EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0521

Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof Voor de EER relevante tekst

PB L 153 van 12.6.2008, p. 1–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/06/2014; opgeheven door 32014R0559

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/521/oj

12.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/1


VERORDENING (EG) Nr. 521/2008 VAN DE RAAD

van 30 mei 2008

betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 171 en 172,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (1), (hierna „het zevende kaderprogramma” te noemen), voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van publiek-private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven (hierna „JTI’s” te noemen) die kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Deze JTI’s zijn opgericht als gevolg van de werkzaamheden van Europese technologieplatforms (hierna „ETP’s” te noemen), die reeds uit hoofde van het zesde kaderprogramma zijn opgericht, en bestrijken geselecteerde onderzoeksaspecten op hun vakgebied. Zij moeten investeringen van de private sector en Europese publieke financiering, met inbegrip van financiering uit het zevende kaderprogramma, met elkaar combineren.

(2)

Beschikking nr. 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (2) onderstreept de noodzaak van ambitieuze pan-Europese publiek-private partnerschappen voor het versnellen van de ontwikkeling van belangrijke technologieën en grote onderzoeksacties op communautair niveau met inbegrip van met name JTI’s.

(3)

In de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid wordt onderstreept dat in de Gemeenschap gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie tot stand moeten worden gebracht om het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid te bevorderen.

(4)

In de conclusies van maart 2007 heeft de Europese Raad verklaard dat de lidstaten vastbesloten zijn eco-innovatie „met een ambitieuze aanpak te bevorderen door optimale benutting van leidende markten op terreinen als duurzame en veilige koolstofarme technologieën, hernieuwbare energiebronnen en een efficiënt gebruik van energie en hulpbronnen”, en is erkend dat „het onderzoek op energiegebied moet worden versterkt, met name om het concurrentievermogen van duurzame energiebronnen, en vooral de hernieuwbare, en koolstofarme technologieën op te voeren en de verdere ontwikkeling van technologieën op het gebied van energie-efficiëntie te bevorderen”.

(5)

In zijn conclusies van 3 maart 2003, 22 september 2003 en 24 september 2004 heeft de Raad erop gewezen dat het van belang is de acties ingevolge het 3 %-Actieplan voor onderzoek en het innovatiebeleid verder te ontwikkelen, met inbegrip van nieuwe initiatieven om de samenwerking tussen de industrie en de publieke sector bij de financiering van onderzoek te intensiveren en de transnationale publiek-private banden te versterken.

(6)

In november 2003 heeft de Europese Raad een Europees groei-initiatief aangenomen. Dit initiatief in het kader van het snelstartprogramma omvat een projectgebied „Waterstofeconomie” waarvoor tussen 2004 en 2015 een totaalbedrag van 2 800 miljoen euro wordt uitgetrokken en een mogelijke financiering uit de kaderprogramma’s op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (OTD) en de structuurfondsen wordt voorzien.

(7)

In mei 2003 heeft een Groep op hoog niveau waterstof en brandstofcellen een visierapport gepresenteerd, „Waterstofenergie en brandstofcellen — een visie op onze toekomst”, waarin onder meer wordt aanbevolen een partnerschap voor brandstofcel- en waterstoftechnologie op te richten, het OTD-budget substantieel te verhogen, alsmede een demonstratie- en proefprogramma op te zetten om de validering van technologieën uit te breiden tot het terrein van de marktontwikkeling.

(8)

In december 2003 heeft de Commissie de oprichting gefaciliteerd van het Europees Technologieplatform voor waterstof en brandstofcellen (hierna het „EHFC TP” te noemen), waarin alle geïnteresseerde belanghebbenden worden samengebracht in een gezamenlijke inspanning om de visie van de Groep op hoog niveau nader te realiseren. In maart 2005 heeft het genoemde technologieplatform een strategische onderzoeksagenda en toepassingsstrategie aangenomen om de ontwikkeling en het op de markt brengen van brandstofcel- en waterstoftechnologieën in de Gemeenschap te versnellen.

(9)

De technologische uitdaging met betrekking tot brandstofcellen en waterstof is zeer complex en omvangrijk, en de technische deskundigheid is zeer sterk versnipperd. Deze uitdaging dient dan ook, om kritische massa in termen van werkingsschaal, excellentie en innovatiepotentieel te creëren, gericht en coherent op EU-niveau te worden aangegaan. In die optiek en gezien de potentiële bijdrage die dit voor het Gemeenschapsbeleid kan leveren, met name op de gebieden energie, milieu, vervoer, duurzame ontwikkeling en economische groei, ligt de JTI-aanpak in deze sector voor de hand.

(10)

Doel van het JTI „brandstofcellen en waterstof” is in Europa een programma van OTD-activiteiten op het gebied van brandstofcellen en waterstof uit te voeren. Het EHFC TP vormt de basis voor deze activiteiten, die moeten worden uitgevoerd in samenwerking met en met deelneming van belanghebbenden uit de industrie, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), onderzoekscentra, universiteiten en regio’s.

(11)

Op een aantal gebieden zijn belangrijke doorbraken nodig om een doeltreffende inzet van technologie op het gebied van brandstofcellen en waterstof mogelijk te maken. Er moet passende nadruk worden gelegd op langetermijnonderzoek, rekening houdend met het advies van de adviesorganen van de gemeenschappelijke onderneming FCH „brandstofcellen en waterstof” (hierna de „gemeenschappelijke onderneming FCH” te noemen).

(12)

Rekening houdend met het feit dat bij het publiek-privaat partnerschap belangrijke belanghebbenden betrokken zijn, en met het langetermijnkarakter van de activiteiten ervan, met de sociaaleconomische voordelen die zulks voor de Europese burgers oplevert, de pooling van door de Commissie en de industrie toegekende financiële middelen en medefinanciering op het gebied van OTD-activiteiten inzake brandstofcellen en waterstof, de vereiste hoogwetenschappelijke en -technische expertise en de inbreng van industriële eigendomsrechten, is het van vitaal belang een gemeenschappelijke onderneming „brandstofcellen en waterstof” (hierna de „gemeenschappelijke onderneming FCH” te noemen) op te richten op grond van artikel 171 van het Verdrag. Deze juridische entiteit moet het gecoördineerde gebruik en efficiënte beheer waarborgen van de middelen die aan het JTI „brandstofcellen en waterstof” worden toegewezen. De gemeenschappelijke onderneming FCH moet worden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2017, om ervoor te zorgen dat onderzoeksactiviteiten die tijdens het zevende kaderprogramma (2007-2013) zijn begonnen, maar niet zijn voltooid, adequaat worden beheerd.

(13)

De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH moeten worden nagestreefd door middelen van de publieke en private sector ter ondersteuning van OTD-activiteiten te poolen, zodat de algemene efficiëntie van de Europese onderzoeksinspanningen vergroot en de ontwikkeling en de toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën versnelt. Daartoe moet de gemeenschappelijke onderneming FCH vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor projecten kunnen organiseren voor het uitvoeren van de OTD-activiteiten. Onderzoeksactiviteiten moeten de fundamentele ethische beginselen respecteren die binnen het zevende kaderprogramma van toepassing zijn.

(14)

De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming FCH moeten zijn: de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en de Europese Industriegroepering gezamenlijk technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof (hierna „industriegroepering” te noemen), die de belangen van de industrie vertegenwoordigt en openstaat voor private bedrijven. Een onderzoeksgroepering kan lid worden van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

(15)

De bedrijfskosten van de gemeenschappelijk onderneming FCH moeten van meet af aan in gelijke mate contant gedekt worden door de Gemeenschap en de industriegroepering. Indien de onderzoeksgroepering wordt opgericht, moet ook deze bijdragen aan de bedrijfskosten.

(16)

De exploitatiekosten moeten gefinancierd worden door de Gemeenschap, de industrie en andere publieke en private juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen. In overeenstemming met bijlage III bij Beschikking 2006/971/EG, kunnen andere financieringsbronnen worden benut, onder meer van de Europese Investeringsbank (EIB), met name via de financieringsfaciliteit met risicodeling die samen met de EIB en de Commissie is ontwikkeld.

(17)

Overeenkomstig het zevende kaderprogramma en Beschikking 2006/975/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma dat door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek door middel van eigen acties moet worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (3) zal het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) waar dat relevant is aan gezamenlijke technologie-initiatieven deelnemen. Het GCO heeft specifieke expertise op de gebieden brandstofcellen en waterstof; daarom is het passend te verduidelijken dat een eventuele bijdrage van het GCO aan gezamenlijke technologie-initiatieven niet geacht wordt deel uit te maken van de communautaire bijdrage waarin voorzien wordt bij rechtsinstrumenten tot instelling van de gezamenlijke technologie-initiatieven.

(18)

De gemeenschappelijke onderneming FCH moet een door de Gemeenschap opgericht orgaan zijn; kwijting voor de uitvoering van haar begroting moet worden verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad. Er moet echter rekening worden gehouden met de specificiteit die voortvloeit uit de aard van het JTI als publiek-privaat partnerschap en met name uit de bijdrage van de private sector in de begroting.

(19)

De gemeenschappelijke onderneming FCH moet, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) en behoudens voorafgaande toestemming van de Commissie, een specifiek financieel reglement vaststellen, dat rekening houdt met de specifieke vereisten van de werking van de gemeenschappelijke onderneming die met name voortkomen uit de noodzaak om communautaire en private financiering ter ondersteuning van OTD-activiteiten op efficiënte en tijdige wijze met elkaar te combineren. Om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH en de deelnemers aan de acties onder contract van het zevende kaderprogramma op geharmoniseerde wijze worden behandeld, is het passend dat belasting over de toegevoegde waarde niet in aanmerking komt voor financiering door de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (5).

(20)

De regels voor de organisatie en werking van de gemeenschappelijke onderneming FCH moeten als onderdeel van deze verordening in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming worden vastgelegd.

(21)

Het beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten van de Gemeenschappelijk Onderneming FCH moet voorzien in rechteneigendom voor de deelnemers aan de projecten als eigenaars van het door middel van het gezamenlijk technologie-initiatief FCH gecreëerde industriële eigendom, en moet de passende exploitatie ervan mogelijk maken.

(22)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen in te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (6), Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (7) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (8).

(23)

Als orgaan met rechtspersoonlijkheid moet de gemeenschappelijke onderneming FCH verantwoordelijk zijn voor haar handelingen. In voorkomende gevallen is het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd voor de beslechting van geschillen die rijzen bij de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

(24)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming FCH, wegens het transnationale karakter en de omvang van de geconstateerde uitdagingen op het onderzoeksgebied, die de pooling vereist van complementaire kennis en financiële bronnen over de sectoren en grenzen heen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en daardoor beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting

1.   Voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief (hierna „JTI” te noemen) „brandstofcellen en waterstof” wordt voor een periode tot en met 31 december 2017 een gemeenschappelijke onderneming opgericht (hierna „gemeenschappelijke onderneming FCH” te noemen) in de zin van artikel 171 van het Verdrag opgericht.

2.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming FCH bevindt zich in Brussel, België.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma en met name van de thema’s „Energie”, „Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën”, „Milieu (met inbegrip van klimaatverandering)” en „Vervoer (met inbegrip van luchtvaart)” van het specifiek programma „Samenwerking”.

2.   Zij is met name belast met:

a)

de opdracht om Europa wereldwijd een voortrekkersrol te laten spelen op het gebied van brandstofcel- en waterstoftechnologieën en de marktdoorbraak van deze technologieën mogelijk te maken, waarbij men commerciële marktkrachten de substantiële potentiële publieke voordelen laat aansturen;

b)

de gecoördineerde ondersteuning van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (OTD) in de lidstaten en met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen (hierna „geassocieerde landen” te noemen) om markttekortkomingen te ondervangen; zij richt zich op de ontwikkeling van markttoepassingen en vergemakkelijkt daardoor extra inspanningen van de industrie voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën;

c)

de ondersteuning van de uitvoering van de OTD-prioriteiten van het JTI „brandstofcellen en waterstof”, met name door het toekennen van subsidies na vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

d)

de stimulering van verhoogde publieke en private onderzoeksinvesteringen in brandstofcel- en waterstoftechnologieën in de lidstaten en geassocieerde landen.

Artikel 3

Rechtsvorm

De gemeenschappelijke onderneming FCH is een communautair orgaan en heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten van de Europese Gemeenschap bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 4

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming FCH die in de bijlage opgenomen zijn, maken integrerend deel uit van deze verordening en worden hierbij aangenomen.

Artikel 5

Communautaire bijdrage

1.   De maximale communautaire bijdrage aan de bedrijfskosten en de exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming FCH bedraagt 470 miljoen euro. De bijdrage is afkomstig van de kredieten die in de algemene begroting van de Europese Unie zijn toegewezen aan de thema’s „Energie”, „Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën”, „Milieu (met inbegrip van klimaatverandering)” en „Vervoer (met inbegrip van luchtvaart)” van het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma, conform artikel 54, lid 2, onder b, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

2.   De regeling voor de communautaire financiële bijdrage wordt vastgesteld bij algemene financiële overeenkomst en jaarlijkse financiële overeenkomsten die moeten worden gesloten tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de gemeenschappelijke onderneming FCH.

3.   De communautaire bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming FCH die wordt gebruikt voor de financiering van projecten wordt toegekend op basis van open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en een evaluatie met hulp van onafhankelijke deskundigen.

4.   Eventuele financiële bijdragen of bijdragen in natura van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum aan de gemeenschappelijke onderneming FCH worden niet geacht deel uit te maken van de in lid 1 bedoelde communautaire bijdrage.

Artikel 6

Financieel reglement

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH neemt een specifiek financieel reglement aan, overeenkomstig artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002. Dit reglement kan van de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9) afwijken voor zover de specifieke vereisten van de werking van de gemeenschappelijke onderneming FCH dat noodzakelijk maken en na voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De gemeenschappelijke onderneming FCH krijgt een eigen intern controleorgaan.

Artikel 7

Personeel

1.   Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, gelden voor het personeel van de gemeenschappelijke onderneming FCH en de uitvoerend directeur ervan.

2.   Onverminderd lid 3 en artikel 6, lid 3, van het statuut, oefent de gemeenschappelijke onderneming FCH, wat haar personeel betreft, de bevoegdheden uit die haar door het tot aanstelling bevoegde gezag zijn verleend op grond van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en op grond van de bevoegdheid contracten te sluiten overeenkomstig de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

3.   De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast, bedoeld in artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

4.   De personeelsmiddelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming FCH die in haar jaarlijkse begroting wordt opgenomen.

5.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming FCH bestaat uit tijdelijke en contractuele functionarissen die zijn aangesteld voor een bepaalde termijn die slechts één keer met een bepaalde termijn kan worden verlengd. De totale aanstellingsperiode bedraagt maximaal zeven jaar en duurt in geen geval langer dan de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming FCH en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming FCH wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op de overeenkomst of het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming FCH, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van zijn taken is veroorzaakt.

3.   Alle betalingen door de gemeenschappelijke onderneming FCH in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming FCH en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijk Onderneming FCH.

4.   Alleen de gemeenschappelijke onderneming FCH kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie en toepasselijke wetgeving

1.   Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)

in elk geschil tussen de leden dat verband houdt met de inhoud van deze verordening en de in artikel 4 bedoelde statuten;

b)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming FCH gesloten overeenkomsten en contracten;

c)

in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 230 en 232 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming FCH, alsmede tegen besluiten van haar organen;

d)

in geschillen over vergoeding van schade die door het personeel van de gemeenschappelijke onderneming FCH veroorzaakt wordt bij de uitoefening van zijn taken.

2.   Op alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere besluiten van het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, is het recht van toepassing van de staat waar zich de zetel van de gemeenschappelijke onderneming FCH bevindt.

Artikel 11

Rapportage, evaluatie en decharge

1.   De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming FCH heeft gemaakt. Dit verslag bevat nadere gegevens over de uitvoering, waaronder het aantal ingediende voorstellen, het aantal voor financiering geselecteerde voorstellen, het type deelnemers, waaronder kmo’s, en landenstatistieken.

2.   Uiterlijk 30 mei 2011, maar in ieder geval niet later dan 30 juni 2011, alsmede uiterlijk op 31 december 2013, voert de Commissie, met de hulp van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie uit van de gemeenschappelijke onderneming FCH, op basis van een taakomschrijving die na raadpleging van de gemeenschappelijke onderneming is opgesteld. Deze evaluatie heeft betrekking op de kwaliteit en efficiëntie van de gemeenschappelijke onderneming FCH en de voortgang in het realiseren van de doelstellingen. De Commissie deelt het Europees Parlement en de Raad haar conclusies ter zake mee, vergezelt die van haar opmerkingen en zo nodig van voorstellen tot wijziging van deze verordening, en brengt het Europees Parlement en de Raad van een eventuele vroegtijdige beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming op de hoogte.

3.   Uiterlijk zes maanden na de beëindiging van de gemeenschappelijke onderneming maakt de Commissie met de hulp van onafhankelijke deskundigen een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming FCH. De resultaten van de eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.

4.   Kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming FCH wordt door het Europees Parlement verleend op aanbeveling van de Raad, overeenkomstig een procedure waarin het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming voorziet.

Artikel 12

Bescherming van de financiële belangen van de leden en fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH waakt er, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, over dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

2.   In geval van onregelmatigheden door de gemeenschappelijke onderneming FCH of haar personeel behouden de leden van de gemeenschappelijke onderneming FCH zich het recht voor ten onrechte uitgegeven bedragen in te vorderen, onder meer door latere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming te verlagen of op te schorten.

3.   Ten aanzien van de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van toepassing.

4.   De gemeenschappelijke onderneming FCH voert ter plaatse controles en financiële verificaties uit bij diegenen die openbare middelen uit de gemeenschappelijke onderneming ontvangen.

5.   De Commissie en/of de Europese Rekenkamer kunnen zo nodig controles ter plaatse uitvoeren bij de ontvangers van financiële middelen van de gemeenschappelijke onderneming FCH, alsook bij de personen die verantwoordelijk zijn voor de toekenning van deze middelen. Daartoe ziet de gemeenschappelijke onderneming FCH erop toe dat subsidieovereenkomsten en contracten voorzien in het recht van de Commissie en/of de Rekenkamer om namens de gemeenschappelijke onderneming de nodige controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en evenredige sancties op te leggen.

6.   Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (10) opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) krijgt dezelfde bevoegdheden voor de gemeenschappelijke onderneming FCH en het personeel daarvan als het heeft voor de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming FCH is opgericht, treedt die toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF (11). De gemeenschappelijke onderneming FCH neemt de nodige maatregelen om interne onderzoeken door het OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 13

Geheimhouding

Onverminderd artikel 14 beschermt de gemeenschappelijke onderneming FCH gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming zou kunnen schaden.

Artikel 14

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (12) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

2.   De gemeenschappelijke onderneming FCH stelt uiterlijk 15 december 2008 de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend of een beroep bij het Hof van Justitie worden ingesteld, op grond van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

Artikel 15

Intellectuele eigendom

De gemeenschappelijke onderneming FCH neemt, op basis van de beginselen van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (hierna de „regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma” te noemen), de in artikel 25 van de statuten bedoelde afzonderlijke regels voor de bescherming, het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten aan, waarbij, voor zover nodig, verzekerd wordt dat bij OTD-activiteiten op grond van deze verordening gegenereerde intellectuele eigendom beschermd wordt, en onderzoeksresultaten gebruikt en verspreid worden.

Artikel 16

Voorbereidende activiteiten

1.   De Commissie is verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële werking van de gemeenschappelijke onderneming FCH, totdat deze voldoende operationele capaciteit heeft om haar begroting zelf uit te voeren. Overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving voert de Commissie alle nodige maatregelen uit in samenwerking met de leden en met inschakeling van de bevoegde organen.

2.   Te dien einde mag de Commissie, totdat de uitvoerend directeur na zijn benoeming door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de statuten zijn taken opneemt, een beperkt aantal van haar ambtenaren tijdelijk ter beschikking stellen, waaronder één voor de functie van uitvoerend directeur.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming FCH goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten, inclusief personeelscontracten, sluiten wanneer de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming is aangenomen. De ordonnateur van de Commissie kan alle betalingen binnen de kredieten van de algemene begroting van de gemeenschappelijke onderneming goedkeuren.

Artikel 17

Ondersteuning door het gastland

Tussen de gemeenschappelijke onderneming FCH en België wordt een gastheerschapsovereenkomst gesloten betreffende kantooraccommodatie, voorrechten en immuniteiten en andere door België aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen ondersteuning.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VIZJAK


(1)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86; gerectificeerd in PB L 54 van 22.2.2007, blz. 30.

(3)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 369; gerectificeerd in PB L 54 van 22.2.2007, blz. 126.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).

(5)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.

(6)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1233/2007 van de Commissie (PB L 279 van 23.10.2007, blz. 10).

(7)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(8)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(9)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(10)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(11)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(12)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING BRANDSTOFCELLEN EN WATERSTOF

Artikel 1

Hoofdtaken en -werkzaamheden

De gemeenschappelijke onderneming FCH heeft onderstaande hoofdtaken en -werkzaamheden:

a)

zorgen voor de oprichting en het efficiënte beheer van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof;

b)

tot stand brengen van de kritieke massa aan onderzoeksinspanningen, om vertrouwen te geven aan de industrie, publieke en private investeerders, besluitvormers en andere belanghebbenden, teneinde een programma op lange termijn aan te vatten;

c)

als hefboom werken voor nieuwe industriële, nationale en regionale investeringen op het gebied van OTD;

d)

integreren van OTD, centraal stellen van het realiseren van duurzaamheids- en industriële concurrentiedoelstellingen betreffende kosten, prestatie en duurzaamheid op lange termijn en ondervangen van kritieke technische problemen;

e)

stimuleren van innovatie en van het ontstaan van nieuwe waardeketens, onder meer bij kmo’s;

f)

faciliteren van de interactie tussen industrie, universiteiten en onderzoekscentra, ook op het gebied van fundamenteel onderzoek;

g)

overeenkomstig de doelstellingen van het zevende kaderprogramma de betrokkenheid van de kmo’s bij haar activiteiten bevorderen;

h)

stimuleren van de deelname van instellingen van alle lidstaten en geassocieerde landen;

i)

uitvoeren van breed opgezet sociaaltechnisch-economisch onderzoek voor het beoordelen en monitoren van technologische vooruitgang en niet-technische hinderpalen voor markttoegang;

j)

uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de ontwikkeling van nieuwe voorschriften en normen en met het oog op de evaluatie van bestaande voorschriften en normen om kunstmatige hindernissen voor markttoegang uit de weg te ruimen en de onderlinge uitwisselbaarheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdende waterstofhandel en uitvoermarkten te ondersteunen terwijl ook een veilige werking wordt verzekerd en innovatie niet wordt belemmerd;

k)

verrichten van activiteiten op het gebied van communicatie en verspreiding, en verstrekken van betrouwbare informatie voor het verbeteren van de publieksvoorlichting en het creëren van publieke acceptatie betreffende de veiligheid van waterstof en de voordelen van de nieuwe technologieën voor het milieu, de voorzieningszekerheid, energiekosten en werkgelegenheid;

l)

opzetten en uitvoeren van een meerjarig uitvoeringsplan;

m)

vastleggen van de communautaire financiering en mobiliseren van de middelen van de private sector en andere middelen van de publieke sector die nodig zijn voor de uitvoering van haar OTD-activiteiten;

n)

verzekeren van de deugdelijke uitvoering van de OTD-activiteiten en het deugdelijk financieel beheer van de middelen;

o)

communiceren en verspreiden van informatie over de projecten, waaronder de naam van de deelnemers, de resultaten van de OTD-activiteiten en de hoogte van de financiële bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

p)

de juridische entiteiten die een subsidieovereenkomst met de gemeenschappelijke onderneming FCH hebben gesloten, op de hoogte brengen van de leenfaciliteiten van de Europese Investeringsbank, met name de in het kader van het zevende kaderprogramma opgezette financieringsfaciliteit met risicodeling;

q)

waarborgen van een hoog niveau van transparantie en eerlijke concurrentie onder gelijke toegangsvoorwaarden voor alle gegadigden voor deelname aan de OTD-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH, ongeacht of deze al dan niet lid zijn van de onderzoeksgroepering of de industriegroepering, (met name kmo’s);

r)

volgen van de internationale ontwikkelingen op dit gebied en aangaan, waar passend, van internationale samenwerking;

s)

nauwe samenwerking tot stand brengen en zorg dragen voor de coördinatie met het kaderprogramma voor onderzoek en met andere activiteiten, instanties en belanghebbenden op Europees, nationaal en internationaal niveau;

t)

bewaken van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

u)

uitvoeren van alle andere activiteiten die nodig zijn om de in artikel 2 van deze verordening genoemde doelstellingen te bereiken.

Artikel 2

Leden

1.   De oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming FCH (hierna de „oprichtende leden” te noemen) zijn:

a)

de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en

b)

na aanvaarding van de statuten, de Europese Industriegroepering gezamenlijk technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof (ivzw) (hierna de „industriegroepering” te noemen), een non-profitorganisatie naar Belgisch recht (registratienummer: 890025478, met permanent kantoor in Brussel, België) die ten doel heeft bij te dragen tot het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

2.   De industriegroepering:

zorgt ervoor dat haar bijdrage in de middelen van de gemeenschappelijke onderneming FCH overeenkomstig artikel 12 van deze statuten vooraf als een bijdrage in contanten wordt verstrekt ter dekking van 50 % van de bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming en vóór de start van elk begrotingsjaar naar de begroting van de gemeenschappelijke onderneming wordt overgeboekt;

zorgt ervoor dat de bijdrage van de industrie aan het voltooien van door de gemeenschappelijke onderneming FCH gefinancierde OTD-activiteiten minstens even groot is als de communautaire bijdrage;

staat open voor lidmaatschap, onder billijke voorwaarden, van elke private juridische entiteit (met inbegrip van kmo’s) die opgericht is overeenkomstig het recht van een lidstaat of geassocieerd land en haar statutaire zetel, centraal beheer of hoofdvestiging binnen het bovenbedoelde gebied heeft, mits zij in Europa actief is op het gebied van brandstofcellen en waterstof en zich tot doel stelt bij te dragen aan de realisering van de doelstellingen en aan de middelen van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

3.   Een onderzoeksgroepering kan lid worden na de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming FCH, mits zij de onderhavige statuten heeft aanvaard.

De onderzoeksgroepering:

staat open voor lidmaatschap, onder billijke voorwaarden, van onderzoeksorganisaties met inbegrip van universiteiten en onderzoekscentra gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land en met uitsluiting van onderzoeksorganisaties die de belangen van de industrie vertegenwoordigen of door een onderneming zijn opgericht met als enige doel voor deze onderneming onderzoek uit te voeren;

is een non-profitorganisatie die tot doel heeft bij te dragen tot het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

is rechtsgeldig opgericht naar Belgisch recht en opereert in het kader van haar geregistreerde statuten, die naar behoren zijn aangenomen ten behoeve van het JTI;

zorgt ervoor dat haar bijdrage aan de middelen van de gemeenschappelijke onderneming FCH vooraf als een bijdrage in contanten wordt verstrekt ter dekking van eentwaalfde van de bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming en voor de start van elk begrotingsjaar naar de begroting van de gemeenschappelijke onderneming wordt overgeboekt.

Artikel 3

Toetreding en wijziging van het lidmaatschap

1.   Aanvragen van de onderzoeksgroepering voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming FCH worden ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorgelegd.

2.   Wanneer de raad van bestuur besluiten neemt over de toetreding van de onderzoeksgroepering, houdt hij rekening met de relevantie en potentiële meerwaarde van de onderzoeksgroepering voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH. De Commissie verstrekt de Raad tijdig informatie over de beoordeling en, in voorkomend geval, over het besluit van de raad van bestuur.

3.   Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming FCH kan niet worden overgedragen op een derde partij, tenzij de raad van bestuur hier vooraf mee heeft ingestemd.

4.   Een oprichtend lid kan zijn lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming FCH beëindigen. De gemeenschappelijke onderneming FCH wordt vervolgens ontbonden overeenkomstig artikel 27.

5.   De onderzoeksgroepering kan haar lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming FCH beëindigen. De beëindiging wordt effectief en onherroepelijk zes maanden na kennisgeving aan de oprichtende leden waarna aan het uittredende lid kwijting wordt verleend voor alle andere verplichtingen dan die welke door de gemeenschappelijke onderneming FCH vóór de beëindiging van het lidmaatschap zijn goedgekeurd.

6.   De oprichtende leden en de onderzoeksgroepering, indien deze lid is geworden, worden hierna „leden” genoemd.

Artikel 4

Organen

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming FCH zijn:

a)

de raad van bestuur;

b)

de uitvoerend directeur;

c)

het wetenschappelijk comité.

2.   Indien een bepaalde taak niet aan een van de organen is toegewezen, is de raad van bestuur het bevoegde orgaan.

3.   De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten en de algemene vergadering van belanghebbenden fungeren als externe adviesorganen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 5

Raad van bestuur

1.   Samenstelling en besluitvormingsproces

a)

De raad van bestuur bestaat uit zes vertegenwoordigers van de industriegroepering en zes vertegenwoordigers van de Commissie.

b)

De Commissie draagt, ingeval de onderzoeksgroepering wordt opgericht, één zetel aan de vertegenwoordiger daarvan over.

c)

Elke zetel in de raad van bestuur geeft recht op één stem. De stem van de Commissie is ondeelbaar. De leden stellen alles in het werk om een consensus te bereiken. Wanneer er geen consensus is, neemt de raad van bestuur zijn besluiten met een drievierde meerderheid.

d)

Ten minste één van de door de industriegroepering aangestelde vertegenwoordigers vertegenwoordigt de kmo’s.

e)

De raad van bestuur kiest zijn voorzitter. De voorzitter wordt verkozen voor twee jaar.

f)

De voorzitter roept de algemene vergadering van belanghebbenden bijeen.

g)

De uitvoerend directeur is de secretaris van de raad van bestuur. De uitvoerend directeur neemt deel aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

h)

De vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

i)

De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast, overeenkomstig lid 3.

2.   Rol en taken

De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming FCH en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten.

De raad van bestuur is met name bevoegd voor:

a)

de evaluatie van aanvragen voor lidmaatschap en het vaststellen van wijzigingen in het lidmaatschap overeenkomstig artikel 3;

b)

het besluit over de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming FCH van elk lid dat zijn verplichtingen niet nakomt;

c)

de goedkeuring van het jaarlijks en het meerjarig uitvoeringsplan en de overeenkomstige uitgavenramingen, op voorstel van de uitvoerend directeur en na raadpleging van de groep vertegenwoordigers van de FCH-staten en het wetenschappelijk comité;

d)

de goedkeuring van de jaarlijkse begroting, met inbegrip van de personeelsformatie;

e)

de goedkeuring van het jaarlijkse activiteitenverslag, met inbegrip van de overeenkomstige uitgaven;

f)

de goedkeuring van de jaarrekening en de balans;

g)

het regelen van de oprichting van een interne controleorgaan bij de gemeenschappelijke onderneming FCH;

h)

de aanneming van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming FCH overeenkomstig artikel 6 van deze verordening;

i)

de goedkeuring van initiatieven tot wijziging van de onderhavige statuten, overeenkomstig artikel 26 daarvan;

j)

het aanstellen, ontslaan of vervangen van de uitvoerend directeur, het geven van richtsnoeren voor de uitvoerend directeur en het toezicht op de prestaties van de uitvoerend directeur;

k)

de goedkeuring van de organisatiestructuur van het programmabureau, op voorstel van de uitvoerend directeur;

l)

de goedkeuring van de methode voor het beoordelen van de bijdragen in natura, overeenkomstig de in artikel 12 van deze statuten bedoelde beginselen;

m)

de goedkeuring van de richtsnoeren over evaluatie en selectie van projectvoorstellen, op voorstel van de uitvoerend directeur;

n)

de goedkeuring van de lijst van voor financiering geselecteerde projectvoorstellen;

o)

de goedkeuring van de modelsubsidieovereenkomst;

p)

de goedkeuring van de contracten voor diensten en leveringen;

q)

de goedkeuring van de jaarlijkse onafhankelijke beoordeling van het niveau van de bijdrage in natura voordat die bij de Commissie wordt ingediend;

r)

het toewijzen van alle taken die niet specifiek aan een van de organen van de gemeenschappelijke onderneming FCH zijn toegewezen;

s)

de goedkeuring van de procedures van de gemeenschappelijke onderneming FCH, met inbegrip van het beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten overeenkomstig artikel 25 van deze statuten;

t)

het treffen van praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als bedoeld in artikel 14 van deze verordening.

u)

de goedkeuring van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

v)

het toezicht op het geheel van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

3.   Reglement van orde

a)

De raad van bestuur komt tweemaal per jaar bijeen in gewone vergadering. Hij kan op verzoek van de Commissie of een meerderheid van de vertegenwoordigers van de industriegroepering of op verzoek van de voorzitter een buitengewone vergadering houden. De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming FCH. De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen.

b)

De voorzitter van de groep vertegenwoordigers van de FCH-staten kan de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bijwonen.

c)

De raad van bestuur kan per geval waarnemers zonder stemrecht uitnodigen, met name vertegenwoordigers van de regio’s en van toezichthouders.

Artikel 6

Uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming FCH overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur. In die context verstrekt hij regelmatig informatie en antwoordt hij op specifieke ad-hocverzoeken om informatie van de raad van bestuur en het wetenschappelijk comité.

2.   De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming FCH. Hij voert zijn taken onafhankelijk uit en is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

3.   De uitvoerend directeur oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 7, lid 2, van deze verordening vermelde bevoegdheden uit.

4.   De raad van bestuur wijst de uitvoerend directeur aan voor een periode van 3 jaar, na een in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere tijdschriften of op internetsites gepubliceerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Na een evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur kan de raad van bestuur diens mandaat eenmalig voor een duur van maximaal vier jaar verlengen.

5.   De uitvoerend directeur is met name belast met:

a)

het voorleggen aan de raad van bestuur van het jaarlijks en het meerjarig uitvoeringsplan en de overeenkomstige uitgavenramingen;

b)

het voorleggen aan de raad van bestuur van het jaarlijkse begrotingsvoorstel, met inbegrip van de personeelsformatie;

c)

het voorleggen aan de raad van bestuur van het jaarlijkse activiteitenverslag, met inbegrip van de overeenkomstige uitgaven;

d)

het voorleggen aan de raad van bestuur van de jaarrekening en de balans;

e)

het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van de regelingen en richtsnoeren voor evaluatie en selectie van projectvoorstellen, met inbegrip van procedures voor de verspreiding van onderzoeksresultaten;

f)

het toezien op het beheer van de uitnodigingen tot het indienen van projectvoorstellen;

g)

het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van de lijst van voor financiering geselecteerde projectvoorstellen;

h)

het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van de lijst van te sluiten subsidieovereenkomsten;

i)

het goedkeuren en ondertekenen van de individuele subsidieovereenkomsten die worden opgesteld overeenkomstig de modelsubsidieovereenkomst. Subsidieovereenkomsten met bepalingen die niet volledig overeenstemmen met de modelsubsidieovereenkomst worden ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorgelegd;

j)

het ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen van de te sluiten contracten voor diensten en leveringen;

k)

het voorleggen aan de raad van bestuur van zijn voorstellen betreffende de organisatiestructuur van het programmabureau en het organiseren, leiden en superviseren van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

l)

het organiseren van vergaderingen van de raad van bestuur;

m)

het verzorgen van het secretariaat voor de algemene vergadering van belanghebbenden;

n)

het al naar het geval als waarnemer bijwonen van de vergaderingen van het wetenschappelijk comité;

o)

het zo nodig oprichten van ad-hocdeskundigengroepen overeenkomstig een besluit van de raad van bestuur, om advies bij deskundigen in te winnen;

p)

het toezien op publieke en private financiering en de verantwoordelijkheid om aan de raad van bestuur alle correctieve maatregelen voor te stellen die nodig zijn om het vereiste evenwicht te handhaven;

q)

het beoordelen van het niveau van de bijdragen in natura volgens de in artikel 12 van deze statuten bedoelde beginselen (de eerste aan het einde van het tweede begrotingsjaar na de start van de gemeenschappelijke onderneming FCH), en de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring door de raad van bestuur van de beoordelingsresultaten en de indiening ervan bij de Commissie binnen vier maanden na het einde van elk begrotingsjaar;

r)

het leveren aan de raad van bestuur van alle andere informatie waarom kan worden gevraagd;

s)

het leveren aan de Commissie van alle informatie en diensten die nodig zijn voor de tussentijdse en eindevaluatie;

t)

de verantwoordelijkheid voor risicobeoordeling en risicobeheer;

u)

het voorstellen aan de raad van bestuur van alle verzekeringen die de gemeenschappelijke onderneming FCH mogelijkerwijs moet sluiten om aan haar verplichtingen te voldoen;

v)

de verantwoordelijkheid voor het opstellen van, onderhandelen over en sluiten van subsidieovereenkomsten voor de uitvoering van de OTD-activiteiten, en contracten voor diensten en leveringen die nodig zijn voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

w)

de verantwoordelijkheid voor de nodige voorbereidende werkzaamheden met het oog op de jaarlijkse kwijting van het Europees Parlement.

Artikel 7

Programmabureau

1.   Het programmabureau voert, onder verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur, alle taken van de gemeenschappelijke onderneming FCH uit.

2.   Het programmabureau is met name belast met het:

a)

beheren van het laten uitgaan van de uitnodigingen tot het indienen van projectvoorstellen overeenkomstig het jaarlijks uitvoeringsplan, de evaluatie — met de hulp van onafhankelijke deskundigen — en selectie van de projectvoorstellen, het onderhandelen over de geselecteerde projectvoorstellen en de follow-up en het beheer van de subsidieovereenkomsten, met inbegrip van de coördinatie ervan;

b)

invoeren en beheren van een adequaat boekhoudsysteem voor de berekening van de feitelijke private en publieke bijdragen tot de projecten;

c)

leveren aan de raad van bestuur en alle andere hulporganen van relevante documentatie en logistieke ondersteuning;

d)

opstellen van het meerjarig uitvoeringsplan en de overeenkomstige uitgavenramingen;

e)

opstellen van het jaarlijkse begrotingsvoorstel, met inbegrip van de personeelsformatie;

f)

opstellen van het jaarlijkse activiteitenverslag, met inbegrip van de overeenkomstige uitgaven;

f)

opstellen van de jaarrekening en de balans;

h)

opstellen van alle documenten die nodig zijn voor de tussentijdse en eindevaluatie;

i)

beheren van aanbestedingen voor goederen en diensten overeenkomstig het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

j)

uitvoeren van alle andere taken die de raad van bestuur aan het programmabureau heeft toevertrouwd of gedelegeerd.

Artikel 8

Wetenschappelijk comité

1.   Het wetenschappelijk comité is een adviesorgaan van de raad van bestuur. Het wetenschappelijk comité voert zijn activiteiten uit met steun van het programmabureau.

2.   Het wetenschappelijk comité bestaat uit maximaal negen leden.

3.   Bij de ledensamenstelling wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van expertise van wereldklasse uit de academische wereld, de industrie en toezichthouders. Gezamenlijk beschikken de leden van het wetenschappelijk comité voor het volledige technische domein over de nodige wetenschappelijke competentie en expertise om met betrekking tot de gemeenschappelijke onderneming FCH strategische aanbevelingen met een wetenschappelijke basis te kunnen doen.

4.   De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast voor de samenstelling van het wetenschappelijk comité en benoemt de leden ervan. De raad van bestuur houdt rekening met de potentiële kandidaten die de groep vertegenwoordigers van de FCH-staten voorstelt.

5.   Het wetenschappelijk comité kiest uit zijn midden bij consensus een voorzitter.

6.   Het wetenschappelijk comité heeft de volgende taken:

a)

advies uitbrengen over de wetenschappelijke prioriteiten betreffende het voorstel voor het jaarlijks en het meerjarig uitvoeringsplan;

b)

advies uitbrengen over de in het jaarlijkse activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke prestaties;

c)

advies uitbrengen over de samenstelling van de comités voor collegiale toetsing.

7.   Het wetenschappelijk comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en wordt bijeengeroepen door de voorzitter.

8.   Het wetenschappelijk comité kan, met instemming van de voorzitter, niet-leden uitnodigen aan zijn vergaderingen deel te nemen.

Artikel 9

Groep vertegenwoordigers van de FCH-staten

1.   De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten heeft ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming FCH een adviserende rol.

2.   De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één van elk geassocieerd land. Zij kiest een voorzitter onder haar leden.

3.   Zij beoordeelt met name informatie en brengt advies uit over de volgende onderwerpen:

a)

vorderingen met het programma van de gemeenschappelijke onderneming FCH;

b)

bereiken en in acht nemen van streefcijfers;

c)

actualiseren van de strategische oriëntatie;

d)

verband met het kaderprogramma voor samenwerking op onderzoeksgebied;

e)

planning en resultaat van oproepen tot het indienen van voorstellen en van aanbestedingen;

f)

betrokkenheid van kmo’s.

4.   Tevens levert de groep een bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming over de volgende onderwerpen:

a)

stand van zaken in en interface tussen de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en de toepasselijke nationale onderzoeksprogramma’s, en vaststelling van mogelijke samenwerkingsgebieden;

b)

specifieke nationale maatregelen betreffende evenementen waarop informatie wordt verspreid, gerichte technische workshops en activiteiten op het gebied van communicatie.

5.   De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten kan op eigen initiatief de gemeenschappelijke onderneming FCH aanbevelingen doen op het gebied van technische, bestuurlijke en financiële onderwerpen, met name wanneer er nationale belangen in het geding zijn. De gemeenschappelijke onderneming informeert de groep vertegenwoordigers van de FCH-staten over het gevolg dat de onderneming aan haar aanbevelingen heeft gegeven.

6.   De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten komt minstens tweemaal per jaar bijeen en wordt bijeengeroepen door de gemeenschappelijke onderneming. Voor specifieke aangelegenheden die voor de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming van groot belang zijn, kunnen buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen. Die vergaderingen worden bijeengeroepen door de gemeenschappelijke onderneming, hetzij op haar initiatief, hetzij op verzoek van de groep vertegenwoordigers van de FCH-staten.

7.   De uitvoerend directeur, de voorzitter van de raad van bestuur en/of hun vertegenwoordigers alsmede een vertegenwoordiger van de Commissie, wonen de vergaderingen bij.

8.   De gemeenschappelijke onderneming FCH stelt haar reglement van orde vast.

Artikel 10

Algemene vergadering van belanghebbenden

1.   De algemene vergadering van belanghebbenden heeft ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming FCH een adviserende rol. Zij staat open voor alle publieke en private belanghebbenden, internationale belangengroepen uit de lidstaten, geassocieerde landen en derde landen. Zij wordt eenmaal per jaar bijeengeroepen.

2.   De algemene vergadering van belanghebbenden wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming FCH, en wordt verzocht haar opmerkingen kenbaar te maken.

Artikel 11

Interne auditfunctie

De taken die uit hoofde van artikel 185, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 aan de intern controleur van de Commissie zijn opgedragen, worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de raad van bestuur, die hiervoor een passende regeling treft en daarbij rekening houdt met de omvang en de werkingssfeer van de gemeenschappelijke onderneming FCH.

Artikel 12

Financieringsbronnen

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH wordt gezamenlijk gefinancierd door de leden, met financiële bijdragen via voorafbetalingen, en de juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen, met bijdragen in natura.

Ook andere bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming FCH kunnen worden aanvaard. Het besluit over de aanvaarding en het gebruik van de bijdragen wordt genomen door de raad van bestuur.

2.   De bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming FCH worden van meet af aan in gelijke mate contant gedekt door de Gemeenschap en de industriegroepering. Zodra de onderzoeksgroepering lid wordt van de gemeenschappelijke onderneming FCH, draagt die groepering voor eentwaalfde aan de bedrijfskosten bij. In dat geval wordt de bijdrage van de Gemeenschap aan de bedrijfskosten dienovereenkomstig verlaagd.

De maximale communautaire bijdrage aan de bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming FCH bedraagt 20 miljoen euro. Indien een deel van de communautaire bijdrage niet wordt gebruikt, mag dat voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH ter beschikking worden gesteld.

3.   De exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming FCH worden gefinancierd door de communautaire bijdrage en de bijdragen in natura van de juridische entiteiten die aan de activiteiten deelnemen. De bijdrage van de industrie is minstens even groot als de communautaire bijdrage. Andere bijdragen aan de cofinanciering van activiteiten worden beschouwd als ontvangsten in overeenstemming met de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma.

4.   Alle middelen van de gemeenschappelijke onderneming FCH en haar activiteiten worden besteed aan de in artikel 2 van deze verordening bepaalde doelstellingen.

5.   Interesten op door de gemeenschappelijke onderneming FCH ontvangen bijdragen gelden als inkomsten.

6.   Interesten op door de gemeenschappelijke onderneming FCH betaalde subsidievoorschotten gelden als ontvangsten van het projectconsortium.

7.   Het niveau van de bijdragen in natura, berekend op jaarbasis, wordt eenmaal per jaar beoordeeld. De methode voor het evalueren van bijdragen in natura wordt door de gemeenschappelijke onderneming FCH gedefinieerd overeenkomstig haar financieel reglement en op basis van de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma. De eerste beoordeling vindt plaats aan het einde van het tweede begrotingsjaar na de start van de gemeenschappelijke onderneming FCH. Daarna wordt de beoordeling elk begrotingsjaar door een onafhankelijke controleur uitgevoerd. De resultaten van de beoordeling worden bij de Commissie ingediend binnen vier maanden na het einde van elk begrotingsjaar.

Indien uit de beoordeling blijkt dat de bijdrage in natura van de industrie niet het vereiste niveau bereikt, verlaagt de Commissie haar bijdrage het volgende jaar.

Indien blijkt dat de bijdrage in natura van de industrie twee jaar na elkaar niet het vereiste niveau bereikt, kan de Commissie aan de Raad voorstellen de gemeenschappelijke onderneming FCH te beëindigen.

8.   De gemeenschappelijke onderneming FCH is eigenaar van alle voor de vervulling van haar in artikel 2 van deze verordening bepaalde doelstellingen door haar gegenereerde of aan haar overgedragen activa.

Artikel 13

Deelname aan activiteiten

1.   Deelname aan projecten staat open voor andere juridische entiteiten en internationale organisaties, mits aan de minimumvoorwaarden is voldaan.

2.   Om door de gemeenschappelijke onderneming FCH te kunnen worden gefinancierd, moeten projecten aan de volgende minimumvoorwaarden voldoen:

a)

er zijn minstens drie juridische entiteiten die deelnemen, die elk in een lidstaat of een geassocieerd land zijn gevestigd, en waarvan er geen twee in dezelfde lidstaat of geassocieerd land zijn gevestigd;

b)

de drie juridische entiteiten zijn onafhankelijk van elkaar als bepaald in artikel 6 van de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma;

c)

ten minste één juridische entiteit is lid van de industriegroepering of de onderzoeksgroepering.

3.   Juridische entiteiten die aan een project willen deelnemen, vormen een consortium en stellen één van hun leden als coördinator aan.

De coördinator komt in de regel uit de industriegroepering of, indien de onderzoeksgroepering lid van de gemeenschappelijke onderneming wordt, uit de onderzoeksgroepering.

4.   De minimumvoorwaarde betreffende door de gemeenschappelijke onderneming FCH gefinancierde contracten voor diensten en leveringen, ondersteuningsacties, studies en opleidingsactiviteiten is deelname van één juridische entiteit.

Artikel 14

Uitvoering van OTD-activiteiten

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH ondersteunt OTD-activiteiten die tot stand komen op basis van open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, onafhankelijke evaluatie en de sluiting voor elk project van een subsidieovereenkomst en een consortiumovereenkomst.

2.   In uitzonderlijke gevallen kan de gemeenschappelijke onderneming FCH aanbestedingen uitschrijven indien dit nodig wordt geacht voor de effectieve nastreving van de onderzoeksdoelstellingen.

3.   De gemeenschappelijke onderneming FCH stelt de procedures en mechanismen in voor de uitvoering, supervisie en controle van subsidieovereenkomsten.

4.   De subsidieovereenkomst:

voorziet in de nodige regelingen voor de uitvoering van de OTD-activiteiten;

voorziet in de nodige financiële regelingen en in de regels betreffende het in artikel 25 bedoelde beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten;

regelt de verhouding tussen het projectconsortium en de gemeenschappelijke onderneming FCH.

5.   De consortiumovereenkomst wordt door de projectdeelnemers gesloten vóór de sluiting van de subsidieovereenkomst. De consortiumovereenkomst:

voorziet in de nodige regelingen voor de uitvoering van de subsidieovereenkomst;

regelt de verhouding tussen de deelnemers aan een project, met name de intellectuele-eigendomsrechten.

Artikel 15

Financiering van activiteiten

1.   Voor financiering komen in aanmerking:

a)

in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteiten;

b)

internationale organisaties die rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens internationaal publiek recht, alsmede alle door die organisaties opgerichte gespecialiseerde agentschappen;

c)

juridische entiteiten uit derde landen, mits de raad van bestuur hun deelname bijzonder nuttig acht voor het project.

2.   Om in aanmerking te komen voor financiering door de Gemeenschap dienen de bij de uitvoering van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten gemaakte kosten te zijn vrijgesteld van belasting over de toegevoegde waarde.

3.   Het financieringsplafond van de communautaire financiële bijdrage aan projecten voldoet aan de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma. Indien lagere financieringsplafonds nodig zijn om aan de in artikel 12, lid 3, bedoelde beginselen van gelijke bijdragen te voldoen, wordt de daling in een eerlijke en evenwichtige verhouding tot het genoemde financieringsplafond van de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma gespreid over alle categorieën deelnemers aan elk individueel project.

Artikel 16

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming FCH mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 17

Financiële inkomsten

Wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden, geeft dit, behalve bij ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming FCH overeenkomstig artikel 27 van deze statuten, geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 18

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 19

Financiële uitvoering

De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming FCH uit.

Artikel 20

Financiële rapportage

1.   Jaarlijks dient de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur een voorontwerp van begroting in met een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar. Binnen deze raming worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee begrotingsjaren zo gedetailleerd opgesteld als noodzakelijk is voor de interne begrotingsprocedure van elk lid, wat zijn financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming FCH betreft. De uitvoerend directeur verstrekt aan de raad van bestuur alle aanvullende informatie die daartoe noodzakelijk is.

2.   De leden van de raad van bestuur delen aan de uitvoerend directeur onverwijld hun opmerkingen mee over het voorontwerp van begroting en met name over de ramingen van de middelen en uitgaven voor het volgende jaar.

3.   Rekening houdend met de van de raad van bestuur ontvangen opmerkingen, stelt de uitvoerend directeur de ontwerp-begroting voor het volgende jaar op en legt hij die ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4.   De jaarlijkse begroting en het jaarlijks uitvoeringsplan voor een bepaald jaar worden uiterlijk aan het einde van het voorafgaande jaar door de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming FCH aangenomen.

5.   Binnen twee maanden na de afsluiting van elk begrotingsjaar worden de jaarrekening en de balans voor het voorafgaande jaar door de uitvoerend directeur bij de raad van bestuur ter goedkeuring ingediend. De jaarrekening en de balans voor het voorafgaande jaar worden bij de Europese Rekenkamer en de Commissie ingediend.

Artikel 21

Planning en rapportage

1.   In het meerjarig uitvoeringsplan wordt een beschrijving gegeven van het voortschrijdend programma voor OTD-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming FCH. Het jaarlijkse uitvoeringsplan omvat een gedetailleerd plan voor de OTD-activiteiten en overeenkomstige uitgavenramingen voor het komende jaar. Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt een publiceerbare versie van het jaarlijkse uitvoeringsplan voor het publiek beschikbaar gesteld.

2.   De vorderingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH, en met name die in verband met het jaarlijks uitvoeringsplan van het betrokken jaar, worden elk kalenderjaar opgenomen in een jaarverslag. Dit verslag bevat voorts informatie over de uitgevoerde OTD-activiteiten, de kosten voor en de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming FCH voor elk individueel project, de deelname van Cao’s en over andere activiteiten van het voorgaande jaar en de overeenkomstige uitgaven. Het jaarverslag wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd. Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarverslag voor het publiek beschikbaar gesteld.

Artikel 22

Contracten voor diensten en leveringen

De gemeenschappelijke onderneming FCH stelt, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement, alle procedures en mechanismen vast voor de uitvoering van, supervisie over en het toezicht op contracten voor diensten en leveringen die noodzakelijk zijn voor de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 23

Aansprakelijkheid van de leden en verzekering

1.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de gemeenschappelijke onderneming FCH is beperkt tot de door hen betaalde bijdrage in de lopende kosten.

2.   De gemeenschappelijke onderneming FCH sluit de nodige verzekeringen af en houdt deze aan.

Artikel 24

Belangenconflicten

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH en haar organen vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2.   Voorzichtigheid is met name geboden bij een mogelijk belangenconflict voor de vertegenwoordigers in de raad van bestuur.

Artikel 25

Beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten

1.   De gemeenschappelijke onderneming FCH neemt overeenkomstig artikel 15 van deze verordening haar algemene regels betreffende het intellectuele-eigendomsbeleid van de gemeenschappelijke onderneming FCH aan, die in de subsidieovereenkomsten en projectovereenkomsten worden opgenomen.

2.   Het doel van het beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten van de gemeenschappelijke onderneming FCH is nieuwe informatie te genereren, exploitatie, gebruik en verspreiding ervan voor snelle ontwikkeling tot commerciële resultaten te bevorderen, billijke toewijzing van de desbetreffende rechten te bewerkstelligen, innovatie te belonen en een brede deelname van private en publieke entiteiten aan projecten te bereiken.

3.   Het beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten brengt de volgende beginselen tot uitdrukking:

elke deelnemer aan een project blijft eigenaar van de bestaande kennis die hij bij een project inbrengt en eigenaar van de nieuwe kennis die hij bij een project genereert tenzij door de projectdeelnemers onderling anders schriftelijk is overeengekomen. De voorwaarden inzake toegangsrechten en licenties betreffende bestaande en nieuwe kennis worden bepaald in de subsidieovereenkomst en de consortiumovereenkomst van het betrokken project;

de deelnemers aan een project zetten zich in om nieuwe kennis te verspreiden en te laten gebruiken onder in de subsidieovereenkomst en de consortiumovereenkomst bepaalde voorwaarden en rekening houdend met de bescherming van hun intellectuele-eigendomsrechten, vertrouwelijkheidsverplichtingen en met name de specificiteit van de gemeenschappelijke onderneming FCH als publiek-privaat partnerschap.

Artikel 26

Wijziging van de statuten

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming FCH kan bij de raad van bestuur een initiatief tot wijziging van deze statuten indienen.

2.   De in lid 1 bedoelde initiatieven worden na goedkeuring door de raad van bestuur als ontwerp-wijziging aan de Commissie voorgelegd, die ze, voor zover dienstig, aanneemt.

3.   Elke wijziging die van invloed is op de essentiële elementen van deze statuten, en met name elke wijziging van de artikelen 2, 3, 5, 6, 12, 13, 14, 15, 23, 26 en 27, wordt evenwel aangenomen overeenkomstig artikel 172 van het Verdrag.

Artikel 27

Ontbinding

1.   Aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening bedoelde periode, of naar aanleiding van een wijziging ingevolge artikel 11, lid 2, van deze verordening, wordt de gemeenschappelijke onderneming FCH ontbonden.

2.   De ontbindingsprocedure wordt automatisch ingeleid indien een van de oprichtende leden zijn lidmaatschap beëindigt, tenzij het verzoek om beëindiging vergezeld gaat van een voorstel voor de overgang van het lidmaatschap op een juridische entiteit die aanvaardbaar is voor het overblijvende oprichtende lid.

3.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming FCH, benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4.   Wanneer de gemeenschappelijke onderneming FCH wordt ontbonden, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastheerschapsovereenkomst door de gaststaat ter beschikking waren gesteld, aan de gaststaat terug.

5.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze bedoeld in lid 4, worden alle verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH en de ontbindingskosten. Een eventueel overschot wordt verdeeld over de op het moment van de ontbinding bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming FCH. Elk overschot voor de Gemeenschap wordt overgedragen naar de begroting van de Commissie.

6.   Overblijvende activa worden verdeeld over de op het moment van de ontbinding bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming FCH.

7.   Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om het adequate beheer te verzekeren van alle door de gemeenschappelijke onderneming FCH gesloten subsidieovereenkomsten en dienstverlenings- en leveringscontracten met een langere duur dan de duur van de gemeenschappelijke onderneming.


Top