Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0868

    Verordening (EG) nr. 868/2008 van de Commissie van 3 september 2008 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven

    PB L 237 van 4.9.2008, p. 18–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32012R0385

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/868/oj

    4.9.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 237/18


    VERORDENING (EG) Nr. 868/2008 VAN DE COMMISSIE

    van 3 september 2008

    betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 3, en artikel 12, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De in artikel 7 van Verordening nr. 79/65/EEG bedoelde boekhoudkundige gegevens die worden verzameld aan de hand van het bedrijfsformulier dat is vastgesteld om de inkomens in de landbouwbedrijven op betrouwbare wijze te kunnen constateren, moeten ten aanzien van aard, definitie en presentatievorm identiek zijn ongeacht op welke bedrijven met boekhouding de waarnemingen betrekking hebben. Eenvoudigheidshalve en ter verduidelijking om welke gegevens het gaat, dient voorts te worden bepaald dat dit individuele formulier de aanvullende gegevens en bijzonderheden bevat die beantwoorden aan de bijzondere behoeften waarin moet worden voorzien voor de bedrijfseconomische analyse van de overeenkomstig artikel 11 van die verordening gekozen landbouwbedrijven. In dat geval moet het bedrijfsformulier tevens worden beschouwd als een speciaal bedrijfsformulier in de zin van artikel 12, lid 1, van die verordening.

    (2)

    Bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 van de Commissie van 23 september 1977 met betrekking tot het bedrijfsformulier te gebruiken met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven (2) zijn de voorschriften betreffende het verzamelen van de boekhoudkundige gegevens vastgesteld.

    (3)

    De aan de hand van het bedrijfsformulier verzamelde gegevens moeten zijn aangepast aan de sinds de oprichting van het informatienet opgedane ervaring en aan de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en moeten in overeenstemming zijn met de definities die zijn opgenomen in de relevante verordeningen, en met name in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (3), Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (5), Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (6) ten aanzien van de gebieden waar steun uit de structuurfondsen kan worden verleend, en Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale GMO”-verordening) (7).

    (4)

    Derhalve dient Verordening (EEG) nr. 2237/77 te worden aangepast in het licht van de sinds de vaststelling ervan geconstateerde ontwikkelingen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de aard van de voor gegevensanalyse benodigde informatie en de technieken voor de verstrekking van informatie. Duidelijkheidshalve en uit rationaliteitsoverwegingen is het dienstig die verordening te vervangen.

    (5)

    Overeenkomstig artikel 6 van Verordening nr. 79/65/EEG moeten de naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren bij de Commissie worden ingediend door het door elke lidstaat aangewezen verbindingsorgaan. In dit verband dient het voor het verbindingsorgaan mogelijk te worden gemaakt de betrokken informatie rechtstreeks aan de Commissie te verstrekken via het door de Commissie opgezette computersysteem, met welk systeem de benodigde informatie elektronisch moet kunnen worden uitgewisseld op basis van de modellen die het verbindingsorgaan via dat systeem beschikbaar zijn gesteld. Tevens dient te worden bepaald dat de Commissie de lidstaten van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het computersysteem in kennis stelt via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

    (6)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bedrijfsformulieren en boekhoudkundige gegevens

    1.   De aard en de presentatievorm van de boekhoudkundige gegevens die nodig zijn voor de jaarlijkse constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven overeenkomstig de hoofdstukken II en III van Verordening nr. 79/65/EEG, worden vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

    2.   De definities en instructies die betrekking hebben op de in lid 1 bedoelde gegevens, worden vastgesteld in bijlage II.

    Artikel 2

    Indiening bij de Commissie

    1.   De in artikel 1 bedoelde bedrijfsformulieren en gegevens worden door het in artikel 6 van Verordening nr. 79/65/EEG bedoelde verbindingsorgaan aan de Commissie toegezonden via het door de Commissie opgezette computersysteem dat de lidstaten beschikbaar wordt gesteld voor de elektronische informatie-uitwisseling.

    2.   De lidstaten worden van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde computersysteem in kennis gesteld via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

    De vorm en de inhoud van het bedrijfsformulier worden gedefinieerd aan de hand van een model en de voor de opstelling ervan benodigde instructies. Dit model wordt door de Commissie via het computersysteem aangepast en geactualiseerd na kennisgeving aan het in de eerste alinea bedoelde comité.

    Artikel 3

    Intrekking

    Verordening (EEG) nr. 2237/77 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

    Artikel 4

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2009.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 3 september 2008.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65.

    (2)  PB L 263 van 17.10.1977, blz. 1.

    (3)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Deze verordening wordt met ingang van 1 januari 2009 vervangen door Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

    (4)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

    (5)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

    (6)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

    (7)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.


    BIJLAGE I

    SCHEMA VAN HET BEDRIJFSFORMULIER

    Voor iedere rubriek en kolom van deze bijlage wordt verwezen naar de definities en instructies van bijlage II. De nummers in de kolommen van de tabellen zijn de volgnummers van de gegevens in de informatiedragers. Deze volgnummers worden systematisch vermeld, zelfs voor posities die nooit zullen worden ingevuld (bv. tabel K, kolom „Oppervlakte” voor product 162 „Koemelk”). De ongebruikte nummers zijn beschikbaar voor later gebruik en moeten met nul worden ingevuld.

    A.   ALGEMENE INLICHTINGEN OVER HET BEDRIJF

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Volgnummer

    1.   

    Bedrijfsnummer

    Streek

    1

    Onderdeel van de streek

    2

    Volgnummer van het bedrijf

    3

    „Ongebruikt”

    4-5

    2.   

    Informatie over de records voor computerverwerking en het bureau voor bedrijfsboekhouding

    Aantal groepen van tien gegevens

    6

    „Ongebruikt”

    7-16

    Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding

    17

    3.

    Organisatievorm van het bedrijf

    18

    „Ongebruikt”

    19

    4.   

    Keuzeschema en nationaal wegingssysteem

    Door de lidstaat berekend nationaal gewicht van het bedrijf

    20

    „Ongebruikt”

    21

    „Ongebruikt”

    22

    „Ongebruikt”

    23-30

    5.

    Vestigingsplaats van het bedrijf

    31

    6.   

    Bedrijfsklasse

    Biologische landbouw

    32

    Productierichting bij de keuze

    33

    Productierichting op basis van de boekhoudgegevens

    34

    Klasse van economische bedrijfsomvang bij de keuze

    35

    Klasse van economische bedrijfsomvang op basis van de boekhoudgegevens

    36

    7.   

    Einddatum van het boekjaar en datum waarop de informatiedrager is gecreëerd

    Einddatum van het boekjaar

    37

    Datum waarop de informatiedrager is gecreëerd

    38

    8.

    Probleemgebied

    39

    9.   

    Andere gegevens over het bedrijf

    Geïrrigeerde oppervlakte cultuurgrond

    40

    Hoogteligging

    41

    Weidedagen op bergweiden of andere weiden die niet zijn begrepen in de oppervlakte cultuurgrond

    42

    Bruto-oppervlakte onder beschutting

    43

    Zone wat de structuurfondsen betreft

    44

    Gebied met specifieke beperkingen op milieugebied

    45

    „Ongebruikt”

    46-47


    B.   EXPLOITATIEVORM VAN DE CULTUURGROND

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Volgnummer

    10.

    Cultuurgrond in eigendom

    48

    11.

    Gepachte cultuurgrond

    49

    12.

    Cultuurgrond in deelpacht

    50


    C.   ARBEIDSKRACHTEN

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Uitgeoefende functie

    (code)

    Geboortejaar

    Aantal arbeidsjaareenheden

    Jaarlijkse arbeidstijd

    (uren)

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    A.   

    Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    13.

    Bedrijfshoofd/bedrijfsleider (code 1)

    51

    52

    53

    54

    55

    56

    57

    58

    14.

    Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider (code 2)

    59

    60

    61

    62

    63

    64

    65

    66

    15.

    Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd (code 3)

    67

    68

    69

    70

     

    Aantal personen

     

     

     

    16.

    Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

    71

    72

    73

    17.

    Overige

    74

    75

    76

    B.18.

    Niet-betaalde, niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    77

    C.   

    Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    19.

    Bedrijfsleider

    78

    79

    80

    20.

    Overige

    81

    82

    D.21.

    BETAALDE NIET REGELMATIG WERKZAME ARBEIDSKRACHTEN

    83


    D.   AANTAL EN WAARDE VAN DE DIEREN

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Begininventaris

    Eindinventaris

    Gemiddeld aantal

    Aantal

    Waarde

    Aantal

    Waarde

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    22.

    Eenhoevigen

    86

    87

    88

    89

    90

    23.

    Mestkalveren

    91

    92

    93

    94

    95

    24.

    Overige runderen, jonger dan één jaar

    96

    97

    98

    99

    100

    25.

    Mannelijke runderen, ten minste één maar minder dan twee jaar oud

    101

    102

    103

    104

    105

    26.

    Vrouwelijke runderen, ten minste één maar minder dan twee jaar oud

    106

    107

    108

    109

    110

    27.

    Mannelijke runderen, ten minste twee jaar oud

    111

    112

    113

    114

    115

    28.

    Fokvaarzen

    116

    117

    118

    119

    120

    29.

    Mestvaarzen

    121

    122

    123

    124

    125

    30.

    Melkkoeien

    126

    127

    128

    129

    130

    31.

    Afgemolken koeien

    131

    132

    133

    134

    135

    32.

    Overige koeien

    136

    137

    138

    139

    140

    33.

    Bijenvolken

    141

    142

    143

    144

    145

    34.

    Moederkonijnen

    146

    147

    148

    149

    150

    35.

    „Ongebruikt”

    151

    152

    153

    154

    155

    36.

    „Ongebruikt”

    156

    157

    158

    159

    160

    37.

    „Ongebruikt”

    161

    162

    163

    164

    165

    38.

    Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    166

    167

    168

    169

    170

    39.

    Overige geiten

    171

    172

    173

    174

    175

    40.

    Fokooien

    176

    177

    178

    179

    180

    41.

    Overige schapen

    181

    182

    183

    184

    185

    42.

    „Ongebruikt”

    186

    187

    188

    189

    190

    43.

    Biggen

    191

    192

    193

    194

    195

    44.

    Fokzeugen

    196

    197

    198

    199

    200

    45.

    Mestvarkens

    201

    202

    203

    204

    205

    46.

    Overige varkens

    206

    207

    208

    209

    210

    47.

    Slachtkuikens

    211

    212

    213

    214

    215

    48.

    Leghennen

    216

    217

    218

    219

    220

    49.

    Overig pluimvee

    221

    222

    223

    224

    225

    50.

    Overige dieren

    227

    229


    E.   AAN- EN VERKOPEN VAN DIEREN

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Aankopen van dieren

    Verkopen van dieren

    Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    (1)

    (2)

    (3)

    51.

    Eenhoevigen

    231

    232

    233

    52.

    Runderen

    234

    235

    236

    53.

    „Ongebruikt”

    237

    238

    239

    54.

    Schapen

    240

    241

    242

    55.

    Geiten

    243

    244

    245

    56.

    Varkens

    246

    247

    248

    57.

    Pluimvee

    249

    250

    251

    58.

    Overige dieren

    252

    253

    254


    F.   KOSTEN

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Volgnummer

    Kosten van arbeid en machines

    59.

    Lonen en sociale lasten

    259

    60.

    Werk door derden en huur van machines

    260

    61.

    Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

    261

    62.

    Motorbrandstoffen en smeermiddelen

    262

    63.

    Kosten van personenauto’s

    263

    Directe kosten van de veehouderij

    Aangekocht veevoer:

    64.

    Krachtvoer voor graasdieren (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten)

    264

    65.

    Ruwvoer voor graasdieren (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten)

    265

    66.

    Varkensvoer

    266

    67.

    Voer voor pluimvee en overig kleinvee

    267

    Intern verkeer van veevoer voor:

    68.

    Graasdieren (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten)

    268

    69.

    Varkens

    269

    70.

    Pluimvee en overig kleinvee

    270

    71.

    Overige directe kosten van de veehouderij

    271

    Directe kosten van gewassen

    72.

    Aangekocht zaaigoed en pootgoed

    272

    73.

    Zaaigoed en pootgoed van eigen bedrijf

    273

    74.

    Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

    274

    75.

    Gewasbeschermingsmiddelen

    275

    76.

    Overige directe kosten van gewassen

    276

    77.

    Directe kosten van bossen

    277

    Algemene bedrijfskosten

    78.

    Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

    278

    79.

    Elektriciteit

    279

    80.

    Brandstoffen voor verwarming

    280

    81.

    Water

    281

    82.

    Verzekeringen

    282

    83.

    Belastingen

    283

    84.

    Overige algemene bedrijfskosten

    284

    Kosten van grond en gebouwen

    85.

    Betaalde pacht

    285

    86.

    Waarvan: voor grond betaalde pacht

    286

    87.

    Verzekering voor bedrijfsgebouwen

    287

    88.

    Grondbelasting

    288

    Betaalde rente

    89.

    Betaalde rente en financieringskosten (totaal)

    289

    90.

    Leningen voor grondkapitaal

    290

    91.

    Waarvan: voor het verkrijgen van grond

    291

    92.

    Leningen voor bedrijfskapitaal en schulden

    292

    93.

    Totaal

    293


    G.   GRONDKAPITAAL, DODE INVENTARIS EN OMLOPEND KAPITAAL

    Nummer en benaming van de rubrieken

    „Ongebruikt”

    Begininventaris

    Investeringen

    Verkopen

    Afschrijvingen

    Eindinventaris

    Subsidies niet afgetrokken

    Subsidies

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    94.

    Landbouwgrond, bedrijfsgebouwen en rechten, waarvan:

    294

    295

    296

    297

    298

    299

    300

    301

    95.

    Landbouwgrond

    302

    303

    304

    305

    306

    307

    308

    309

    96.

    Blijvende teelten

    310

    311

    312

    313

    314

    315

    316

    317

    97.

    Cultuurtechnische verbeteringen

    318

    319

    320

    321

    322

    323

    324

    325

    98.

    Bedrijfsgebouwen

    326

    327

    328

    329

    330

    331

    332

    333

    99.

    Verwervingskosten, quota en andere rechten

    334

    335

    336

    337

    338

    339

    340

    341

    100.

    Bossen inclusief houtopstand

    342

    343

    344

    345

    346

    347

    348

    349

    101.

    Machines en bedrijfsuitrusting

    350

    351

    352

    353

    354

    355

    356

    357

    102.

    Omlopend kapitaal

    358

    359

    360

    361

    362

    363

    364

    365

    103.

    Totaal

    366

    367

    368

    369

    370

    371

    372

    373


    H.   SCHULDENLAST

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Begininventaris

    Eindinventaris

    Totaal

    Waarvan: voor

    Totaal

    Waarvan: voor

    Grondkapitaal

    Andere activa

    Grondkapitaal

    Andere activa

    Totaal

    Waarvan grond

    Totaal

    Waarvan grond

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    104.

    Leningen op lange en middellange termijn

    374

    375

    376

    377

    378

    379

    380

    381

    105.

    Leningen op korte termijn en schulden

    382

    383

    384

    385

    386

    387

    388

    389

    106.

    Totaal leningen en schulden

    390

    391

    392

    393

    394

    395

    396

    397


    I.   BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE (btw)

    Nummer en benaming van de rubrieken

    Volgnummer

    107.

    Btw-regeling

    400

    Onderverdeling van de btw-regeling (Spanje, Frankrijk en Italië)

    401

    De rubrieken 108 tot en met 111 worden slechts ingevuld indien een landbouwregeling of een soortgelijke regeling wordt toegepast

     

    108.

    Btw op verkopen

    402

    109.

    Btw op aankopen

    403

    110.

    Btw op investeringen

    404

    111.

    Door de fiscus terugbetaalde btw

    405


    J.   PREMIES EN SUBSIDIES

    Alle specificaties zijn verplicht.


    Nummer rubriek

    Benaming rubriek

    Code (1)

    Bedrag

    112

    Premies en subsidies met uitzondering van die voor kosten en voor de aankoop van dieren

    408

    113

    Waarvan:

    409

    t/m

    20 „open” codes die overeenkomen met de in bijlage II omschreven categorieën

    448

    114

    Premies en subsidies voor kosten

    449

    115

    Waarvan:

    450

    t/m

    10 „open” codes die overeenkomen met de rubrieken voor de betrokken kosten (rubrieken 59 t/m 89)

    469

    116

    Premies en subsidies voor de aankoop van dieren

    470

    117

    Waarvan:

    471

    t/m

    5 „open” codes die overeenkomen met de rubrieken voor de categorieën van de aangekochte dieren (rubrieken 51 t/m 58)

    480

    118

    Totaal premies en subsidies

    481

    119

    „Ongebruikt”

    482

    Verschillen ten opzichte van voorgaande boekjaren

    483


    K.   PRODUCTIE (uitgezonderd dieren) (rubrieken 120 t/m 375)

    Product

    (rubriek)

    Teeltwijze

    (code)

    Ontbrekend gegeven

    (code)

    Oppervlakte

    Productie van het boekjaar

    Begininventaris

    Verkopen

    Verbruik huishouding en betalingen in natura

    Eindinventaris

    Intern verkeer

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    (10)

    488

    489

    490

    491

    492

    493

    494

    495

    496

    497

    498

     (2)


    L.   QUOTA EN ANDERE RECHTEN

    Quotum of recht

    Code voor de aard van de gegevens

     

    Kosten

    (aankoop/leasing, huur)

    Ontvangsten

    (verkoop/leasing, verhuur)

    Begininventaris

    Afschrijving

    Eindinventaris

    Hoeveelheid

    Belastingen

    (inclusief extra heffing)

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    (10)

    xxx

    Code 1 = met de activa verband houdende boekingen

    Ongebruikt

    Code 1 = met aankopen gemoeid bedrag

    Code 1 = opbrengst van verkopen

    Code 1 = waarde

    Code 1 = waarde

    Code 1 = waarde

     

    Code 2 = waarde

    Code 2 = met het inkomen verband houdende boekingen

     

    Code 2 = kosten van huur/leasing

    Code 2 = ontvangsten uit verhuur/leasing

    Code 2 = ongebruikt

    Code 2 = ongebruikt

    Code 2 = ongebruikt

     

     


    M.   RECHTSTREEKSE BETALINGEN op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (3) (rubrieken 601 tot en met 680 en 700 tot en met 772)

    Product of groep van producten

    (rubriek)

     

     

    Aantal basiseenheden voor de betalingen

    Totale steun

    Referentiehoeveelheid

     

     

     

     

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    (10)

    xxx

    Ongebruikt

    Ongebruikt

     

     

     

    Ongebruikt


    N.   SPECIFICATIE VAN DE AAN- EN VERKOPEN VAN DIEREN

    Categorie van dieren

    (rubriek)

     

     

    Aantal aangekochte dieren

    Bedrag van de aankopen

    Aantal verkochte dieren

    Bedrag van de verkopen

     

     

     

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    (10)

    xxx

    Ongebruikt

    Ongebruikt

     

     

     

     

    Ongebruikt


    (1)  De rubrieken voor de betrokken categorieën van dieren, producten, kosten of soorten rechtstreekse steun invullen.

    (2)  Het laatste volgnummer = 487 + (10 × aantal vermelde producten).

    (3)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.


    BIJLAGE II

    DEFINITIES EN INSTRUCTIES BETREFFENDE HET BEDRIJFSFORMULIER

    I.   ALGEMENE DEFINITIES EN INSTRUCTIES

    a)   De gegevens van het bedrijfsformulier hebben betrekking op één enkel landbouwbedrijf en éénzelfde boekjaar van twaalf opeenvolgende maanden.

    b)   De gegevens van het bedrijfsformulier hebben uitsluitend betrekking op het landbouwbedrijf. Zij betreffen de activiteiten van het bedrijf in engere zin en in voorkomende gevallen bosbouw en toerisme verbonden met het landbouwbedrijf. Alles wat betrekking heeft op activiteiten van het bedrijfshoofd en zijn gezin buiten het landbouwbedrijf of op pensioenen, erfenissen, privérekeningen bij een bank, bezittingen die los van het landbouwbedrijf staan, persoonlijke belastingen, privéverzekeringen, enz. komt niet in aanmerking bij het opstellen van het bedrijfsformulier.

    Wanneer de productiemiddelen van het bedrijf (arbeidskrachten inclusief niet-betaalde arbeidskrachten, machines en bedrijfsuitrusting) worden gebruikt voor de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van machines, bouw, groot onderhoud of afbraak van gebouwen, aanplanten of rooien van fruitbomen), mogen de desbetreffende kosten — zo nodig geraamd — niet worden opgenomen in de lopende kosten van het bedrijf. In alle gevallen moeten de arbeidskosten en de arbeidsuren voor de productie van kapitaalgoederen worden uitgesloten van, respectievelijk, de kosten en de gegevens betreffende de arbeidskrachten. Bij uitzondering, indien het niet mogelijk is bepaalde productiekosten van kapitaalgoederen, andere dan arbeidskosten (bv. gebruik van de trekker van het bedrijf), afzonderlijk te bepalen en deze kosten derhalve in de bedrijfskosten begrepen zijn, wordt de geschatte waarde van het geheel van deze productiekosten van investeringsgoederen in rubriek 181 (overige opbrengsten en ontvangsten) vermeld.

    In alle gevallen moet de waarde van de geproduceerde kapitaalgoederen, gewaardeerd tegen hun kosten (met inbegrip van de waarde van de betaalde en/of niet-betaalde arbeid), worden toegevoegd aan de waarde van de kapitaalgoederen die in de rubrieken 94 tot en met 101 is vermeld.

    c)   Gegevens van het bedrijfsformulier worden ontleend aan een boekhouding waarin tijdens het boekjaar systematisch en regelmatig de verschillende boekingen zijn verricht.

    d)   De boekhoudgegevens in geldwaarde worden aangegeven:

    ofwel zonder btw,

    ofwel inclusief btw met inachtneming van de hierna vermelde bepalingen (zie de rubrieken 107 tot en met 111).

    e)   De in geld uitgedrukte boekhoudgegevens zijn exclusief premies en subsidies. Onder premies en subsidies wordt verstaan elke rechtstreekse steun uit openbare middelen die een specifieke ontvangst vormt (zie de rubrieken 112 tot en met 118).

    f)   Ten aanzien van premies en subsidies geldt het volgende:

    In tabel G worden de gedurende het boekjaar ontvangen premies en subsidies vermeld, inclusief die welke zijn ontvangen voor investeringen die in vorige boekjaren zijn gedaan.

    In tabel J worden vermeld:

    alle, ook de nog niet ontvangen, rechtstreekse betalingen in verband met productie, oppervlakten of dieren van het boekjaar;

    voor betalingen inzake plattelandsontwikkeling, alleen de tijdens het boekjaar ontvangen bedragen.

    In tabel M worden alle, ook de nog niet ontvangen, rechtstreekse betalingen in verband met gedurende het boekjaar voorhanden oppervlakten of dieren vermeld.

    g)   De gegevens op het bedrijfsformulier worden als volgt aangegeven:

    waardebedragen: in euro of in de nationale geldeenheid zonder decimalen. Voor de nationale geldeenheden waarvan de relatieve waarde ten opzichte van de euro gering is, kan evenwel tussen het verbindingsorgaan van de betrokken lidstaat en de met het beheer van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen belaste dienst van de Commissie worden overeengekomen dat de waardebedragen worden uitgedrukt in 100 of 1 000 nationale geldeenheden;

    fysieke hoeveelheden: in 100 kg, behalve voor eieren, die in duizendtallen worden vermeld, en voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliters worden vermeld;

    oppervlakten: in aren, behalve in het geval van champignons, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meters wordt vermeld;

    gemiddelde veebezetting: in tienden van dieren, behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden vermeld, en voor bijen, die in aantal volken (bezette kasten of korven) worden vermeld;

    arbeidsbezetting: in honderdsten van jaareenheden.

    De vaste posities (tabellen A tot en met J van bijlage I) waarvoor geen gegevens beschikbaar zijn, worden ingevuld met nullen.

    Bij boekingen in de tabellen K (producten), L (quota en andere uit een regeling voortvloeiende rechten), M (rechtstreekse betalingen) en N (specificatie van de aan- en verkopen van dieren) worden nullen ingevuld in de posities waarin niets aan te geven valt.

    II.   DEFINITIES EN INSTRUCTIES BETREFFENDE DE VERSCHILLENDE POSTEN VAN HET BEDRIJFSFORMULIER

    A.   ALGEMENE INLICHTINGEN OVER HET BEDRIJF

    1.   Bedrijfsnummer

    Elk boekhoudbedrijf krijgt een nummer als het voor de eerste keer wordt gekozen. Het behoudt dit nummer gedurende de gehele periode dat het aan het informatienet deelneemt. Een eenmaal toegekend nummer wordt nooit aan een ander bedrijf gegeven.

    Wanneer het bedrijf evenwel een grondige verandering ondergaat, en met name wanneer deze verandering resulteert uit een opsplitsing in twee zelfstandige bedrijven of een samenvoeging met een ander bedrijf, kan het als een nieuw bedrijf worden beschouwd. In dat geval krijgt het een nieuw nummer. Een wijziging van productierichting leidt niet tot toekenning van een nieuw nummer. In het geval dat het behouden van het bedrijfsnummer aanleiding zou kunnen geven tot verwisseling met één of meer andere boekhoudbedrijven (bv. bij een nieuwe regionale indeling), moet het nummer worden gewijzigd. Een tabel met de oude en de nieuwe nummers wordt dan aan de Commissie verstrekt.

    Het bedrijfsnummer omvat drie soorten informatie, namelijk:

    Volgnummer 1 — Streek: er moet een code worden vermeld, overeenkomend met de code die is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1859/82 van de Commissie (1).

    Volgnummer 2 — Onderdeel van de streek: er moet een codenummer worden vermeld.

    De gekozen onderdelen moeten zijn gebaseerd op het als de „Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)” bekendstaande gemeenschappelijke systeem voor de classificatie van de regio’s dat het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen in samenwerking met de nationale instituten voor de statistiek tot stand heeft gebracht.

    De betrokken lidstaat moet in ieder geval aan de Commissie een tabel toezenden waarin voor iedere gebruikte code van een dergelijk onderdeel de corresponderende NUTS-regio’s en de corresponderende regio waarvoor specifieke brutostandaardsaldi worden berekend, zijn vermeld.

    Volgnummer 3 — Volgnummer van het bedrijf

    2.   Informatie betreffende de records voor computerverwerking

    De voor de eerste vijf volgnummers verstrekte gegevens vormen het „label” van een bedrijf. Zij worden aan het begin van elke record herhaald. Het zesde gegeven van elk bedrijf duidt het aantal ondeelbare groepen van tien gegevens aan.

    3.   Organisatievorm van het bedrijf

    1.

    =

    individueel (gezins)bedrijf: het economische resultaat van het bedrijf vormt de vergoeding voor de niet-betaalde arbeid en het eigen vermogen van het bedrijfshoofd/de bedrijfsleider en zijn gezin;

    2.

    =

    partnerschap: het economische resultaat van het bedrijf vormt de vergoeding voor de productiefactoren die door verscheidene partners, van wie ten minste de helft niet-betaalde arbeid verricht op het bedrijf, worden ingebracht;

    3.

    =

    andere: bedrijven zonder niet-betaalde arbeid en andere bedrijven die niet onder 1 of 2 ingedeeld kunnen worden.

    4.   Keuzeschema en nationaal wegingssysteem

    Volgnummer 20: door de lidstaat berekend nationaal gewicht van het bedrijf. De waarden moeten worden uitgedrukt in honderdsten.

    Volgnummer 21:

    Volgnummer 22:

    5.   Vestigingsplaats van het bedrijf

    Het nummer van het gebied waar het bedrijf is gevestigd, wordt vermeld; het dient bij dat gebied te gaan om het meest geschikte geografische basisniveau (bij voorkeur de gemeente).

    Een kaart van deze gebieden met hun nummer wordt aan de Commissie bezorgd. Elke belangrijke wijziging in de grenzen van deze gebieden wordt aan de Commissie meegedeeld.

    6.   Bedrijfsklasse

    Volgnummer 32 — Biologische landbouw: aangegeven dient te worden of het bedrijf biologische landbouwmethoden in de zin van Verordening (EEG) nr. 2092/91, en met name artikel 6 daarvan, toepast. De volgende codes moeten worden gebruikt:

    1.= het bedrijf past geen biologische productiemethoden toe;

    2.= het bedrijf past uitsluitend biologische productiemethoden toe;

    3.= het bedrijf is aan het omschakelen op biologische productiemethoden of past zowel biologische als andere productiemethoden toe.

    Volgnummer 33: Code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage II bij Beschikking 85/377/EEG van de Commissie (2) bij de keuze voor het betrokken boekjaar.

    Volgnummer 34: Code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage II bij Beschikking 85/377/EEG op basis van de boekhoudgegevens over het betrokken boekjaar.

    Volgnummer 35: Code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage III bij Beschikking 85/377/EEG bij de keuze voor het betrokken boekjaar.

    Volgnummer 36: Code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage III bij Beschikking 85/377/EEG op basis van de boekhoudgegevens over het betrokken boekjaar.

    7.   Einddatum van het boekjaar en datum waarop de informatiedrager is gecreëerd

    Volgnummer 37 — Einddatum van het boekjaar: bv. 30 juni 2009 of 31 december 2009.

    Volgnummer 38 — Datum waarop de informatiedrager is gecreëerd: bv. 15 augustus 2010.

    8.   Probleemgebied

    Aangegeven dient te worden of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf al of niet ligt in een gebied als bedoeld in de artikelen 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (3). De volgende codes moeten worden gebruikt:

    1.

    =

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt buiten de probleemgebieden in de zin van de artikelen 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

    2.

    =

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een probleemgebied in de zin van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

    3.

    =

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een bergstreek in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

    4.

    =

    de desbetreffende gebieden zijn in deze lidstaat zo talrijk en van zulke kleine omvang dat het gegeven niet significant is.

    9.   Andere gegevens over het bedrijf

    Volgnummer 40 — Geïrrigeerde oppervlakte cultuurgrond De oppervlakte cultuurgrond (behalve die onder glas) die gedurende het boekjaar met behulp van een vaste of verplaatsbare installatie werkelijk is geïrrigeerd, hetzij door beregening, hetzij door bevloeiing.

    Volgnummer 41 — Hoogteligging De hoogteligging wordt aangegeven met een codenummer:

    1.= het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging beneden 300 m;

    2.= het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging tussen 300 en 600 m;

    3.= het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging boven 600 m;

    4.= gegevens niet beschikbaar.

    Volgnummer 42 — Weidedagen op bergweiden of andere weiden die niet zijn begrepen in de oppervlakte cultuurgrond: Aantal GVE-weidedagen (in gehele getallen) dat het vee van het bedrijf heeft doorgebracht op niet in de oppervlakte cultuurgrond begrepen grond.

    Een GVE-weidedag komt overeen met een weidedag van een melkkoe (ongeacht de leeftijd) of van een ander rund of een eenhoevige van twee jaar en ouder. De weidedagen voor runderen en eenhoevigen jonger dan twee jaar, geiten of schapen worden omgerekend in GVE-weidedagen door toepassing van respectievelijk de volgende coëfficiënten: 0,5, 0,2 en 0,15.

    Volgnummer 43 — Bruto-oppervlakte onder beschutting: bruto-oppervlakte in aren waarop in beginsel teeltwijze 5 kan worden toegepast, dus de gewassen 138, 141 en 156, maar ook de gewassen 143, 285 en 157 die volgens teeltwijze 5 worden verbouwd.

    Met „onder beschutting” worden bedoeld: kassen, vaste bakken en toegankelijke tunnels; tot de oppervlakte onder beschutting worden niet gerekend: niet-toegankelijke plastic tunnels, stolpen en draagbare trekkasjes (zie de definitie voor de gewassen 138, 141 en 156 in tabel K).

    Onder „bruto-oppervlakte” wordt verstaan de totale grondoppervlakte „onder beschutting” ongeacht het gebruik ervan (dus inclusief de paden). De grondoppervlakte van kassen met verschillende lagen wordt slechts eenmaal meegerekend.

    Volgnummer 44 — Zone wat de structuurfondsen betreft: aangegeven dient te worden of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die valt onder artikel 5, 6 of 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De volgende codes moeten worden gebruikt:

    6.= het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een onder de convergentiedoelstelling vallende zone in de zin van Verordening (EG) nr. 1083/2006, meer in het bijzonder artikel 5 daarvan;

    7.= het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een onder de doelstelling „regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” vallende zone in de zin van Verordening (EG) nr. 1083/2006, meer in het bijzonder artikel 6 daarvan;

    8.= het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een voor overgangssteun in aanmerking komende zone in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.

    Volgnummer 45 — Gebied met specifieke beperkingen op milieugebied: aangegeven dient te worden of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat onder artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 valt. De volgende codes moeten worden gebruikt:

    1.= het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een voor Natura 2000-betalingen of betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) in aanmerking komend gebied in de zin van artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

    2.= het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een voor Natura 2000-betalingen of betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG in aanmerking komend gebied in de zin van artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

    B.   EXPLOITATIEVORM VAN DE CULTUURGROND

    De grond van bedrijven die door twee of meer partners gezamenlijk worden geëxploiteerd, moet als grond in eigendom, gepachte grond of grond in deelpacht worden geboekt, afhankelijk van de tussen de partners gemaakte afspraak.

    10.   Cultuurgrond in eigendom

    Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland en blijvende teelten) waarvan het bedrijfshoofd eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt. Omvat mede het zaaiklaar verhuurde land (rubriek 149).

    11.   Gepachte cultuurgrond

    Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland en blijvende teelten) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura, wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsuitkomsten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

    De gepachte oppervlakte omvat niet de grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht. De voor de aankoop van gewassen op stam betaalde bedragen moeten worden geboekt in de rubrieken 65 tot en met 67 (aangekocht veevoer) van tabel F wanneer het om grasland of voedergewassen gaat, en in rubriek 76 (overige directe kosten van gewassen) indien het marktbare gewassen (gewassen die normaliter worden verhandeld) betreft. De opbrengsten van op stam gekochte marktbare gewassen worden geboekt zonder vermelding van de desbetreffende oppervlakte (zie de instructies betreffende de vermelding van de oppervlakte in kolom 4 van tabel K).

    Grond die incidenteel voor een kortere duur dan één jaar wordt gehuurd, en de opbrengst daarvan worden op soortgelijke wijze behandeld als in het geval van grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht.

    12.   Cultuurgrond in deelpacht

    Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland en blijvende teelten) die gemeenschappelijk, volgens een deelpachtcontract, door de verpachter en de deelpachter wordt gebruikt, en/of grond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

    C.   ARBEIDSKRACHTEN

    Tot de arbeidskrachten worden alle personen gerekend die gedurende het boekjaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van het landbouwbedrijf (zie hierna) met uitzondering van hen die dit gedaan hebben voor rekening van andere personen of ondernemingen (werkzaamheden verricht door loonwerkers, waarvan de kosten worden opgenomen in rubriek 60 van tabel F).

    Wanneer burenhulp tussen bedrijven een uitwisseling van arbeid is (de ontvangen hulp is in principe gelijk aan de verstrekte hulp), worden de door de arbeidskrachten van het bedrijf daaraan bestede arbeidstijd en eventueel de betaalde lonen op het bedrijfsformulier aangegeven.

    In sommige gevallen wordt de ontvangen hulp gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine voor in de vorm van arbeid ontvangen hulp). Wanneer het gaat om een beperkte uitwisseling van prestaties, wordt hiervan niets op het bedrijfsformulier vermeld (in het genoemde voorbeeld wordt de ontvangen hulp niet onder de arbeid opgenomen, maar omvatten de kosten van machines wel de kosten die voortvloeien uit het ter beschikking stellen van de machines). In de uitzonderlijke gevallen waarin deze vorm van uitwisseling van prestaties een grotere omvang aanneemt, gaat men al naar het geval als volgt te werk:

    a)

    de in de vorm van arbeid ontvangen hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van machines): de ontvangen arbeid wordt dan als betaalde arbeid voor het bedrijf geboekt (rubriek 20 of 21 al naar het arbeidskrachten betreft die regelmatig, respectievelijk onregelmatig op het bedrijf werkzaam zijn); de waarde van de verstrekte hulp wordt geboekt enerzijds als opbrengst in de overeenkomstige rubriek (in het voorbeeld: rubriek 177 „Werk voor derden met inbegrip van de verhuur van machines”), en anderzijds als kosten (in rubriek 59 „Lonen en sociale lasten”);

    b)

    de in de vorm van arbeid verstrekte hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het gebruik van een machine): de verstrekte arbeidstijd en eventueel de betaalde lonen worden buiten beschouwing gelaten; de waarde van de ontvangen prestatie wordt als kosten geboekt in de overeenkomstige rubriek (in het voorbeeld: rubriek 60 „Werk door derden en huur van machines”).

    De volgende categorieën arbeidskrachten worden onderscheiden:

    A.   Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Arbeidskrachten die geen loon ontvangen of een beloning (in geld of in natura) die lager is dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde prestatie wordt betaald (het desbetreffende bedrag wordt niet onder de bedrijfskosten opgenomen) en die tijdens het boekjaar iedere week (behoudens de jaarlijkse vakanties) voor de duur van ten minste een gehele werkdag deelgenomen hebben aan bedrijfswerkzaamheden.

    Iemand die regelmatig werkzaam is, maar om bijzondere redenen slechts gedurende een bepaalde periode van het boekjaar op het bedrijf heeft gewerkt, wordt niettemin (voor het aantal feitelijk gewerkte uren) geboekt onder de regelmatig werkzame arbeidskrachten.

    Het gaat om de volgende bijzondere gevallen en alle soortgelijke gevallen:

    a)

    bijzondere productieomstandigheden in het bedrijf waardoor de arbeidskrachten niet het gehele jaar door nodig zijn, bijvoorbeeld een wijnbouw- of olijventeeltbedrijf of een bedrijf dat is gespecialiseerd in vetweiderij of in de productie van groenten en fruit in de open grond;

    b)

    afwezigheid van het werk buiten de normale vakanties, bijvoorbeeld: militaire dienst, ziekte, ongeval, bevalling, langdurig verlof, enz.;

    c)

    aankomst op, of vertrek van het bedrijf;

    d)

    totale stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand, enz.).

    De volgende subcategorieën worden onderscheiden.

    13.   Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

    De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf en tevens belast is met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding. In geval van deelpacht wordt de deelpachter vermeld als bedrijfshoofd/bedrijfsleider.

    14.   Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

    De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf, maar niet is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

    15.   Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

    De persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding, maar geen juridische en economische verantwoordelijkheid draagt.

    16.   Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

    17.   Overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten die niet tot een van de voorgaande rubrieken behoren. Omvat mede de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

    B. 18.   Niet-betaalde, niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    De niet-betaalde arbeidskrachten die gedurende het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze rubriek samengevat.

    C.   Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Arbeidskrachten die een voor de geleverde prestatie normale beloning (in geld en/of natura) ontvangen en die gedurende het boekjaar iedere week (behoudens de jaarlijkse vakanties) voor de duur van ten minste een gehele werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

    De volgende subcategorieën worden onderscheiden.

    19.   Bedrijfsleider

    Betaalde persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

    20.   Overige

    Alle betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten, uitgezonderd de betaalde bedrijfsleider, worden in deze rubriek samengevat. Omvat mede de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

    D. 21.   Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    De betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze rubriek samengevat. Omvat mede degenen die tariefwerk hebben verricht.

    KOLOMMEN IN TABEL C

    Uitgeoefende functie (code) (kolom 1, posities 51, 55, 59, 63 en 67)

    De functie van de betrokken personen wordt aangeduid door een codenummer, namelijk:

    1.

    =

    bedrijfshoofd/bedrijfsleider;

    2.

    =

    bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider;

    3.

    =

    bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd.

    Als de desbetreffende functie door verschillende personen (bv. twee broers, vader en zoon, enz.) wordt uitgeoefend, wordt ieder van hen in volgorde van afdalende verantwoordelijkheid vermeld en bij gelijke verantwoordelijkheid volgens afdalende leeftijd. De gegevens betreffende de persoon met de grootste verantwoordelijkheid worden in de posities 51 tot en met 54 aangegeven, die betreffende de volgende persoon in de posities 55 tot en met 58, enz.

    Aantal personen (kolom 1, posities 71 en 74)

    Het aantal personen van de categorie „Echtgeno(o)t(e)” en de categorie „Overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” dient te worden aangegeven. In het geval dat er meer dan één bedrijfshoofd is, kan er ook meer dan één echtgeno(o)t(e) zijn.

    Geboortejaar (kolom 2)

    Het geboortejaar wordt met de laatste twee cijfers van het desbetreffende jaartal aangegeven uitsluitend voor bedrijfshoofd(en) en bedrijfsleider(s) (categorieën 13, 14, 15 en 19).

    Aantal arbeidsjaareenheden (kolom 3)

    De regelmatig werkzame arbeidskrachten worden omgerekend in arbeidsjaareenheden. Eén arbeidsjaareenheid komt overeen met één persoon die voltijds op het bedrijf werkzaam is. Eén persoon kan niet als meer dan één arbeidsjaareenheid gelden, zelfs niet als zijn werkelijke arbeidstijd de norm voor de betrokken streek en productierichting overschrijdt. Iemand die niet het hele jaar op het bedrijf werkt, vormt een deel van een jaareenheid. Het voor een dergelijk iemand in aanmerking te nemen deel van een arbeidsjaareenheid wordt berekend door zijn werkelijke jaarlijkse arbeidstijd te delen door de normale jaarlijkse arbeidstijd van een voltijdwerker in de betrokken streek en productierichting.

    Voor een mindervalide arbeidskracht wordt (het deel van) de arbeidsjaareenheid verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.

    Arbeidstijd (kolom 4)

    De arbeidstijd wordt in uren aangegeven. Het gaat om de werkelijk aan bedrijfswerkzaamheden bestede tijd. Voor een mindervalide arbeidskracht wordt de arbeidstijd verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.

    De arbeidstijd voor tariefwerk wordt bepaald door het in totaal betaalde bedrag te delen door het uurloon van op tijdloon aangeworven arbeidskrachten.

    Bedrijfswerkzaamheden

    De werkzaamheden van het landbouwbedrijf omvatten alle organisatorische, toezichthoudende en uitvoerende werkzaamheden, hetzij arbeid van intellectuele aard, hetzij handenarbeid, die worden verricht ten behoeve van de normale bedrijfsvoering, bijvoorbeeld:

    financieel-organisatorische en leidinggevende werkzaamheden (aan- en verkopen betreffende het bedrijf, boekhouding, enz.);

    werkzaamheden op het land (ploegen, zaaien, oogsten, verzorging van boomgaarden, enz.);

    werkzaamheden voor de veehouderij (bereiding van het voer, voedering van de dieren, melken, verzorging van de dieren, enz.);

    gereedmaken van producten voor de markt, opslag en verwerking op het bedrijf;

    lopend onderhoud van gebouwen, machines, installaties, hagen, sloten, enz.;

    transportwerkzaamheden voor het bedrijf voor zover die door arbeidskrachten van het bedrijf worden verricht;

    overige werkzaamheden die direct verbonden zijn met de uitoefening van het landbouwbedrijf:

    bosbouwwerkzaamheden betreffende bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf,

    werkzaamheden voor boerderijtoerisme (onderhoud van campings, sportvelden of recreatieterreinen, faciliteiten voor paardrijden, verhuur van vakantieverblijven, enz.) in gevallen dat deze bijkomstig zijn en zo sterk met het bedrijf zijn vervlochten dat het praktisch niet mogelijk is de werkzaamheden voor boerderijtoerisme van de uitoefening van het landbouwbedrijf te scheiden (in dit geval worden de ontvangsten en de kosten betreffende het boerderijtoerisme respectievelijk geboekt bij de opbrengsten (zie rubriek 179) en de kosten van het bedrijf),

    werkzaamheden voor derden voor zover die een toevallig karakter hebben en met machines van het bedrijf worden verricht (de desbetreffende opbrengst wordt tot de bedrijfsopbrengsten gerekend).

    Tot de bedrijfswerkzaamheden behoren niet:

    de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van gebouwen en machines, aanplantingen, afbraak van gebouwen, rooien van fruitbomen, enz.),

    werkzaamheden voor de huishouding van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider.

    D.   AANTAL EN WAARDE VAN DE DIEREN

    De volgende categorieën van dieren worden onderscheiden:

    22.   EENHOEVIGE DIEREN (alle leeftijden)

    Inclusief ren- en rijpaarden, ezels, muildieren, muilezels, enz.

    23.   MESTKALVEREN

    Mestkalveren die gewoonlijk worden geslacht op de leeftijd van ongeveer zes maanden.

    24.   OVERIGE RUNDEREN, JONGER DAN ÉÉN JAAR

    25.   MANNELIJKE RUNDEREN, TEN MINSTE ÉÉN MAAR MINDER DAN TWEE JAAR OUD

    26.   VROUWELIJKE RUNDEREN, TEN MINSTE ÉÉN MAAR MINDER DAN TWEE JAAR OUD

    Niet inbegrepen zijn vrouwelijke runderen die reeds hebben gekalfd.

    27.   MANNELIJKE RUNDEREN, TEN MINSTE TWEE JAAR OUD

    28.   FOKVAARZEN

    Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en voor de fokkerij zijn bestemd.

    29.   MESTVAARZEN

    Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en niet voor de fokkerij zijn bestemd.

    30.   MELKKOEIEN

    Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten.

    31.   AFGEMOLKEN KOEIEN

    Melkkoeien na de laatste lactatieperiode (indien gegevens aanwezig in de bedrijfsboekhouding).

    32.   OVERIGE KOEIEN

    1.

    Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk voor het zogen van kalveren worden gehouden en waarvan de melk niet voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten is bestemd.

    2.

    Werkkoeien.

    3.

    Uitstootkoeien (die al dan niet vóór het slachten worden gemest) uitgezonderd afgemolken koeien.

    In de rubrieken 23 tot en met 32 worden ook de overeenkomstige categorieën buffels opgenomen.

    33.   BIJENVOLKEN. DE EENHEID WAARIN HET AANTAL WORDT UITGEDRUKT, IS EEN BIJENVOLK (BEZETTE KAST OF KORF).

    34.   MOEDERKONIJNEN

    35. tot en met 37. Ongebruikt

    38.   VROUWELIJKE GEITEN VOOR DE VOORTPLANTING

    39.   OVERIGE GEITEN

    Andere geiten dan vrouwelijke geiten voor de voortplanting.

    40.   FOKOOIEN

    Vrouwelijke schapen die ten minste één jaar oud zijn en voor de fokkerij zijn bestemd.

    41.   OVERIGE SCHAPEN

    Schapen van alle leeftijden met uitzondering van fokooien.

    42.   Ongebruikt

    43.   BIGGEN

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg.

    44.   FOKZEUGEN

    Fokzeugen van ten minste 50 kg. Niet inbegrepen zijn mestzeugen (zie rubriek 46 „Overige varkens”).

    45.   MESTVARKENS

    Mestvarkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg. Niet inbegrepen zijn mestzeugen en -beren (zie rubriek 46 „Overige varkens”).

    46.   OVERIGE VARKENS

    Varkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg met uitzondering van fokzeugen (zie rubriek 44) en van mestvarkens (zie rubriek 45).

    47.   SLACHTKUIKENS

    Niet inbegrepen zijn leghennen en oudere leghennen. Ook eendagskuikens zijn niet inbegrepen.

    48.   LEGHENNEN

    Inbegrepen zijn jonge hennen, leghennen en oudere leghennen. Jonge hennen zijn hennen die nog niet legrijp zijn. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    49.   OVERIG PLUIMVEE

    Omvat eenden, kalkoenen, ganzen, parelhoenders en struisvogels. Inbegrepen zijn vrouwelijke fokdieren. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    50.   OVERIGE DIEREN

    Alleen de inventariswaarden invullen. Omvat eendagskuikens, andere konijnen dan moederkonijnen, herten, bizons en vissen. Ook inbegrepen zijn pony’s en andere voor boerderijtoerisme gebruikte dieren. Niet inbegrepen zijn de producten van deze overige dieren (zie tabel K, rubriek 170).

    KOLOMMEN IN TABEL D

    Begininventaris (kolommen 1 en 2)

     

    Aantal (kolom 1)

    Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het begin van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

     

    Waarde (kolom 2)

    Waarde van de dieren in eigendom van het bedrijf aan het begin van het boekjaar, gewaardeerd tegen lopende prijzen.

    Eindinventaris (kolommen 3 en 4)

     

    Aantal (kolom 3)

    Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

     

    Waarde (kolom 4)

    Waarde van de dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, gewaardeerd tegen lopende prijzen.

    Gemiddeld aantal (kolom 5)

    Het gemiddeld aantal wordt vermeld in tienden van dieren behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden aangegeven. Een dier komt overeen met de aanwezigheid op het bedrijf gedurende een geheel jaar. De dieren worden geteld in verhouding tot de duur van hun aanwezigheid op het bedrijf.

    Het gemiddeld aantal wordt bepaald ofwel aan de hand van periodieke inventarisatie ofwel aan de hand van een register van aan- en afvoer. Het omvat alle op het bedrijf aanwezige dieren, met inbegrip van de op contract opgefokte of gemeste dieren (dieren die niet aan het bedrijf toebehoren doch er worden opgefokt of gemest onder zodanige omstandigheden dat deze activiteit in hoofdzaak neerkomt op een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan de opfok of mesterij van deze dieren) en de in- of uitgeschaarde dieren gedurende de periode dat deze op het bedrijf aanwezig zijn.

    E.   AAN- EN VERKOPEN VAN DIEREN

    De volgende categorieën van dieren worden onderscheiden:

    51.   Eenhoevigen

    52.   Runderen

    Rubriek 52 omvat mede de aan- en verkopen van buffels.

    53.   Ongebruikt

    54.   Schapen

    55.   Geiten

    56.   Varkens

    57.   Pluimvee

    Omvat tevens de aankopen van broedeieren en de aankopen en verkopen van eendagskuikens.

    58.   Overige dieren

    Inbegrepen zijn konijnen en bijenvolken (bezette kasten of korven).

    KOLOMMEN IN TABEL E

    Aankopen van dieren (kolom 1)

    Bedrag van de aankopen van dieren tijdens het boekjaar (inclusief de aankoopkosten). De hiervoor ontvangen premies en subsidies worden niet in mindering gebracht op het bedrag van genoemde aankopen; zij worden vermeld in rubriek 116 (zie instructies betreffende deze rubriek).

    Verkopen van dieren (kolom 2)

    Bedrag van de verkopen van dieren tijdens het boekjaar. De hiervoor ontvangen premies en subsidies zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in rubriek 112 (zie instructies betreffende deze rubriek).

    Indien de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen maar vermeld in rubriek 71 (overige directe kosten van de veehouderij).

    Verbruik in de huishouding en betalingen in natura (kolom 3)

    Waarde van de tijdens het boekjaar in de huishouding verbruikte of als betaling in natura gegeven dieren, gewaardeerd tegen verkoopprijs af boerderij.

    F.   KOSTEN

    De bedrijfskosten (in geld en natura) komen overeen met het „verbruik” (inclusief het intern verkeer) van productiemiddelen dat betrekking heeft op de tijdens het boekjaar verkregen opbrengsten of dat gedurende het boekjaar heeft plaatsgehad. Wanneer bepaalde kosten gedeeltelijk privékosten en gedeeltelijk bedrijfskosten zijn (bv. elektriciteit, water, brandstoffen voor verwarming en motorbrandstoffen, enz.), wordt alleen dit laatste deel op het bedrijfsformulier vermeld. Het deel van de kosten van privéauto’s dat betrekking heeft op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, wordt eveneens in aanmerking genomen.

    De kosten voor de opbrengsten van het boekjaar worden verkregen door de aankopen van het boekjaar (met inbegrip van het intern verkeer) te corrigeren met de inventarisverschillen (inclusief verschillen in veldinventaris). Voor ieder van de desbetreffende kosten worden het bedrag van de betaalde kosten en de waarde van het intern verkeer afzonderlijk aangegeven.

    Indien de vermelde kosten het totale „verbruik” van productiemiddelen gedurende het boekjaar betreffen, maar niet zijn gedaan voor productie in dat jaar, moeten de voorraadmutaties voor de productiemiddelen (met inbegrip van de veldinventaris) worden aangegeven in rubriek 102 (omlopend kapitaal).

    De kosten voor het „gebruik” van investeringsgoederen komen tot uiting in de afschrijvingen. Daarom worden de uitgaven voor investeringsgoederen niet als bedrijfskosten beschouwd. Zie voor instructies betreffende de afschrijvingen de rubrieken 94 tot en met 103.

    Onder een kostenpost vallende uitgaven die tijdens het boekjaar of daarna door een schadeloosstelling worden vergoed (bv. reparatie van een trekker na een ongeluk die wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij of door de aansprakelijke derde), worden niet als kosten beschouwd. Het ontvangen bedrag wordt evenmin opgenomen.

    De ontvangsten voor weer verkochte productiemiddelen moeten worden afgetrokken van de desbetreffende kostenposten.

    Premies en subsidies voor kosten worden niet afgetrokken van de desbetreffende kostenbedragen; zij worden vermeld in rubriek 114 (zie instructies betreffende deze rubriek). Premies en subsidies voor investeringen worden vermeld in de rubrieken 94 tot en met 103.

    De kosten omvatten eveneens de eventuele aankoopkosten betreffende elke kostenpost.

    De volgende kostenposten worden onderscheiden:

    59.   Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

    Deze post omvat de volgende kosten:

    de eigenlijke lonen en salarissen die in geld zijn betaald aan de betaalde arbeidskrachten, ongeacht de manier waarop de beloning wordt bepaald (tijdloon of tariefloon), na aftrek van eventuele uitkeringen van sociale aard die aan het bedrijfshoofd als werkgever zijn betaald ter compensatie voor de betaling van loon dat niet overeenkomt met een werkelijke werkprestatie (bv. afwezigheid van het werk wegens ongeval, beroepsopleiding, enz.);

    de in natura betaalde lonen en salarissen (bv. inwoning, kost, woning, producten van het bedrijf, enz.);

    premies op grond van productiviteit of vakbekwaamheid, geschenken, fooien, winstaandeel;

    overige kosten voor arbeidskrachten (aanwervingskosten);

    sociale lasten ten laste van de werkgever en sociale lasten die door de werkgever worden betaald in naam en plaats van de werknemer;

    verzekering tegen arbeidsongevallen.

    Sociale lasten en persoonlijke verzekeringen voor het bedrijfshoofd en voor de niet-betaalde arbeidskrachten worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

    Aan niet-betaalde arbeidskrachten uitgekeerde bedragen, die per definitie lager zijn dan de normale beloning (zie definitie niet-betaalde arbeidskrachten), worden niet op het bedrijfsformulier vermeld.

    Uitkeringen (in geld of natura) aan voormalige betaalde arbeidskrachten die gepensioneerd zijn en op het bedrijf geen enkel werk meer verrichten, worden niet onder deze post geboekt maar bij de „overige algemene bedrijfskosten”.

    60.   Werk door derden en huur van machines

    Deze post omvat de volgende kosten:

    het bedrag betaald aan loonwerkbedrijven voor verrichte bedrijfswerkzaamheden. Dit bedrag omvat gewoonlijk de vergoeding voor de kosten van het gebruik van machines (inclusief brandstofkosten) en voor het werk. Ingeval de kosten van andere gebruikte producten dan brandstof (d.w.z. gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaai- en pootgoed) eveneens bij de contractprijs zijn inbegrepen, moeten de kosten van die producten hier buiten beschouwing worden gelaten. Het (desnoods geschatte) bedrag daarvan moet in de desbetreffende kostenposten (bestrijdingsmiddelen bijvoorbeeld in rubriek 75 „Gewasbeschermingsmiddelen”) worden vermeld;

    de kosten voor de huur van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstofkosten in verband met het gebruik van gehuurde machines moeten in rubriek 62 „Motorbrandstoffen en smeermiddelen” worden vermeld;

    de kosten voor de leasing van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstof- en onderhoudskosten voor geleasete machines moeten in de desbetreffende rubrieken (rubriek 61 „Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting” en rubriek 62 „Motorbrandstoffen en smeermiddelen”) worden vermeld.

    61.   Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

    Kosten van onderhoud en kleine herstellingen van machines en bedrijfsuitrusting die de marktwaarde van die goederen niet veranderen (betaling voor het werk van een monteur, kosten van reserveonderdelen, enz.).

    Deze post omvat ook de aankoop van kleine uitrustingsstukken, de kosten van zadelmaker en hoefbeslag voor werkpaarden, de aankoop van banden, dekzeilen, beschermingskleding voor de uitvoering van ongezonde werkzaamheden en reinigingsproducten voor het reinigen van bedrijfsuitrusting in het algemeen, en het deel van de kosten van personenauto’s dat het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betreft (zie ook rubriek 63). Reinigingsproducten voor het reinigen van in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine) worden vermeld in rubriek 71 (overige directe kosten van de veehouderij).

    Grote herstellingen die aan de machine of bedrijfsuitrusting zonder twijfel een meerwaarde geven ten opzichte van de waarde vóór de reparatie, worden niet onder deze post opgenomen (zie ook de instructies over de afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting in tabel G).

    62.   Motorbrandstoffen en smeermiddelen

    Deze rubriek omvat ook het deel van de kosten van brandstoffen en smeermiddelen voor personenauto’s dat overeenkomt met het gebruik voor bedrijfsdoeleinden (zie ook rubriek 63).

    Indien aardolieproducten zowel als motorbrandstof als voor verwarming worden gebruikt, wordt het bedrag verdeeld over de posten:

    62.

    „Motorbrandstoffen en smeermiddelen”

    80.

    „Brandstoffen voor verwarming”.

    63.   Kosten van personenauto’s

    Als het op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betrekking hebbende deel van de kosten van personenauto’s forfaitair wordt bepaald (bv. als een vast bedrag per km), worden die kosten in deze rubriek aangegeven.

    Veevoer

    Men onderscheidt aangekocht veevoer en intern verkeer van veevoer.

    Het aangekochte veevoer omvat tevens de aankoop van mineralen, melkproducten (aangekocht of teruggeleverd) en producten voor de bewaring en conservering van veevoer, betaald weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten voor het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en voor de huur van andere niet in de cultuurgrond begrepen oppervlakten grasland en voedergewassen. Aangekocht strooisel en stro zijn eveneens in het aangekochte veevoer begrepen.

    Aangekocht veevoer voor graasdieren wordt onderverdeeld in krachtvoer en ruwvoer (dit laatste is inclusief weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten voor het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en andere oppervlakten grasland en voedergewassen en aangekocht strooisel en stro).

    De rubriek „Krachtvoer” omvat met name: koeken, mengvoeders, granen, gedroogd gras, gedroogde suikerbietenpulp, vismeel, melk en melkproducten, en producten voor de bewaring en conservering van dergelijke voedermiddelen.

    De kosten van loonwerkers voor ruwvoederwinning, bijvoorbeeld inkuilen, worden aangegeven in rubriek 60 „Werk door derden”.

    Het interne verkeer van veevoer omvat de marktbare producten van het bedrijf (inclusief melk en melkproducten, maar uitgezonderd de door kalveren gezogen melk, die niet in aanmerking wordt genomen). Strooisel en stro van het bedrijf zijn slechts inbegrepen als zij een marktbaar product vormen in het desbetreffende gebied en boekjaar.

    De volgende rubrieken worden onderscheiden:

    Aangekocht veevoer:

    64.   Krachtvoer voor graasdieren (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten)

    65.   Ruwvoer voor graasdieren (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten)

    66.   Varkensvoer

    67.   Voer voor pluimvee en overig kleinvee

    Intern verkeer van veevoer voor:

    68.   Graasdieren (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten)

    69.   Varkens

    70.   Pluimvee en overig kleinvee

    71.   Overige directe kosten van de veehouderij

    Alle kosten die direct verband houden met de voortbrenging van dierlijke producten, voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: dierenartskosten, medicamenten, dekgeld, kunstmatige inseminatie, castratie, melkcontrole, contributie voor en inschrijving in het stamboek, reinigingsproducten voor het reinigen van de in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine), verpakkingsmateriaal voor dierlijke producten, middelen nodig bij de verwerking van dierlijke producten, kosten voor de opslag of het marktklaar maken van dierlijke producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor dierlijke producten van het bedrijf, bedrag van de incidentele aankoop van dierlijke producten (bv. melk) die met de eigen productie op het bedrijf worden verwerkt, enz. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen voor het huisvesten van dieren of het opslaan van producten ten behoeve van de veehouderij.

    72.   Aangekocht zaaigoed en pootgoed

    Aangekocht zaaigoed en pootgoed met inbegrip van bollen en knollen. Plantgoed voor nieuwe aanplantingen vormt een investering en komt in rubriek 96 (blijvende teelten) of rubriek 100 (bossen). De kosten van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang worden evenwel als kosten van het boekjaar beschouwd en komen in deze rubriek tenzij zij betrekking hebben op bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, in welk geval zij in rubriek 77 (directe kosten van bossen) worden geboekt.

    De kosten van bewerking van zaaigoed (schonen en ontsmetten) komen eveneens in deze post.

    73.   Zaaigoed en pootgoed van eigen bedrijf

    Zaaigoed en pootgoed (met inbegrip van bollen en knollen) van eigen bedrijf.

    74.   Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

    Aangekochte kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen (bv. kalk) met inbegrip van compost, turfstrooisel en stalmest (stalmest van het eigen bedrijf niet inbegrepen).

    Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen alsmede gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven in rubriek 77 „Directe kosten van bossen”.

    75.   Gewasbeschermingsmiddelen

    Alle producten gebruikt voor de bescherming van de gewassen tegen parasieten, ziekten, vreterij, slechte weersomstandigheden, enz. (middelen voor de bestrijding van insecten, schimmels, onkruid, ongedierte, wild en vogels, antihagelgranaten, middelen voor bescherming tegen vorst, enz.). Als de beschermingswerkzaamheden door een loonwerker worden uitgevoerd en de kosten van de gebruikte middelen niet afzonderlijk bekend zijn, wordt het gehele bedrag geboekt onder rubriek 60 „Werk door derden”.

    Gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven in rubriek 77 „Directe kosten van bossen”.

    76.   Overige directe kosten van gewassen (met inbegrip van blijvend grasland)

    Alle kosten die direct verband houden met de plantaardige productie voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: verpakkingsmateriaal, draad en touw, bodemonderzoek, keuringen van gewassen, plastic afdekkingen (bv. in de aardbeienteelt), middelen voor de bewaring en de verwerking van plantaardige producten, kosten voor de opslag en het marktklaar maken van plantaardige producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor plantaardige producten van het bedrijf, bedragen die zijn betaald voor de aankoop van marktbare gewassen op stam of voor de huur van grond voor een kortere duur dan één jaar om er marktbare gewassen op te telen, bedrag van de incidentele aankoop van plantaardige producten (bv. druiven) die met de eigen productie op het bedrijf worden verwerkt, enz. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die worden gebruikt voor marktbare gewassen.

    77.   Directe kosten van bossen

    Kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en diverse directe kosten. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, het werk door derden en de machinekosten; deze moeten worden opgenomen in de desbetreffende kostenposten.

    78.   Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

    Klein onderhoud (van de soort die voor rekening van de pachter komt) van gebouwen, vaste constructies en cultuurtechnische verbeteringen met inbegrip van kassen, bakken en vaste installaties voor klimplanten. De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor het lopend onderhoud van de gebouwen, worden in deze rubriek vermeld.

    De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor nieuwe investeringen, moeten worden vermeld in de kolom „Investeringen” van de rubrieken 94 „Landbouwgrond en bedrijfsgebouwen”, 97 „Cultuurtechnische verbeteringen” en/of 98 „Bedrijfsgebouwen”.

    De kosten van grote herstellingen die zonder twijfel een meerwaarde aan het betrokken gebouw geven (groot onderhoud), worden niet in deze rubriek opgenomen, zelfs niet als zij door de pachter worden gedragen (zie ook de instructies over betaalde pacht, rubriek 85). Deze kosten worden vermeld in rubriek 98 „Bedrijfsgebouwen”.

    79.   Elektriciteit

    Totaal verbruik van elektriciteit voor bedrijfsdoeleinden.

    80.   Brandstoffen voor verwarming

    Totaal verbruik van brandstoffen voor verwarming voor bedrijfsdoeleinden, met inbegrip van de verwarming van kassen.

    81.   Water

    Kosten van het abonnement op het waterleidingnet en van het verbruik van leidingwater voor alle bedrijfsdoeleinden, inclusief voor irrigatie. De kosten die zijn verbonden aan het gebruik van een eigen watervoorzieningsinstallatie, worden geboekt onder de respectieve desbetreffende posten: afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting, lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting, motorbrandstoffen en elektriciteit.

    82.   Verzekeringen

    Alle premies voor verzekeringen die bedrijfsrisico’s dekken zoals wettelijke aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd, brand, overstroming, veesterfte, schade aan gewassen, enz. uitgezonderd verzekeringspremies voor arbeidsongevallen (zie rubriek 59). Premies voor de verzekering van bedrijfsgebouwen worden slechts hierbij inbegrepen indien zij niet in rubriek 87 worden vermeld.

    83.   Belastingen betreffende het bedrijf

    Alle belastingen en bijdragen betreffende het bedrijf met inbegrip van milieubeschermingsheffingen, uitgezonderd de btw en de belastingen die betrekking hebben op grond en gebouwen of arbeidskrachten. De directe inkomstenbelastingen van het bedrijfshoofd worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

    84.   Overige algemene bedrijfskosten

    Alle overige bedrijfskosten die niet in de voorgaande rubrieken zijn genoemd (boekhouding, kantoor, secretariaat, telefoon, contributies, abonnementen, enz.). Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die zowel voor veehouderij als voor marktbare gewassen en/of voor algemene doeleinden worden gebruikt.

    85.   Betaalde pacht

    Betaalde huur (in geld of in natura) voor de ten behoeve van het landbouwbedrijf gehuurde grond en gebouwen en quota en andere rechten. In deze post zijn ook de kosten begrepen die de pachter in naam en plaats van de eigenaar heeft betaald (bv. grondbelasting en afschrijving van groot onderhoud dat voor rekening van de pachter is uitgevoerd) en die niet van de eigenaar kunnen worden teruggevorderd. Hier worden alleen de huurkosten vermeld van het voor bedrijfsdoeleinden gebruikte gedeelte van de bedrijfswoning en van andere gehuurde gebouwen. De lease- of huurkosten van niet aan grond gekoppelde quota moeten ook in tabel L worden geboekt.

    86.   Waarvan: voor grond betaalde pacht

    87.   Verzekering voor bedrijfsgebouwen

    Het verstrekken van dit gegeven is facultatief.

    Verzekeringspremies (brand, overstroming, enz.) voor bedrijfsgebouwen in eigendom, die in geval van pacht normaal door de eigenaar betaald worden. Indien alle verzekeringen door één enkele verzekeringspolis worden gedekt, wordt het gedeelte dat betrekking heeft op de bedrijfsgebouwen geschat.

    88.   Grondbelastingen en overige grondlasten

    Bedrag van de belastingen en lasten op de eigendom van grond en bedrijfsgebouwen in eigendom of in deelpacht.

    89.   Betaalde rente en financieringskosten, totaal

    Rente en financieringskosten voor vreemd kapitaal (leningen) dat is opgenomen ten behoeve van het bedrijf. Het verstrekken van dit gegeven is verplicht.

    Subsidies voor rente worden niet afgetrokken, maar worden geboekt in rubriek 114 van tabel J.

    90.   Betaalde rente en financieringskosten voor leningen voor het verwerven van grond en gebouwen

    Het verstrekken van dit gegeven is facultatief.

    91.   Waarvan: betaalde rente en financieringskosten voor leningen voor het verwerven van grond

    Het verstrekken van dit gegeven is facultatief.

    92.   Betaalde rente en financieringskosten voor leningen voor de financiering van bedrijfskapitaal (levende en dode inventaris en omlopend kapitaal) en voor schulden

    Het verstrekken van dit gegeven is facultatief.

    93.   Totaal

    Som van de rubrieken 59 tot en met 89.

    G.   GRONDKAPITAAL, DODE INVENTARIS EN OMLOPEND KAPITAAL

    De volgende rubrieken worden onderscheiden:

    94.   Landbouwgrond, bedrijfsgebouwen en rechten

    Totaal van de onderstaande rubrieken 95 tot en met 99. De rubrieken 95, 97 en 99 dienen te worden ingevuld voor zover de desbetreffende gegevens in de boekhouding beschikbaar zijn.

    95.   Landbouwgrond

    Landbouwgrond in eigendom.

    96.   Blijvende teelten

    Totaal van de aanplantingen (uitgezonderd bossen en exclusief de waarde van de grond) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek dient te worden ingevuld. De erin vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom 7, positie 316.

    De waarde van de aanwas van jonge aanplantingen (het gaat uitsluitend om aanplantingen die nog niet in volle productie zijn) is begrepen in kolom 4 „investeringen”. Deze waarde moet eveneens worden geregistreerd in tabel K in rubriek 159, kolom 9 „eindinventaris”.

    97.   Cultuurtechnische verbeteringen

    Cultuurtechnische verbeteringen (bv. afrasteringen, drainage, vaste bevloeiingsinstallaties, enz.) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. De vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom 7, positie 324.

    98.   Bedrijfsgebouwen

    Gebouwen en vaste constructies in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek dient te worden ingevuld; de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom 7, positie 332.

    99.   Verwervingskosten, quota en andere rechten

    Notariskosten, registratierechten, enz. bij de aankoop van landbouwgronden en bedrijfsgebouwen. Verkoop- en/of aankooptransacties betreffende referentiehoeveelheden melk en suikerbieten en financiële transacties betreffende de overdracht/overneming van uit een regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen zoals een referentieveebestand. Quota/rechten worden ook in tabel L vermeld. Exclusief verwervingskosten voor bossen.

    In tabel G wordt geen afschrijving toegepast op de quota; deze kan wel in tabel L, kolom 7, worden vermeld.

    100.   Bossen inclusief houtopstand

    Bossen in eigendom die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, inclusief de desbetreffende verwervingskosten.

    101.   Machines en bedrijfsuitrusting

    Trekkers, eenassige trekkers, vrachtwagens, bestelwagens, personenauto’s, grote en kleine uitrustingsstukken, met inbegrip van gereedschappen waarvan de nieuwwaarde meer dan 300 EUR bedraagt.

    102.   Omlopend kapitaal

    Het omlopend kapitaal omvat:

    a)

    voorraden: producten van het bedrijf en productiemiddelen in voorraad;

    b)

    overig omlopend kapitaal:

    veldinventaris (beperkt tot de waarde van de kunstmest, de bodemverbeteringsmiddelen en het zaaizaad en pootgoed die zijn geïnvesteerd in de gewassen te velde, uitgezonderd het voor blijvende teelten gebruikte plantgoed);

    aandelen en deelnemingen in de agrarische sfeer (aandelen in coöperaties en overige instellingen waarvan het bedrijf de diensten benut);

    vorderingen:

    op korte termijn realiseerbare vorderingen voor verkochte producten, verleende diensten en verkopen van kapitaalgoederen,

    betaalde voorschotten op goederen en diensten;

    liquide middelen (kasgeld, bank, giro) nodig voor het functioneren van het bedrijf.

    De ontvangen rente op bankrekeningen dient in rubriek 178 te worden vermeld.

    Als het bedrag van het omlopend kapitaal niet nauwkeurig kan worden bepaald, kan worden gekozen voor een forfaitaire benadering. Deze kan bestaan in het schatten van het gemiddeld in het productieproces geïnvesteerde kapitaal, rekening houdend met de duur van de investering. In dat geval zijn de bedragen van het omlopend kapitaal op de begin- en de eindinventaris gelijk.

    103.   Totaal

    Som van de rubrieken 94, 100, 101 en 102.

    KOLOMMEN IN TABEL G

    Begininventaris (kolom 3)

    De begininventaris is de waarde van de goederen aan het begin van het boekjaar. Voor bedrijven die in het voorgaande jaar eveneens in de steekproef zaten, moet de begininventaris gelijk zijn aan de eindinventaris van het voorgaande jaar. Voor nieuwe bedrijven in de steekproef wordt de begininventaris als volgt berekend:

    voor activa waarop niet wordt afgeschreven, is de begininventaris gelijk aan de vervangingswaarde;

    voor activa waarop wordt afgeschreven, wordt de begininventaris bepaald op basis van de nog te verstrijken afschrijvingsperiode en de vervangingswaarde (inclusief eventueel reeds verricht groot onderhoud).

    De vervangingswaarde is gelijk aan de aankoopprijs die op het betrokken moment geldt voor een soortgelijk nieuw goed. Zij kan ook worden geschat aan de hand van het prijsindexcijfer (algemeen of specifiek) voor de desbetreffende goederen (machines, gebouwen, enz.).

    De grond wordt gewaardeerd aan de hand van de prijzen (zonder verwervingskosten) die in de streek worden betaald voor pachtvrij land van gelijke ligging en kwaliteit dat wordt verkocht voor landbouwdoeleinden (prijzen gehanteerd voor gronden die onder familieleden worden verhandeld, worden niet in aanmerking genomen bij de waardebepaling). Voor zover de kosten van het gebruik van personenauto’s voor bedrijfsdoeleinden zijn verdeeld over de rubrieken 61 (lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting) en 62 (motorbrandstoffen en smeermiddelen), is het aan het bedrijf toegerekende deel van de waarde van de personenauto’s in de dode inventaris begrepen. Daarentegen worden personenauto’s niet tot de dode inventaris gerekend als de kosten voor het gebruik ervan voor bedrijfsdoeleinden forfaitair worden berekend (zie rubriek 63).

    Investeringen (kolom 4)

    Bedrag van de aankopen, het groot onderhoud en de productie van kapitaalgoederen gedurende het boekjaar. Voor zover de investeringen aanleiding zijn geweest tot premies en subsidies, wordt in kolom 4 het bedrag aangegeven waarop de premies en subsidies niet in mindering zijn gebracht.

    De aankoop van kleine uitrustingsstukken en van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang, komt niet in deze kolom maar is begrepen in de kosten van het boekjaar (zie rubriek 61 „Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting”, rubriek 72 „Aangekocht zaaizaad en pootgoed” en rubriek 77 „Directe kosten van bossen”).

    Als is betaald met vastrentende obligaties, worden deze gewaardeerd tegen hun contante waarde.

    Subsidies voor investeringen (kolom 5)

    Tijdens het boekjaar ontvangen subsidies. Hiertoe kunnen subsidies behoren die zijn betaald voor in eerdere boekjaren verrichte investeringen.

    Verkopen (kolom 6)

    Bedrag van de verkopen van activa tijdens het boekjaar.

    Afschrijvingen (kolom 7)

    De te vermelden afschrijving komt overeen met de werkelijke waardevermindering gedurende het boekjaar. Deze afschrijving wordt bepaald aan de hand van de vervangingswaarde (namelijk door de vervangingswaarde aan het einde van het boekjaar te vermenigvuldigen met het afschrijvingspercentage).

    Een tabel met de door de lidstaat toegepaste jaarlijkse afschrijvingspercentages moet bij de indiening van de gegevens van het bedrijfsformulier aan de Commissie worden meegedeeld.

     

    Afschrijving op aanplantingen

    Plantgoed voor een aanplanting vormt een investering waarop wordt afgeschreven.

    Alleen op aanplantingen in eigendom van het bedrijfshoofd (ongeacht de exploitatievorm van de grond) wordt afgeschreven.

     

    Afschrijving van bedrijfsgebouwen, vaste constructies en cultuurtechnische verbeteringen

    Afschrijving van gebouwen, vaste constructies (met inbegrip van kassen en bakken) en cultuurtechnische verbeteringen in eigendom van het bedrijfshoofd, ongeacht de exploitatievorm van de grond.

     

    Afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting

    De machines en bedrijfsuitrusting waarop wordt afgeschreven, hebben een nieuwwaarde van meer dan 300 EUR. Op kleine uitrustingsstukken (beneden deze waarde) wordt niet afgeschreven. Het desbetreffende aankoopbedrag wordt rechtstreeks als kosten van het boekjaar beschouwd (zie rubriek 61 „Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting”).

    Groot onderhoud waardoor de machine of bedrijfsuitrusting zonder twijfel een meerwaarde heeft gekregen ten opzichte van vóór het onderhoud, is eveneens in deze post begrepen, en wel hetzij als integrerend deel van de afschrijvingen, bij welke in voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de verlenging van de levensduur als gevolg van het onderhoud, hetzij als jaarlijks deel van het over verschillende opeenvolgende jaren verdeelde onderhoudsbedrag.

    Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag moet worden berekend volgens de lineaire of de degressieve afschrijvingsmethode.

    Het afschrijvingspercentage wordt bepaald door verschillende factoren die voor het grootste deel afhangen van de bijzondere omstandigheden in de streek en bij de productie (jaarlijkse gebruiksduur), maar ook van de technische vooruitgang.

    Omdat hierdoor de waardevermindering van gebied tot gebied en zelfs van bedrijf tot bedrijf verschilt, moeten de boekhoudbureaus een percentage per machine of uitrustingsstuk kunnen kiezen dat is aangepast aan de omstandigheden van de streek en eventueel van elk bedrijf. Het doel is immers de werkelijke waardevermindering van de machines en bedrijfsuitrusting zo dicht mogelijk te benaderen.

    Eindinventaris (kolom 8)

    De eindinventaris is de waarde van de activa aan het einde van het boekjaar. Deze wordt berekend aan de hand van de vervangingswaarde op dat moment en de nog te verstrijken afschrijvingsperiode.

    H.   SCHULDENLAST

    De aangegeven bedragen hebben uitsluitend betrekking op de nog terug te betalen bedragen, dat wil zeggen de aangegane lening min de reeds verrichte aflossingen. Leningen in de vorm van vastrentende obligaties worden gewaardeerd tegen hun contante waarde. De gegevens die ten minste moeten worden verstrekt, zijn die in de posities 374, 378, 382, 386, 390 en 394.

    De leningen worden ingedeeld naar duur, namelijk:

    104.   Leningen op lange en middellange termijn

    Leningen die ten behoeve van het bedrijf zijn aangegaan voor de duur van één jaar of meer.

    105.   Leningen op korte termijn en schulden

    Leningen die ten behoeve van het bedrijf zijn aangegaan voor de duur van minder dan één jaar, schulden en nog te betalen kosten.

    106.   Totaal leningen en schulden

    Som van de rubrieken 104 en 105.

    Als de gegevens in de boekhouding voorkomen, moeten de leningen worden ingedeeld volgens de bestemming, namelijk:

    leningen voor grondkapitaal, d.w.z. grond en gebouwen (kolommen 2 en 6),

    waarvan: voor de aankoop van grond (kolommen 3 en 7); leningen voor andere activa (kolommen 4 en 8).

    De som van deze details moet gelijk zijn aan het bedrag in kolom 1 (totale begininventaris) (= kolommen 2 + 4), respectievelijk het bedrag in kolom 5 (totale eindinventaris) (= kolommen 6 + 8).

    I.   BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE (btw)

    De in geld uitgedrukte gegevens op het bedrijfsformulier worden aangegeven:

    hetzij zonder btw; deze methode geldt voor alle bedrijven die aan de normale btw-regeling onderworpen zijn;

    hetzij inclusief btw. De lidstaten waar deze methode wordt toegepast, moeten elk jaar bij de voor computerverwerking bestemde informatiedragers met de boekhoudgegevens een lijst verstrekken van de btw-tarieven van het boekjaar voor alle posten van het bedrijfsformulier.

    Voor bedrijven die onder de normale btw-regeling vallen, dient in de rubrieken 108 tot en met 111 niets te worden ingevuld. Dit geldt ook als de aan- en verkopen inclusief btw in het bedrijfsformulier zijn geboekt.

    De volgende gegevens over de btw dienen te worden verstrekt.

    107.   Btw-regeling

    De btw-regeling waaronder het bedrijf valt (volgnummer 400), wordt aangegeven met het desbetreffende codenummer uit de volgende lijst:

     

    Volgnummer 400

    Code

    BELGIË

    Normale regeling, verplicht

    1

    Normale regeling, op aanvraag

    2

    Landbouwregeling

    3

    BULGARIJE

    Vrijgesteld

    1

    Geregistreerd

    2

    TSJECHIË

    Geregistreerd

    1

    DENEMARKEN

    Moms (= normaal)

    1

    DUITSLAND

    Pauschalierender Betrieb

    1

    Optierender Betrieb

    2

    Getränke erzeugender Betrieb

    3

    Betrieb mit Kleinumsatz

    4

    ESTLAND

    Normale regeling

    1

    Bijzondere regeling

    2

    IERLAND

    Agricultural

    1

    Registered (= normaal)

    2

    GRIEKENLAND

    Normale regeling

    1

    Landbouwregeling

    2

    SPANJE

    Normale regeling

    1

    Vereenvoudigde regeling

    2

    Landbouwregeling

    3

    FRANKRIJK

    TVA sur option avec autorisation pour animaux vivants

    2

    Remboursement forfaitaire

    3

    ITALIË

    Regime esonerato

    1

    Regime speciale agricolo

    2

    Regime normale

    3

    CYPRUS

    Normale regeling

    1

    Landbouwregeling

    2

    Btw niet toegepast

    3

    LETLAND

    Normale regeling

    1

    Landbouwregeling

    2

    LITOUWEN

    Normale regeling

    1

    Bijzondere regeling

    2

    LUXEMBURG

    Régime normal obligatoire

    1

    Régime normal sur option

    2

    Régime forfaitaire de l’agriculture

    3

    HONGARIJE

    Normale regeling

    1

    Landbouwregeling

    2

    MALTA

    Normale regeling

    1

    NEDERLAND

    Algemene regeling, verplicht

    1

    Algemene regeling, op aanvraag

    2

    Landbouwregeling

    3

    OOSTENRIJK

    Pauschalierender Betrieb

    1

    Optierender Betrieb

    2

    POLEN

    Normale regeling

    1

    Landbouwregeling

    2

    PORTUGAL

    Landbouwregeling

    1

    Normale regeling

    2

    ROEMENIË

    Normale regeling

    1

    Bijzondere regeling

    2

    Kleine bedrijven

    3

    SLOVENIË

    Normale regeling

    1

    Landbouwregeling

    2

    SLOWAKIJE

    Geregistreerd

    1

    Vrijgesteld

    2

    FINLAND

    Normale regeling

    1

    ZWEDEN

    Normale regeling

    1

    VERENIGD KONINKRIJK

    Exempt

    1

    Registered

    2


    Onderverdeling van de btw-regeling (alleen voor Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije en Polen)

     

    Volgnummer 401

    SPANJE

     

    Als voor het bedrijf twee btw-regelingen van toepassing zijn, dan hier de code van de minst belangrijke regeling (zie codes voor volgnummer 400) vermelden

    FRANKRIJK

    Sans TVA obligatoire sur activités connexes

    0

    Avec TVA obligatoire sur activités connexes

    1

    ITALIË

    Btw-regeling voor boerderijtoerisme („agriturismo”) als nevenactiviteit

     

    Regime speciale agriturismo

    1

    Regime normale agriturismo

    2

    HONGARIJE

    Als voor het bedrijf twee btw-regelingen van toepassing zijn, dan hier de code van de minst belangrijke regeling (zie codes voor volgnummer 400) vermelden

    POLEN

    Als voor het bedrijf twee btw-regelingen van toepassing zijn, dan hier de code van de minst belangrijke regeling (zie codes voor volgnummer 400) vermelden

    Rubrieken 108 tot en met 111

    De rubrieken 108 tot en met 111 hoeven slechts te worden ingevuld als het bedrijf is onderworpen aan de landbouwregeling (of een soortgelijke regeling).

    De landbouwregeling en soortgelijke regelingen worden hierdoor gekenmerkt dat zij beogen een algemene compensatie te geven voor de op lopende aankopen van goederen en diensten en op investeringen betaalde btw. In dit geval worden verkopen en aankopen exclusief btw geboekt.

    108.   Btw op verkopen

    Tijdens het boekjaar ontvangen btw op verkopen van producten.

    109.   Btw op aankopen

    Tijdens het boekjaar betaalde btw op de lopende aankopen van goederen en diensten. In Italië omvat deze rubriek ook de btw die aan de fiscus wordt betaald in het kader van het pro-ratastelsel.

    110.   Btw op investeringen

    Tijdens het boekjaar betaalde btw op aankopen van kapitaalgoederen (investeringen).

    111.   Door de fiscus terugbetaalde btw

    Bedrag van de terugbetaling.

    J.   PREMIES EN SUBSIDIES

    In de rubrieken 112 tot en met 118 moeten de uit openbare middelen toegekende premies en subsidies worden vermeld, met uitzondering van de in de rubrieken 94 tot en met 103 vermelde premies en subsidies voor investeringen.

    112.   Premies en subsidies met uitzondering van die voor kosten en voor de aankoop van dieren

    Premies en subsidies voor dieren en producten die zijn ontvangen of waarvoor het recht erop is toegekend, alsmede andere ontvangen of te ontvangen betalingen, met uitzondering van die voor kosten en voor de aankoop van dieren. Alle aangegeven bedragen moeten betrekking hebben op dieren, oppervlakten of producten van het bedrijf die verband houden met activiteiten in het boekjaar.

    113.   Waarvan: specificatie van het bedrag van rubriek 112

    1.

    Categorieën van dieren (codes 22 tot en met 50 die overeenstemmen met de respectieve rubrieken in tabel D), exclusief de subsidies voor runderen die onder de hierna genoemde codes 700 en 770 vallen.

    2.

    Producten (codes 120 tot en met 314 die overeenstemmen met een rubriek of subrubriek in tabel K), exclusief de areaalbetalingen die onder de hierna genoemde code 600 vallen, en exclusief de betalingen die onder de hierna genoemde codes 670 en 680 vallen. De betalingen mogen slechts eenmaal (voor de desbetreffende rubriek of subrubriek) worden vermeld om dubbeltellingen te voorkomen.

    3.

    In de volgende lijst vermelde specifieke codes:

    Code 600 betreft het totaalbedrag van de areaalbetalingen op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003, inclusief areaalbetalingen voor braaklegging en voor energiegewassen. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

    Code 670 betreft de steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

    Code 680 betreft de steun in het kader van de regeling inzake één enkele areaalbetaling op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld.

    Code 700 betreft het totaalbedrag van de rechtstreekse betalingen voor rundvlees op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

    Code 770 betreft de melkpremie en de extra betalingen op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

    Code 800 betreft de agromilieu- en de dierenwelzijnsbetalingen op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

    Code 810 betreft de Natura 2000-betalingen en de betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

    Code 820 betreft de betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden en de betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

    Code 830 betreft de steun die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt verleend voor het voldoen aan op communautaire regelgeving gebaseerde normen.

    Code 835 betreft de steun die op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt verleend om de kosten te helpen dragen die zijn verbonden aan het gebruik van adviesdiensten.

    Code 840 betreft de steun die op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt verleend voor de deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsregelingen.

    Code 900 betreft de steun die op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt verleend voor de eerste bebossing van landbouwgrond.

    Code 910 betreft de overige steun die op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt verleend voor de bosbouw (Natura 2000-betalingen, bosmilieubetalingen, herstel van bosbouwpotentieel en het treffen van preventieve maatregelen).

    Code 951 betreft de niet in de bovenstaande codes begrepen premies en subsidies voor dierlijke productie.

    Code 952 betreft de niet in de bovenstaande codes begrepen premies en subsidies voor gewassen.

    Code 953 betreft de niet in de bovenstaande codes begrepen premies en subsidies voor plattelandsontwikkeling.

    Code 955 betreft de extra steun op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    Code 956 betreft de rechtstreekse betalingen voor specifieke soorten landbouw die belangrijk zijn voor de bescherming of de verbetering van het milieu of voor de verbetering van de kwaliteit en de afzet van landbouwproducten, op grond van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    Code 998 omvat de betalingen bij rampen in de vorm van vergoedingen door overheden wegens het verlies van productie of van productiemiddelen. (Schadeloosstellingen in het kader van particuliere verzekeringen worden in rubriek 181 van tabel K geboekt.)

    Code 999 omvat de premies en subsidies van buitengewone aard (bv. agromonetaire compensatie). Deze betalingen worden op kasbasis (ontvangen bedragen) geboekt gezien de buitengewone aard ervan.

    De codes 1052 en 2052 betreffen de vergoedingen voor de beëindiging van de melkproductie. Jaarlijkse betalingen worden geboekt met code 1052, betalingen ineens met code 2052.

    Code 950 moet worden gebruikt voor algemene subsidies die niet aan enige activiteit kunnen worden toegerekend of niet met een van de bovenstaande codes kunnen worden geboekt.

    114.   Premies en subsidies voor kosten

    Premies en subsidies met betrekking tot de kosten (te gebruiken codes: 59 tot en met 82, 84, 85, 87 en 89).

    115.   Waarvan: specificatie van het bedrag van rubriek 114 volgens de kostensoorten (te gebruiken codes: 59 tot en met 82, 84, 85, 87 en 89).

    116.   Premies en subsidies voor de aankoop van dieren

    Premies en subsidies betreffende de aankopen van dieren (te gebruiken codes: 51, 52 en 54 tot en met 58).

    117.   Waarvan: specificatie van het bedrag van rubriek 116 volgens de categorieën van dieren (te gebruiken codes: 51, 52 en 54 tot en met 58).

    118.   Totaal premies en subsidies

    Totaal van de rubrieken 112, 114 en 116.

    119.   Verschillen betreffende voorgaande boekjaren

    K.   PRODUCTIE (uitgezonderd dieren)

    Sommige productrubrieken zijn onderverdeeld in subrubrieken. In dergelijke gevallen dienen de kolommen 4 tot en met 10 zowel voor de subrubrieken als voor de overkoepelende rubriek te worden ingevuld. De overkoepelende rubriek bevat dan de som van de subrubrieken.

    Afzonderlijke boekingen moeten worden verricht voor gewassen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 op braakgelegde grond worden geteeld. Ook indien hetzelfde gewas deels met en deels zonder irrigatie wordt geteeld, zijn afzonderlijke boekingen vereist.

    Gegevens betreffende gewassen die op stam zijn gekocht, worden in de desbetreffende rubriek vermeld met uitzondering van de oppervlakte, die niet hoeft te worden ingevuld. Hetzelfde geldt voor gewassen die afkomstig zijn van grond die incidenteel voor minder dan één jaar is gehuurd.

    A.   GEWASSEN

    Granen

    De in de rubrieken 120 tot en met 128 hierna vermelde producten zijn exclusief kuilgranen. Deze laatste moeten worden aangegeven in de rubrieken 326 „Voedermaïs” en 327 „Overige kuilgranen”. Gierst, triticale, boekweit en sorghum met uitzondering van voedersorghum worden opgenomen in rubriek 128 „Overige granen”. Voedersorghum moet worden aangegeven in rubriek 145 „Overige voedergewassen”.

    De rubrieken 120 tot en met 128 zijn inclusief gewassen voor zaadwinning.

    120.   Zachte tarwe en spelt

    121.   Durumtarwe

    122.   Rogge (inclusief mengsels van wintergranen)

    123.   Gerst

    124.   Haver

    125.   Mengsels van zomergranen

    126.   Korrelmaïs (inclusief vochtige korrelmaïs)

    127.   Rijst

    128.   Overige granen

    Overige veldgewassen

    129.   Eiwithoudende gewassen

    Alle gewassen die worden verbouwd om hun eiwitrijke zaden, inclusief gewassen voor zaadwinning en mengsels van peulvruchten en granen. Tot deze rubriek behoren niet: groen geoogste leguminosen (bv. luzerne), die onder rubriek 145 „Overige voedergewassen” vallen, olie- en eiwithoudende zaden (bv. sojabonen), die moeten worden opgenomen in rubriek 132 „Oliehoudende zaden”, en als groente verbouwde leguminosen, die moeten worden vermeld in rubriek 136, 137 of 138.

    Subrubrieken van rubriek 129 (eiwithoudende gewassen)

    360.

    Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

    361.

    Linzen, kekers en wikke

    330.

    Overige eiwithoudende gewassen

    130.   Aardappelen (inclusief vroege en pootaardappelen)

    Subrubrieken van rubriek 130 (aardappelen)

    De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    362.

    Aardappelen voor zetmeelproductie

    363.

    Overige aardappelen

    131.   Suikerbieten (exclusief voor zaadwinning)

    132.   Oliehoudende zaden (inclusief voor zaadwinning)

    Subrubrieken van rubriek 132 (oliehoudende zaden)

    331.

    Kool- en raapzaad

    332.

    Zonnebloem

    333.

    Sojaboon

    364.

    Vlas ander dan vezelvlas (indien de gegevens aanwezig zijn in de bedrijfsboekhouding)

    334.

    Overige (inclusief vlas ander dan vezelvlas indien niet vermeld in subrubriek 364, ricinusplant, saffloer, sesam, grondnoot, mosterd, papaver en alle overige oliehoudende zaden)

    133.   Hop (exclusief voor zaadwinning)

    134.   Tabak (exclusief voor zaadwinning)

    Subrubrieken van rubriek 134 (tabak)

    De subrubrieken komen overeen met de groepen van tabakssoorten zoals omschreven in artikel 171 quater bis van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (5). De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    365.

    Flue-cured (soorten: Virginia, Virginia D en hybriden daarvan, en Bright)

    366.

    Light air-cured (soorten: Burley, Badischer Burley en hybriden daarvan, en Maryland)

    367.

    Dark air-cured (soorten: Badischer Geudertheimer, Pereg, Korso, Paraguay en hybriden daarvan, Dragon Vert en hybriden daarvan, Philippin, Petit Grammont (Flobecq), Semois, Appelterre, Nijkerk, Misionero en hybriden daarvan, Rio Grande en hybriden daarvan, Forchheimer Havanna II c, Nostrano del Brenta, Resistente 142, Gojano, hybriden van Geudertheimer, Beneventano, Brasile Selvaggio en vergelijkbare soorten, gefermenteerde Burley en Havanna)

    368.

    Fire-cured (soorten: Kentucky en hybriden daarvan, Moro di Cori en Salento)

    369.

    Sun-cured (soorten: Xanti-Yakà, Perustitza, Samsun, Erzegovina en vergelijkbare soorten, Myrodata Smyrnis, Trapezous en Phi I, andere dan klassieke Kaba Koulak, Tsebelia en Mavra)

    370.

    Basmas (soorten: Basmas)

    371.

    Katerini (soorten: Katerini en vergelijkbare soorten)

    372.

    Klassieke Kaba Koulak (soorten: Elassona, Myrodata Agrinion en Zichnomyrodata)

    135.   Overige handelsgewassen (exclusief voor zaadwinning)

    Omvat tevens katoen, suikerriet, vezelvlas en hennep.

    Subrubrieken van rubriek 135 (overige handelsgewassen)

    345.

    Geneeskrachtige, specerij-, aromatische en reukstofplanten met inbegrip van thee, koffie en koffiecichorei

    346.

    Suikerriet

    347.

    Katoen: de productie van het boekjaar (kolom 5) wordt uitgedrukt in 100 kg katoen met zaad, d.i. niet-ontpitte vezels

    373.

    Vezelvlas (indien gegevens aanwezig in de bedrijfsboekhouding)

    374.

    Hennep (indien gegevens aanwezig in de bedrijfsboekhouding)

    348.

    Overige handelsgewassen (inclusief vezelvlas en hennep indien niet vermeld in de subrubrieken 373 en 374)

    Groenten en van niet-blijvende teelten afkomstig fruit

    136.   Groenten, meloenen en aardbeien in volle grond: gewassen in vruchtwisseling met landbouwgewassen — met inbegrip van ananas en suikermaïs

    137.   Groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond (basisoppervlakte): gewassen in vruchtwisseling met andere tuinbouwgewassen en gekenmerkt door een snelle vruchtopvolging, een bijna voortdurende bezetting van de grond en verschillende oogsten per jaar — met inbegrip van ananas en suikermaïs

    138.   Groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting (basisoppervlakte) — met inbegrip van ananas en suikermaïs: gewassen die gedurende de gehele of het grootste deel van de groeiperiode onder beschutting worden verbouwd (kassen, vaste bakken, toegankelijke plastic tunnels). Tot de gewassen onder beschutting worden niet gerekend de gewassen verbouwd in niet-toegankelijke plastic tunnels, onder stolpen en in draagbare trekkasjes. In kassen met verschillende lagen wordt alleen de grondoppervlakte in aanmerking genomen.

    Subrubrieken van de rubrieken 136, 137 en 138 (groenten en van niet-blijvende teelten afkomstig fruit)

    De producten worden onder deze subrubrieken vermeld ongeacht hun verdere bestemming (consumptie als vers product, drogen, verwerken, inblikken, enz.). De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    335.

    Koolgewassen voor consumptie (inclusief bloemkool en broccoli e.a.)

    336.

    Blad- en stengelgroenten (prei, spinazie, sla, enz.)

    337.

    Tomaten

    375.

    Suikermaïs (indien gegevens aanwezig in de bedrijfsboekhouding)

    338.

    Andere vrucht- en bloemgroenten dan tomaten (courgettes, aubergines, augurken, artisjokken, paprika’s, enz.). Inclusief suikermaïs indien niet vermeld in subrubriek 375

    339.

    Bol-, knol- en wortelgroenten (behalve aardappelen)

    340.

    Peulgroenten (erwten, sperziebonen, tuinbonen, enz., behalve linzen en kekers)

    341.

    Vruchten van niet-blijvende teelten (aardbeien, meloenen, watermeloenen, ananas, enz.)

    139.   Champignons: totale oppervlakte van de opeenvolgende bedden (basisoppervlakte × aantal volledige oogsten) in vierkante meters. Deze oppervlakte wordt niet meegeteld in het totaal (rubriek 183).

    Bloemen en sierplanten

    140.   Bloemen en sierplanten in open grond (uitgezonderd de in rubriek 157 te vermelden boomkwekerijen, met inbegrip van bollenteelt) (basisoppervlakte)

    141.   Bloemen en sierplanten onder beschutting (basisoppervlakte)

    Subrubrieken van de rubrieken 140 en 141 (bloemen en sierplanten)

    De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    342.

    Bloembollen en -knollen

    343.

    Snijbloemen, inclusief afgesneden bloemknoppen

    344.

    Bloeiende planten en sierplanten

    Zaden

    142.   Graszaad (grassen en vlinderbloemige groenvoedergewassen)

    143.   Overige zaden (tuinbouwzaden en zaden en pootgoed van bouwland, uitgezonderd granen, peulvruchten, aardappelen, oliehoudende zaden en graszaad)

    Voedergewassen, grasland, braakland

    144.   Voederhakvruchten (voederbieten, koolrapen, voederwortelen en stoppelknollen, halfsuikerbieten, overige hakvruchten) (exclusief voor zaadwinning)

    145.   Overige voedergewassen

    Alle één- of meerjarige groenvoedergewassen die in de vruchtwisseling worden opgenomen en minder dan vijf jaar achtereen op eenzelfde perceel worden verbouwd, uitgezonderd grasgewassen

    Subrubrieken van rubriek 145 (overige voedergewassen):

    326.

    Voedermaïs

    327.

    Overige kuilgranen

    328.

    Overige voedergewassen

    146.   Braakland: land dat gedurende het gehele boekjaar geen oogst heeft opgeleverd. Grond die is braakgelegd om te voldoen aan Verordening (EG) nr. 1782/2003 en niet is beteeld, moet hier eveneens worden aangegeven. Dit omvat mede de braakgelegde grond met plantendek. Braakgelegde grond die in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1782/2003 is beteeld met toegestane niet voor voeding of vervoedering bestemde gewassen, moet worden aangegeven in de rubriek voor het desbetreffende gewas met teeltwijzecode 8 of 9.

    147.   Tijdelijk grasland: gras op bouwland dat voor minder dan vijf jaar voor voederwinning wordt benut, ook als dat voor minder dan één jaar is. Het bedrag van de verkoop van hooi of gras van deze oppervlakte dient in deze rubriek te worden aangegeven.

    148.   Overige akkerbouwproducten: akkerbouwproducten niet genoemd in de rubrieken 120 tot en met 147 of de subrubrieken daarvan.

    149.   Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel

    150.   Blijvend grasland: cultuurgrond buiten de vruchtwisseling, die permanent (vijf jaar en meer) wordt gebruikt voor grasproductie, waarbij de begroeiing zowel aangelegd als natuurlijk kan zijn, over het algemeen bemest en verzorgd. Het bedrag van de verkoop van hooi of gras van deze oppervlakte dient in deze rubriek te worden aangegeven.

    151.   Uitloopweiden: arm grasland, over het algemeen niet bemest en niet verzorgd, zelfs met struikgewas erop

    314.   Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

    Blijvende teelten

    152.   Fruitbomen en bessen

    Omvat tevens tropische en subtropische vruchten met inbegrip van bananen, maar niet de in rubriek 156 te vermelden blijvende teelten onder beschutting.

    Subrubrieken van rubriek 152 (fruitbomen en bessen)

    De producten worden onder deze subrubrieken vermeld ongeacht hun verdere bestemming (consumptie als vers product, drogen, verwerken, inblikken, enz.).

    349.

    Pitvruchten: appelen, peren, enz., met uitzondering van krenten en rozijnen (subrubriek 291) en tafeldruiven (subrubriek 285)

    350.

    Steenvruchten: pruimen, perziken, abrikozen, kersen, enz., met uitzondering van tafelolijven (subrubriek 281)

    351.

    Schaalvruchten: walnoten, hazelnoten, amandelen, kastanjes, enz.

    352.

    Kleinfruit en bessen: aalbessen, kruisbessen, frambozen, vijgen, enz., met uitzondering van aardbeien, meloenen en ananas (rubrieken 136, 137 en 138)

    353.

    Tropische en subtropische vruchten: bananen, avocado’s, mango’s, papaja’s, enz.

    153.   Citrusvruchten

    Subrubrieken van rubriek 153 (citrusvruchten)

    354.

    Sinaasappelen

    355.

    Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten

    356.

    Citroenen

    357.

    Overige citrusvruchten

    154.   Olijventeelt

    Subrubrieken van rubriek 154 (olijventeelt)

    281.

    Tafelolijven

    282.

    Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten)

    283.

    Olijfolie

    284.

    Bijproducten van de olijventeelt

    155.   Wijngaarden

    Subrubrieken van rubriek 155 (wijngaarden)

    285.

    Tafeldruiven

    286.

    Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    292.

    Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    293.

    Wijndruiven voor overige wijn

    288.

    Diverse producten van de wijnbouw (most, most met toegevoegde alcohol, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd)

    289.

    Kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    294.

    Kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    295.

    Overige wijn

    291.

    Krenten en rozijnen

    304.

    Bijproducten van de wijnbouw (druivenmoer, droesem, enz.)

    156.   Blijvende teelten onder beschutting

    157.   Boomkwekerijen, inclusief wijnstokkwekerijen, maar exclusief van de bossen deel uitmakende kweekpercelen voor bomen die dienen om te voorzien in de behoeften van het eigen bedrijf

    158.   Overige blijvende teelten (grienden en andere wilgenteelt, riet, bamboe, enz.)

    159.   Aanwas van jonge aanplantingen, gewaardeerd tegen de gemaakte kosten (het gaat uitsluitend om aanplantingen die nog niet in volle productie zijn). Dit bedrag wordt eveneens meegerekend in de investeringen die in kolom 4 van tabel G worden vermeld voor rubriek 96 (blijvende teelten).

    Andere plantaardige producten

    160.   Niet afzonderlijk genoemde verwerkte plantaardige producten van het bedrijf: alcohol uit andere landbouwproducten dan druiven, cider, perenwijn en andere

    161.   Plantaardige bijproducten (met uitzondering van de bijproducten van de wijnbouw en de olijventeelt)

    Subrubrieken van rubriek 161 (plantaardige bijproducten)

    De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding.

    299.

    Stro

    300.

    Suikerbietenkoppen

    301.

    Andere bijproducten

    B.   DIERLIJKE PRODUCTEN

    162.   Koemelk

    163.   Producten van koemelk

    164.   Schapenmelk

    165.   Geitenmelk

    166.   Wol

    167.   Producten van schapenmelk

    168.   Producten van geitenmelk

    169.   Kippeneieren (met inbegrip van broedeieren)

    170.   Overige dierlijke producten (verkochte stalmest, dekgeld, eieren andere dan van kippen, enz.)

    313.   Honing en producten van de bijenteelt: honing, hydromel en andere producten en bijproducten van de bijenteelt, uitgedrukt in 100 kg honingequivalent

    171.   Veehouderij op contract

    Ontvangsten voor veehouderij op contract op zodanige voorwaarden dat het voornamelijk gaat om een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan mesterij of andere veehouderij.

    Subrubrieken van rubriek 171 (veehouderij op contract)

    De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    307.

    Runderen op contract

    308.

    Schapen en/of geiten op contract

    309.

    Varkens op contract

    310.

    Pluimvee op contract

    311.

    Overige dieren op contract

    C.   BOSBOUW

    173.   Bos

    Door bossen ingenomen oppervlakte met inbegrip van kwekerijen van bosplantsoen in de bossen en populierenaanplantingen. Alleenstaande bomen, groepjes bomen en rijen bomen worden niet als bos beschouwd; de desbetreffende oppervlakte wordt aan de aangrenzende oppervlakte toegerekend. Het gaat in deze rubriek om de door het bedrijfshoofd beheerde bossen die door arbeidskrachten van het landbouwbedrijf worden onderhouden met machines van dit bedrijf en/of waarvan de producten voor doeleinden van dit bedrijf worden gebruikt.

    174.   Verkopen van gekapt hout: bedrag van de verkopen tijdens het boekjaar van gekapt hout, inclusief intern verkeer

    175.   Verkopen van hout op stam: bedrag van de verkopen tijdens het boekjaar van hout op stam

    176.   Overige bosproducten: bedrag van de verkopen tijdens het boekjaar van andere bosproducten dan hout (kurk, hars, enz.)

    D.   ANDERE OPBRENGSTEN

    172.   Ontvangsten uit incidentele verhuur van oppervlakten voedergewassen en ontvangen weidegeld

    177.   Werk voor derden met inbegrip van de verhuur van machines

    178.   Interesten op de bankrekeningen van het bedrijfshoofd waarop middelen staan die nodig zijn om het bedrijf te laten functioneren. Deze rubriek wordt niet ingevuld als het omlopend kapitaal forfaitair wordt bepaald (zie ook de instructies betreffende het omlopend kapitaal, rubriek 102).

    179.   Ontvangsten uit toerisme in het geval dat het boerderijtoerisme zodanig met het bedrijf is vervlochten dat het praktisch onmogelijk is deze activiteit van de eigenlijke bedrijfsactiviteiten af te zonderen. Zij omvatten de dankzij het toerisme ontvangen vergoedingen (voor de verhuur van kampeerplaatsen en vakantieverblijven, het beschikbaar stellen van faciliteiten voor paardrijden, jacht- en visserijverhuur, enz.). De betrokken kosten en inzet van arbeidskrachten kunnen niet worden gesplitst en worden daarom volledig in de overeenkomstige rubrieken meegerekend.

    180.   Correctie van opbrengsten voor voorgaande boekjaren: tijdens het boekjaar ontvangen bedragen die betrekking hebben op voorgaande boekjaren en die niet in de vorderingen van die boekjaren waren begrepen. Bij de premies, subsidies en rechtstreekse steun met betrekking tot producten, dieren, oppervlakten, kosten en rampen wordt een correctie inzake voorgaande boekjaren aangegeven onder het volgnummer 483 (de rubrieken 112 tot en met 118 worden alleen voor het lopende boekjaar gebruikt).

    181.   Overige (hiervoor niet genoemde) opbrengsten en ontvangsten: huurwaarde van de woning van personeel (gewaardeerd tegen de desbetreffende kosten), productie van kapitaalgoederen (geschatte waarde van de productiekosten van kapitaalgoederen die in de lopende kosten van het bedrijf begrepen zijn; zie punt b) van de „Algemene definities en instructies”), ontvangen schadeloosstellingen die niet aan een bepaald product kunnen worden toegerekend of van kosten kunnen worden afgetrokken, enz.

    182.   Overige grond en productie daarvan

    Rubriek 182 omvat: alle overige grond, bijvoorbeeld tuin voor eigen gebruik, grond waarop gebouwen staan, wegen, uitloop voor dieren, vijvers, enz.

    183.   Totaal: som van de rubrieken 120 tot en met 182, 313 en 314.

    De som van de oppervlakten omvat echter niet de oppervlakten van voor- en nagewassen en van champignons. Deze som vormt aldus de totale oppervlakte van het bedrijf.

    KOLOMMEN IN TABEL K

    Product (kolom 1)

    De producten worden aangeduid in de volgorde van de hiervoor vermelde nummers.

    Teeltwijze (kolom 2)

    De volgende teeltwijzen en overeenkomstige codes worden onderscheiden:

    Code 0

    :

    Dit codenummer wordt gebruikt voor dierlijke producten, verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten.

    A.

    Teelten in volle grond (met inbegrip van groenten, meloenen en aardbeien in vruchtwisseling met landbouwgewassen; exclusief teelten op overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 braakgelegde grond)

    Code 1

    :

    Niet-geïrrigeerde hoofdgewassen

    De hoofdgewassen omvatten

    gewassen als enige teelt, d.w.z. gewassen die tijdens het boekjaar als enige op een bepaalde oppervlakte worden verbouwd,

    gemengde gewassen: gewassen die gelijktijdig worden gezaaid, verzorgd en geoogst en waarvan de opbrengst een mengsel is,

    van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen, dat gewas dat de grond het langst in beslag neemt.

    Code 2

    :

    Niet-geïrrigeerde tussengewassen

    Tussengewassen zijn gewassen die gedurende een bepaalde periode gelijktijdig op eenzelfde perceel voorkomen en gewoonlijk ieder afzonderlijk tijdens het boekjaar een oogst opleveren. De totale desbetreffende oppervlakte wordt aan elk van deze gewassen toegerekend in verhouding tot de werkelijk benutte oppervlakte.

    Code 3

    :

    Niet-geïrrigeerde voor- en nagewassen

    Van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen worden die gewassen die niet als hoofdgewas zijn beschouwd, als voor- en nagewas aangeduid.

    Code 6

    :

    Geïrrigeerde hoofd- of tussengewassen

    Code 7

    :

    Geïrrigeerde voor- en nagewassen

    Een gewas wordt geacht te worden geïrrigeerd indien het normaal gesproken op kunstmatige wijze van water wordt voorzien.

    Deze laatste twee teeltwijzen moeten worden vermeld indien het betrokken gegeven beschikbaar is in de boekhouding.

    B.

    Intensieve groenteteelt en bloementeelt in open grond

    Code 4

    :

    Groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond (zie rubriek 137) en bloemen en sierplanten in open grond (zie rubriek 140)

    C.

    Teelten onder beschutting

    Code 5

    :

    Groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting (zie rubriek 138), bloemen en sierplanten (éénjarig of blijvend) onder beschutting (zie rubriek 141) en blijvende teelten onder beschutting (zie rubriek 156). In voorkomend geval eveneens de rubrieken 143, 285 en 157.

    D.

    Teelten op overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 braakgelegde grond

    Code 8

    :

    Niet-geïrrigeerde gewassen op braakgelegde grond

    Code 9

    :

    Geïrrigeerde gewassen op braakgelegde grond

    E.

    Energiegewassen

    Code 10

    :

    Energiegewassen in de zin van artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ongeacht of daarvoor de steun voor energiegewassen wordt ontvangen of niet, met uitzondering van „niet voor voeding of vervoedering bestemde gewassen op braakgelegde grond”.

    Ontbrekend gegeven (kolom 3)

    Code 0

    :

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    Code 1

    :

    In deze kolom wordt codenummer 1 vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven (zie kolom 4), bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd, en in het geval van verwerkte producten die zijn verkregen uit gekochte dierlijke of plantaardige producten.

    Code 2

    :

    In deze kolom wordt codenummer 2 aangegeven als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de fysieke productie (zie kolom 5) te vermelden.

    Code 3

    :

    In deze kolom wordt codenummer 3 aangegeven als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de fysieke productie te vermelden.

    Code 4

    :

    In het geval dat oppervlakte en fysieke productie ontbreken, wordt codenummer 4 vermeld.

    Code 8

    :

    Voor productcode 146 wordt codenummer 8 ingevuld indien het bouwland betreft dat is braakgelegd om aan Verordening (EG) nr. 1782/2003 te voldoen en dat (afgezien van een eventueel plantendek) niet is beteeld.

    Oppervlakte (kolom 4)

    De oppervlakte wordt aangegeven in aren (100 are = 1 ha) behalve die voor de teelt van champignons (rubriek 139), die in vierkante meters wordt aangeduid. Deze laatste oppervlakte wordt niet opgenomen in de totale oppervlakte (rubriek 183).

    In deze kolom wordt de oppervlakte voor elk gewas vermeld behalve wanneer het gaat om bijproducten van gewassen (rubrieken 161, 284, 299 tot en met 301 en 304) of om sommige verwerkte producten (rubrieken 160 en 288). Ook producten die zijn verkregen door de verwerking van gekochte plantaardige producten, en producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd, worden zonder vermelding van de oppervlakte geboekt. In de bovenbedoelde gevallen waarin de oppervlakte niet wordt vermeld, moet codenummer 1 worden aangegeven in kolom 3 (ontbrekend gegeven).

    Voor de subrubrieken van groenten, meloenen en aardbeien (335 tot en met 341) en bloemen en sierplanten (342, 343 en 344) in intensieve teelt in open grond of onder beschutting wordt de werkelijk door het desbetreffende gewas ingenomen oppervlakte (beteelde oppervlakte) aangegeven. Voorbeeld: indien op eenzelfde voor intensieve groenteteelt in open grond gebruikte oppervlakte van 1 ha radijzen worden geteeld, en daarna prei, is de in rubriek 137 te vermelden basisoppervlakte 1 ha; de beteelde oppervlakte zal tweemaal 1 ha bedragen, respectievelijk aan te geven in de rubrieken 339 en 336. Indien dit gegeven niet beschikbaar is in de boekhouding van het bedrijf, wordt codenummer 1 aangegeven in kolom 3 (ontbrekend gegeven).

    Productie van het boekjaar (kolom 5)

    Hoeveelheden plantaardige en dierlijke producten die tijdens het boekjaar werden geproduceerd (eventuele verliezen op het veld en op de boerderij niet inbegrepen). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten).

    Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in 100 kg behalve voor eieren (rubriek 169), die in duizendtallen worden vermeld, en voor wijn en aanverwante producten (rubrieken 286 tot en met 289 en 292 tot en met 295), die in hectoliters worden vermeld. Voor rubriek 155 (wijngaarden) moet de hoeveelheid, ook als deze op wijnproducten betrekking heeft, in 100 kg worden vermeld.

    Voor melk wordt de geproduceerde hoeveelheid melk aangegeven ongeacht de vorm (room, boter, kaas, enz.) waarin zij wordt verkocht, wordt verbruikt in de huishouding, als betaling in natura wordt gegeven of in eigen bedrijf wordt gebruikt. De door kalveren bij de koe gezogen melk is niet in de productie begrepen.

    Als het door de verkoopvoorwaarden voor een product niet mogelijk is de fysieke productie in 100 kg te bepalen (bv. verkoop op stam of contractteelt), wordt codenummer 2 vermeld in kolom 3 (ontbrekend gegeven) voor gewassen op contract en codenummer 3 in de overige gevallen.

    Begininventaris (kolom 6)

    Waarde van de producten in voorraad (in het magazijn) aan het begin van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

    Verkopen (kolom 7)

    Bedrag (reeds ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten in voorraad aan het begin van het boekjaar en/of geoogst tijdens het boekjaar.

    Het bedrag van de verkochte producten omvat de waarde van de teruggeleverde producten (ondermelk, pulp, enz.). Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

    Eventuele schadeloosstellingen (bv. uitkering in het kader van een verzekering tegen hagelschade) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet, dan worden zij geboekt in rubriek 181 (overige opbrengsten en ontvangsten).

    Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in rubriek 112 (zie de instructies betreffende deze rubriek). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in rubriek 71 (overige directe kosten van de veehouderij) of 76 (overige directe kosten van gewassen).

    Verbruik in de huishouding en betalingen in natura (kolom 8)

    In de huishouding van het bedrijfshoofd verbruikte producten (inclusief producten gebruikt voor het bereiden van maaltijden voor vakantiegangers) en/of producten gebruikt als betaling in natura voor gekochte goederen en diensten (inclusief loon in natura). Deze producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij.

    Eindinventaris (kolom 9)

    Waarde van de producten in voorraad (in het magazijn) aan het einde van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel. De producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

    Intern verkeer (kolom 10)

    Het interne verkeer omvat de waarde van de producten in voorraad (in het magazijn) aan het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Onderscheiden worden:

    Veevoer:

    waarde van de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Stro van het bedrijf dat als veevoer of strooisel is verbruikt, wordt slechts in aanmerking genomen voor zover het een marktbaar product vormt in het desbetreffende gebied en boekjaar. Door kalveren bij de koe gezogen melk wordt niet tot het intern verkeer gerekend.

    De desbetreffende producten worden gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

    Zaadgoed:

    waarde van de marktbare producten van het bedrijf die tijdens het boekjaar zijn gebruikt als zaadgoed. Dit zaadgoed wordt gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij.

    L.   QUOTA EN ANDERE RECHTEN

    In kolom 9 moet altijd de hoeveelheid quotum die aan het einde van het boekjaar beschikbaar is, worden vermeld.

    Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld, indien zij los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel G geboekt.

    Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere rubrieken in de tabellen F, G en/of K.

    De volgende rubrieken dienen te worden gebruikt:

    401.

    Melk

    402.

    Zoogkoeienpremies

    404.

    Ooien- en geitenpremies

    421.

    Suikerbieten

    422.

    Tabak

    423.

    Zetmeelaardappelen

    441.

    Ammoniak

    442.

    Organische mest

    470.

    Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (facultatief)

    499.

    Overige

    KOLOMMEN IN TABEL L

    Quotum of ander recht (kolom 1)

    Rubriek waaronder het quotum of recht valt.

    Aard van de gegevens (kolom 2)

    Code 1

    :

    Met de activa verband houdende boekingen: aan- en verkopen.

    Code 2

    :

    Met het inkomen verband houdende boekingen: leasing of huur/verhuur van quota.

    (kolom 3): Ongebruikt.

    Kosten (kolom 4)

     

    Code 1 in kolom 2:

    Met aankopen van het quotum of recht gemoeid bedrag.

     

    Code 2 in kolom 2:

    Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of recht. Ook begrepen in de betaalde pacht die wordt vermeld in rubriek 85 (Betaalde pacht) van tabel F.

    Ontvangsten (kolom 5)

     

    Code 1 in kolom 2:

    Bedrag aan opbrengsten van verkopen van het quotum of recht.

     

    Code 2 in kolom 2:

    Bedrag van ontvangsten uit leasing of verhuur van het quotum of recht. Ook begrepen in rubriek 181 (Andere opbrengsten en ontvangsten) van tabel K.

    Begininventaris (kolom 6)

     

    Code 1 in kolom 2:

    De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

     

    Code 2 in kolom 2:

    Niet van toepassing.

    Afschrijving (kolom 7)

    Eventuele afschrijvingen op quota en andere rechten kunnen in deze kolom worden ingevuld. Zij worden echter niet opgenomen in tabel G (volgnummer 340).

    Eindinventaris (kolom 8)

     

    Code 1 in kolom 2:

    De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

     

    Code 2 in kolom 2:

    Niet van toepassing.

    Hoeveelheid (kolom 9)

    De volgende eenheden moeten worden gebruikt:

    voor de rubrieken 401 en 421 tot en met 441: 100 kg,

    voor rubriek 442: 100 kg of het aantal dieren indien de nationale wetgeving dit voorschrijft,

    voor de rubrieken 402 en 404: het aantal basiseenheden voor de premie,

    voor rubriek 470: het aantal toeslagrechten,

    voor rubriek 499: de hoeveelheid wordt niet vermeld.

    Belastingen, extra heffing (kolom 10)

    Slechts eenmaal invullen, namelijk op een regel waar in kolom 2 code 2 is vermeld.

    Rubriek 401: extra melkheffing die verschuldigd is voor de productie van het boekjaar, zo niet het betaalde bedrag.

    M.   RECHTSTREEKSE BETALINGEN op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (rubrieken 600 tot en met 680 en 700 tot en met 772) (6)

    600.   Areaalbetalingen op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

    Het totaalbedrag van deze areaalbetalingen moet ook in tabel J worden geboekt met de code 600. Het omvat mede de areaalbetalingen voor braaklegging en de steun voor energiegewassen.

    Specificatie van rubriek 600:

    Alleen indien het betrokken geïrrigeerde bouwland in het nationale regioplan apart wordt behandeld, moeten de rubrieken 621 tot en met 638 worden ingevuld. De desbetreffende oppervlakten en bedragen worden dan in de rubrieken 601 tot en met 618 buiten beschouwing gelaten. Voorziet het nationale regioplan niet in een dergelijke aparte behandeling, dan wordt dit geïrrigeerde bouwland meegenomen in de rubrieken 601 tot en met 618.

    601.   Areaalbetalingen voor niet-geïrrigeerde grond

    In kolom 4 (Aantal basiseenheden voor de betalingen): som van de rubrieken 602 tot en met 618 uitgezonderd de rubrieken 608, 614 en 618 in het geval dat dezelfde basiseenheden ook in een andere rubriek van tabel M worden meegerekend. In kolom 5 (Totale steun): som van de rubrieken 602 tot en met 618.

    De onderscheiden subrubrieken moeten worden ingevuld, althans voor zover de lidstaat in zijn regioplan voor elke categorie gewassen een (ten aanzien van de referentieopbrengst, het eenheidsbedrag van de steun, de totale in aanmerking komende oppervlakte) aparte betalingsregeling heeft opgenomen.

    602.   Areaalbetalingen voor granen

    603.   Areaalbetalingen voor oliehoudende zaden

    604.   Areaalbetalingen voor eiwithoudende gewassen

    605.   Areaalbetalingen voor kuilgranen

    606.   Areaalbetalingen voor korrelmaïs

    607.   Areaalbetalingen voor snijmaïs

    608.   Toeslag op de areaalbetalingen voor durumtarwe in de traditionele productiegebieden of specifiek steunbedrag voor durumtarwe als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1782/2003

    609.   Areaalbetalingen voor andere akkerbouwgewassen

    611.   Areaalbetalingen voor kuilgras

    612.   Areaalbetalingen voor vezelvlas

    613.   Areaalbetalingen voor vezelhennep

    614.   Premie voor eiwithoudende gewassen (indien niet begrepen in rubriek 604)

    618.   Specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe (indien niet begrepen in rubriek 608)

    621.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde grond

    In kolom 4 (Aantal basiseenheden voor de betalingen): som van de rubrieken 622 tot en met 638 uitgezonderd de rubrieken 628, 634 en 638 in het geval dat dezelfde basiseenheden ook in een andere rubriek van tabel M worden meegerekend. In kolom 5 (Totale steun): som van de rubrieken 622 tot en met 638.

    De onderscheiden subrubrieken moeten worden ingevuld, althans voor zover de lidstaat in zijn regioplan voor elke categorie gewassen een (ten aanzien van de referentieopbrengst, het eenheidsbedrag van de steun, de totale in aanmerking komende oppervlakte) aparte betalingsregeling heeft opgenomen.

    622.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde granen

    623.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde oliehoudende zaden

    624.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde eiwithoudende gewassen

    625.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde kuilgranen

    626.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde korrelmaïs

    627.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde snijmaïs

    628.   Toeslag op de areaalbetalingen voor durumtarwe in de traditionele productiegebieden of specifiek steunbedrag voor durumtarwe als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1782/2003, toegekend voor geïrrigeerde durumtarwe

    629.   Areaalbetalingen voor andere geïrrigeerde akkerbouwgewassen

    632.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerd vezelvlas

    633.   Areaalbetalingen voor geïrrigeerde vezelhennep

    634.   Voor geïrrigeerde eiwithoudende gewassen toegekende premie voor eiwithoudende gewassen (indien niet begrepen in rubriek 624)

    638.   Voor geïrrigeerde durumtarwe toegekende specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe (indien niet begrepen in rubriek 628)

    650.   Areaalbetalingen voor braaklegging

    655.   Steun voor energiegewassen

    670.   Bedrijfstoeslagregeling zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003

    In kolom 4 (Aantal basiseenheden voor de betalingen): som van de rubrieken 671, 672 en 673. In kolom 5 (Totale steun): som van de rubrieken 671 tot en met 674.

    Het totaalbedrag van de steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling moet ook in tabel J worden geboekt met de code 670.

    Specificatie van rubriek 670

    Rubriek

    Aantal basiseenheden voor de betalingen

    Totale steun

    671

    Betalingen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling met uitzondering van die in de rubrieken 672, 673 en 674; omvat mede de betalingen voor grasland/blijvend grasland en voor braaklegging indien deze niet zijn gedifferentieerd

    Verplicht

    Verplicht

    672

    Betalingen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling voor grasland/blijvend grasland

    Facultatief

    Facultatief

    673

    Betalingen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling voor braaklegging

    Facultatief

    Facultatief

    674

    Op speciale toeslagrechten gebaseerde betalingen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling

    Verplicht

    Verplicht

    680.   Regeling inzake één enkele areaalbetaling zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003

    Het totaalbedrag van de steun op grond van de regeling inzake één enkele areaalbetaling moet ook in tabel J worden geboekt met de code 680.

    700.   Rechtstreekse betalingen voor rundvlees op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003

    Het totaalbedrag van deze rechtstreekse betalingen voor rundvlees moet ook in tabel J worden geboekt met de code 700.

    In de onderstaande tabel zijn rubrieken voor alle soorten rechtstreekse betalingen voor rundvlees op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003 opgenomen.

    Rubriek

    Aantal basiseenheden voor de betalingen

    Totale steun

    700

    Totaal betalingen voor rundvlees

    (som van de rubrieken 710, 720, 730, 740, 750 en 760)

    Verplicht

    710

    Speciale premie

    (som van de rubrieken 711 en 715)

    Verplicht

    Verplicht

    711

    Speciale premie voor stieren

    Verplicht

    Verplicht

    715

    Speciale premie voor ossen

    Verplicht

    Verplicht

    730

    Zoogkoeienpremie

    (som van de rubrieken 731 en 735)

    Verplicht

    731

    Zoogkoeienpremie voor zoogkoeien en vaarzen

    Verplicht

    Verplicht

    735

    Zoogkoeienpremie: aanvullende nationale premie

    Verplicht

    Verplicht

    740

    Slachtpremie

    (som van de rubrieken 741 en 742)

    Verplicht

    741

    Slachtpremie: één tot en met zeven maanden

    Facultatief

    Verplicht

    742

    Slachtpremie: acht maanden en meer

    Verplicht

    Verplicht

    750

    Extensiveringsbedrag

    Verplicht

    Verplicht

    760

    Extra betalingen (nationaal totaalbedrag)

    Verplicht

    770.   Melkpremie, inclusief extra betalingen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1782/2003

    Rubriek

    Aantal basiseenheden voor de betalingen

    Totale steun

    770.

    Melkpremie en extra betalingen (som van de rubrieken 771 en 772)

    Verplicht

    Verplicht

    771.

    Melkpremie

    Facultatief

    Facultatief

    772.

    Extra betalingen

    Facultatief

    Facultatief

    KOLOMMEN IN TABEL M

    Product of groep van producten (kolom 1)

    (kolommen 2 en 3): Ongebruikt.

    Aantal basiseenheden voor de betalingen (kolom 4)

    Voor de rubrieken 600 tot en met 655 en 680 moet de oppervlakte in aren waarvoor de steun wordt toegekend, worden opgegeven. Voor de rubrieken 710 tot en met 750 moet het aantal dieren waarvoor betalingen worden ontvangen, worden vermeld. Voor de rubrieken 670 tot en met 673 moet het in aren uitgedrukte aantal geactiveerde toeslagrechten worden ingevuld. Voor rubriek 674 moet het aantal speciale toeslagrechten worden vermeld. Voor de rubrieken 770, 771 en 772 moet de individuele referentiehoeveelheid (in 100 kg) worden opgegeven.

    Totale steun (kolom 5)

    Totaal aan steun die in het boekjaar is ontvangen of waarop in het boekjaar een recht is ontstaan.

    Referentiehoeveelheid (kolom 6)

    Voor de rubrieken 602 tot en met 613, 622 tot en met 633 en 650 dient te worden aangegeven welke referentieopbrengst (in kg/ha) is gebruikt voor de berekening van de te ontvangen betalingen. Indien dit gegeven niet beschikbaar is in de boekhouding van het bedrijf, kan het verbindingsorgaan het met behulp van de regionale gegevens invullen op basis van de ligging van het bedrijf.

    (kolommen 7 tot en met 10): Ongebruikt.

    N.   SPECIFICATIE VAN DE AAN- EN VERKOPEN VAN DIEREN

    De categorieën van dieren moeten worden aangegeven met gebruikmaking van de codenummers 22 tot en met 50, overeenkomend met de in tabel D gebruikte rubrieken voor dezelfde categorieën van dieren.

    De subtotalen van de aan- en verkopen per diersoort (eenhoevigen, runderen, schapen, geiten, varkens, pluimvee, overige dieren) moeten worden ingevuld in tabel E.

    KOLOMMEN IN TABEL N

    Categorie van dieren (kolom 1)

    Overeenkomend met de in tabel D gebruikte rubrieken.

    (kolommen 2 en 3): Ongebruikt.

    Aantal aangekochte dieren (kolom 4)

    Aangeduid in stuks.

    Bedrag van de aankopen (kolom 5)

    Bedrag van de aankopen van dieren tijdens het boekjaar (inclusief de aankoopkosten). De hiervoor ontvangen premies en subsidies worden niet in mindering gebracht op het bedrag van genoemde aankopen; zij worden vermeld in rubriek 116 (zie instructies betreffende deze rubriek).

    Aantal verkochte dieren (kolom 6)

    Aangeduid in stuks.

    Bedrag van de verkopen (kolom 7)

    Bedrag van de verkopen van dieren tijdens het boekjaar. De hiervoor ontvangen premies en subsidies zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in rubriek 112 (zie instructies betreffende deze rubriek). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen maar vermeld in rubriek 71 (overige directe kosten van de veehouderij).

    (kolommen 8 tot en met 10): Ongebruikt.


    (1)  PB L 205 van 13.7.1982, blz. 5.

    (2)  PB L 220 van 7.8.1985, blz. 1.

    (3)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

    (4)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

    (5)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1.

    (6)  In voorkomend geval kunnen deze codes ook worden gebruikt voor de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Malta, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië.


    BIJLAGE III

    Concordantietabel

    Verordening (EEG) nr. 2237/77

    De onderhavige verordening

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2

    Artikel 2

    Artikel 3

    Artikel 3

    Artikel 4

    Bijlage I

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage II

    Bijlage III

    Bijlage III


    Top