Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1073

    Verordening (EG) nr. 1073/2005 van de Commissie van 7 juli 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van IFRIC 2 Voor de EER relevante tekst

    PB L 175 van 8.7.2005, p. 3–11 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 287M van 18.10.2006, p. 85–93 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/12/2008; stilzwijgende opheffing door 32008R1126

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1073/oj

    8.7.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 175/3


    VERORDENING (EG) Nr. 1073/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 7 juli 2005

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van IFRIC 2

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 van de Commissie (2) werd een aantal op 14 september 2002 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

    (2)

    Op 17 december 2003 heeft de International Accounting Standard Board (IASB) de herziene International Accounting Standard (IAS) 32 Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie gepubliceerd. IAS 32, waarin basisbeginselen voor de classificatie van instrumenten als vreemd of eigen vermogen zijn neergelegd, werd bij Verordening (EG) nr. 2237/2004 van de Commissie (3) door de Europese Commissie goedgekeurd.

    (3)

    Na bilaterale besprekingen met vertegenwoordigers van de coöperatieve sector en naar aanleiding van een verzoek van de Commissie heeft de IASB het International Financial Reporting Interpretation Committee (IFRIC) verzocht een interpretatie op te stellen om de toepassing van de herziene IAS 32 te vergemakkelijken.

    (4)

    IFRIC 2 Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten is op 25 november 2004 gepubliceerd. De interpretatie verduidelijkt dat de classificatie van aandelen van leden als vreemd dan wel als eigen vermogen afhankelijk is van de kenmerken van dergelijke aandelen, en met name van de terugbetalingskenmerken. Zoals reeds in overweging 3 van Verordening (EG) nr. 2237/2004 tot goedkeuring van IAS 32 is aangegeven, is deze interpretatie met ingang van dezelfde datum als IAS 32 van toepassing.

    (5)

    Overleg met technische deskundigen terzake heeft uitgewezen dat de interpretatie IFRIC 2 Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria.

    (6)

    Verordening (EG) nr. 1725/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

    (7)

    Bij wijze van uitzondering dient deze wijziging in werking te treden vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2005, dat wil zeggen vanaf een tijdstip vóór de bekendmaking van deze verordening. De toepassing met terugwerkende kracht is uitzonderlijk gerechtvaardigd om coöperaties de gelegenheid te bieden hun jaarrekening op te stellen in overeenstemming met IAS 32 volgens de uitlegging van IFRIC 2, en omdat de betrokken ondernemingen reeds op het tijdstip van de goedkeuring van IAS 32 de gewettigde verwachting van een dergelijke toepassing mochten koesteren.

    (8)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlage bij Verordening (EC) nr. 1725/2003 wordt als volgt gewijzigd:

    De in de bijlage bij deze verordening opgenomen tekst van interpretatie IFRIC 2 Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten wordt ingevoegd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing op elk boekjaar dat uiterlijk aanvangt op of na 1 januari 2005.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 7 juli 2005.

    Voor de Commissie

    Charlie McCREEVY

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

    (2)  PB L 261 van 13.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 211/2005 (PB L 41 van 11.2.2005, blz. 1).

    (3)  PB L 393 van 31.12.2004, blz. 1.


    BIJLAGE

    INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS

    IFRIC 2

    Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten

    Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org.uk

    IFRIC-INTERPRETATIE 2

    Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten

    Referenties

    IAS 32 Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie (herziene versie van 2003)

    IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering (herziene versie van 2003)

    Achtergrond

    1

    Coöperaties en andere soortgelijke entiteiten worden door groepen personen opgericht om te voldoen aan gemeenschappelijke economische of sociale behoeften. Nationale wetgeving definieert een coöperatie gewoonlijk als een vereniging die ernaar streeft de economische vooruitgang van haar leden te bevorderen door middel van een gezamenlijke bedrijfsactiviteit (het principe van zelfhulp). De belangen van leden in een coöperatie worden vaak bestempeld als aandelen, participatiebewijzen en dergelijke, en worden hierna „aandelen van leden” genoemd.

    2

    In IAS 32 worden de grondslagen vastgelegd voor de indeling van financiële instrumenten als financiële verplichtingen of eigen vermogen. Deze grondslagen zijn met name van toepassing op de indeling van instrumenten met terugneemverplichting („puttable instruments”) die door de houder aan de emittent mogen worden aangeboden in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel instrument. De toepassing van deze grondslagen op aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en op soortgelijke instrumenten is moeilijk. Sommige gebruikers van de door de International Accounting Standards Board uitgebrachte standaarden hebben gevraagd om inzicht te verschaffen in de wijze waarop de grondslagen van IAS 32 van toepassing zijn op aandelen van leden en op soortgelijke instrumenten met bepaalde kenmerken, en de omstandigheden waarin die kenmerken de classificatie als verplichtingen of eigen vermogen beïnvloeden.

    Toepassingsgebied

    3

    Deze interpretatie is van toepassing op financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van IAS 32 vallen, met inbegrip van financiële instrumenten die zijn uitgegeven aan leden van coöperatieve entiteiten en waaruit het eigendomsbelang van de leden in de entiteit blijkt. Deze interpretatie is niet van toepassing op financiële instrumenten die zullen of kunnen worden afgewikkeld in de eigen-vermogensinstrumenten van een entiteit.

    Probleemstelling

    4

    Vele financiële instrumenten, waaronder aandelen van leden, hebben kenmerken van eigen vermogen, waaronder stem- en dividendrechten. Sommige financiële instrumenten geven de houder het recht om terugbetaling te vragen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, maar kunnen bepaalde terugbetalingsbeperkingen inhouden of hieraan onderworpen zijn. Hoe moeten die terugbetalingsvoorwaarden worden beoordeeld bij het bepalen van de classificatie van financiële instrumenten als verplichting dan wel als eigen vermogen?

    Consensus

    5

    Het contractuele recht van de houder van een financieel instrument (inclusief aandelen van leden in coöperatieve entiteiten) om terugbetaling te vragen, houdt op zich niet in dat dat financiële instrument als een financiële verplichting moet worden ingedeeld. In plaats daarvan moet de entiteit alle voorwaarden van het financieel instrument in aanmerking nemen bij het bepalen van de classificatie van het instrument als een financiële verplichting of eigen vermogen. Deze voorwaarden omvatten toepasselijke lokale wet- en regelgeving en de statuten van de entiteit die van kracht zijn op de datum van de classificatie, maar geen verwachte toekomstige wijzigingen van deze wet- en regelgeving of statuten.

    6

    Aandelen van leden die als eigen vermogen zouden worden ingedeeld indien de leden geen recht hadden om terugbetaling te vragen, zijn eigen vermogen indien aan een van de in alinea 7 en 8 beschreven voorwaarden is voldaan. Direct opvraagbare deposito's, inclusief rekeningen-courant, depositorekeningen en soortgelijke contracten die ontstaan wanneer leden als klanten optreden, zijn financiële verplichtingen van de entiteit.

    7

    Aandelen van leden zijn eigen vermogen indien de entiteit een onvoorwaardelijk recht heeft om terugbetaling op de aandelen van leden te weigeren.

    8

    Lokale wet- en regelgeving of de statuten van een entiteit kunnen verschillende soorten verbodsbepalingen bevatten met betrekking tot de terugbetaling op aandelen van leden, bijvoorbeeld een onvoorwaardelijk verbod of een verbod op basis van liquiditeitscriteria. Indien de lokale wet- en regelgeving of de statuten van de entiteit terugbetaling onvoorwaardelijk verbieden, zijn de aandelen van leden eigen vermogen. Bepalingen in de lokale wet- en regelgeving of de statuten van een entiteit die terugbetaling alleen verbieden indien aan bepaalde voorwaarden, zoals liquiditeitsbeperkingen, al dan is voldaan, leiden er echter niet toe dat aandelen van leden eigen vermogen zijn.

    9

    Een onvoorwaardelijk verbod kan absoluut zijn, in die zin dat elke aflossing verboden is. Een onvoorwaardelijk verbod kan gedeeltelijk zijn, in die zin dat het de aflossing van aandelen van leden verbiedt indien die terugbetaling ertoe zou leiden dat het aantal aandelen van leden of het bedrag van het gestorte kapitaal op aandelen van leden onder een bepaald niveau valt. De aandelen van leden boven het niveau waarvoor het terugbetalingsverbod geldt, zijn een verplichting, tenzij de entiteit een onvoorwaardelijk recht heeft om terugbetaling te weigeren zoals beschreven in alinea 7. In sommige gevallen en van tijd tot tijd kan het aantal aandelen of het bedrag van het gestorte kapitaal dat onderworpen is aan een terugbetalingsverbod veranderen. Een dergelijke verandering in het terugbetalingsverbod leidt tot een overboeking tussen financiële verplichtingen en eigen vermogen.

    10

    Bij eerste opname zal de entiteit haar financiële verplichting tot terugbetaling waarderen tegen reële waarde. In geval van aandelen van leden met een terugbetalingskenmerk bepaalt de entiteit de reële waarde van de financiële verplichting voor terugbetaling op ten minste het maximumbedrag dat betaalbaar is op grond van de terugbetalingsbepalingen van haar statuten of het toepasselijk recht, gedisconteerd vanaf de eerste datum waarop het bedrag kan worden opgeëist (zie voorbeeld 3).

    11

    Zoals voorgeschreven door alinea 35 van IAS 32 worden uitkeringen aan houders van eigen-vermogensinstrumenten direct in het eigen vermogen verwerkt, na aftrek van eventuele winstbelastingvoordelen. Rente, dividenden en andere opbrengsten in verband met als financiële verplichtingen ingedeelde financiële instrumenten zijn lasten, ongeacht of die betaalde bedragen in juridische zin als dividenden, rente of andere opbrengsten zijn aangemerkt.

    12

    De bijlage, die integraal deel uitmaakt van de consensus, geeft voorbeelden van de toepassing van deze consensus.

    Informatieverschaffing

    13

    Wanneer een verandering in het terugbetalingsverbod leidt tot een overboeking tussen financiële verplichtingen en eigen vermogen, dient de entiteit het bedrag, het tijdstip en de reden voor de overboeking afzonderlijk te vermelden.

    Ingangsdatum

    14

    De ingangsdatum en overgangsbepalingen van deze IFRIC-interpretatie zijn dezelfde als die voor IAS 32 (herziene versie van 2003). Een entiteit dient deze interpretatie toe te passen op verslagperioden die op of na 1 januari 2005 aanvangen. Als een entiteit deze interpretatie toepast op een verslagperiode die aanvangt vóór 1 januari 2005, dient zij dit feit te vermelden. Deze interpretatie dient retroactief te worden toegepast.

    Bijlage

    VOORBEELDEN VAN TOEPASSING VAN DE CONSENSUS

    Deze bijlage maakt integraal deel uit van de interpretatie.

    A1

    In deze bijlage zijn zeven voorbeelden van de toepassing van de IFRIC-consensus beschreven. De voorbeelden vormen geen limitatieve lijst; er zijn ook andere feitelijke situaties mogelijk. Bij elk voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat er, afgezien van de voorwaarden die in de feiten van het voorbeeld zijn beschreven, geen andere voorwaarden zijn op basis waarvan het financieel instrument als een financiële verplichting moet worden geclassificeerd.

    ONVOORWAARDELIJK RECHT OM TERUGBETALING TE WEIGEREN (alinea 7)

    Voorbeeld 1

    Feiten

    A2

    De statuten van de entiteit stellen dat de entiteit vrij kan kiezen om terugbetalingen te doen. De statuten weiden niet verder uit over of vermelden geen verdere beperkingen van die beslissingsvrijheid. De entiteit heeft in haar bestaan nooit geweigerd om aandelen van leden terug te betalen, hoewel de raad van bestuur hiertoe gerechtigd is.

    Indeling

    A3

    De entiteit heeft een onvoorwaardelijk recht om terugbetaling te weigeren en de aandelen van leden zijn eigen vermogen. In IAS 32 zijn de classificatiegrondslagen vastgelegd die gebaseerd zijn op de voorwaarden van het financiële instrument en wordt vastgesteld dat het feit dat er in het verleden op vrijwillige basis betalingen werden gedaan, of dat er een voornemen is om dergelijke betalingen te doen, geen aanleiding geeft tot indeling als financiële verplichting. In alinea TL26 van IAS 32 wordt het volgende gesteld:

    Indien de preferente aandelen niet-aflosbaar zijn, wordt de classificatie bepaald op basis van de overige aan de preferente aandelen verbonden rechten. De classificatie wordt gebaseerd op een beoordeling van de economische realiteit van de contractuele afspraken en de definitie van een financiële verplichting en van een eigen-vermogensinstrument. Indien uitkeringen aan de houders preferente aandelen, ongeacht of deze cumulatief of niet-cumulatief zijn, op initiatief van de emittenten plaatsvinden, zijn de aandelen eigen-vermogensinstrumenten. De classificatie van een preferent aandeel als eigen-vermogensinstrument of financiële verplichting wordt niet beïnvloed door bijvoorbeeld:

    a)

    een verleden waarin frequent uitkeringen zijn gedaan;

    b)

    een voornemen om in de toekomst uitkeringen te doen;

    c)

    de mogelijk negatieve gevolgen voor de prijs van gewone aandelen van de emittent indien de uitkeringen niet worden gedaan (vanwege beperkingen ten aanzien van dividendbetalingen op de gewone aandelen indien er op preferente aandelen geen dividend wordt uitgekeerd);

    d)

    de omvang van de reserves van de emittent;

    e)

    de verwachtingen van een emittent ten aanzien van de winst of het verlies over de periode; of

    f)

    de mogelijkheid van de emittent om al dan niet het winst- of verliesbedrag over de periode te beïnvloeden.

    Voorbeeld 2

    Feiten

    A4

    De statuten van de entiteit stellen dat de entiteit vrij kan kiezen om terugbetalingen te doen. De statuten stellen echter eveneens dat een terugbetalingsverzoek automatisch wordt goedgekeurd, tenzij de entiteit geen betalingen kan uitvoeren zonder de lokale regelgeving met betrekking tot liquiditeit of reserves te overtreden.

    Indeling

    A5

    De entiteit heeft geen onvoorwaardelijk recht om terugbetaling te weigeren en de aandelen van leden zijn een financiële verplichting. De bovenbeschreven beperkingen zijn gebaseerd op de mogelijkheid van de entiteit om haar verplichting af te wikkelen. Ze beperken terugbetalingen alleen indien niet aan de vereisten inzake liquiditeit of reserves is voldaan en dan alleen tot het moment hieraan is voldaan. Derhalve leiden ze niet, op grond van de in IAS 32 vastgelegde grondslagen, tot de indeling van het financieel instrument als eigen vermogen. Alinea TL25 van IAS 32 stelt het volgende:

    Er kunnen preferente aandelen worden uitgegeven met verschillende rechten. Om vast te stellen of een preferent aandeel een financiële verplichting of een eigen-vermogensinstrument is, beoordeelt een emittent de specifieke aan het aandeel verbonden rechten om te bepalen of de wezenlijke kenmerken van het aandeel voldoen aan die van een financiële verplichting. Een preferent aandeel dat bijvoorbeeld voorziet in de aflossing op een bepaalde datum of afhankelijk van de keuze van de houder bevat een financiële verplichting, omdat de emittent een verplichting heeft om financiële activa aan de houder van het aandeel over te dragen. Deze verplichting gaat niet teniet indien de emittent, ondanks de contractuele plicht, niet in staat is aan de verplichting tot aflossing van een eigen preferent aandeel te voldoen, ongeacht of dit het gevolg is van een gebrek aan middelen, een wettelijke beperking of onvoldoende winst of reserves. [Nadruk toegevoegd]

    TERUGBETALINGSVERBOD (alinea 8 en 9)

    Voorbeeld 3

    Feiten

    A6

    Een coöperatieve entiteit heeft in het verleden op verschillende datums en voor verschillende bedragen aandelen aan zijn leden uitgegeven, namelijk:

    a)

    op 1 januari 20x1 100 000 aandelen tegen CU 10 per aandeel (CU 1 000 000;

    b)

    op 1 januari 20x2 100 000 aandelen tegen CU 20 per aandeel (CU 2 000 000, wat de totale waarde van de iutgegeven aandelen op CU 3 000 000 brengt).

    De aandelen worden op verzoek terugbetaald tegen het bedrag waarvoor ze werden uitgegeven.

    A7

    In de statuten van de entiteit is vermeld dat het totaal van de terugbetalingen niet groter mag zijn dan 20 % van het hoogste aantal aandelen van leden dat ooit heeft uitgestaan. Op 31 december 20x2 had de entiteit 200 000 uitstaande aandelen. Dit is het hoogste aantal aandelen van leden dat ooit uitstond en er zijn in het verleden geen aandelen terugbetaald. Op 1 januari 20x3 wijzigde de entiteit haar statuten en verhoogde ze het niveau van het toegestane aantal cumulatieve terugbetalingen tot 25 % van het hoogste aantal aandelen van haar leden dat ooit heeft uitgestaan.

    Indeling

    Vóór wijziging van de statuten

    A8

    Aandelen van leden boven het terugbetalingsverbod zijn financiële verplichtingen. De coöperatieve entiteit waardeert deze financiële verplichting bij eerste opname tegen reële waarde. Omdat deze aandelen op verzoek worden terugbetaald, bepaalt de coöperatieve entiteit de reële waarde van dergelijke financiële verplichtingen zoals voorgeschreven door alinea 49 van IAS 39, waarin het volgende is vermeld: „De reële waarde van een financiële verplichting met een kenmerk van directe opeisbaarheid (bijvoorbeeld een direct opvraagbaar deposito) is minimaal gelijk aan het onmiddellijk opeisbare bedrag …” Bijgevolg classificeert de coöperatieve entiteit als financiële verplichting het maximumbedrag dat op grond van de terugbetalingsbepalingen onmiddellijk opeisbaar is.

    A9

    Op 1 januari 20x1 bedraagt het maximumbedrag dat op grond van de terugbetalingsbepalingen betaalbaar is 20 000 aandelen tegen CU 10 per aandeel. Bijgevolg classificeert de entiteit CU 200 000 als financiële verplichting en CU 800 000 als eigen vermogen. Als gevolg van de nieuwe uitgifte van aandelen tegen CU 20 stijgt op 1 januari 20x2 het maximumbedrag dat op grond van de terugbetalingsbepalingen betaalbaar is tot 40 000 aandelen tegen CU 20 per aandeel. De uitgifte van extra aandelen tegen CU 20 creëert een nieuwe verplichting die bij eerste opname wordt gewaardeerd tegen reële waarde. De verplichting na uitgifte van deze aandelen bedraagt 20 % van de totale uitstaande aandelen (200 000), gewaardeerd tegen CU 20, ofwel CU 800 000. Dit vereist de opname van een aanvullende verplichting van CU 600 000. In dit voorbeeld wordt er geen winst of verlies opgenomen. Bijgevolg classificeert de entiteit nu CU 800 000 als financiële verplichting en CU 2 200 000 als eigen vermogen. Dit voorbeeld gaat ervan uit dat deze bedragen tussen 1 januari 20x1 en 31 december 20x2 niet veranderen.

    Na wijziging van de statuten

    A10

    Na de wijziging van haar statuten kan de coöperatieve entiteit verplicht worden maximaal 25 % van haar uitstaande aandelen, ofwel ten hoogste 50 000 aandelen, af te lossen tegen CU 20 per aandeel. Bijgevolg classificeert de coöperatieve entiteit op 1 januari 20x3 een bedrag van CU 1 000 000 als financiële verplichting, zijnde het maximumbedrag dat op grond van de terugbetalingsbepalingen onmiddellijk opeisbaar is, zoals bepaald in overeenstemming met alinea 49 van IAS 39. Derhalve boekt de entiteit op 1 januari 20x3 een bedrag van CU 200 000 vanuit het eigen vermogen over naar de financiële verplichtingen, waarbij CU 2 000 000 als eigen vermogen geclassificeerd blijft. In dit voorbeeld neemt de entiteit geen winst of verlies op naar aanleiding van de overboeking op.

    Voorbeeld 4

    Feiten

    A11

    De lokale wetgeving met betrekking tot de activiteiten van coöperaties, of de statuten van de entiteit, verbiedt, respectievelijk verbieden, dat een entiteit aandelen van leden terugbetaalt indien het gestorte kapitaal van aandelen van leden hierdoor zou dalen tot onder 75 % van het hoogste bedrag van gestort kapitaal op aandelen van leden. Voor een bepaalde coöperatie is het hoogste bedrag CU 1 000 000. Op de balansdatum bedraagt het saldo van het gestorte kapitaal CU 900 000.

    Indeling

    A12

    In dit geval zou CU 750 000 als eigen vermogen en CU 150 000 als financiële verplichting worden geclassificeerd. Naast de reeds aangehaalde alinea's wordt in alinea 18 b) van IAS 32 onder meer het volgende vermeld:

    … een financieel instrument dat de houder het recht geeft om het instrument door de emittent te laten terugnemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief (een instrument met terugneemverplichting(„puttable instrument”)), is een financiële verplichting. Dit is zelfs het geval indien het bedrag van de geldmiddelen of de andere financiële activa wordt bepaald op basis van een index of een andere grootheid die kan stijgen en dalen, of indien de juridische vorm van het instrument met terugneemverplichting de houder recht geeft op een overblijvend aandeel in de activa van een emittent. Het bestaan van een optie voor de houder om het instrument door de emittent te laten terugnemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, betekent dat het instrument met terugneemverplichting voldoet aan de definitie van een financiële verplichting.

    A13

    Het in dit voorbeeld beschreven terugbetalingsverbod verschilt van de beperkingen die zijn beschreven in alinea 19 en TL25 van IAS 32. Die beperkingen zijn beperkingen op de mogelijkheid van de entiteit om het bedrag dat op een financiële verplichting verschuldigd is, te betalen, d.w.z. de beperkingen beletten betaling van de verplichting alleen indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dit voorbeeld beschrijft daarentegen een onvoorwaardelijk terugbetalingsverbod boven een bepaald bedrag, ongeacht of de entiteit in staat is aandelen van leden terug te betalen (bijvoorbeeld gezien haar liquiditeitspositie, winsten of uitkeerbare reserves). In feite belet het terugbetalingsverbod dat de entiteit een financiële verplichting aangaat om meer dan een bepaald bedrag aan gestort kapitaal terug te betalen. Bijgevolg is het gedeelte van de aandelen dat aan het terugbetalingsverbod onderworpen is, geen financiële verplichting. Hoewel de aandelen van ieder lid mogelijk individueel terugbetaalbaar zijn, is een deel van de totale uitstaande aandelen in geen geval terugbetaalbaar, behalve bij liquidatie van de entiteit.

    Voorbeeld 5

    Feiten

    A14

    De feiten van dit voorbeeld zijn dezelfde als in voorbeeld 4. Daarnaast gelden er op de balansdatum liquiditeitsvereisten in het lokale rechtsgebied op grond waarvan het een entiteit verboden is aandelen van leden terug te betalen, tenzij haar kasreserves en beleggingen op korte termijn een bepaald bedrag overschrijden. Het effect van deze liquiditeitsvereisten op de balansdatum is dat de entiteit niet meer dan CU 50 000 kan betalen om aandelen van leden terug te betalen.

    Indeling

    A15

    Zoals in voorbeeld 4 classificeert de entiteit CU 750 000 als eigen vermogen en CU 150 000 als een financiële verplichting. Dit houdt verband met het feit dat het als een verplichting geclassificeerde bedrag gebaseerd is op het onvoorwaardelijke recht van de entiteit om terugbetaling te weigeren en niet op voorwaardelijke beperkingen die terugbetaling alleen verbieden indien aan de liquiditeits- of andere voorwaarden is voldaan en dan alleen tot het moment waarop hieraan is voldaan. De bepalingen van alinea 19 en TL25 van IAS 32 zijn in dit geval van toepassing.

    Voorbeeld 6

    Feiten

    A16

    De statuten van de entiteit verbieden dat de entiteit aandelen van leden terugbetaalt, behoudens voorzover tijdens de voorgaande drie jaaropbrengsten zijn ontvangen uit de uitgifte van aanvullende aandelen van leden aan nieuwe of bestaande leden. Opbrengsten uit de uitgifte van aandelen van leden moeten worden aangewend om aandelen terug te betalen waarvoor leden een terugbetalingsverzoek hebben ingediend. Tijdens de voorgaande drie jaar bedroegen de opbrengsten uit de uitgifte van aandelen van leden CU 12 000 en werden er geen aandelen van leden terugbetaald.

    Indeling

    A17

    De entiteit classificeert CU 12 000 van de aandelen van leden als financiële verplichting. In overeenstemming met de in voorbeeld 4 beschreven conclusies zijn aandelen van leden die onderworpen zijn aan een onvoorwaardelijk terugbetalingsverbod geen financiële verplichting. Een dergelijk onvoorwaardelijk verbod is van toepassing op een bedrag gelijk aan de opbrengst van uitgegeven aandelen vóór de voorgaande drie jaar, en dus wordt dit bedrag als eigen vermogen ingedeeld. Een bedrag gelijk aan de opbrengst uit aandelen uitgegeven tijdens de voorgaande drie jaar is echter niet onderworpen aan een onvoorwaardelijk terugbetalingsverbod. Derhalve geven de opbrengsten uit de uitgifte van aandelen van leden in de voorgaande drie jaar aanleiding tot financiële verplichtingen tot ze niet meer beschikbaar zijn voor de terugbetaling op aandelen van leden. Bijgevolg heeft de entiteit een financiële verplichting die gelijk is aan de opbrengst van aandelen uitgegeven tijdens de drie voorgaande jaren, na aftrek van eventuele terugbetalingen tijdens die periode.

    Voorbeeld 7

    Feiten

    A18

    De entiteit is een coöperatieve bank. De lokale wetgeving met betrekking tot de activiteiten van coöperatieve banken bepaalt dat ten minste 50 % van de totale „uitstaande verplichtingen” (een begrip dat volgens de definitie in de wettelijke voorschriften het ledenkapitaal omvat) van de entiteit moet bestaan uit gestort ledenkapitaal. Het voorschrift heeft tot gevolg dat indien alle uitstaande verplichtingen van een coöperatieve entiteit aandelen van leden zijn, de entiteit ze alle kan terugbetalen. Op 31 december 20x1 heeft de entiteit totale uitstaande verplichtingen van CU 200 000, waarvan CU 125 000 bestaat uit het ledenkapitaal. De voorwaarden van het ledenkapitaal staan, indien hierom wordt verzocht, terugbetaling op de aandelen toe en er zijn in de statuten van de entiteit geen terugbetalingsbeperkingen vermeld.

    Indeling

    A19

    In dit voorbeeld zijn de aandelen van leden ingedeeld als financiële verplichting. Het terugbetalingsverbod is vergelijkbaar met de beperkingen die in alinea 19 en TL25 van IAS 32 zijn beschreven. De beperking is een voorwaardelijke beperking van de mogelijkheid van de entiteit om het bedrag dat op een financiële verplichting verschuldigd is, te betalen, dat wil zeggen de beperking belet betaling van de verplichting alleen indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De entiteit zou bijvoorbeeld verplicht kunnen worden het volledige bedrag van aandelen van leden (CU 125 000) terug te betalen indien ze al haar andere verplichtingen (CU 75 000) afloste. Bijgevolg belet het terugbetalingsverbod de entiteit niet om een financiële verplichting aan te gaan om meer dan een bepaald aantal aandelen van leden of een bepaald bedrag aan gestort kapitaal af te lossen. Het verbod laat de entiteit toe terugbetalingen alleen uit te stellen tot aan een voorwaarde is voldaan, namelijk de terugbetaling van andere verplichtingen. Aandelen van leden in dit voorbeeld zijn niet onderworpen aan een onvoorwaardelijk terugbetalingsverbod en worden bijgevolg geclassificeerd als financiële verplichting.


    Top