Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0455

    Beschikking nr. 455/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van dichloormethaan (Voor de EER relevante tekst )

    PB L 137 van 3.6.2009, p. 3–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/05/2009; stilzwijgende opheffing door 32006R1907

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/455(2)/oj

    3.6.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 137/3


    BESCHIKKING Nr. 455/2009/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 6 mei 2009

    tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van dichloormethaan

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

    Gelet op het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De risico’s van dichloormethaan (DCM) in verfafbijtmiddelen voor de volksgezondheid zijn onderzocht in verscheidene studies (3), waarin werd geconcludeerd dat er risicobeperkingsmaatregelen in de gehele Gemeenschap noodzakelijk zijn om de risico’s voor de volksgezondheid bij de toepassing van DCM in de industrie, door beroepsmatige gebruikers en door de consument te verminderen. De resultaten van die studies zijn geëvalueerd door het wetenschappelijk comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu van de Commissie (WCTEM — naam later gewijzigd in wetenschappelijk comité voor gezondheid en het milieuadvies (WCGM)), dat bevestigd heeft dat de blootstelling aan DCM dat afkomstig is van verfafbijtmiddelen een probleem voor de volksgezondheid vormt.

    (2)

    Om een hoog niveau van gezondheidsbescherming voor alle gebruikscategorieën (industrieel, beroepsmatig en het grote publiek) te bereiken, moet het in de handel brengen en het gebruik van DCM-houdende verfafbijtmiddelen worden beperkt.

    (3)

    DCM-houdende verfafbijtmiddelen worden door het grote publiek thuis gebruikt om binnens- en buitenshuis verf, vernis en lak te verwijderen. Een veilig gebruik van DCM door het grote publiek kan niet worden gegarandeerd door opleiding of toezicht. Daarom is een verbod op het in de handel brengen, het leveren en het gebruik van DCM-houdende verfafbijtmiddelen de enige doeltreffende maatregel om de risico’s van dergelijke verfafbijtmiddelen voor het grote publiek weg te nemen.

    (4)

    Om te zorgen dat de DCM-houdende verfafbijtmiddelen op evenredige wijze geleidelijk langs de leveringsketen uit de markt worden genomen, moeten er verschillende data voor een verbod op het voor het eerst in de handel brengen en op de eindlevering aan het grote publiek en beroepsmatige gebruikers worden vastgelegd.

    (5)

    Aangezien het grote publiek ondanks het verbod toegang tot DCM-houdende verfafbijtmiddel kan hebben via de voor de industriële en beroepsmatige gebruikers bestemde distributieketen, moet het product van een waarschuwing worden voorzien.

    (6)

    De tijdens de afgelopen achttien jaar in Europa geregistreerde sterfgevallen bij industrieel en beroepsmatig gebruik zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan ondeugdelijke ventilatie, ongeschikte persoonlijke beschermingsmiddelen, het gebruik van ondeugdelijke baden en te lange blootstelling aan DCM. Daarom moeten er beperkingen worden opgelegd om de risico’s bij industrieel en beroepsmatig gebruik te controleren en te verminderen.

    (7)

    Beroepsmatige gebruikers vallen doorgaans onder de wetgeving ter bescherming van de werknemers. Zij verrichten hun werkzaamheden echter vaak bij klanten, die niet altijd passende maatregelen kunnen nemen om de risico’s voor de gezondheid te beheren, te controleren en te verminderen. Bovendien vallen zelfstandigen niet onder de communautaire wetgeving voor werknemersbescherming en zouden zij een adequate opleiding moeten volgen voordat zij met DCM-houdende verfafbijtmiddelen verf verwijderen.

    (8)

    Het in de handel brengen en het gebruik door beroepsmatige gebruikers van DCM-houdende verfafbijtmiddelen moeten daarom worden verboden om hun gezondheid te beschermen en het aantal sterfgevallen en niet-dodelijke ongevallen te verminderen. Wanneer de vervanging van DCM echter bijzonder moeilijk of ongeschikt wordt geacht, moeten de lidstaten het gebruik van DCM door erkende professionele gebruikers kunnen blijven toestaan. In dat geval moeten de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het verlenen van en het toezicht op een dergelijke afwijking, die moet worden gebaseerd op een verplichte opleiding met specifieke vereisten. Werkgevers en zelfstandigen kunnen het gebruik van DCM echter beter vermijden en in plaats daarvan een chemische stof of procedé gebruiken dat bij de desbetreffende gebruiksomstandigheden geen of een lager risico voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers oplevert.

    (9)

    Het geregistreerde aantal sterfgevallen en niet-dodelijke ongevallen in de industrie wijst erop dat de arbeidsomstandighedenwetgeving voor werknemers die DCM gebruiken niet goed wordt nageleefd. De blootstelling aan DCM blijft hoog en daarom moeten ten aanzien van werknemers in industriële installaties nadere risicobeperkende maatregelen worden genomen. Preventieve maatregelen om de blootstelling tot een minimum te beperken en voor zover technisch mogelijk de desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling na te leven, zoals een doeltreffende ventilatie van de werkplek, maatregelen om verdamping van DCM uit afbijtbaden tot een minimum te beperken, maatregelen voor een veilige toepassing van DCM in afbijtbaden, deugdelijke persoonlijke beschermingsmiddelen en goede voorlichting en scholing, moeten worden aangenomen.

    (10)

    De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten voldoen aan Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (4).

    (11)

    Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (5) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (12)

    Deze beschikking doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving tot vaststelling van de minimumeisen voor de bescherming van werknemers, zoals Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (6) en daarop gebaseerde bijzondere richtlijnen, met name Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (gecodificeerde versie) (7) en Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (veertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (8),

    HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

    Artikel 2

    Deze beschikking treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 3

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    H.-G. PÖTTERING

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. KOHOUT


    (1)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 29.

    (2)  Advies van het Europees Parlement van 14 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 april 2009.

    (3)  Methylene chloride: Advantages and drawbacks of possible market restrictions in the European Union. TNO-STB-studie voltooid in november 1999. http://ec.europa.eu/enterprise/chemicals/studies_en.htm; Effectiveness of vapour retardants in reducing risks to human health from paint strippers containing dichloromethane door ETVAREAD-deskundigengroep. Eindverslag, gepubliceerd in april 2004, http://ec.europa.eu/enterprise/chemicals/studies_en.htm; Impact assessment of potential restrictions on the marketing and use of dichloromethane in paint stripper. RPA-studie voltooid in april 2007, http://ec.europa.eu/enterprise/chemicals/studies_en.htm

    (4)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.

    (5)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.

    (6)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

    (7)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50.

    (8)  PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.


    BIJLAGE

    In bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG wordt volgend punt toegevoegd:

    „58.

    Dichloormethaan

    CAS-nr. 75-09-2

    Einecs-nr. 200-838-9

    1.

    Verfafbijtmiddelen die dichloormethaan bevatten in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer mogen niet:

    a)

    voor het eerst op de markt worden gebracht voor levering aan het algemene publiek of aan beroepsmatige gebruikers na 6 december 2010;

    b)

    op de markt worden gebracht voor levering aan het algemene publiek of aan beroepsmatige gebruikers na 6 december 2011;

    c)

    door beroepsmatige gebruikers worden gebruikt na 6 juni 2012.

    Voor de toepassing van deze rubriek wordt verstaan onder

    i)   „beroepsmatige gebruiker”: iedere natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van werknemers en zelfstandigen, die in het kader van zijn beroepsactiviteit buiten een industriële installatie verf afbijt;

    ii)   „industriële installatie”: een installatie die gebruikt wordt voor het afbijten van verf.

    2.

    In afwijking van punt 1 mogen de lidstaten het gebruik van dichloormethaanhoudende verfafbijtmiddelen door beroepsmatige gebruikers met een specifieke opleiding voor bepaalde activiteiten op hun grondgebied toestaan en het op de markt brengen van die verfafbijtmiddelen voor levering aan die beroepsmatige gebruikers toestaan.

    De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, formuleren de nodige voorschriften voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de beroepsmatige gebruikers van dichloormethaanhoudende verfafbijtmiddelen en stellen de Commissie daarvan in kennis.

    Een van deze voorschriften is de vereiste dat de beroepsmatige gebruiker over een door de lidstaat waarin hij werkzaam is erkend certificaat beschikt, dan wel ander desbetreffend bewijsmateriaal kan overleggen, of anderszins door die lidstaat erkend is, waaruit blijkt dat hij de juiste opleiding heeft genoten en over de vakbekwaamheid beschikt om dichloormethaanhoudende verfafbijtmiddelen veilig te gebruiken.

    De Commissie stelt een lijst op van de lidstaten die van de afwijking van dit punt hebben gebruikgemaakt, en maakt deze via internet bekend.

    3.

    Een beroepsmatige gebruiker die van de in punt 2 bedoelde afwijking gebruikmaakt, mag alleen werkzaam zijn in lidstaten die van die afwijking hebben gebruikgemaakt.

    De in punt 2 bedoelde opleiding omvat ten minste:

    a)

    bewustmaking, beoordeling en beheer van de gezondheidsrisico’s, met inbegrip van informatie over bestaande vervangingsmiddelen of procedés die bij de desbetreffende gebruiksomstandigheden minder gevaarlijk voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zijn;

    b)

    gebruik van deugdelijke ventilatie;

    c)

    gebruik van deugdelijke persoonlijke beschermingsmiddelen die aan Richtlijn 89/686/EEG voldoen.

    Werkgevers en zelfstandigen gebruiken bij voorkeur in plaats van dichloormethaan een chemische stof of procedé dat bij de desbetreffende gebruiksomstandigheden geen of een lager risico voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer oplevert.

    De beroepsmatige gebruiker past alle ter zake doende veiligheidsmaatregelen toe, met inbegrip van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

    4.

    Onverminderd andere communautaire wetgeving inzake de bescherming van werknemers, mogen dichloormethaanhoudende verfafbijtmiddelen in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer slechts in industriële installaties worden gebruikt als ten minste aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)

    doeltreffende ventilatie in alle werkruimten, met name bij de natte behandeling en het drogen van de behandelde voorwerpen: plaatselijke afvoerventilatie bij afbijtbaden, aangevuld met geforceerde ventilatie in die ruimten teneinde de blootstelling tot een minimum te beperken en voor zover technisch mogelijk de desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling na te leven;

    b)

    getroffen maatregelen om verdamping uit afbijtbaden tot een minimum te beperken, waaronder: deksels waarmee de afbijtbaden afgedekt zijn, behalve tijdens het inbrengen en uithalen van de voorwerpen; passende voorzorgen voor het inbrengen en uithalen; en spoelbaden met water of pekel om overmaat oplosmiddel na het uithalen te verwijderen;

    c)

    getroffen maatregelen om veilig met dichloormethaan om te gaan, waaronder: pompen en leidingen om het verfafbijtmiddel in de baden te brengen en te verwijderen; en passende voorzorgen om op een veilige manier de baden schoon te maken en het bezinksel te verwijderen;

    d)

    persoonlijke beschermingsmiddelen die voldoen aan Richtlijn 89/686/EEG, waaronder: deugdelijke beschermingshandschoenen, veiligheidsbrillen en beschermende kleding; en deugdelijke ademhalingsbeschermingsapparatuur indien de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling niet op andere wijze kunnen worden nageleefd.

    e)

    goede informatie, instructie en training voor het gebruik van deze apparatuur voor de gebruikers.

    5.

    Onverminderd andere communautaire bepalingen betreffende de indeling, de etikettering en de verpakking van stoffen en mengsels moet op de verpakking van verfafbijtmiddelen die dichloormethaan in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer bevatten, uiterlijk op 6 december 2011 zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermelding worden aangebracht:

    „Uitsluitend bestemd voor industrieel gebruik en voor beroepsmatige gebruikers die erkend zijn in bepaalde lidstaten van de Europese Unie — Vergewis u ervan of gebruik toegestaan is.””


    Top