Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0476

    2011/476/EU: Besluit van de Commissie van 27 juli 2011 inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor vast opgestelde trainingsapparatuur krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen Voor de EER relevante tekst

    PB L 196 van 28.7.2011, p. 16–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/476/oj

    28.7.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 196/16


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 27 juli 2011

    inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor vast opgestelde trainingsapparatuur krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2011/476/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 4, lid 1, onder a),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat de Europese normalisatie-instellingen Europese normen moeten opstellen. Deze normen moeten waarborgen dat producten aan het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn voldoen.

    (2)

    Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen waarvan de referenties door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

    (3)

    Bij artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG wordt de procedure vastgesteld voor de opstelling van Europese normen. Volgens die procedure bepaalt de Commissie de specifieke veiligheidseisen waaraan de Europese normen moeten voldoen en verleent zij vervolgens mandaat aan de Europese normalisatie-instellingen om die normen uit te werken.

    (4)

    De Commissie maakt de referentienummers van de op deze wijze aangenomen Europese normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    (5)

    Overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2001/95/EG kunnen de referenties van Europese normen die de Europese normalisatie-instellingen vóór de inwerkingtreding van die richtlijn hebben aangenomen, zelfs wanneer de Commissie geen mandaat heeft verleend, in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, indien die normen een waarborg bieden voor het in die richtlijn vastgestelde algemene veiligheidsvereiste.

    (6)

    De Commissie heeft bij Beschikking 2006/514/EG (2) de referenties van negen Europese normen betreffende de veiligheid van vast opgestelde trainingsapparatuur in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

    (7)

    De negen Europese normen betreffende de veiligheid van vast opgestelde apparatuur waarop Beschikking 2006/514/EG betrekking heeft, berusten niet op een mandaat van de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 1.

    (8)

    Drie van die normen, EN 957-4:1996, EN 957-5:1996 en EN 957-6:2001, zijn door nieuwe versies vervangen, namelijk EN 957-4 + A1:2010, EN 957-5:2009 en EN 957-6:2010. Deze nieuwe versies zijn na de inwerkingtreding van Richtlijn 2001/95/EG aangenomen en de referenties ervan kunnen als gevolg daarvan niet worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, aangezien een mandaat van de Commissie tot vaststelling van specifieke veiligheidseisen ontbreekt.

    (9)

    Om te kunnen beoordelen of de nieuwe versies en eventuele latere versies van de Europese normen voor vast opgestelde trainingsapparatuur in overeenstemming zijn met het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG moet de procedure van artikel 4 van die richtlijn worden toegepast.

    (10)

    De Commissie dient derhalve specifieke veiligheidseisen vast te stellen voor vast opgestelde trainingsapparatuur, zodat zij de Europese normalisatie-instellingen kan opdragen om op basis van die eisen desbetreffende Europese normen op te stellen.

    (11)

    Zodra de desbetreffende normen beschikbaar zijn en op voorwaarde dat de Commissie besluit de referentie daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken volgens de procedure van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG, moet vast opgestelde trainingsapparatuur worden verondersteld te voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG, voor zover het de veiligheidseisen betreft waarop de normen betrekking hebben.

    (12)

    De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In dit besluit wordt onder „vast opgestelde trainingsapparatuur” verstaan: een al dan niet door een motor aangedreven product, gebruikt voor training, lichaamsoefening en diagnostische of revalidatiedoeleinden, waarbij repeterende bewegingen worden gemaakt, en dat tijdens gebruik op zijn plaats blijft. Deze apparatuur staat op de grond of is bevestigd aan het plafond of een muur of een andere vaste structuur.

    Artikel 2

    De specifieke veiligheidseisen voor de in artikel 1 bedoelde producten waaraan de Europese normen overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG moeten voldoen, worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 27 juli 2011.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

    (2)  PB L 200 van 22.7.2006, blz. 35.


    BIJLAGE

    SPECIFIEKE VEILIGHEIDSEISEN VOOR VAST OPGESTELDE TRAININGSAPPARATUUR

    Deel I

    Producten en productdefinitie

    De vast opgestelde trainingsapparatuur waarop dit mandaat betrekking heeft, wordt gebruikt voor training, lichaamsoefening en diagnostische of revalidatiedoeleinden, waarbij repeterende bewegingen worden gemaakt. De apparatuur blijft tijdens gebruik op zijn plaats en staat op de grond of is bevestigd aan het plafond of een muur of een andere vaste structuur.

    Deze apparatuur wordt in de regel gebruikt in fitnesscentra, hotels, sport- en gezondheidsclubs, revalidatiecentra of thuis. De omgeving waarin de apparatuur wordt gebruikt is een „trainingsomgeving”, waarvan de toegang beperkt kan zijn tot gebruikers en personeel (zoals bijvoorbeeld trainers en medisch personeel).

    Door een motor aangedreven apparatuur valt onder deze eisen ten aanzien van risico’s die niet vallen onder de Machinerichtlijn (Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (1)).

    Voor bepaalde specifieke trainingsapparatuur worden de algemene eisen aangevuld met extra veiligheidseisen.

    Wanneer het beoogde gebruik van de vast opgestelde trainingsapparatuur ook onder Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen valt (2), worden de toepasselijke aanvullende eisen ook nageleefd.

    De vast opgestelde trainingsapparatuur waarop dit mandaat betrekking heeft, moet afhankelijk van het beoogde doel worden ingedeeld in specifieke nauwkeurigheid- en gebruiksklassen:

    Nauwkeurigheidsklassen

    Klasse A: grote nauwkeurigheid;

    Klasse B: gemiddelde nauwkeurigheid;

    Klasse C: minimumnauwkeurigheid.

    Gebruiksklassen

    Klasse S (studio): professioneel en/of commercieel gebruik;

    Klasse H (huis): voor gebruik thuis;

    Klasse I: professioneel en/of commercieel gebruik, met inbegrip van gebruik door mensen met speciale behoeften (visuele, auditieve, lichamelijke en leerhandicaps)

    Deel II

    A.   Algemene veiligheidseisen

    De producten moeten voldoen aan het in Richtlijn 2001/95/EG genoemde algemene veiligheidsvereiste en „veilig” zijn in de zin van artikel 2, onder b), van die richtlijn. Het product moet met name bij normale en te verwachten gebruiksomstandigheden (zoals bijvoorbeeld opslag, vervoer naar de opslagruimte, installatie, demontage en onderhoud) gedurende de gehele levensduur ervan veilig zijn. De apparatuur dient ook veilig te zijn voor professionele gebruikers (zoals trainers en docenten).

    Bij een normaal, verantwoord en te verwachten gebruik van de vast opgestelde trainingsapparatuur moet het risico van letsel of aantasting van de gezondheid en de veiligheid tot het uiterste worden beperkt. Alle tijdens normaal of beoogd gebruik voor de gebruiker — of derden — toegankelijke delen mogen geen lichamelijk letsel opleveren of de gezondheid van de gebruiker negatief beïnvloeden.

    De gebruikers moeten in kennis worden gesteld van de mogelijke risico’s en gevaren en de mogelijkheden om deze te voorkomen.

    Hoewel trainingsapparatuur niet bedoeld is voor kinderen, vinden deze producten in de huiselijke omgeving steeds meer ingang en daarom hebben kinderen er gemakkelijk toegang toe. Ongevallen met thuisapparatuur waarbij kinderen zijn betrokken, kunnen leiden tot ernstig letsel (voornamelijk aan vingers en tenen), alsook tot brand- en scheurwonden en verwurging. Wanneer dergelijke risico’s niet voldoende kunnen worden ondervangen door ontwerp of beveiligingsvoorzieningen, moet het nog aanwezige risico worden aangepakt via aan ouders en verzorgers gerichte productinformatie.

    B.   Specifieke veiligheidseisen

    Voor de toepassing van het in Richtlijn 2001/95/EG bedoelde algemene veiligheidsvereiste dient minimaal rekening te worden gehouden met het volgende:

    a)

    stabiliteit van vrijstaande apparatuur;

    b)

    scherpe randen en bramen;

    c)

    uiteinden van buizen;

    d)

    punten met beknellings- en kneuzingsgevaar door draaiende of anderszins bewegende delen binnen de toegankelijke omgeving;

    e)

    gewichten;

    f)

    op- en afklimmen van de apparatuur;

    g)

    instel- en vergrendelingsmechanismen;

    h)

    kabels, riemen en kettingen;

    i)

    draadkabels en katrollen;

    j)

    leirollen voor touwen en riemen;

    k)

    intrekpunten;

    l)

    plaatsing van de handgrepen;

    m)

    geïntegreerde handgrepen;

    n)

    aangebrachte handgrepen;

    o)

    draaiende handgrepen;

    p)

    elektrische veiligheid;

    q)

    verzorging en onderhoud;

    r)

    montage-instructies;

    s)

    algemene gebruiksaanwijzing;

    t)

    elementaire biomechanische eisen;

    u)

    markering;

    v)

    waarschuwingen, in het bijzonder in verband met risico’s voor kinderen;

    w)

    blokkeermogelijkheid voor kinderen door uitschakeling van de stroom.

    Voor de toepassing van het in Richtlijn 2001/95/EG bedoelde algemene veiligheidsvereiste dienen minimaal de volgende tests te worden overwogen:

    a)

    controle van de afmetingen;

    b)

    visueel onderzoek;

    c)

    tactiel onderzoek;

    d)

    functietest;

    e)

    certificaat van de fabrikant;

    f)

    testen van de intrekpunten;

    g)

    testvoorwaarden;

    h)

    stabiliteitstest;

    i)

    bepaling van de breeksterkte van touwen, riemen en kettingen;

    j)

    testen van vliegwielen;

    k)

    bepaling van de uitrekkracht van aangebrachte handgrepen;

    l)

    testen van op- en afklimmen van de apparatuur;

    m)

    testen van de duurbelasting;

    n)

    testen van de hartfrequentiecontrolefunctie;

    o)

    testen van de nauwkeurigheid van de vermogensuitlezing;

    p)

    beoordeling van de instructies en waarschuwingen;

    q)

    testrapport.


    (1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.

    (2)  PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1.


    Top