Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R1003

Verordening (EU) nr. 1003/2010 van de Commissie van 8 november 2010 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden Voor de EER relevante tekst

PB L 291 van 9.11.2010, p. 22–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2022; opgeheven door 32019R2144

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1003/oj

9.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/22


VERORDENING (EU) Nr. 1003/2010 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2010

betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (1), en met name op artikel 14, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 661/2009 is een bijzondere verordening voor de toepassing van de typegoedkeuringsprocedure die is ingesteld bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (2).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 661/2009 wordt Richtlijn 70/222/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de plaats en het aanbrengen van de achterkentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ingetrokken (3). De voorschriften van die richtlijn moeten worden overgenomen in deze verordening en waar nodig worden gewijzigd om ze aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technologische kennis aan te passen.

(3)

In Verordening (EG) nr. 661/2009 worden fundamentele bepalingen vastgesteld met betrekking tot de voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten betreft. Derhalve moeten ook de specifieke procedures, tests en voorschriften voor die typegoedkeuring worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)   „voertuigtype wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten betreft”: voertuigen die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:

de afmetingen van de ruimte voor de montage en bevestiging van de achterkentekenplaat;

de plaats van de ruimte voor de montage en bevestiging van de achterkentekenplaat;

de vorm van het oppervlak voor de montage en bevestiging van de achterkentekenplaat;

(2)   „nagenoeg vlak oppervlak”: een oppervlak van stevig materiaal, dat ook kan bestaan uit een raster met motief of een rooster, met een kromtestraal van ten minste 5 000 mm;

(3)   „rasteroppervlak met motief”: een oppervlak dat bestaat uit een gelijkmatig verdeeld patroon van vormen, zoals ronde, ovale, ruitvormige, rechthoekige of vierkante mazen, die gelijkmatig zijn verdeeld en een onderlinge afstand van niet meer dan 15 mm hebben;

(4)   „roosteroppervlak”: een oppervlak dat bestaat uit evenwijdige en gelijkmatig verdeelde spijlen met een onderlinge afstand van niet meer dan 15 mm;

(5)   „nominaal oppervlak”: het theoretische geometrisch perfecte oppervlak, waarbij ongelijkmatigheden in het oppervlak, zoals uitsteeksels of inkepingen, buiten beschouwing worden gelaten;

(6)   „middenlangsvlak van het voertuig”: het spiegelvlak van het voertuig of, als het voertuig niet symmetrisch is, het verticale langsvlak door het midden van de assen van het voertuig;

(7)   „helling”: de hoekverdraaiing ten opzichte van een verticaal vlak.

Artikel 2

Bepalingen voor de EG-typegoedkeuring van een motorvoertuig of een aanhangwagen wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten betreft

1.   De fabrikant of zijn vertegenwoordiger dient de aanvraag voor EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan betreft, in bij de typegoedkeuringsinstantie.

2.   De aanvraag wordt opgesteld volgens het model van het inlichtingenformulier in deel 1 van bijlage I.

3.   Als aan de relevante voorschriften in bijlage II is voldaan, verleent de goedkeuringsinstantie EG-typegoedkeuring en kent zij een typegoedkeuringsnummer toe volgens het in bijlage VII bij Richtlijn 2007/46/EG beschreven nummeringssysteem.

Een lidstaat mag hetzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype toekennen.

4.   Voor de toepassing van lid 3 verleent de typegoedkeuringsinstantie een EG-typegoedkeuringscertificaat dat volgens het model in deel 2 van bijlage I is opgesteld.

Artikel 3

Geldigheid en uitbreiding van krachtens Richtlijn 70/222/EEG verleende goedkeuringen

De nationale autoriteiten staan de verkoop en het in het verkeer brengen toe van voertuigen waarvoor vóór de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 661/2009 genoemde datum typegoedkeuring is verleend en blijven uitbreiding van goedkeuringen voor die voertuigen toestaan krachtens Richtlijn 70/222/EEG.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1.

(2)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

(3)  PB L 76 van 6.4.1970, blz. 25.


BIJLAGE I

Administratieve documenten voor de EG-typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten betreft

DEEL 1

Inlichtingenformulier

MODEL

Inlichtingenformulier nr. … betreffende de EG-typegoedkeuring van een motorvoertuig of een aanhangwagen wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten betreft.

De onderstaande gegevens worden in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een inhoudsopgave. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen verstrekt. Op eventuele foto's zijn voldoende details te zien.

Indien de in dit inlichtingenformulier bedoelde systemen, onderdelen en technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, worden gegevens over de prestaties verstrekt.

0.   ALGEMEEN

0.1.   Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.   Type: …

0.2.1.   Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3.   Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (1): …

0.3.1.   Plaats van dat identificatiemiddel: …

0.4.   Voertuigcategorie (2): …

0.5.   Naam en adres van de fabrikant: …

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

0.9.   Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

1.   ALGEMENE CONSTRUCTIEKENMERKEN VAN HET VOERTUIG

1.1.   Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig: …

2.   MASSA'S EN AFMETINGEN (3)  (4)

2.4.   Bereik van de afmetingen van het voertuig (buitenmaten)

2.4.2.   Chassis met carrosserie:

2.4.2.3.   Hoogte (in rijklare toestand) (5): (bij in hoogte verstelbare vering de normale rijstand aangeven) …

2.6.   Massa in rijklare toestand

Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, in het geval van een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting, indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (met inbegrip van de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel, indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder als er voor hem een zitplaats aanwezig is) (6) (maximum en minimum voor elke variant): …

9.   CARROSSERIE

9.14.   Ruimte voor de montage van de achterkentekenplaat (vermeld in voorkomend geval het bereik; er kan eventueel gebruik worden gemaakt van tekeningen): …

9.14.1.   Hoogte boven het wegdek, bovenrand: …

9.14.2.   Hoogte boven het wegdek, onderrand: …

9.14.3.   Afstand van de middellijn tot het middenlangsvlak van het voertuig: …

9.14.4.   Afstand tot de linkerrand van het voertuig: …

9.14.5.   Afmetingen (lengte x breedte): …

9.14.6.   Helling van het vlak ten opzichte van de verticaal: …

9.14.7.   Zichtbaarheidshoek in het horizontale vlak: …

Toelichting

DEEL 2

EG-typegoedkeuringscertificaat

MODEL

Formaat: A4 (210 × 297 mm)

EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Mededeling betreffende de:

EG-typegoedkeuring (7)

uitbreiding van de EG-typegoedkeuring (7)

weigering van de EG-typegoedkeuring (7)

intrekking van de EG-typegoedkeuring (7)

van een type motorvoertuig of aanhangwagen wat de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten betreft

overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1003/2010 [deze verordening], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. …/… (7)

EG-typegoedkeuringsnummer: …

Reden voor uitbreiding: …

DEEL I

0.1.   Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

0.2.   Type: …

0.2.1.   Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3.   Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (8): …

0.3.1.   Plaats van dat identificatiemiddel: …

0.4.   Voertuigcategorie (9): …

0.5.   Naam en adres van de fabrikant: …

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …

0.9.   Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …

DEEL II

1.   Aanvullende informatie: zie addendum.

2.   Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests: …

3.   Datum van het testrapport: …

4.   Nummer van het testrapport: …

5.   Eventuele opmerkingen: zie addendum.

6.   Plaats: …

7.   Datum: …

8.   Handtekening: …

Bijlagen

:

Informatiepakket

Testrapport


(1)  Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de beschrijving van het voertuig, het onderdeel of de technische eenheid waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool „?” (bijvoorbeeld ABC??123??).

(2)  Ingedeeld aan de hand van de definities in Richtlijn 2007/46/EG, bijlage II, deel A.

(3)  Indien de ene uitvoering een normale cabine en de andere een slaapcabine heeft, moeten de massa's en afmetingen van beide uitvoeringen worden vermeld.

(4)  ISO-norm 612:1978 - Road vehicles - Dimensions of motor vehicles and towed vehicles - terms and definitions.

(5)  

(g8)

Term nr. 6.3.

(6)  De massa van de bestuurder en van een eventueel aanwezige bijrijder wordt gesteld op 75 kg (verdeeld in 68 kg voor de persoon en 7 kg voor de bagage overeenkomstig ISO-norm 2416:1992), de brandstoftank wordt gevuld tot 90 % van de inhoud en de andere systemen waarin zich vloeistof bevindt (behalve die voor gebruikt water), tot 100 % van de inhoud volgens fabrieksopgave.

(7)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(8)  Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de beschrijving van het voertuig, het onderdeel of de technische eenheid waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool „?” (bijvoorbeeld ABC??123??).

(9)  Zoals gedefinieerd in Richtlijn 2007/46/EG, bijlage II, deel A.

Addendum

bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. …

1.

Aanvullende informatie:

1.1.

Korte beschrijving van het voertuigtype wat de structuur, afmetingen, lijnen en gebruikte materialen betreft: …

1.2.

Beschrijving van de ruimte voor de achterkentekenplaat: …

2.

De ruimte voor de achterkentekenplaat is geschikt voor de bevestiging van een kentekenplaat met als maximale afmetingen (in mm): 520 × 120/340 × 240 (1)

3.

Plaats van de ruimte voor de achterkentekenplaat: links van het midden/in het midden (1)

4.

Ruimte voor de achterkentekenplaat wordt aan het zicht onttrokken wanneer een mechanische koppelinrichting wordt gemonteerd: ja/nee (1)

5.

Opmerkingen: …


(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE II

Voorschriften voor de ruimte voor de montage en de bevestiging van de achterkentekenplaten

1.   VOORSCHRIFTEN

1.1.   Vorm en afmetingen van de ruimte voor de montage van een achterkentekenplaat.

1.1.1.

Deze ruimte moet bestaan uit een rechthoekig, vlak of nagenoeg vlak oppervlak van ten minste de volgende afmetingen:

hetzij

breedte

:

520 mm

hoogte

:

120 mm

of

breedte

:

340 mm

hoogte

:

240 mm

1.1.2.

Het oppervlak dat door de kentekenplaat bedekt zal worden mag gaten of openingen bevatten.

1.1.2.1.

Bij voertuigen van categorie M1 mag het gat of de opening niet breder zijn dan 40 mm, ongeacht de lengte ervan.

1.1.3.

Het oppervlak dat door de kentekenplaat bedekt zal worden mag uitsteeksels bevatten, op voorwaarde dat deze niet meer dan 5,0 mm uitsteken ten opzichte van het nominale oppervlak. Stukjes zeer zacht materiaal, zoals schuim of vilt, die bedoeld zijn om trillingen van de kentekenplaat tegen te gaan, worden buiten beschouwing gelaten.

1.2.   Montage en bevestiging van een achterkentekenplaat.

1.2.1.

De ruimte voor de montage moet zodanig zijn dat de kentekenplaat, na volgens de instructies van de fabrikant bevestigd te zijn, de volgende kenmerken heeft:

1.2.1.1.

stand van de plaat ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig:

1.2.1.1.1.

het middelpunt van de plaat mag niet rechts van het middenlangsvlak van het voertuig gelegen zijn;

1.2.1.2.

stand van de plaat ten opzichte van het verticale langsvlak van het voertuig:

1.2.1.2.1.

de plaat moet loodrecht op het langsvlak van het voertuig staan;

1.2.1.2.2.

de linkerrand van de plaat mag niet links gelegen zijn van het verticale vlak dat evenwijdig is aan het middenlangsvlak van het voertuig en dat raakt aan de uiterste buitenrand van het voertuig;

1.2.1.3.

stand van de plaat ten opzichte van het verticale dwarsvlak:

1.2.1.3.1.

de plaat mag een helling ten opzichte van de verticaal vertonen:

1.2.1.3.1.1.

van niet minder dan – 5° en niet meer dan 30°, op voorwaarde dat de bovenrand van de plaat zich niet meer dan 1,20 m boven de grond bevindt;

1.2.1.3.1.2.

van niet minder dan – 15° en niet meer dan 5°, op voorwaarde dat de bovenrand van de plaat zich meer dan 1,20 m boven de grond bevindt;

1.2.1.4.

hoogte van de plaat boven de grond:

1.2.1.4.1.

de onderrand van de plaat mag zich niet minder dan 0,30 m boven de grond bevinden;

1.2.1.4.2.

de bovenrand van de plaat mag zich niet meer dan 1,20 m boven de grond bevinden. Als het vanwege de constructie van het voertuig praktisch onmogelijk is om aan deze bepaling te voldoen, mag de maximale hoogte echter meer dan 1,20 m bedragen, op voorwaarde dat zij slechts zoveel meer bedraagt als de constructie van het voertuig vereist; in geen geval mag deze hoogte meer dan 2,00 m bedragen;

1.2.1.5.

geometrische zichtbaarheid:

1.2.1.5.1.

als de bovenrand van de plaat zich niet meer dan 1,20 m boven de grond bevindt, moet de plaat zichtbaar zijn in het hele gebied tussen de volgende vier vlakken:

de twee verticale raakvlakken aan de twee zijranden van de plaat, die een naar buiten gemeten hoek van 30° vormen ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig;

het raakvlak aan de bovenrand van de plaat, dat een naar boven gemeten hoek van 15° met de horizontaal vormt;

het horizontale vlak door de onderrand van de plaat;

1.2.1.5.2.

als de bovenrand van de plaat zich meer dan 1,20 m boven de grond bevindt, moet de plaat zichtbaar zijn in het hele gebied tussen de volgende vier vlakken:

de twee verticale raakvlakken aan de twee zijranden van de plaat, die een naar buiten gemeten hoek van 30° vormen ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig;

het raakvlak aan de bovenrand van de plaat, dat een naar boven gemeten hoek van 15° met de horizontaal vormt;

het raakvlak aan de onderrand van de plaat, dat een naar beneden gemeten hoek van 15° met de horizontaal vormt;

1.2.1.6.

de ruimte tussen de randen van de gemonteerde en bevestigde kentekenplaat en het eigenlijke oppervlak van de ruimte voor de kentekenplaat mag niet meer dan 5,0 mm bedragen voor elk punt op de omtrek van de kentekenplaat;

1.2.1.6.1.

de voorgeschreven maximale ruimte mag plaatselijk worden overschreden wanneer deze wordt gemeten ter hoogte van een gat of opening in het rasteroppervlak met motief of tussen de evenwijdige spijlen van het roosteroppervlak.

1.2.2.

De daadwerkelijke stand en vorm van de gemonteerde en bevestigde kentekenplaat, zoals bepaald volgens punt 1.2, en met name de resulterende kromtestraal ervan, wordt in aanmerking genomen voor de voorschriften voor achterkentekenplaatverlichting.

1.2.3.

Als de ruimte voor de montage van de achterkentekenplaat binnen de geometrische zichtbaarheidsvlakken aan het zicht wordt onttrokken als gevolg van de eventuele installatie van een mechanische koppelinrichting, moet dit in het testrapport en op het EG-typegoedkeuringscertificaat worden vermeld.

2.   TESTPROCEDURE

2.1.   Bepaling van de verticale helling en hoogte van de kentekenplaat boven de grond

2.1.1.

Vóór het begin van de metingen wordt het voertuig op een vlakke ondergrond geplaatst, waarbij de massa van het voertuig wordt aangepast aan de door de fabrikant aangegeven massa in rijklare toestand, maar zonder de bestuurder.

2.1.2.

Als het voertuig met een hydropneumatische, hydraulische of pneumatische ophanging is uitgerust of van een inrichting voor automatische niveauregeling naar gelang van de belading is voorzien, wordt getest met die ophanging of niveauregeling in de normale rijklare stand zoals aangegeven door de fabrikant.

2.1.3.

Als de kentekenplaat naar beneden is gericht, wordt het meetresultaat met betrekking tot de helling als negatieve waarde uitgedrukt.

2.2.   Metingen van uitstekende delen vinden plaats loodrecht op en rechtstreeks in de richting van het nominale oppervlak dat door de kentekenplaat zal worden bedekt.

2.3.   Metingen van de ruimte tussen de randen van de gemonteerde en bevestigde kentekenplaat en het eigenlijke oppervlak van de ruimte voor de kentekenplaat vinden plaats loodrecht op en rechtstreeks in de richting van het eigenlijke oppervlak dat door de kentekenplaat zal worden bedekt.

2.4.   De voor de controle van de conformiteit gebruikte kentekenplaat moet een van de twee in punt 1.1.1 gespecificeerde afmetingen hebben.


Top