Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0866

    Verordening (EG) nr. 866/2005 van de Raad van 6 juni 2005 tot uitbreiding van de definitieve antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 werden ingesteld op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen uit de Volksrepubliek China tot hetzelfde product dat vanuit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen wordt verzonden

    PB L 145 van 9.6.2005, p. 1–15 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/10/2008

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/866/oj

    9.6.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 145/1


    VERORDENING (EG) Nr. 866/2005 VAN DE RAAD

    van 6 juni 2005

    tot uitbreiding van de definitieve antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 werden ingesteld op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen uit de Volksrepubliek China tot hetzelfde product dat vanuit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen wordt verzonden

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de „basisverordening”), en met name op artikel 13,

    Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Thans geldende maatregelen en eerdere onderzoeken

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 (2) („de oorspronkelijke verordening”) heeft de Raad definitieve antidumpingrechten, van 0 % tot 66,1 %, ingesteld op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen („CFL-i-s”) uit de Volksrepubliek China („China”).

    (2)

    In oktober 2002 heeft de Commissie een onderzoek geopend naar de absorptie van deze rechten overeenkomstig artikel 12 van de basisverordening (3). Dit onderzoek werd in maart 2004 beëindigd nadat de indiener van het verzoek het verzoek had ingetrokken (4).

    2.   Verzoek

    (3)

    Op 16 augustus 2004 heeft de Commissie een verzoek ontvangen om overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van CFL-i’s uit China. Het verzoek was ingediend door de Lighting Industry and Trade in Europe („LITE”) namens producenten en importeurs van CFL-i’s in de Europese Gemeenschap. Volgens het verzoek zouden de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op CFL-i’s uit China ontdoken worden door overlading en/of assemblage in Vietnam, Pakistan en/of de Filipijnen.

    (4)

    Voorts werd in het verzoek aangevoerd dat de handelsstromen zich sedert de instelling van de antidumpingmaatregelen hadden gewijzigd (de invoer uit China was afgenomen, terwijl de invoer uit de bovenvermelde landen was toegenomen), dat hiervoor geen voldoende reden of economische rechtvaardiging bestond behalve de aanwezigheid van antidumpingrechten en dat hierdoor afbreuk werd gedaan aan de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van CFL-i’s uit China, zowel in termen van hoeveelheden als van prijzen. Bovendien was er voldoende bewijsmateriaal dat de stijgende invoer uit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen plaatsvond tegen prijzen die lager waren dan de niet-schadelijke prijs die was vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid.

    (5)

    De indiener van het verzoek voerde ten slotte aan dat de prijzen van CFL-i’s die vanuit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen in de Europese Gemeenschap werden ingevoerd dumpingprijzen waren indien deze werden vergeleken met de normale waarde die bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

    3.   Opening van het onderzoek

    (6)

    Nadat de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening, heeft zij bij Verordening (EG) nr. 1582/2004 (5) („de verordening tot opening van het onderzoek”) een onderzoek geopend. Bij deze verordening heeft de Commissie de douane overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening tevens de opdracht gegeven de invoer van CFL-i’s die vanuit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen waren verzonden en die al dan niet als van oorsprong uit Vietnam, Pakistan of de Filipijnen werden aangegeven met ingang van 11 september 2004 te registreren.

    4.   Onderzoek

    (7)

    De Commissie heeft de autoriteiten van China, Vietnam, Pakistan en de Filipijnen, de exporteurs/producenten in die landen, de betrokken importeurs in de Europese Gemeenschap en de EG-producenten namens wie het verzoek was ingediend van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Er werd een vragenlijst gezonden aan de producenten/exporteurs in Vietnam, Pakistan, de Filipijnen en China, aan de importeurs in de Europese Gemeenschap die in het verzoek waren genoemd of die de Commissie van het oorspronkelijk onderzoek bekend waren of die zich binnen de bij artikel 3, lid 1 van de Verordening tot opening van het onderzoek vastgestelde termijn hadden aangemeld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de gestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

    (8)

    Vier producenten/exporteurs in Vietnam, één producent/exporteur in Pakistan en vijf producenten/exporteurs in China hebben de vragenlijst beantwoord; van producenten/exporteurs in de Filipijnen werden geen antwoorden ontvangen. Ook twee gelieerde en twee niet-gelieerde importeurs in de Europese Gemeenschap hebben de vragenlijst beantwoord.

    (9)

    De volgende ondernemingen verleenden medewerking aan het onderzoek en beantwoordden de vragenlijst:

     

    Niet-gelieerde importeurs:

    Elektro Cirkel BV, Nederland

    Carrefour SA, Frankrijk

     

    Gelieerde importeurs:

    Energy Research 2000 BV, Nederland

    e3light A/S, Denemarken

     

    Vietnamese producenten/exporteurs:

    Eco Industries Vietnam Co., Ltd, Haiphong (gelieerd met e3light A/S)

    Energy Research Vietnam Co., Ltd, Haiphong (gelieerd met Energy Research 2000 BV)

    Halong service and import export company (Halong Simexco), Haiphong

    Rang Dong Light Source and Vacuum Flask Joint Stock Company (Ralaco), Hanoi

     

    Pakistaanse producent/exporteur:

    Ecopak Lighting, Karachi

     

    Chinese producenten/exporteurs:

    Firefly Lighting Co. Ltd, Shenzhen

    Lisheng Electronic & Lighting (Xiamen) Co., Ltd

    City Bright Lighting (Shenzhen), Ltd, Shenzhen

    Ningbo Super Trend Electron Co. Ltd, Ningbo

    Zhejiang Sunlight Group Co. Ltd, Shangyu.

    (10)

    Er vonden controlebezoeken plaats bij de volgende ondernemingen:

    Ecopak Lighting, Karachi (Pakistan)

    Eco Industries Vietnam Co., Ltd, Haiphong en de gelieerde onderneming e3 light in Denemarken

    Energy Research Vietnam Co., Ltd, Haiphong

    Rang Dong Light Source and Vacuum Flask Joint Stock Company (Ralaco), Hanoi

    Carrefour SA, Frankrijk.

    5.   Onderzoektijdvak

    (11)

    Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 („het onderzoektijdvak”). Er werden gegevens verzameld over de periode van 1999 tot het einde van het onderzoektijdvak om te onderzoeken of de handelsstromen waren gewijzigd.

    6.   Mededeling van gegevens

    (12)

    Alle belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de volgende aanbeveling te doen:

    i)

    de definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen (CFL-i’s) uit China, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1470/2001, uit te breiden tot CFL-i’s die uit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen worden ingevoerd;

    ii)

    geen vrijstelling toe te staan aan de ondernemingen die hierom hadden verzocht.

    Overeenkomstig de basisverordening konden de belanghebbenden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

    (13)

    De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden werden in overweging genomen en zo nodig werden de definitieve bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

    B.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

    1.   Algemeen

    (14)

    Zoals hierboven vermeld, had het onderzoek naar een wijziging in de handelsstromen betrekking op de periode van 1999 tot het einde van het onderzoektijdvak, dus voornamelijk vóór de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004. Een zinvol onderzoek naar een eventuele wijziging van de handelsstromen in deze periode kon derhalve slechts plaatsvinden door vergelijking van de invoer in de 15 lidstaten waaruit de Unie vóór de uitbreiding bestond (hierna „EU-15” of „de Europese Gemeenschap” genoemd). Daar de maatregelen vóór de uitbreiding slechts van toepassing waren in de EU-15, konden zij vóór de uitbreiding ook slechts in de EU-15 worden ontdoken. Bovendien zou het aan de hand van de gegevens over de invoer in de tien nieuwe lidstaten in de periode na de uitbreiding niet mogelijk zijn een ontwikkeling te onderkennen bij gebrek aan gegevens over eerdere jaren.

    2.   Niveau van medewerking en vaststelling van het invoervolume

    (15)

    Zoals vermeld in overweging 9 hebben vier Vietnamese producenten/exporteurs waarvan er slechts één CFL-i’s naar de Europese Gemeenschap uitvoerde, één Pakistaanse producent/exporteur en vijf Chinese producenten/exporteurs medewerking verleend aan het onderzoek door de vragenlijst te beantwoorden. Geen enkel Filipijns bedrijf heeft medewerking verleend.

    (16)

    De registratie van het invoervolume door Eurostat had betrekking op een grotere productgroep dan CFL-i’s, namelijk op alle fluorescentielampen.

    (17)

    De uitvoer van CFL-i’s door de enige medewerkende exporteur in Vietnam had slechts betrekking op 3 % van de door Eurostat geregistreerde invoer. Uit de bij het onderzoek verkregen gegevens bleek dat andere, niet-medewerkende producenten/exporteurs in Vietnam in het onderzoektijdvak CFL-i’s naar de Europese Gemeenschap hadden uitgevoerd. Derhalve werd geoordeeld dat de gegevens die de medewerkende exporteur had verstrekt niet representatief waren voor de invoer van CFL-i’s uit Vietnam.

    (18)

    Voor Pakistan werd vastgesteld (zie overweging 52) dat de door de medewerkende exporteur verstrekte gegevens onbetrouwbaar waren, terwijl geen enkel Filipijns bedrijf medewerking verleende. Het niveau van medewerking bij de Chinese exporteurs was eveneens laag; van de minstens twaalf bekende Chinese producenten/exporteurs (die bij het oorspronkelijke onderzoek ongeveer 30 % van de totale uitvoer uit China vertegenwoordigden) hebben slechts vijf de vragenlijst beantwoord, waarvan drie zeer onvolledig. Op basis van de door de medewerkende bedrijven verstrekte gegevens kon derhalve geen redelijke raming worden gemaakt van het invoervolume.

    (19)

    Gelet op het voorgaande moesten de bevindingen inzake de uitvoer van CFL-i’s naar de Europese Gemeenschap gedeeltelijk gebaseerd worden op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Bij gebrek aan een andere betrouwbare informatiebron werd dus gebruikgemaakt van de gegevens van Eurostat om de omvang van de invoer uit China, Vietnam, Pakistan en de Filipijnen vast te stellen. Deze gegevens werden vergeleken met de gegevens van andere statistische bronnen.

    3.   Methode

    (20)

    Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd nagegaan of de antidumpingrechten werden ontdoken door achtereenvolgens te onderzoeken of de handelsstromen tussen derde landen en de Europese Gemeenschap waren gewijzigd, of deze wijzigingen het gevolg waren van praktijken, processen of activiteiten waarvoor geen andere voldoende reden of economische rechtvaardiging was dan het bestaan van antidumpingrechten, of er schade was, of afbreuk werd gedaan aan de corrigerende werking van het recht in termen van prijzen en/of hoeveelheden, en de toegepaste prijzen dumpingprijzen waren in vergelijking met de normale waarde die eerder voor CFL-i’s uit China was vastgesteld, indien nodig, overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening.

    (21)

    De hierboven bedoelde praktijken, processen of activiteiten zijn onder meer het verzenden van het product waarop maatregelen van toepassing zijn via derde landen en assemblage in de Europese Gemeenschap of een derde land. Of assemblage had plaatsgevonden werd vastgesteld overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de basisverordening.

    (22)

    Zoals vermeld in de overwegingen 42 en 82 heeft geen enkele medewerkende onderneming betrouwbare gegevens verstrekt die gebruikt hadden kunnen worden voor de berekening van de waarde van de onderdelen die bij de assemblage worden gebruikt of van de waarde die bij de assemblage werd toegevoegd. Daarom werden de bevindingen gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

    (23)

    Om na te gaan of de ontduiking is begonnen of sterk is toegenomen sinds, of kort voor de opening van het antidumpingonderzoek ten aanzien van CFL-i’s uit China, werd de invoer van CFL-i’s in de Europese Gemeenschap geanalyseerd sinds de invoering van definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van dat product uit China.

    (24)

    Om na te gaan of de ingevoerde CFL-i’s in termen van hoeveelheden en prijzen afbreuk hadden gedaan aan de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van CFL-i’s uit China, werd uitgegaan van de hoeveelheden die vanuit de drie onderzochte landen waren verzonden en de prijzen aan niet-gelieerde afnemers in de Europese Gemeenschap, indien deze gegevens beschikbaar waren. In de andere gevallen werd gebruikgemaakt van de gegevens van Eurostat als de best beschikbare gegevens op het gebied van hoeveelheden en prijzen. De aldus vastgestelde prijzen werden vergeleken met de niet-schadelijke prijs die in het kader van het oorspronkelijk onderzoek voor de EG-producenten was vastgesteld.

    (25)

    Ten slotte werd overeenkomstig artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening nagegaan of de invoer met dumping plaatsvond ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product was vastgesteld. Hiertoe werden de exportprijzen van de medewerkende producent/exporteur in het onderzoektijdvak vergeleken met de normale waarde die was vastgesteld in het kader van de procedure die tot de thans geldende definitieve antidumpingmaatregelen heeft geleid. In het oorspronkelijk onderzoek was de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijzen of de geconstrueerde waarde in Mexico, het referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor China.

    (26)

    Om een billijke vergelijking te kunnen maken van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Daar CFL-i’s uit Vietnam bijzondere fysische eigenschappen bleken te hebben, werd hiervoor een correctie toegepast overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening.

    (27)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumping berekend door de gewogen gemiddelde waarde die bij het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld, te vergelijken met de gewogen gemiddelde exportprijzen in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs grens Europese Gemeenschap, vóór inklaring.

    4.   Betrokken product en soortgelijk product

    (28)

    Zoals gedefinieerd in de oorspronkelijke verordening heeft de procedure betrekking op CFL-i’s, ingedeeld onder GN-code ex 8539 31 90. Een CFL-i is een elektronische compacte fluorescerende gasontladingslamp met één of meer glazen buizen waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet zijn bevestigd of in de lampvoet zijn geïntegreerd.

    (29)

    Uit het onderzoek bleek dat de CFL-i’s die uit China werden ingevoerd en CFL-i’s die vanuit Vietnam, Pakistan of de Filipijnen in de Europese Gemeenschap werden ingevoerd dezelfde fysische kenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Zij zijn dus soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    5.   Wijziging in de handelsstromen

    (30)

    De invoer uit China daalde tot minder dan de helft na de instelling van antidumpingmaatregelen in 2001, namelijk van 85 miljoen stuks in 2000 tot 37 miljoen stuks in 2002. Hoewel deze invoer zich na 2002 gedeeltelijk herstelde, bedroeg deze in 2004 nog steeds 20 % minder dan in 2000, toen nog geen antidumpingmaatregelen van toepassing waren. Anderzijds nam de invoer uit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen, die vóór 2001 nagenoeg onbestaande was, na de instelling van de antidumpingmaatregelen beduidend toe.

    (31)

    De volgende tabel geeft de invoer van fluorescerende lampen (waaronder CFL-i’s) uit de bovenvermelde landen weer op basis van de invoergegevens van Eurostat voor de betrokken GN-code.

    Tabel 1

    Land\periode

    1999

    2000

    2001

    2002

    2003

    2004

    China (stuks)

    70 483 168

    85 154 477

    46 763 569

    37 493 151

    54 845 219

    69 604 510

    groei (%)

    151

    182

    100

    80

    117

    149

    Vietnam (stuks)

    0

    0

    925 518

    1 920 973

    5 451 201

    8 215 491

    groei (%)

    0

    0

    100

    208

    589

    888

    Filipijnen (stuks)

    768 406

    82 840

    1 487 219

    2 995 323

    3 250 691

    3 956 526

    groei (%)

    52

    6

    100

    201

    219

    266

    Pakistan (stuks)

    0

    0

    196 240

    584 065

    674 119

    1 255 456

    groei (%)

    0

    0

    100

    298

    344

    640

    Bron: Eurostat, GN-code 8539 31 90, EU-15, basis 100 in 2001.

    (32)

    Bij nader onderzoek van deze gegevens die werden aangevuld en gecontroleerd aan de hand van andere statistische bronnen bleek dat ongeveer de helft van de totale invoer uit China die door Eurostat was geregistreerd uit CLF-i’s bestond en dat de evolutie van de invoer van dat product gelijke tred hield met de invoer van fluorescerende lampen, namelijk in beide gevallen werd dezelfde ontwikkeling waargenomen.

    (33)

    Bovendien werd vastgesteld dat de stijging van de Chinese invoer in 2003 en 2004 hoofdzakelijk moest worden toegeschreven aan de gestegen uitvoer van ondernemingen waarop geen of lage antidumpingrechten van toepassing waren, namelijk Lisheng Electronic & Lighting (Xiamen) Co., Ltd („Lisheng”) en Shenzhen Zuoming Electronic Co., Ltd („Shenzhen”), terwijl de invoer afkomstig van de overige Chinese ondernemingen in die periode betrekkelijk stabiel bleef.

    (34)

    Onderstaande tabel die gebaseerd is op statistische gegevens die door de lidstaten werden verzameld en door de Commissie bijeengebracht overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening toont de hoeveelheden CFL-i’s (stuks) die door Lisheng en Shenzhen werden uitgevoerd enerzijds en door de overige Chinese ondernemingen waarvoor hogere antidumpingrechten golden anderzijds.

    Tabel 2

    Onderneming

    AD-recht

    2002

    2003

    2004

    Lisheng Electronic & Lighting (Xiamen) Co., Ltd

    0 %

    100

    101

    154

    Shenzhen Zuoming Electronic Co., Ltd

    8,4 %

    100

    178

    221

    Andere ondernemingen

    17,1 tot 66,1 %

    100

    119

    128

    Totaal

     

    100

    110

    150

    Bron: Door de lidstaten verzamelde en door de Commissie bijeengebrachte statistische gegevens overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

    (35)

    Zoals vermeld in de overwegingen 18 en 19 werden de uit de Filipijnen ingevoerde hoeveelheden vastgesteld op basis van de statistieken van Eurostat.

    (36)

    Vóór 2001, het jaar waarin de definitieve antidumpingmaatregelen werden ingesteld, was de invoer uit de Filipijnen onbelangrijk. In 2001, na de instelling van de rechten kon evenwel bijna een verdubbeling worden waargenomen: deze bedroeg 1,4 miljoen stuks in 2001 en steeg tot 2,9 miljoen stuks in 2002. In het onderzoektijdvak bedroeg de invoer 3,9 miljoen stuks, hetgeen neerkomt op een totale stijging met 262 % in vergelijking met 2001.

    (37)

    Uit het onderzoek bleek dat de uitvoer uit China naar de Filipijnen sedert 2000 is gestegen en sedert 2003 zelfs zeer sterk. Terzelfder tijd blijkt uit de Filipijnse invoerstatistieken dat voortdurend veel meer uit China wordt ingevoerd dan uit China naar de Filipijnen wordt uitgevoerd. Het verschil tussen deze statistieken stemt overeen met de hoeveelheden die uit de Filipijnen naar de Europese Gemeenschap zijn uitgevoerd, wat betekent dat goederen uit China via de Filipijnen naar de Europese Gemeenschap kunnen zijn verzonden.

    (38)

    Zoals vermeld in de overwegingen 18 en 52, waren de gegevens die de enige medewerkende Pakistaanse exporteur, Ecopak Lighting, heeft verstrekt onbetrouwbaar, onder meer wat betreft de uitvoer naar de Europese Gemeenschap. Met deze gegevens kon derhalve geen rekening worden gehouden. In de plaats daarvan werd gebruikgemaakt van de statistieken van Eurostat om de invoer uit Pakistan vast te stellen. Uit deze gegevens bleek dat de invoer uit Pakistan in 2001 is begonnen, dat wil zeggen na de instelling van de definitieve antidumpingmaatregelen, en in het onderzoektijdvak met 490 % is gestegen, dat wil zeggen van 0,2 miljoen stuks in 2001 tot 0,9 miljoen stuks in het onderzoektijdvak.

    (39)

    Zoals vermeld in de overwegingen 17 en 19 werd het invoervolume vanuit Vietnam vastgesteld aan de hand van de statistieken van Eurostat. Volgens deze statistieken begon de invoer na de instelling van definitieve maatregelen in 2001 en verdubbelde deze in 2002. In totaal steeg de invoer van 0,9 miljoen stuks in 2001 tot 7,1 miljoen stuks in het onderzoektijdvak, dus met 767 %.

    6.   Conclusie

    (40)

    De daling van de uitvoer uit China naar de Europese Gemeenschap en de parallelle stijging van de invoer uit Vietnam, Pakistan en de Filipijnen na de instelling van de definitieve antidumpingmaatregelen heeft geleid tot een wijziging van de handelsstromen tussen de bovenvermelde landen enerzijds en de Europese Gemeenschap anderzijds.

    (41)

    De stijging van de invoer uit China vanaf 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak moet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan een stijging van de invoer van CFL-i’s waarop geen of een laag antidumpingrecht van toepassing was, afkomstig van Lisheng en Shenzhen. Deze ondernemingen hadden geen, of minder belang bij het ontduiken van de maatregelen door verzending via derde landen of door assemblage in derde landen. Deze stijging kan de eerdere conclusie derhalve niet ontkrachten.

    7.   De Filipijnen

    a)   Aard van de ontduiking

    (42)

    Aangezien geen enkele Filipijnse onderneming medewerking verleende, werd de beoordeling gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, inclusief de gegevens in het verzoek. De indiener van het verzoek heeft zowel bewijsmateriaal verstrekt inzake de overlading als inzake de assemblage.

    b)   Geen voldoende reden of economische rechtvaardiging behalve het antidumpingrecht

    (43)

    Bij gebrek aan medewerking moest de Commissie haar bevindingen baseren op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. In onderhavig geval heeft de indiener van het verzoek voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit bleek dat de goederen in derde landen werden overgeladen en/of geassembleerd en dat op deze wijze de antidumpingmaatregelen werden ontdoken. Bovendien vallen de instelling van de antidumpingmaatregelen op CFL-i’s uit China en de wijzigingen in de uitvoer uit China enerzijds en de ontwikkeling van de uitvoer uit de Filipijnen naar de Europese Gemeenschap anderzijds (zie overweging 37) in de tijd samen. Daar dit een bevestiging was van het bewijsmateriaal dat de indiener van het verzoek had verstrekt, werd geconcludeerd dat de gewijzigde handelsstromen het gevolg waren van de antidumpingmaatregelen en niet van een andere reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

    c)   Verstoring van de corrigerende werking van de antidumpingrechten

    (44)

    De wijziging in de invoer in de Europese Gemeenschap deed zich voor vanaf de instelling van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van CFL-i’s uit China. Deze gewijzigde handelsstromen kwamen tot uiting in een sterke stijging van de invoer — zoals vermeld in overweging 36 — met meer dan 250 % in de periode van 2001-onderzoektijdvak. Derhalve werd geconcludeerd dat deze gestegen invoer in termen van hoeveelheden afbreuk had gedaan aan de corrigerende werking van antidumpingmaatregelen.

    (45)

    De prijzen van CFL-i’s die vanuit de Filipijnen waren ingevoerd werden bij gebrek aan medewerking van de Filipijnse exporteurs vastgesteld aan de hand van de gegevens van Eurostat overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Volgens deze bron waren de prijzen bij invoer uit de Filipijnen gemiddeld lager dan de niet-schadelijke prijs die bij het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld.

    (46)

    Derhalve werd geconcludeerd dat de invoer van CFL-i’s vanuit de Filipijnen afbreuk had gedaan aan de corrigerende werking van de rechten in termen van prijzen en hoeveelheden.

    d)   Dumping

    (47)

    Bij vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde die bij het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld met gewogen gemiddelde exportprijzen in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek (zie overweging 45), bleek dat de CFL-i’s die vanuit de Filipijnen waren verzonden, met dumping werden ingevoerd, in procenten van de cif-prijs grens Europese Gemeenschap, vóór inklaring.

    e)   Conclusie

    (48)

    Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat de definitieve antidumpingrechten die van toepassing waren op CFL-i’s uit China werd ontdoken door overlading via de Filipijnen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

    8.   Pakistan

    a)   Aard van de ontduiking

    (49)

    Bij het onderzoek bleek dat Ecopak Lighting in Pakistan over een installatie voor de productie/assemblage van CFL-i’s beschikte. Ecopak Lighting heeft banden met een Chinese onderneming, op wier producten een definitief antidumpingrecht van toepassing is, namelijk Firefly Lighting Co. Ltd.

    (50)

    Ecopak Lighting werd begin 2001 geregistreerd (tijdens het oorspronkelijk onderzoek) en is in mei 2001 met de werkzaamheden begonnen na de instelling van de voorlopige maatregelen in het kader van het oorspronkelijk onderzoek. De machines en uitrusting werden gekocht van een in China gevestigde handelsmaatschappij. De overbrenging van de uitrusting van China naar Pakistan begon in februari 2001, dus kort vóór de instelling van voorlopige maatregelen in het kader van het oorspronkelijk onderzoek. Ecopak Lighting bleek echter in Pakistan geen CFL-i’s te produceren, maar slechts te assembleren. Er waren namelijk aanwijzingen dat componenten van CFL-i’s door de gelieerde onderneming in China werden vervaardigd en als semi-geassembleerde „kits” werden ingevoerd. Bovendien beschikte Ecopak Lighting niet over de nodige machines en uitrusting om CFL-i’s te vervaardigen. In het bedrijf in Pakistan werd slechts een assemblagelijn aangetroffen.

    (51)

    Tijdens het controlebezoek vonden geen werkzaamheden (productie noch assemblage) plaats, er was geen personeel aanwezig en er waren geen voorraden. De onderneming beweerde dat in het onderzoektijdvak assemblagewerkzaamheden hadden plaatsgevonden — hetgeen met name bleek uit de machines — en dat zij over een lijst van personeel beschikte — die trouwens ook werd voorgelegd — maar dat de werkzaamheden kort voor de opening van onderhavig onderzoek waren stopgezet en dat nog niet was besloten of deze opnieuw zouden beginnen. Hierdoor kon geen productiecapaciteit worden vastgesteld.

    (52)

    Bovendien werd vastgesteld dat Ecopak Lighting over twee boekhoudingen beschikte. De boekhouding, inclusief de accountantsverslagen, waren niet in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen en werden dus als onbetrouwbaar beschouwd. Derhalve konden geen betrouwbare waarde van de machines (om de afschrijving te kunnen vaststellen die nodig is voor de berekening van de toegevoegde waarde) en geen nauwkeurige waarde van de ingevoerde onderdelen of van de toegevoegde waarde worden berekend. De onderneming heeft niet de gegevens verstrekt die de EG-instellingen in staat zouden hebben gesteld de in artikel 13, lid 2 onder b), vermelde percentages te bepalen.

    (53)

    Rekening houdend met de beschikbare gegevens, namelijk die van de indiener van het verzoek en met het feit dat bijna alle delen in de vorm van kits uit China werden ingevoerd en afkomstig waren van een gelieerde onderneming op wier producten antidumpingmaatregelen van toepassing waren, werd geconcludeerd dat de werkzaamheden die in het onderzoektijdvak in Pakistan hadden plaatsgevonden, beschouwd moesten worden als assemblagewerkzaamheden met als doel de antidumpingrechten te ontduiken.

    b)   Geen voldoende reden of economische rechtvaardiging behalve het antidumpingrecht

    (54)

    Voorts kwamen bij het onderzoek andere feiten aan het licht die bevestigden dat er voor de assemblage in Pakistan geen andere reden of economische rechtvaardiging was dan de aanwezigheid van antidumpingrechten.

    (55)

    De eerder beschreven wijziging in de handelsstromen viel samen met de aanvang van de assemblage van CLF-i’s in Pakistan. De in Pakistan geassembleerde CFL-i’s werden vanuit Pakistan naar de Europese Gemeenschap verkocht, maar de Chinese gelieerde onderneming verkocht naar andere markten rechtstreeks vanuit China. Afnemers van Ecopak Lighting in de Europese Gemeenschap bestelden CLF-i’s rechtstreeks bij de gelieerde onderneming in China.

    (56)

    De exporteur voerde aan dat de redenen voor de start van de werkzaamheden in Pakistan vooral gezocht moesten worden in het gunstige klimaat voor buitenlandse investeringen, de verbeterde infrastructuur en de lage arbeidskosten. De onderneming voerde ook aan dat de EG-markt verschilde van andere markten op het gebied van vraag, productsoorten en prijzen en dus een andere exportstrategie vereiste.

    (57)

    Geen van deze argumenten kon echter met bewijsmateriaal worden gestaafd en de onderneming kon niet aantonen dat deze factoren in aanmerking waren genomen toen besloten werd in Pakistan te gaan werken. De beweringen van de onderneming waren in strijd met de resultaten van de controle ter plaatse. Bovendien kon de onderneming voor de onderbreking van de werkzaamheden geen redelijke uitleg geven. In ieder geval zou de onderneming haar assemblagewerkzaamheden gemakkelijk kunnen hervatten indien zij dat wenste.

    (58)

    Gelet op het voorgaande en daar de onderneming zelf toegaf dat zij met de assemblage is begonnen ten gevolge van de antidumpingrechten in de Europese Gemeenschap werd geconcludeerd dat er geen andere voldoende reden of economische rechtvaardiging was voor de gewijzigde handelsstromen dan de aanwezigheid van antidumpingrechten.

    c)   Verstoring van de corrigerende werking van het antidumpingrecht

    (59)

    Uit het onderzoek van de handelsstromen aan de hand van de gegevens van Eurostat bleek dat de wijziging van de invoer van CFL-i’s uit China die zich vanaf de instelling van de definitieve maatregelen voordeed, gezien de omvang van de invoer, afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen. De Pakistaanse onderneming voerde in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek zelfs veel meer naar de Europese Gemeenschap uit dan de gelieerde onderneming in China in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijk onderzoek.

    (60)

    De prijzen van CFL-i’s die vanuit Pakistan werden geleverd aan niet-gelieerde afnemers in de Europese Gemeenschap waren lager dan de niet-schadelijke prijs die in het kader van het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld.

    (61)

    Derhalve werd geconcludeerd dat de invoer van CFL-i’s uit Pakistan, gezien de prijzen en de hoeveelheden, afbreuk had gedaan aan de corrigerende werking van het recht.

    d)   Dumping

    (62)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde die in het kader van het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijzen in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek; het resultaat werd uitgedrukt in percenten van de cif-prijs grens Europese Gemeenschap, vóór inklaring. Bij deze vergelijking bleek dat de CFL-i’s uit Pakistan met dumping waren ingevoerd.

    9.   Vietnam

    a)   Algemeen

    (63)

    Het verzoek bevatte voldoende bewijsmateriaal dat de antidumpingrechten werden ontdoken door overlading of assemblage in Vietnam.

    (64)

    Vier Vietnamese producenten/exporteurs hebben de vragenlijst beantwoord. Bij drie van deze ondernemingen werd een controle ter plaatse verricht. De vierde onderneming (Halong Simexco) stond geen controle ter plaatse toe en de antwoorden van deze onderneming op de vragenlijst moesten dus als onbetrouwbaar worden beschouwd. Voor deze onderneming werden de bevindingen gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Op deze basis werd geconcludeerd dat er geen reden was om aan te nemen dat de werkzaamheden van deze onderneming geen ontduiking van het recht inhielden in de zin van artikel 13 van de basisverordening.

    (65)

    Voor de overige drie ondernemingen werd vastgesteld dat zij assemblage/productielijnen voor CFL-i’s hadden opgezet in Vietnam. Slechts één van deze ondernemingen heeft deze producten in het onderzoektijdvak naar de Europese Gemeenschap uitgevoerd (Eco Industries Vietnam). Energy Research Vietnam is na het onderzoektijdvak met de uitvoer begonnen en verzocht derhalve om vrijstelling als nieuwe exporteur op basis van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

    (66)

    Rang Dong Light Source and Vacuum Flask Joint Stock Company („Ralaco”) heeft in het onderzoektijdvak of daarna geen CFL-i’s uitgevoerd. Voor deze onderneming kon derhalve niet worden vastgesteld of zij de antidumpingrechten ontdook. De situatie van deze onderneming zal op verzoek opnieuw worden onderzocht indien aan de voorwaarden van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, wordt voldaan.

    b)   Aard van de ontduiking

    (67)

    Eén van de in overweging 65 vermelde ondernemingen, Energy Research Vietnam Co. Ltd, die in het onderzoektijdvak geen CFL-i’s naar de Europese Gemeenschap heeft uitgevoerd, is hiermee evenwel na het onderzoektijdvak begonnen en verzocht derhalve om een behandeling als nieuwe exporteur overeenkomstig artikel 13, lid 4, en artikel 11, lid 4, van de basisverordening.

    (68)

    De controle van de antwoorden van deze onderneming op de vragenlijst werd evenwel ernstig belemmerd, onder meer doordat misleidende informatie was verstrekt (zo werd een voorraad CFL-i’s die naar de Europese Gemeenschap was verkocht, verborgen gehouden). Deze informatie moest dus als onbetrouwbaar worden beschouwd. Bovendien had Energy Research Vietnam Co. Ltd niet vermeld dat zij een Vietnamese onderneming had gekocht, die volgens het verzoek de antidumpingrechten had ontdoken. Energy Research Vietnam Co. Ltd stond ook geen controle in zijn moederbedrijf in Hongkong toe, hoewel de onderneming beweerde dat de meeste voor het onderzoek relevante documenten zich daar bevonden.

    (69)

    Gelet op het voorgaande werd geconcludeerd dat Energy Research Vietnam Co. Ltd niet beschouwd kon worden als een medewerkende partij en voor de bevindingen betreffende deze onderneming moest derhalve gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Op deze basis — met name het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal en het feit dat de gegevens in de antwoorden op de vragenlijst zeer gebrekkig waren — werd geconcludeerd dat het verzoek van de onderneming om als een nieuwe exporteur te worden behandeld niet kon worden onderzocht.

    (70)

    Na de mededeling van deze conclusie voerde de onderneming aan dat zij volledige medewerking had verleend: zij ontkende de meeste bevindingen die in overweging 68 zijn vermeld. Op basis van de door de Commissie verzamelde gegevens werden deze bezwaren evenwel als onbewezen en ongegrond beoordeeld. De conclusies van overweging 69 worden derhalve bevestigd.

    (71)

    Eco Industries Vietnam, een onderneming die in overweging 65 werd vermeld, maakt deel uit van een groep waarvan de moedermaatschappij, Eco International Inc., gevestigd is in de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten”). De productie-installaties voor CFL-i’s werden in augustus 2003 opgezet en de uitvoer naar de Europese Gemeenschap startte in hetzelfde jaar. Twee gelieerde ondernemingen in de Europese Gemeenschap (Denemarken en Spanje) zijn betrokken bij de invoer, verkoop en marketing van CFL-i’s in de Europese Gemeenschap. De in Vietnam vervaardigde CFL-i’s werden bijna allemaal naar de Europese Gemeenschap uitgevoerd (met uitzondering van een gering aantal dat in een periode buiten het onderzoektijdvak aan Indonesië werd verkocht). e3.light, de gelieerde Deense onderneming, kocht ook CFL-i’s in China via een gelieerde handelsmaatschappij (Eco Industries China) en verkocht de producten in de Verenigde Staten.

    (72)

    Bij het onderzoek bleek dat de boekhouding van de onderneming niet in overeenstemming was met de internationale normen, ernstige tekortkomingen vertoonde en derhalve als onbetrouwbaar moest worden beschouwd. De kosten van de onderneming konden derhalve niet op deze basis worden vastgesteld. Uit het onderzoek bleek ook dat de Vietnamese onderneming bijna alle CFL-i’-componenten die voor de productie van CFL-i’s werden gebruikt in het onderzoektijdvak uit China had ingevoerd.

    (73)

    Aangezien de exacte waarde van de ingevoerde delen niet kon worden berekend kon ook de aan deze delen toegevoegde waarde niet worden berekend. De onderneming verstrekte geen betrouwbare gegevens die gebruikt hadden kunnen worden bij het onderzoek naar de in artikel 13, lid 2, onder b) vermelde percentages.

    (74)

    Ten gevolge hiervan diende voor Eco Industries Vietnam gebruik te worden gemaakt van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Gelet op het beschikbare bewijsmateriaal, namelijk het feit dat de onderneming de werkzaamheden startte na de instelling van maatregelen ten aanzien van China alsmede het feit dat de meeste componenten uit China werden ingevoerd, werd geconcludeerd dat de werkzaamheden van Eco Industries Vietnam in het onderzoektijdvak beschouwd moesten worden als assemblage met het doel de antidumpingrechten te ontduiken.

    (75)

    Na de mededeling van deze conclusie voerde de onderneming aan dat de Vietnamese productie-installatie bijna uitsluitend aan de Europese Gemeenschap leverde omdat de capaciteit onvoldoende was om ook aan andere markten te leveren. Het bleek echter dat geen productie had plaatsgevonden gedurende een aanzienlijk deel van het onderzoektijdvak en dat er dus voldoende overcapaciteit was geweest om aan andere markten dan de Europese Gemeenschap te leveren. De onderneming voerde ook aan dat haar boekhouding als betrouwbaar moest worden beschouwd, aangezien zij was gecontroleerd op basis van in Vietnam algemeen aanvaarde boekhoudnormen en aan deze normen voldeed. De onderneming bleek echter geen grootboekrekeningen bij te houden en haar boekhoudsysteem liet niet toe de volledigheid en juistheid van de rekeningen te controleren. De conclusies van overweging 74 worden derhalve gehandhaafd.

    c)   Verstoring van de corrigerende werking van het antidumpingrecht

    (76)

    Uit het onderzoek van de handelsstromen bleek dat de wijziging van de invoer in de Europese Gemeenschap die zich sinds de instelling van de definitieve antidumpingrechten op CFL-i’s uit China heeft voorgedaan, door de omvang van deze invoer, afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van antidumpingmaatregelen.

    (77)

    Aangezien slechts één onderneming die het betrokken product in het onderzoektijdvak naar de EU-15 heeft uitgevoerd medewerking aan onderhavig onderzoek heeft verleend, moet het onderzoek naar de hoeveelheden en prijzen voor de overige ondernemingen worden gedaan aan de hand van de gegevens van Eurostat. Zoals vermeld in de overwegingen 17 en 39 is de invoer uit de betrokken landen aanmerkelijk gestegen, namelijk met meer dan 700 %, sinds de instelling van de definitieve maatregelen.

    (78)

    De prijzen van CFL-i’s uit Vietnam waren gemiddeld lager dan de niet-schadelijke prijs die in het kader van het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

    (79)

    Derhalve werd geconcludeerd dat de invoer van het betrokken product uit Vietnam, gezien de prijzen en de hoeveelheden, afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van het recht. Bij de analyse van de uitvoer van Eco Industries werd dezelfde conclusie bereikt.

    d)   Dumping

    (80)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde die in het kader van het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld en de gewogen gemiddelde exportprijzen in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek vergeleken en uitgedrukt in procenten van de cif-prijs grens Europese Gemeenschap, vóór inklaring. Bij deze vergelijking bleek dat de invoer van CFL-i’s vanuit Vietnam met dumping had plaatsgevonden. Dezelfde conclusie werd bereikt na de analyse van de exportprijzen van Eco Industries Vietnam.

    (81)

    Eco Industries Vietnam voerde aan dat de normale waarden die in het kader van het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld niet in overeenstemming waren met de prijzen in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek en derhalve opnieuw moesten worden berekend of worden gecorrigeerd; dit argument werd niet verder onderbouwd. In artikel 13, lid 2, onder c), van de basisverordening wordt uitdrukkelijk gesteld dat dumping bewezen moet worden door vergelijking met de eerder vastgestelde normale waarden. De door de Commissie gebruikte methode is derhalve in overeenstemming met de basisverordening en correcties op de normale waarde of herberekingen voor het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek waren niet gerechtvaardigd. De onderneming voerde ook aan dat bij de berekening van de exportprijs van Eco Industries Vietnam overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening een belangrijk bedrag aan verkoopkosten en algemene en administratieve kosten van de Deense gelieerde importeur (e3 light) ten onrechte in aanmerking was genomen en dat dit bedrag betrekking had op diensten die de Amerikaanse moedermaatschappij waren verleend en niet op de verkoop van het betrokken product in de Europese Gemeenschap; dit argument werd evenwel niet verder onderbouwd. Bovendien kwantificeerde de onderneming het bedrag niet dat ten onrechte in de verkoopkosten en algemene en administratieve kosten zou zijn opgenomen; de onderneming verstrekte ook geen gegevens aan de hand waarvan de Commissie deze kosten — al was het maar bij benadering — te bepalen. De conclusies van overweging 80 betreffende deze onderneming worden derhalve gehandhaafd.

    C.   CONCLUSIES

    (82)

    Onderhavig onderzoek werd gekenmerkt door een geringe mate van medewerking. De ondernemingen die tot medewerking bereid waren hebben onbetrouwbare gegevens verstrekt en de bevindingen dienden derhalve veelal gebaseerd te worden op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

    (83)

    Uit de bovenstaande bevindingen bleek dat de rechten op CFL-i’s uit China werden ontdoken in de zin van artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening door overlading of assemblage in de drie bovenvermelde landen. Daarom moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van CFL-i’s uit China worden uitgebreid tot CFL-i’s die vanuit Vietnam, Pakistan en/of de Filipijnen worden ingevoerd en al dan niet als van oorsprong uit Vietnam, Pakistan of de Filipijnen wordt aangegeven.

    (84)

    De maatregelen die moeten worden uitgebreid zijn de maatregelen die in artikel 1, lid 2, van de oorspronkelijke verordening voor „alle andere ondernemingen” werden vastgesteld.

    (85)

    Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening — waarin is bepaald dat maatregelen die worden uitgebreid van toepassing moeten zijn op de goederen waarvan de invoer in de Europese Gemeenschap werd geregistreerd volgens de verordening tot opening van het onderzoek — moeten de rechten worden geïnd op de geregistreerde CFL-i’s die vanuit Pakistan, Vietnam en de Filipijnen werden verzonden.

    D.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING

    (86)

    De vier ondernemingen in Vietnam en de onderneming in Pakistan die de vragenlijst hebben beantwoord, verzochten om vrijstelling overeenkomstig artikel 13, lid 4 van de basisverordening.

    (87)

    Zoals in overweging 64 vermeld, heeft één van deze ondernemingen (Halong Simexco) later haar medewerking gestaakt en bij gebrek aan andere meer betrouwbare gegevens moest geconcludeerd worden dat deze onderneming de antidumpingrechten ontdook. Daarom kon deze geen vrijstelling worden verleend overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

    (88)

    Een tweede Vietnamese onderneming, Ralaco, heeft in het onderzoektijdvak of daarna geen CFL-i’s uitgevoerd zoals vermeld in overweging 66 en er konden geen conclusies worden getrokken inzake de aard van haar activiteiten. Deze onderneming kon derhalve geen vrijstelling worden verleend. Indien zij evenwel, na de uitbreiding van de antidumpingrechten, aan de voorwaarden van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening voldoet, zou haar situatie op verzoek opnieuw kunnen worden onderzocht.

    (89)

    De derde onderneming, Energy Research Vietnam Co., Ltd, verstrekte misleidende gegevens (zie overweging 69) en op deze basis werd vastgesteld dat de onderneming de definitieve antidumpingrechten had ontdoken. Bovendien konden haar banden met een Chinese onderneming die betrokken zou zijn bij ontduikingspraktijken niet worden opgehelderd. Daarom kon geen vrijstelling worden verleend overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

    (90)

    De vierde Vietnamese onderneming, Eco Industries Vietnam Co. Ltd, kon geen betrouwbare boekhouding voorleggen (zie overweging 70) en bijgevolg kon de waarde die aan de ingevoerde delen werd toegevoegd niet worden vastgesteld. De onderdelen voor de productie van CFL-i’s werden echter bijna volledig uit China ingevoerd. De assemblage in Vietnam moest dus beschouwd worden als een wijze om de antidumpingrechten te ontduiken. Ook in dit geval kon geen vrijstelling worden verleend overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

    (91)

    Voor de onderneming in Pakistan werd vastgesteld (zie overweging 49) dat zij het antidumpingrecht ontdook in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening. Bovendien heeft deze onderneming banden met een onderneming waarop maatregelen van toepassing zijn, Firefly Lighting Co. Ltd. Daarom kon geen vrijstelling worden verleend overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

    (92)

    Andere betrokken exporteurs waarmee de Commissie in het kader van de procedure geen contact heeft opgenomen, maar die een verzoek om vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht wensen in te dienen overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening wordt verzocht een vragenlijst te beantwoorden, zodat de Commissie kan beoordelen of vrijstelling gerechtvaardigd is. Deze vrijstelling kan worden verleend na de evaluatie van de volgende factoren: de marktsituatie van het betrokken product, de productiecapaciteit en bezettingsgraad, de aan- en verkoop, de waarschijnlijkheid van een voortzetting van de praktijken waarvoor geen voldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en of dumping plaatsvindt. Doorgaans verricht de Commissie ook een controle ter plaatse. Het verzoek om vrijstelling moet zo spoedig mogelijk aan de Commissie worden gericht en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie en de uitvoer van het betrokken product,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Het definitieve antidumpingrecht van 66,1 % dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 op elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen met één of meer glazen buizen, waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet zijn bevestigd of in de lampvoet zijn geïntegreerd, ingedeeld onder GN-code ex 8539 31 90 uit de Volksrepubliek China wordt uitgebreid tot elektronische compacte fluorescerende gasontladingslampen met één of meer glazen buizen waarbij alle verlichtingselementen en elektronische componenten aan de lampvoet zijn bevestigd of in de lampvoet zijn geïntegreerd die vanuit Vietnam, Pakistan en/of de Filipijnen worden verzonden en al dan niet worden aangegeven als van oorsprong uit Vietnam, Pakistan of de Filipijnen (Taric-code 85393190*92).

    2.   Het bij lid 1 uitgebreide recht wordt geheven van de in lid 1 omschreven producten waarvan de invoer werd geregistreerd overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5 van Verordening (EG) nr. 384/96.

    3.   De bepalingen betreffende douanerechten zijn op dit recht van toepassing.

    Artikel 2

    1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht dienen schriftelijk in één van de officiële talen van de Europese Gemeenschap te worden ingediend en te worden ondertekend door een persoon die gemachtigd is de indiener van het verzoek te vertegenwoordigen. De verzoeken dienen aan volgend adres te worden gericht:

    Europese Commissie

    Directoraat-generaal Handel

    Directoraat B

    Kamer J-79 05/17

    B-1049 Brussel

    Fax (322) 295 65 05

    2.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kan de Commissie, na overleg in het Raadgevend Comité, ondernemingen vrijstellen van het bij artikel 1 uitgebreide recht indien deze ondernemingen de bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 ingestelde antidumpingrechten niet ontduiken.

    Artikel 3

    De douane wordt opgedragen de registratie van de invoer die was ingesteld bij artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1582/2004 te beëindigen.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. KRECKÉ


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

    (2)  PB L 195 van 19.7.2001, blz. 8.

    (3)  PB C 244 van 10.10.2002, blz. 2.

    (4)  PB L 71 van 10.3.2004, blz. 35.

    (5)  PB L 289 van 10.9.2004, blz. 54.


    Top