband staan met de in die punten bedoelde entiteit waarover een rating wordt uitgebracht of gelieerde derden. |
41. |
Het ratingbureau schendt artikel 7, lid 5, door beloning of prestatiebeoordeling in te voeren op basis van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden ontvangt. |
42. |
Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 2, door geen passende maatregelen vast te stellen, uit te voeren of te handhaven om ervoor te zorgen dat de ratings die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de bij de ratingactiviteiten gebruikte methodologiëen. |
43. |
Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 3, door geen methodologieën te hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd, onder meer door back-testing. |
44. |
Het ratingbureau schendt de eerste alinea van artikel 8, lid 4, door te weigeren een rating voor een entiteit of een financieel instrument af te geven omdat een ander ratingbureau reeds eerder een rating aan een deel van de entiteit of het financiële instrument heeft toegekend. |
45. |
Het ratingbureau schendt de tweede alinea van artikel 8, lid 4, door geen gegevens te bewaren over alle gevallen waarin het in het kader van zijn ratingproces afwijkt van bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financiële instrumenten zijn opgesteld, of door deze afwijkende beoordeling niet te motiveren. |
46. |
Het ratingbureau schendt de eerste zin van artikel 8, lid 5, door zijn ratings niet te bewaken of door zijn ratings of ratingmethodologieën niet doorlopend en ten minste eenmaal per jaar bij te stellen. |
47. |
Het ratingbureau schendt de tweede zin van artikel 8, lid 5, door geen interne regelingen te treffen om de gevolgen voor ratings van veranderingen in het macro-economische klimaat of de omstandigheden op de financiële markten te monitoren. |
48. |
Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder b), door, bij een wijziging van de methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt, de betrokken ratings niet overeenkomstig dat punt te toetsen of door die ratings in de tussentijd niet te observeren. |
49. |
Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder c), door een rating die op deze methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen was gebaseerd niet aan te passen indien het totale, gecombineerde effect van de wijzigingen van invloed op deze ratings blijkt te zijn. |
50. |
Het ratingbureau schendt artikel 9 door belangrijke operationele taken op dusdanige wijze uit te besteden dat wezenlijk afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de interne controle van het ratingbureau of aan het vermogen van de ESMA om te controleren of het ratingbureau de verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt. |
51. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met de tweede alinea van punt 4 van deel I van afdeling D van bijlage I, door een rating af te geven of een bestaande rating niet in te trekken indien het gebrek aan betrouwbare gegevens, de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument of de onbevredigende kwaliteit van de beschikbare informatie ernstige vragen doen rijzen omtrent het vermogen van het ratingbureau om een geloofwaardige rating op te stellen. |
52. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 6, door de naam van de ESMA of een bevoegde autoriteit te gebruiken op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat de ESMA of een bevoegde autoriteit de ratings of ratingactiviteiten van het ratingbureau bekrachtigt of goedkeurt. |
53. |
Het ratingbureau schendt artikel 13 door een vergoeding aan te rekenen voor de informatie die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 12 wordt verstrekt. |
54. |
Het ratingbureau, wanneer het een in de Unie gevestigde rechtspersoon is, schendt artikel 14, lid 1, door geen registratie aan te vragen voor de toepassing van artikel 2, lid 1. |
II. Inbreuken in verband met hinderpalen voor toezichtactiviteiten
1. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 7 van afdeling B van bijlage I, door geen zorg te dragen voor gegevens of audittrajecten van zijn ratingactiviteiten zoals door die bepalingen vereist. |
2. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met de eerste alinea van punt 8 van afdeling B van bijlage I, door de in punt 7 van die afdeling bedoelde gegevens of audittrajecten niet gedurende ten minste vijf jaar in zijn kantoren te bewaren of door deze gegevens of audittrajecten niet op verzoek aan de ESMA ter beschikking te stellen. |
3. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 9 van afdeling B van bijlage I, door geen gegevens over de respectieve rechten en plichten van het ratingbureau of de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden in het kader van een ratingdienstverleningscontract te bewaren voor ten minste de duur van de relatie met de betrokken beoordeelde entiteit of met de aan haar gelieerde derden. |
4. |
Het ratingbureau schendt artikel 11, lid 2, door de vereiste informatie niet of niet in het vereiste formaat ter beschikking te stellen als bedoeld in dat lid. |
5. |
Het ratingbureau schendt artikel 11, lid 3, in samenhang met punt 2 van deel I van afdeling E van bijlage I, door aan de ESMA geen lijst van zijn nevendiensten te verstrekken. |
6. |
Het ratingbureau schendt de tweede alinea van artikel 14, lid 3, door de ESMA, overeenkomstig die alinea, niet van alle wijzigingen van betekenis in de voorwaarden voor de initiële registratie in kennis te stellen. |
7. |
Het ratingbureau schendt artikel 23 ter, lid 1, door onjuiste of misleidende informatie te verstrekken als reactie op een eenvoudig verzoek om informatie uit hoofde van artikel 23 ter, lid 2, of als reactie op een besluit waarbij informatie verlangd wordt uit hoofde van artikel 23 ter, lid 3. |
8. |
Het ratingbureau schendt artikel 23 quater, lid 1, onder c), door onjuiste of misleidende antwoorden te geven op vragen die worden gesteld uit hoofde van dat punt. |
III. Inbreuken in verband met openbaarmakingsbepalingen
1. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met punt 2 van afdeling B van bijlage I, door de namen van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden waaraan het meer dan 5 % van zijn jaarlijkse inkomsten ontleent, niet openbaar te maken. |
2. |
Het ratingbureau schendt artikel 6, lid 2, in samenhang met het tweede deel van de derde alinea van punt 4 van afdeling B van bijlage I, door een aan de beoordeelde entiteit of gelieerde derde verleende nevendienst niet in het eindrapport openbaar te maken. |
3. |
Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 1, door de methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waarvan het ratingbureau bij zijn ratingactiviteiten zoals omschreven in punt 5 van deel I van afdeling E van bijlage I, gebruikmaakt, niet openbaar te maken. |
4. |
Het ratingbureau schendt artikel 8, lid 6, onder a), door bij een wijziging van de in ratingactiviteiten gebruikte methodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt, het gamma aan ratings waarop die wijzigingen van invloed kunnen zijn niet onmiddellijk openbaar te maken of door dit gamma openbaar te maken maar geen gebruik te maken van dezelfde communicatiemiddelen als die welke bij de verspreiding van de betrokken ratings werden gebruikt. |
5. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 1, door een besluit een rating niet langer op te stellen, niet op niet-selectieve basis of niet tijdig openbaar te maken onder volledige opgave van de redenen voor dit besluit. |
6. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met de punten 1 of 2, de eerste alinea van punt 4 of punt 5 van deel I van afdeling D van bijlage I of deel II van afdeling D van bijlage I, door bij het presenteren van een rating niet de door die bepalingen vereiste informatie te verstrekken. |
7. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 2, in samenhang met punt 3 van deel I van afdeling D van bijlage I door de beoordeelde entiteit niet ten minste 12 uur vóór de openbaarmaking van de rating over de rating te informeren. |
8. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 3, door er niet voor te zorgen dat ratingcategorieën die aan gestructureerde financiële instrumenten worden toegekend, duidelijk worden gedifferentieerd door een extra symbool te gebruiken dat deze categorieën onderscheidt van de ratingcategorieën die voor andere entiteiten, financiële instrumenten of financiële verplichtingen worden gebruikt. |
9. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 4, door zijn gedragslijnen of procedures ten aanzien van ongevraagde ratings niet openbaar te maken. |
10. |
Het ratingbureau schendt artikel 10, lid 5, door de op grond van dit lid bij het uitbrengen van een ongevraagde rating vereiste informatie niet te verstrekken of door een ongevraagde rating niet als zodanig aan te duiden. |
11. |
Het ratingbureau schendt artikel 11, lid 1, door de gegevens met betrekking tot de in deel I van afdeling E van bijlage I genoemde onderwerpen niet volledig openbaar te maken of onmiddellijk te actualiseren. |
BIJLAGE IV
Lijst van coëfficiënten in verband met verzwarende of verzachtende factoren voor de toepassing van artikel 36 bis, lid 3
De volgende coëfficiënten zijn cumulatief van toepassing op de in artikel 36 bis, lid 2, bedoelde basisbedragen, uitgaande van elk van de volgende verzwarende en verzachtende factoren:
I. Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzwarende factoren
1. |
indien de inbreuk herhaaldelijk is gepleegd, is voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gepleegd, een coëfficiënt van 1,1 van toepassing; |
2. |
indien de inbreuk gedurende meer dan zes maanden is gepleegd, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing; |
3. |
indien de inbreuk systemische zwakke plekken in de organisatie van het ratingbureau, en met name in zijn procedures, beheersystemen of internecontrolemaatregelen, aan het licht heeft gebracht, is een coëfficiënt van 2,2 van toepassing; |
4. |
indien de inbreuk een negatief effect op de kwaliteit van de door het betrokken ratingbureau uitgebrachte ratings heeft gehad, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing; |
5. |
indien de inbreuk opzettelijk is gepleegd, is een coëfficiënt van 2 van toepassing; |
6. |
indien geen corrigerende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk werd geconstateerd, is een coëfficiënt van 1,7 van toepassing; |
7. |
indien de hoogste leiding van het ratingbureau niet met de ESMA heeft meegewerkt bij de uitvoering van haar onderzoek, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing. |
II. Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzachtende factoren
1. |
indien het gaat om een in afdeling II of III van bijlage III vermelde inbreuk die gedurende minder dan tien werkdagen is gepleegd, is een coëfficiënt van 0,9 van toepassing; |
2. |
indien de hoogste leiding van het ratingbureau kan aantonen dat zij alle nodige maatregelen heeft genomen om de inbreuk te voorkomen, is een coëfficiënt van 0,7 van toepassing; |
3. |
indien het ratingbureau de ESMA snel, effectief en volledig op de hoogte heeft gesteld van de inbreuk, is een coëfficiënt van 0,4 van toepassing; |
4. |
indien het ratingbureau uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat in de toekomst gelijkaardige inbreuken kunnen worden gepleegd, is een coëfficiënt van 0,6 van toepassing. |