Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007R0270

    Verordening (EG) nr. 270/2007 van de Commissie van 13 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

    PB L 75 van 15.3.2007, p. 8–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB L 312M van 22.11.2008, p. 303–315 (MT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/270/oj

    15.3.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 75/8


    VERORDENING (EG) Nr. 270/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 13 maart 2007

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (2) is bepaald dat de Commissie bepaalde gegevens moeten worden meegedeeld. Wat de steun voor tabak betreft, moet het indicatieve steunbedrag reeds in het oogstjaar worden meegedeeld en niet pas in het volgende jaar zoals is bepaald in punt d) van dat lid, welk punt dienovereenkomstig moet worden gewijzigd.

    (2)

    Wat de gewasspecifieke betaling voor katoen betreft, is sprake van een doublure tussen de op grond van respectievelijk artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 en artikel 171 bis decies, lid 3, van die verordening aan de Commissie te verstrekken gegevens. Daarom moet artikel 171 bis decies, lid 3, worden geschrapt.

    (3)

    Overeenkomstig artikel 71 bis, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3) moeten de lidstaten rekening houden met de voor individuele steunaanvragen toe te passen kortingen en uitsluitingen wanneer zij de verlagingscoëfficiënt vaststellen die wegens overschrijding van het voor de betrokken steunregeling vastgestelde begrotingsmaximum moet worden toegepast.

    (4)

    In artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is bepaald dat bepaalde verlagingscoëfficiënten uiterlijk op 15 november van het betrokken jaar moeten worden vastgesteld. Op die datum zijn de lidstaten niet noodzakelijk reeds op de hoogte van het totale effect van de voor individuele steunaanvragen toe te passen kortingen en uitsluitingen. Bovendien is het niet nodig om die coëfficiënten reeds op die datum vast te stellen.

    (5)

    Voorts leert de ervaring dat het ook voor andere verlagingscoëfficiënten die op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 moeten worden vastgesteld, vaak moeilijk is om dat uiterlijk op 15 november van het betrokken jaar te doen. Aangezien er geen bijzondere noodzaak is om die coëfficiënten reeds zo vroeg vast te stellen en het voldoende is om de betrokken gegevens uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar, maar in elk geval vóór de verlening van betalingen, aan de Commissie mee te delen, moet dat artikel 4 dienovereenkomstig worden gewijzigd. Die wijziging heeft gevolgen voor de artikelen 3, 61, 69 en 171 ter ter van en de bijlagen III en VI bij de genoemde verordening, die daarom eveneens moeten worden gewijzigd.

    (6)

    In het verslag van de Commissie aan de Raad over de evaluatie van de bij artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde steun voor energiegewassen is beklemtoond dat deze steun aantrekkelijker moet worden gemaakt voor zowel de landbouwers als de verwerkers. Daarom dienen de bij hoofdstuk 8 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 vastgestelde uitvoeringsbepalingen te worden vereenvoudigd.

    (7)

    Het stelsel van zekerheden garandeert dat de aan inzamelaars of eerste verwerkers geleverde grondstoffen die zijn geteeld op oppervlakten waarvoor de steun voor energiegewassen is toegekend, uiteindelijk worden verwerkt tot energie. Het verdient echter aanbeveling, de lidstaten toe te staan om het stelsel van zekerheden te vervangen door een alternatieve regeling voor de erkenning van marktdeelnemers die zo is opgezet dat eenzelfde mate van doeltreffendheid is gewaarborgd. Dergelijke erkende marktdeelnemers zouden aan minimumeisen moeten voldoen en bij niet-nakoming van hun verplichtingen zouden hun sancties worden opgelegd overeenkomstig op nationaal niveau door de bevoegde autoriteiten vast te stellen nadere regels.

    (8)

    De verplichting om een contract te sluiten is een doelmatig middel om ervoor te zorgen dat de landbouwers die steun voor energiegewassen aanvragen, de betrokken grondstoffen uiteindelijk aan een inzamelaar of een verwerker zullen leveren. Omdat het bij de aanplant van blijvende teelten (bv. hakhout met korte omlooptijd) echter nog een of meer jaren duurt voordat kan worden geoogst, dient de verplichting om een contract te sluiten in dergelijke gevallen pas vanaf het jaar van de eerste oogst te gelden.

    (9)

    Aan de hand van representatieve opbrengsten moeten de door de landbouwers te leveren minimumhoeveelheden grondstoffen worden berekend om erop te kunnen toezien dat de betrokken oppervlakten voor energiedoeleinden worden gebruikt. Door het karakter dat sommige grondstoffen in oorsprong hebben, is misbruik ervan echter nagenoeg onmogelijk, zodat daarvoor geen representatieve opbrengst hoeft te worden vastgesteld.

    (10)

    Als gevolg van de verplichting om alle op de betrokken oppervlakten geoogste grondstoffen te leveren, is het niet mogelijk om een geoogste grondstof door een equivalente hoeveelheid van dezelfde grondstof te vervangen. Voor eenjarige gewassen is deze verplichting niet nodig en dient zij te worden afgeschaft, wat de uitvoering van de regeling flexibeler maakt zonder dat het bereiken van het basisdoel ervan in gevaar wordt gebracht.

    (11)

    Ten aanzien van de gevallen waarin gegevens door zowel de landbouwer als de inzamelaar of de eerste verwerker aan het betaalorgaan moeten worden verstrekt, dient waar mogelijk te worden bepaald dat dit dient te gebeuren op een wijze die de mogelijkheid biedt om dubbel werk te voorkomen.

    (12)

    Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om de landbouwers te machtigen, grondstoffen op hun eigen bedrijf voor energiedoeleinden te gebruiken. Met het oog op duidelijkheid en doorzichtigheid en gezien de specifieke kenmerken van de aldus geboden mogelijkheid, dienen er bijzondere voorschriften voor te worden vastgesteld.

    (13)

    Wat op het eigen bedrijf gebruikte granen en oliehoudende zaden betreft, is bij artikel 25, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 uitdrukkelijk voorgeschreven dat de betrokken productie moet worden gedenatureerd. Gezien de mogelijk beperkte omvang van een dergelijke productie en de aan denaturering verbonden technische problemen, dient het aan de lidstaten te worden overgelaten om in dezen passende maatregelen en controles vast te stellen. Ook voor de bepaling van de hoeveelheden geoogste grondstoffen dient deze aanpak te worden gehanteerd.

    (14)

    In artikel 24, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is bepaald dat eerste verwerkers en inzamelaars die ervoor kiezen om de grondstoffen of tussen- of bijproducten door de equivalente hoeveelheden daarvan te vervangen, de bevoegde autoriteiten van deze vervanging in kennis moeten stellen. Op grond van die bepaling moeten voorts in het geval dat bij dergelijke transacties verschillende lidstaten zijn betrokken, gegevens tussen de nationale autoriteiten van die lidstaten worden uitgewisseld, waardoor voor die autoriteiten voldoende informatie over die transacties beschikbaar is. Bijgevolg is de in de artikelen 37 en 38 van de genoemde verordening opgenomen verplichting om het controle-exemplaar T5 te gebruiken, onnodig en dient zij te worden afgeschaft.

    (15)

    Met het oog op harmonisatie van de regels voor de aan oppervlakte gebonden steunregelingen en ter vereenvoudiging van het beheer en de controles van de steunaanvragen, dienen de elementen waarop de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde besluiten betrekking hebben of die kunnen behoren bij de goede landbouw- en milieuconditie zoals bedoeld in artikel 5 van en bijlage IV bij die verordening, subsidiabel te worden gemaakt voor alle aan oppervlakte gebonden steunregelingen, met inbegrip van de regeling inzake een enkele areaalbetaling. Daarom dient artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004 ook voor deze laatste regeling te gelden.

    (16)

    Wat de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen betreft, is ten behoeve van de raming van de uitgaven informatie over de opbrengst nodig. Bovendien voorziet artikel 104 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 in de toepassing van verschillende opbrengsten voor de berekening van de steun afhankelijk van de vraag of maïs al dan niet apart wordt behandeld. Daarom moet bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 worden aangepast.

    (17)

    Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (18)

    Aangezien de bij deze verordening vastgestelde wijzigingen betrekking hebben op de in 2007 in te dienen steunaanvragen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2007. In verband met administratieve eisen dienen sommige wijzigingen evenwel van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2008.

    (19)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 3, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Het volgende punt b bis) wordt ingevoegd:

    „b bis)

    uiterlijk op 15 oktober volgende op het einde van het jaar waarvoor de steun voor energiegewassen is toegekend, alle informatie die voor de evaluatie van die steun nodig is, en met name:

    het aantal aanvragen;

    de oppervlakte voor elke soort grondstof;

    de hoeveelheden van elk type grondstof en van elk verkregen type eindproduct;”.

    b)

    Punt c) wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de inleidende woorden worden vervangen door:

    „uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar:”;

    ii)

    punt iii) wordt vervangen door:

    „iii)

    de totale geconstateerde hoeveelheid in het geval van de in artikel 96 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde extra betalingen aan melkproducenten;”.

    c)

    Punt d) wordt vervangen door:

    „d)

    uiterlijk op 31 maart van het oogstjaar, het indicatieve steunbedrag per kilogram in het geval van de in artikel 110 undecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor tabak, per in bijlage XXV bij de onderhavige verordening vermelde groep van tabakssoorten en, waar van toepassing, per kwaliteitsklasse;”.

    2)

    Artikel 4 wordt vervangen door:

    „Artikel 4

    De coëfficiënt voor de verlaging van de oppervlakte in de in artikel 75, artikel 78, lid 2, artikel 82, artikel 85, artikel 89, lid 2, artikel 98 en artikel 143 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gevallen of de coëfficiënt voor de verlaging van de hoeveelheden en de objectieve criteria in het in artikel 95, lid 4, van die verordening bedoelde geval wordt of worden vóór de verlening van de betalingen aan de landbouwers en uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar vastgesteld op basis van de overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), b bis) en c), van de onderhavige verordening meegedeelde gegevens.”.

    3)

    Hoofdstuk 8 wordt vervangen door:

    „HOOFDSTUK 8

    STEUN VOOR ENERGIEGEWASSEN

    AFDELING 1

    Begripsomschrijvingen

    Artikel 23

    Begripsomschrijvingen

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a)

    „aanvrager”: een landbouwer die in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde oppervlakten beteelt om de bij dat artikel ingestelde steun te verkrijgen;

    b)

    „steun”: de bij artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde steun voor energiegewassen;

    c)

    „energieproduct”: een van de in artikel 88, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde energieproducten;

    d)

    „eerste verwerker”: een gebruiker van landbouwgrondstoffen die de eerste verwerking ervan uitvoert met het oog op de verkrijging van een of meer van de in artikel 88, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde producten, uitgezonderd de aanvragers die grondstoffen op het eigen bedrijf gebruiken;

    e)

    „inzamelaar”: een persoon die door middel van een contract dat hij overeenkomstig artikel 25 van de onderhavige verordening sluit met een aanvrager, in artikel 24, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde grondstoffen die zijn bestemd voor doeleinden zoals bedoeld in artikel 88, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, koopt voor eigen rekening.

    AFDELING 2

    Gebruik van de grondstof

    Artikel 24

    Gebruik van de grondstof

    1.   Elke landbouwgrondstof mag worden geteeld op de oppervlakten waarvoor de steun wordt verleend, op voorwaarde dat zij hoofdzakelijk bestemd is voor gebruik bij de productie van energieproducten overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 8.

    2.   Suikerbieten mogen worden geteeld op de in lid 1 bedoelde oppervlakten, op voorwaarde dat elk tussenproduct wordt gebruikt bij de productie van energieproducten en dat elk neven- of bijproduct dat suiker bevat, wordt gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (4).

    3.   Voor hennep geldt het bepaalde in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie (5) en in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 796/2004.

    4.   De lidstaten kunnen elke landbouwgrondstof van de steun uitsluiten in het geval dat die grondstof tot problemen in verband met de controle, de volksgezondheid, het milieu of het strafrecht leidt of een beperkt percentage eindenergieproducten oplevert.

    5.   Voor elke grondstof kunnen de lidstaten een minimaal te betelen oppervlakte vaststellen.

    6.   De economische waarde van de bij de verwerking van de grondstoffen verkregen energieproducten moet hoger zijn dan die van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd, hetgeen wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 38, lid 6, van de onderhavige verordening bepaalde waarderingsmethode.

    7.   In afwijking van lid 6 mogen sojabonen op de in lid 1 bedoelde oppervlakten worden geteeld, op voorwaarde dat elk ander tussenproduct dan sojameel wordt gebruikt bij de productie van energieproducten.

    8.   De energieproducten moeten door op zijn hoogst een derde verwerker worden verkregen.

    AFDELING 3

    Contract

    Artikel 25

    Contract

    1.   Voor de productie van de in artikel 24 bedoelde grondstoffen moet overeenkomstig artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 onder de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden een contract worden gesloten.

    2.   In afwijking van lid 1 kunnen aanvragers voor de jaren die voorafgaan aan de eerste oogst van andere dan eenjarige gewassen, zich er door middel van een schriftelijke verklaring toe verbinden om het betrokken gewas gedurende het betrokken jaar in te zaaien of te planten en om de te oogsten grondstoffen te gebruiken voor de productie van energieproducten. Deze verklaring bevat ten minste de volgende gegevens:

    a)

    de soort van elke betrokken grondstof en de met elke soort beteelde oppervlakte;

    b)

    de vermelding van het jaar waarvoor de eerste oogst is gepland.

    3.   Ter staving van de verzamelaanvraag dient de aanvrager uiterlijk op de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 bedoelde datum een afschrift van het met een inzamelaar of een eerste verwerker gesloten contract of, in voorkomend geval, de in lid 2 bedoelde verklaring in bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert.

    De lidstaten kunnen besluiten dat het contract uitsluitend tussen een aanvrager en een eerste verwerker mag worden gesloten.

    De lidstaten kunnen bepalen dat elke aanvrager per grondstof slechts één contract mag sluiten.

    4.   De aanvrager vergewist zich ervan dat het contract ten minste de volgende gegevens bevat:

    a)

    de naam en het adres van de contractsluitende partijen;

    b)

    de duur van het contract;

    c)

    de soort van elke betrokken grondstof en de met elke soort beteelde oppervlakte;

    d)

    alle voor de levering van de geraamde hoeveelheden grondstoffen geldende voorwaarden;

    e)

    de verbintenis van de landbouwer om zijn in artikel 27, lid 1, bedoelde verplichting na te komen;

    f)

    de verbintenis van de eerste verwerker of de inzamelaar om de grondstoffen overeenkomstig dit hoofdstuk te gebruiken.

    AFDELING 4

    Representatieve opbrengsten, levering van de grondstoffen en te leveren hoeveelheden

    Artikel 26

    Representatieve opbrengsten

    1.   De lidstaten stellen elk jaar tijdig volgens een passende procedure de representatieve opbrengsten vast die voor elke soort van grondstoffen moet worden verkregen, en stellen de betrokken aanvragers daarvan in kennis.

    2.   In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten om voor andere dan eenjarige gewassen geen representatieve opbrengsten vast te stellen. In dit geval geldt dat, indien uit de bij artikel 27, lid 1, tweede alinea, voorgeschreven controles blijkt dat een risico bestaat dat de verplichting om alle geoogste grondstof te leveren niet wordt nagekomen, de lidstaten volgens een passende procedure representatieve opbrengsten vaststellen voor de gewassen waarop dat risico betrekking heeft.

    Artikel 27

    Levering van de grondstoffen en te leveren hoeveelheden

    1.   De aanvragers leveren aan een inzamelaar of een eerste verwerker:

    a)

    de hoeveelheden grondstof, die ten minste gelijk zijn aan de representatieve opbrengst;

    b)

    alle grondstof die afkomstig is van de gewassen waarvoor de lidstaten hebben besloten om gebruik te maken van de bij artikel 26, lid 2, geboden mogelijkheid.

    De lidstaten nemen passende controlemaatregelen om ervoor te zorgen dat de in de eerste alinea, onder b), bedoelde verplichting om alle grondstoffen te leveren, wordt nagekomen.

    2.   De aanvragers of inzamelaars of eerste verwerkers delen de bevoegde autoriteit de levering van grondstoffen mee door middel van een door de inzamelaar of eerste verwerker en door de aanvrager ondertekende schriftelijke aangifte. Deze aangifte bevat ten minste de volgende gegevens:

    a)

    de datum van de levering;

    b)

    de geleverde hoeveelheden van elke soort.

    3.   De inzamelaars of eerste verwerkers nemen de in lid 1 bedoelde grondstof af en garanderen dat een equivalente hoeveelheid van deze grondstof in de Gemeenschap wordt gebruikt voor de vervaardiging van een of meer energieproducten.

    4.   De inzamelaars leveren voor alle van de aanvragers overgenomen grondstoffen een equivalente hoeveelheid aan de eerste verwerker(s).

    5.   De eerste verwerker mag voor de vervaardiging van een of meer energieproducten een equivalente hoeveelheid van de grondstof, van tussenproducten of van bijproducten gebruiken.

    In het in de eerste alinea bedoelde geval of in het geval dat de inzamelaar een equivalente hoeveelheid van de geoogste grondstof verkoopt, geeft de eerste verwerker of de inzamelaar daarvan kennis aan de bevoegde autoriteit waarbij de in artikel 31 bedoelde zekerheid is gesteld of, bij toepassing van artikel 37, aan de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de erkenning van de betrokken inzamelaar of eerste verwerker. Wanneer die equivalente hoeveelheid wordt gebruikt in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de grondstof is geoogst, wisselen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de gegevens over die transactie uit.

    6.   In overeenstemming met de nationale bepalingen inzake contractuele betrekkingen kan de eerste verwerker de inzameling van de grondstof bij de landbouwer die de steun aanvraagt, delegeren aan een derde. De verwerker blijft als enige verantwoordelijk voor wat de in dit hoofdstuk bedoelde verplichtingen betreft.

    Artikel 28

    Uitzonderlijke omstandigheden

    In geval van uitzonderlijke omstandigheden of overmacht zoals bedoeld in artikel 40, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kan de aanvrager volgens de bij artikel 72 van Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde procedure de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, ervan in kennis stellen dat hij wegens die omstandigheden de grondstoffen die zijn vermeld in het in artikel 25 bedoelde contract, niet of niet volledig kan leveren. De bevoegde autoriteit kan, na voldoende bewijzen van die uitzonderlijke omstandigheden te hebben verkregen, wijzigingen van de aan de inzamelaar of de eerste verwerker te leveren hoeveelheden toestaan.

    AFDELING 5

    Voorwaarden voor de betaling van de steun

    Artikel 29

    Betaling

    1.   Onverminderd de in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en in artikel 30 van de onderhavige verordening bedoelde sancties, wordt de steun slechts betaald indien:

    a)

    overeenkomstig artikel 25 een afschrift van het contract is ingediend bij de bevoegde autoriteit;

    b)

    de in artikel 31 bedoelde zekerheid is gesteld, tenzij artikel 37 wordt toegepast;

    c)

    de in artikel 27, lid 2, bedoelde aangifte is ingediend bij de bevoegde autoriteit;

    d)

    de bevoegde autoriteit voor de betrokken aanvraag is nagegaan of aan de in de artikelen 25 en 27 gestelde voorwaarden is voldaan.

    2.   In afwijking van lid 1 en onverminderd de in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 bedoelde kortingen en uitsluitingen en de in artikel 30 van de onderhavige verordening bedoelde sancties, wordt de steun voor de jaren die voorafgaan aan de eerste oogst van andere dan eenjarige gewassen, betaald op voorwaarde dat de in artikel 25, lid 2, bedoelde verklaring is ingediend bij de bevoegde autoriteit en dat de bevoegde autoriteit de naleving van artikel 25, lid 2, heeft gecontroleerd.

    Artikel 30

    Sancties in het geval van een valse leveringsaangifte

    Wanneer bij de controles blijkt dat opzettelijk een valse leveringsaangifte zoals bedoeld in artikel 27, lid 2, is gedaan, verliest de aanvrager zijn aanspraak op de steun. Als de steun reeds is betaald, wordt deze overeenkomstig artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 teruggevorderd. Voor andere dan eenjarige gewassen worden de reeds betaalde bedragen teruggevorderd, waarbij wordt teruggegaan tot de laatste betaling waarop aanspraak kon worden gemaakt.

    AFDELING 6

    Verplichtingen van de inzamelaars en de eerste verwerkers

    Artikel 31

    Zekerheden

    1.   De inzamelaar of de eerste verwerker stelt de in lid 2 bedoelde zekerheid bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, uiterlijk op de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen van de betalingsaanvragen voor het betrokken jaar in de betrokken lidstaat zoals bepaald in artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004. De lidstaten kunnen evenwel onder de bij artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (6) vastgestelde voorwaarden afzien van het eisen van zekerheidstelling.

    2.   De voor elke grondstof te stellen zekerheid wordt berekend door de som van alle oppervlakten waarvoor door de betrokken inzamelaar of eerste verwerker een contract is ondertekend en die worden gebruikt voor de productie van de betrokken grondstof, te vermenigvuldigen met het bedrag van 60 EUR per hectare.

    3.   In het geval van de productie van andere dan eenjarige gewassen wordt de zekerheid evenwel alleen voor het jaar van de eerste oogst gesteld en blijft zij geldig voor de daaropvolgende jaren gedurende de looptijd van het contract.

    4.   Indien het contract overeenkomstig artikel 28 wordt gewijzigd, wordt de gestelde zekerheid dienovereenkomstig aangepast.

    5.   Onverminderd de artikelen 20 tot en met 24 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 geldt dat, indien de zekerheid door de inzamelaar is gesteld, deze wordt vrijgegeven zodra de betrokken grondstof is geleverd aan de eerste verwerker, mits de bevoegde autoriteit van de inzamelaar beschikt over het bewijs dat de eerste verwerker een gelijkwaardige zekerheid heeft gesteld bij zijn bevoegde autoriteit. Als de eerste verwerking plaatsvindt in een lidstaat die artikel 37 toepast, wordt de door de inzamelaar gestelde zekerheid vrijgegeven zodra de betrokken grondstof is geleverd aan een erkende eerste verwerker.

    Artikel 32

    Primaire, secundaire en ondergeschikte eisen voor inzamelaars en verwerkers

    1.   De volgende verplichtingen vormen primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:

    a)

    de verplichting voor inzamelaars om de totale hoeveelheden grondstoffen te leveren aan de in artikel 27, lid 4, bedoelde eerste verwerker;

    b)

    de verplichting voor eerste verwerkers om ten minste de overeenkomstig artikel 27, lid 1, bepaalde hoeveelheden grondstoffen te verwerken tot de in het contract vermelde eindproducten;

    c)

    de verplichting voor eerste verwerkers ten aanzien van de in artikel 24, lid 6, bedoelde economische waarde van de bij de verwerking van de grondstoffen verkregen energieproducten.

    2.   De verplichting voor eerste verwerkers om de grondstoffen te verwerken uiterlijk op 31 juli van het tweede jaar na het oogstjaar vormt een secundaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

    3.   De volgende verplichtingen vormen ondergeschikte eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:

    a)

    voor inzamelaars en eerste verwerkers:

    i)

    de verplichting om de relevante hoeveelheden grondstoffen zoals deze door aanvragers worden geleverd, overeenkomstig artikel 27, lid 3, over te nemen;

    ii)

    de verplichting om de in artikel 27, lid 2, bedoelde leveringsaangifte te ondertekenen;

    b)

    voor eerste verwerkers, in voorkomend geval, de verplichting om binnen de in artikel 31, lid 1, bepaalde termijn een zekerheid te stellen.

    4.   In afwijking van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 vormt de verplichting voor inzamelaars en eerste verwerkers om de door de bevoegde autoriteiten te verrichten controles ter plaatse te aanvaarden of te vergemakkelijken of om de in artikel 38 van de onderhavige verordening bedoelde registers over te leggen, een primaire eis.

    AFDELING 7

    Bijzondere voorschriften voor het gebruik van grondstof op het eigen bedrijf

    Artikel 33

    Gebruik van grondstof op het eigen bedrijf

    1.   In afwijking van artikel 25, lid 1, kunnen de lidstaten de aanvragers machtigen om:

    a)

    woudbomen met een korte omlooptijd van GN-code ex 0602 90 41 of alle geoogste granen of oliehoudende zaden van de GN-codes 1201 00 90, 1205 10 90, 1205 90 00, 1206 00 91 en 1206 00 99 te gebruiken:

    i)

    als brandstof voor de verwarming van hun landbouwbedrijf,

    ii)

    voor de productie, op hun landbouwbedrijf, van energie of van biobrandstoffen;

    b)

    alle geoogste grondstof op hun landbouwbedrijf te verwerken tot biogas van GN-code 2711 29 00.

    2.   Als lid 1 van het onderhavige artikel van toepassing is, is artikel 25 niet van toepassing. De aanvragers dienen uiterlijk op de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 bedoelde datum ter staving van de verzamelaanvraag bij de bevoegde autoriteit waaronder zij ressorteren, een schriftelijke verklaring in die ten minste de volgende gegevens bevat:

    a)

    de soort van elke betrokken grondstof en de met elke soort beteelde oppervlakte;

    b)

    in voorkomend geval, de vermelding van het jaar waarvoor de eerste oogst is gepland;

    c)

    de verbintenis van de aanvrager om de grondstof waarop de verklaring betrekking heeft, overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel en artikel 24, lid 1, rechtstreeks te gebruiken of te verwerken uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum die niet later is dan 31 juli van het tweede jaar na het oogstjaar;

    d)

    de beoogde eindbestemming van de grondstof en een technische beschrijving van de voorgenomen verwerking.

    3.   Tenzij in deze afdeling iets anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing voor de betrokken landbouwers.

    Artikel 34

    Op het eigen bedrijf te gebruiken hoeveelheden grondstoffen

    1.   De aanvragers gebruiken op het eigen bedrijf:

    a)

    een hoeveelheid grondstof die ten minste gelijk is aan de in artikel 26 bedoelde representatieve opbrengst, of

    b)

    voor een grondstof waarvoor geen representatieve opbrengst is vastgesteld, alle geoogste grondstof.

    De lidstaten voeren adequate controlemaatregelen in om te garanderen dat de in de eerste alinea, onder b), bedoelde verplichting wordt nagekomen.

    2.   De aanvragers dienen uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum bij de bevoegde autoriteit een oogstaangifte in die ten minste de volgende gegevens bevat:

    a)

    de datum van de oogst,

    b)

    de hoeveelheden geoogste grondstoffen.

    3.   In geval van uitzonderlijke omstandigheden of overmacht zoals bedoeld in artikel 40, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, kan de aanvrager overeenkomstig artikel 72 van Verordening (EG) nr. 796/2004 de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, ervan in kennis stellen dat hij de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde hoeveelheid grondstof niet of niet volledig zal kunnen oogsten of gebruiken. De bevoegde autoriteit kan, na voldoende bewijzen van die uitzonderlijke omstandigheden te hebben verkregen, wijzigingen van de op het eigen bedrijf te gebruiken hoeveelheden toestaan.

    Artikel 35

    Controles

    Onverminderd de controles zoals bedoeld in de artikelen 24 en 26 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en in artikel 37, leden 4 tot en met 6, van de onderhavige verordening, voeren de lidstaten die artikel 33, lid 1, van de onderhavige verordening toepassen, adequate controlemaatregelen in om te garanderen dat:

    a)

    overeenkomstig artikel 34 de relevante hoeveelheden grondstoffen worden geoogst.

    Die controlemaatregelen omvatten ten minste het volgende:

    i)

    een administratieve controle op de naleving van artikel 34 wat de geoogste hoeveelheden betreft;

    ii)

    controles ter plaatse op ten minste 10 % van de bedrijven om de geoogste hoeveelheid te controleren die de aanvrager overeenkomstig artikel 34, lid 2, heeft aangegeven;

    b)

    de onder a) bedoelde grondstoffen rechtstreeks worden gebruikt op het eigen bedrijf of verwerkt tot biogas van GN-code 2711 29 00.

    Artikel 36

    Betalingen

    1.   Onverminderd de kortingen en uitsluitingen zoals bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en in lid 2 van het onderhavige artikel, wordt de steun aan de aanvragers betaald op voorwaarde dat:

    a)

    de nodige hoeveelheden grondstoffen zoals bedoeld in artikel 34 zijn geoogst;

    b)

    de in artikel 33, lid 2, bedoelde verklaring en de in artikel 34, lid 2, bedoelde aangifte zijn ingediend bij de bevoegde autoriteit;

    c)

    de in artikel 35, onder a), bedoelde controles door de bevoegde autoriteit zijn voltooid.

    2.   Onverminderd artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geldt dat, als blijkt dat een aanvrager opzettelijk een valse oogstaangifte zoals bedoeld in artikel 34, lid 2, van de onderhavige verordening heeft ingediend, hij niet voor de steun in aanmerking komt. Is de steun reeds betaald, dan wordt deze overeenkomstig artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 teruggevorderd.

    Als de grondstoffen niet uiterlijk op de in artikel 33, lid 2, onder c), bedoelde datum zijn verwerkt tot energieproducten, wordt de voor de betrokken oogst betaalde steun overeenkomstig artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 teruggevorderd en wordt de landbouwer voor het volgende jaar uitgesloten van de steun voor energiegewassen.

    Artikel 36 bis

    De lidstaten kunnen besluiten deze afdeling toe te passen met ingang van 1 januari 2008.

    AFDELING 8

    Facultatieve erkenningsregeling

    Artikel 37

    Facultatieve erkenningsregeling

    1.   In afwijking van artikel 31 kunnen de lidstaten besluiten om een regeling voor de erkenning van de inzamelaars en eerste verwerkers (hierna de „erkende marktdeelnemers” genoemd) op te zetten.

    De lidstaten maken het in de eerste alinea bedoelde besluit openbaar uiterlijk op 1 november van het jaar vóór de toepassing ervan. Voor 2007 maken de lidstaten hun besluit evenwel uiterlijk op 1 maart 2007 openbaar.

    Tenzij in deze afdeling iets anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing voor de lidstaten die hebben besloten om de eerste alinea toe te passen.

    2.   Wanneer een lidstaat heeft besloten om lid 1 toe te passen, stelt hij de nodige bepalingen vast en neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit hoofdstuk worden nageleefd. Met name stellen de lidstaten voorwaarden voor de erkenning van marktdeelnemers vast die garanderen dat aan ten minste de volgende criteria wordt voldaan:

    a)

    inzamelaars moeten:

    i)

    beschikken over de administratieve capaciteit om als inzamelaar te fungeren en om registers zoals bedoeld in artikel 38 bij te houden;

    ii)

    een contractuele betrekking voor de levering van grondstoffen met ten minste één verwerker onderhouden of gedurende een voldoende lange periode handelsactiviteiten hebben verricht;

    b)

    eerste verwerkers moeten:

    i)

    beschikken over de administratieve capaciteit om als eerste verwerker te fungeren en om registers zoals bedoeld in artikel 38 bij te houden;

    ii)

    beschikken over passende productiecapaciteit voor de productie van ten minste één energieproduct zoals bedoeld in artikel 24, lid 1.

    3.   Voordat de in lid 6 bedoelde lijst wordt bekendgemaakt, zetten de lidstaten een procedure op om voor de erkende marktdeelnemers de erkenning te controleren.

    4.   Wanneer blijkt dat een erkende marktdeelnemer de bij dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen niet nakomt of de op basis van dit hoofdstuk vastgestelde nationale bepalingen niet naleeft, of wanneer een inzamelaar of eerste verwerker de door de bevoegde autoriteiten te verrichten controles ter plaatse niet aanvaardt of vergemakkelijkt en/of de in artikel 38 bedoelde informatie niet verstrekt, leggen de lidstaten passende boeten op. De hoogte van de boeten wordt berekend in het licht van de ernst van de overtreding en in evenredigheid met de zekerheden die worden verbeurd bij niet-naleving van de eisen zoals aangegeven in artikel 32.

    5.   Indien een erkende marktdeelnemer de bepalingen van dit hoofdstuk of de nationale bepalingen als gevolg van door de lidstaat te bepalen grove nalatigheid niet naleeft, kan de lidstaat besluiten zijn erkenning voor een door de lidstaat te bepalen periode in te trekken.

    6.   Vóór 15 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de steun wordt toegekend, maken de lidstaten een lijst van de erkende inzamelaars en eerste verwerkers openbaar. Wat de steun betreft die moet worden toegekend voor het jaar 2007, wordt de lijst van de erkende inzamelaars en eerste verwerkers evenwel uiterlijk op 15 april 2007 openbaar gemaakt.

    7.   In het geval dat de lidstaat heeft besloten om lid 1 toe te passen, wordt de steun slechts betaald aan aanvragers die contracten met erkende inzamelaars of verwerkers hebben gesloten.

    AFDELING 9

    Controles

    Artikel 38

    Bijhouden van registers

    1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalt de door de inzamelaars, verwerkers of in artikel 33, lid 1, bedoelde aanvragers bij te houden registers en de bij de bijwerking van die registers in acht te nemen frequentie, die ten minste maandelijks moet zijn.

    2.   In het geval van verwerkers bevatten deze registers ten minste de volgende gegevens:

    a)

    de hoeveelheden van de verschillende voor verwerking gekochte grondstoffen;

    b)

    de hoeveelheden verwerkte grondstoffen en de daaruit verkregen hoeveelheden en typen eind-, neven- en bijproducten;

    c)

    de verliezen bij de verwerking;

    d)

    de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging;

    e)

    de hoeveelheden en typen producten die door de verwerker zijn verkocht of weggegeven, en de daarvoor verkregen prijzen;

    f)

    in voorkomend geval, de naam en het adres van de volgende verwerkers.

    3.   In het geval van inzamelaars bevatten deze registers ten minste de volgende gegevens:

    a)

    de hoeveelheden van alle met het oog op verwerking in het kader van deze regeling gekochte en verkochte grondstoffen;

    b)

    de naam en het adres van de eerste verwerkers.

    4.   In het geval van aanvragers zoals bedoeld in artikel 33, lid 1, omvatten de registers ten minste een voorraadboekhouding die de oogsten en de verwerking op het eigen bedrijf traceerbaar maakt.

    5.   De bevoegde autoriteit waaronder de inzamelaar of de eerste verwerker ressorteert, controleert of het ingediende contract aan de in artikel 24, lid 1, gestelde voorwaarden voldoet. Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de bevoegde autoriteit waaronder de aanvrager ressorteert, hiervan in kennis gesteld.

    6.   Om de in artikel 24, lid 6, bedoelde economische waarde van de producten te berekenen maakt de betrokken bevoegde autoriteit aan de hand van de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde gegevens een vergelijking tussen de som van de waarden van alle energieproducten en de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd. Elke waarde is het resultaat van de betrokken hoeveelheid, vermenigvuldigd met het gemiddelde van de in het voorgaande verkoopseizoen genoteerde prijzen af fabriek. Indien deze prijzen niet beschikbaar zijn, bepaalt de bevoegde autoriteit de passende prijzen, met name op basis van de in artikel 39, lid 1, bedoelde gegevens.

    Artikel 39

    Controles van de verwerking

    1.   De eerste verwerker verstrekt de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, de nodige gegevens over de betrokken verwerkingsketen, en met name over de prijzen en over de technische verwerkingscoëfficiënten ter bepaling van de hoeveelheden eindproducten die kunnen worden verkregen.

    2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin de inzamelaars zijn gevestigd, verrichten controles bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde inzamelaars, geselecteerd door middel van een risicoanalyse. Deze controles omvatten fysieke controles en een onderzoek van de handelsdocumenten om zich te vergewissen van de samenhang tussen de aankopen van grondstoffen en de desbetreffende leveringen en van de naleving van de bij artikel 32 vastgestelde primaire, secundaire en ondergeschikte eisen.

    3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin de verwerkingen plaatsvinden, verrichten bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde verwerkers, geselecteerd door middel van een risicoanalyse, controles op de naleving van artikel 24, lid 1, en van de bij artikel 32, lid 2, vastgestelde primaire, secundaire en ondergeschikte eisen. Deze controles omvatten ten minste:

    a)

    een vergelijking van de som van de waarden van alle energieproducten met de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd;

    b)

    een analyse van het productiesysteem van de verwerker, die fysieke controles en een onderzoek van de handelsdocumenten omvat, om zich te vergewissen van de samenhang tussen de geleverde grondstoffen en de verkregen eind-, neven- en bijproducten.

    Voor de in de eerste alinea, onder b), bedoelde controles baseert de bevoegde autoriteit zich vooral op de technische verwerkingscoëfficiënten voor de betrokken grondstoffen. Indien in de communautaire regelgeving dergelijke coëfficiënten met betrekking tot de uitvoer zijn opgenomen, worden die coëfficiënten gebruikt. Bij ontstentenis daarvan worden eventuele andere in de communautaire regelgeving voorkomende coëfficiënten gebruikt. In alle overige gevallen wordt de controle met name gebaseerd op de coëfficiënten die door de betrokken verwerkende industrie algemeen worden aanvaard.

    4.   Voor de in artikel 33, lid 1, bedoelde verwerkingen worden de controles verricht bij ten minste 10 % van de aanvragers, geselecteerd op basis van een risicoanalyse waarbij rekening wordt gehouden met:

    a)

    de steunbedragen;

    b)

    de aard van de productie waarvoor is verklaard dat deze zal worden verwerkt, vooral in het geval van andere dan eenjarige gewassen;

    c)

    het aantal percelen landbouwgrond;

    d)

    de ontwikkelingen in vergelijking met het voorgaande jaar;

    e)

    de resultaten van de in de voorgaande jaren verrichte controles;

    f)

    andere parameters die door de lidstaten worden bepaald op basis van een element van representativiteit voor de ingediende verklaringen.

    5.   De in lid 4 bedoelde controles betreffen ten minste de volgende elementen:

    a)

    een vergelijking van de som van de waarden van alle energieproducten met de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd;

    b)

    het bestaan van voorzieningen om de grondstoffen op het eigen bedrijf te gebruiken of te verwerken.

    6.   Indien bij de in lid 4 bedoelde controles onregelmatigheden aan het licht komen, verricht de bevoegde autoriteit in het lopende jaar extra controles en verhoogt zij dienovereenkomstig het percentage van de aanvragers dat in het volgende jaar aan een controle ter plaatse moet worden onderworpen, een en ander overeenkomstig artikel 26, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004.

    7.   Indien is bepaald dat sommige elementen van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde controles op basis van een steekproef kunnen worden uitgevoerd, moet die steekproef een mate van controle garanderen die betrouwbaar en representatief is.

    8.   Over elke controle ter plaatse wordt een door de controleur ondertekend controleverslag opgesteld, waarin de verschillende elementen van de controle nauwkeurig worden weergegeven. Dit verslag bevat met name de volgende gegevens:

    a)

    de datum van de controle;

    b)

    de aanwezige personen;

    c)

    de gecontroleerde periode;

    d)

    de gebruikte controletechnieken, inclusief in voorkomend geval een verwijzing naar de steekproefmethoden;

    e)

    de resultaten van de controle.

    Artikel 40

    Aanvullende maatregelen en wederzijdse bijstand

    1.   De lidstaten nemen alle verdere maatregelen die voor het naar behoren toepassen van dit hoofdstuk nodig zijn, en verlenen elkaar de nodige bijstand voor de uitvoering van de bij dit hoofdstuk voorgeschreven controles. Indien dit hoofdstuk niet in passende kortingen en uitsluitingen voorziet, kunnen de lidstaten passende nationale sancties toepassen ten aanzien van marktpartijen die een rol spelen in de procedure voor de toekenning van de steun.

    2.   Voor zover dit nodig is of door de bepalingen van dit hoofdstuk wordt vereist, verlenen de lidstaten elkaar bijstand om ervoor te zorgen dat de controles doeltreffend zijn, en om controle mogelijk te maken op de echtheid van de ingediende documenten en op de juistheid van de uitgewisselde gegevens.

    4)

    In artikel 61 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.   Wanneer een overschrijding van de in de artikelen 59 en 60 bedoelde arealen wordt vastgesteld, bepaalt de betrokken lidstaat vóór de verlening van de betalingen aan de landbouwers en uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar het definitieve overschrijdingspercentage tot twee cijfers achter de komma.”.

    5)

    Artikel 69 wordt vervangen door:

    „Artikel 69

    Mededelingen

    Wanneer een overschrijding van de in de artikelen 59 en 60 bedoelde arealen wordt vastgesteld, stelt de betrokken lidstaat het definitieve overschrijdingspercentage vóór de verlening van de betalingen aan de landbouwers en uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar vast en deelt hij de Commissie dit percentage mee uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar. De gegevens die zijn gebruikt om het percentage te berekenen waarmee een basisareaal is overschreden, worden meegedeeld volgens het schema in bijlage VI.”.

    6)

    In artikel 136 wordt „artikel 30, lid 3,” geschrapt.

    7)

    In artikel 171 bis decies wordt lid 3 geschrapt.

    8)

    In artikel 171 ter ter, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

    „2.   Vóór de verlening van de betalingen aan de landbouwers en uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar stellen de lidstaten voor elke categorie van olijfgaarden het steunbedrag per GIS-ha olijven vast.”.

    9)

    In de kop van bijlage III wordt „UITERSTE INDIENINGSDATUM: JAARLIJKS OP 15 NOVEMBER” geschrapt.

    10)

    In de kop van bijlage VI wordt „UITERSTE INDIENINGSDATUM: JAARLIJKS OP 15 NOVEMBER” geschrapt.

    11)

    Bijlage IX wordt vervangen door de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tekst.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007. Evenwel zijn de afdelingen 3, 4, 5, 6 en 9 van hoofdstuk 8 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 3, van de onderhavige verordening van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 13 maart 2007.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2013/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 13).

    (2)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1679/2006 (PB L 314 van 15.11.2006, blz. 7).

    (3)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2025/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 81).

    (4)  PB L 58 van 28.5.2006, blz. 1.

    (5)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1.

    (6)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.”.


    BIJLAGE

    „BIJLAGE IX

    zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), punt i), onder c), punt i), en onder e), punt i)

    AREAALBETALINGEN VOOR AKKERBOUWGEWASSEN

    De gegevens moeten worden verstrekt in de vorm van een serie tabellen volgens de hierna opgenomen modellen:

    in een groep tabellen worden de gegevens verstrekt per in bijlage IV vermelde regio met basisareaal;

    in een overzichtstabel worden de gegevens per lidstaat samengevat.

    De tabellen moeten in geautomatiseerde vorm worden meegedeeld.

    Opmerkingen:

    In elke tabel moet de betrokken regio worden vermeld.

    Regel 1 betreft uitsluitend durumtarwe die in aanmerking komt voor de in artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde toeslag op de areaalbetaling.

    In de regel „Als voederareaal voor premies voor runderen en ooien aangegeven akkerbouwgewassen” gaat het om de in artikel 102, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde oppervlakten.

    Model A: In het geval dat maïs apart wordt behandeld (1):


    Gewas

    Oppervlakte

    (ha)

    Opbrengst

    (t/ha)

    Durumtarwe, artikel 105, lid 1

     

     

    Maïs (afzonderlijk basisareaal), artikel 104, lid 2

     

     

    Andere gewassen: granen, oliehoudende zaden, vlas, hennep, artikel 104, lid 2

     

     

    Eiwithoudende gewassen, artikel 104, lid 2

     

     

    Vrijwillige braaklegging, artikel 107, lid 6

     

     

    Als voederareaal voor premies voor runderen en ooien aangegeven akkerbouwgewassen

     

     

    Totaal

     

     


    Model B: In het geval dat maïs niet apart wordt behandeld (2):


    Gewas

    Oppervlakte

    (ha)

    Opbrengst

    (t/ha)

    Durumtarwe, artikel 105, lid 1

     

     

    In bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde gewassen, artikel 104, lid 1

     

     

    Vrijwillige braaklegging, artikel 107, lid 6

     

     

    Als voederareaal voor premies voor runderen en ooien aangegeven akkerbouwgewassen

     

     

    Totaal

     

     


    (1)  Overeenkomstig artikel 104 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de in het regioplan voor de betrokken regio vastgestelde „maïsopbrengst” gebruikt voor maïs, wordt de „opbrengst van andere graansoorten dan maïs” gebruikt voor granen, oliehoudende zaden, lijnzaad en vezelvlas en -hennep en wordt de gemiddelde graanopbrengst gebruikt voor eiwithoudende gewassen.

    (2)  Overeenkomstig artikel 104 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt de in het regioplan voor de betrokken regio vastgestelde gemiddelde graanopbrengst gebruikt voor de gewassen.”


    Top