Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0394

    Verordening (EG) nr. 394/2008 van de Commissie van 30 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de voorwaarden waaronder bepaalde dieren van vatbare soorten worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 117 van 1.5.2008, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; stilzwijgende opheffing door 32020R0689

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/394/oj

    1.5.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 117/22


    VERORDENING (EG) Nr. 394/2008 VAN DE COMMISSIE

    van 30 april 2008

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de voorwaarden waaronder bepaalde dieren van vatbare soorten worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c), de artikelen 11 en 12 en artikel 19, derde alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie (2) stelt in verband met bluetongue bepalingen vast wat betreft de bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op verplaatsingen van dieren in en uit de beperkingsgebieden. Voorts stelt die verordening vast onder welke voorwaarden vatbare dieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG.

    (2)

    De afgelopen maanden is gebleken dat in een aantal lidstaten de doeltreffendheid van de maatregelen die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1266/2007 om dieren tegen vectoren te beschermen, kan worden ondermijnd door een combinatie van factoren, waaronder de vectorsoort, de klimatologische omstandigheden en het type veehouderij van de vatbare herkauwers.

    (3)

    In afwachting van een nadere wetenschappelijke analyse van deze omstandigheden is het wenselijk de lidstaten van bestemming waarvoor het binnenbrengen van niet-immune dieren onder dergelijke omstandigheden een risico voor de diergezondheid kan opleveren, toe te staan aanvullende voorwaarden te verbinden aan de verplaatsing van niet-immune dieren, en wel aan de hand van een risicobeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de entomologische en epidemiologische omstandigheden waarin de dieren worden binnengebracht. Deze aanvullende voorwaarden moeten beperkt zijn tot hetgeen noodzakelijk is om een doeltreffende bescherming van niet-immune dieren tegen vectoren te garanderen.

    (4)

    Het afschermen van dieren tegen vectoren is een bruikbaar en doeltreffend middel om jonge dieren tegen vectoren te beschermen, mits dit onder bepaalde voorwaarden gebeurt. Daarom moet het de lidstaten van bestemming worden toegestaan deze voorwaarden van toepassing te verklaren op het binnenbrengen van jonge, niet-immune dieren waarvoor vaccinatie niet haalbaar is. Aangezien dit de intracommunautaire handel zou beïnvloeden, moet de Commissie van het voornemen om deze aanvullende voorwaarden toe te passen in kennis worden gesteld, samen met alle informatie om te onderbouwen dat dit gerechtvaardigd is.

    (5)

    De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid om nader wetenschappelijk advies gevraagd. Rekening houdend met dit advies en met nieuwe kennis en ervaring die worden opgedaan, kunnen de in deze verordening vervatte maatregelen in de toekomst worden herzien. Daarom moet de overgangsperiode worden beperkt tot 31 december 2008.

    (6)

    In de punten 6 en 7 van deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1266/2007 zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder natuurlijk geïmmuniseerde dieren mogen worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG. Er zijn experimenten gedaan waaruit bleek dat de bescherming na besmetting met bluetongue geruime tijd duurt. Op natuurlijke wijze besmette dieren zijn derhalve gedurende lange tijd na de besmetting met een specifiek serotype immuun. Vaststelling van een immuunrespons op het bluetonguevirus in niet-gevaccineerde dieren duidt op een eerdere besmetting. Die bescherming kan echter variëren afhankelijk van het ras van het dier, de virusstam en individuele verschillen tussen dieren. Daarom kan de bevestiging van de persistentie van de antistofrespons door middel van twee serologische test, waarvan de eerste tussen 60 en 360 dagen voor de verplaatsing en de tweede zeven dagen voor de verplaatsing wordt uitgevoerd, extra zekerheid bieden dat deze dieren immuun zijn en daarom veilig kunnen worden verplaatst.

    (7)

    Verordening (EG) nr. 1266/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (8)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1266/2007 wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    In hoofdstuk 4 wordt het volgende artikel 9 bis ingevoegd:

    „Artikel 9 bis

    Overgangsbepalingen

    1.   In afwijking van artikel 8, lid 1, onder a), en op basis van de resultaten van een risicobeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de entomologische en epidemiologische omstandigheden waaronder de dieren worden binnengebracht, mogen de lidstaten van bestemming tot en met 31 december 2008 eisen dat bij de verplaatsing van dieren die onder de uitzondering van artikel 8, lid 1, vallen en die aan ten minste een van de voorwaarden van de punten 1 tot en met 4 van deel A van bijlage III voldoen, maar niet aan de punten 5, 6 en 7 van dat deel, aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a)

    de dieren moeten jonger zijn dan 90 dagen;

    b)

    zij moeten sinds hun geboorte zijn afgeschermd tegen vectoren;

    c)

    de in de punten 1, 3 en 4 van deel A van bijlage III bedoelde tests moeten zijn uitgevoerd op monsters die niet eerder dan zeven dagen voor de datum van de verplaatsing zijn genomen.

    2.   Een lidstaat die de in lid 1 bedoelde aanvullende voorwaarden wil toepassen, stelt de Commissie hiervan vooraf in kennis.

    Hij verstrekt de Commissie alle benodigde informatie en gegevens om de toepassing van deze aanvullende voorwaarden met het oog op de entomologische en epidemiologische situatie te rechtvaardigen, met name met betrekking tot de vectorsoort en het virusserotype, de klimatologische omstandigheden en het type veehouderij van de vatbare herkauwers.

    Als de Commissie binnen zeven dagen na de datum van de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt, mag de kennisgevende lidstaat deze aanvullende voorwaarden onmiddellijk toepassen. Hij stelt de andere lidstaten onverwijld in kennis.

    3.   De Commissie stelt informatie over de toepassing van de aanvullende voorwaarden overeenkomstig lid 2 ter beschikking van het publiek.”.

    2.

    Bijlage III, deel A, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Punt 6, onder a), wordt vervangen door:

    „a)

    zij zijn met positieve resultaten onderworpen aan twee serologische tests overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antistoffen tegen het bluetonguevirusserotype, waarbij de eerste test tussen 60 en 360 dagen vóór de datum van verplaatsing wordt uitgevoerd en de tweede test wordt uitgevoerd op monsters die niet eerder dan zeven dagen voor de datum van de verplaatsing zijn genomen, of”.

    b)

    In punt 7 komen de inleidende zin en onder a) als volgt te luiden:

    „De dieren zijn nooit tegen bluetongue gevaccineerd en zijn met positieve resultaten voor alle serotypes die in het epidemiologisch relevante geografische gebied van oorsprong aanwezig zijn of waarschijnlijk aanwezig zijn, onderworpen aan twee passende specifieke serologische tests overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van de specifieke antistoffen tegen alle aanwezige of waarschijnlijk aanwezige bluetonguevirusserotypes, en

    a)

    de eerste test moet tussen 60 en 360 dagen vóór de datum van verplaatsing zijn uitgevoerd en de tweede test moet zijn uitgevoerd op monsters die niet eerder dan zeven dagen voor de datum van de verplaatsing zijn genomen, of”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 30 april 2008.

    Voor de Commissie

    Androulla VASSILIOU

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).

    (2)  PB L 283 van 27.10.2007, blz. 37. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2008 (PB L 89 van 1.4.2008, blz. 3).


    Top