Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R0206

    Verordening (EG) nr. 206/2005 van de Commissie van 4 februari 2005 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm

    PB L 33 van 5.2.2005, p. 8–29 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/04/2005; opgeheven door 32005R0627

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/206/oj

    5.2.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 33/8


    VERORDENING (EG) Nr. 206/2005 VAN DE COMMISSIE

    van 4 februari 2005

    tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van gekweekte zalm

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 518/94 (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2474/2000 van de Raad (2), met name op artikel 16,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, nr. 1766/82 en nr. 3420/83 (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 427/2003 (4), met name op artikel 15,

    Na overleg in het Raadgevend Comité dat werd ingesteld bij artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3285/94 en van Verordening (EG) nr. 519/94,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Op 6 februari 2004 hebben Ierland en het Verenigd Koninkrijk de Commissie medegedeeld dat de ontwikkeling van de invoer van gekweekte Atlantische zalm vrijwaringsmaatregelen op grond van de Verordeningen (EG) nr. 3285/94 en nr. 519/94 noodzakelijk lijken te maken, hebben zij het bewijsmateriaal voorgelegd als bedoeld bij artikel 10 van Verordening (EG) nr. 3285/94 en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 519/94 en hebben zij de Commissie verzocht op grond van deze instrumenten vrijwaringsmaatregelen te nemen.

    (2)

    Ierland en het Verenigd Koninkrijk hebben bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van gekweekte Atlantische zalm in de Europese Gemeenschap snel toeneemt, zowel in absolute cijfers als in verhouding tot de productie en het verbruik in de Gemeenschap.

    (3)

    Beide landen voerden aan dat de toename van de invoer van gekweekte Atlantische zalm, onder meer, nadelige gevolgen had voor de prijzen van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten in de Gemeenschap alsmede voor het marktaandeel van de EG-producenten, waardoor deze schade leden.

    (4)

    Ierland en het Verenigd Koninkrijk deelden voorts mede, aan de hand van door EG-producenten verstrekte gegevens, dat indien de Europese Gemeenschap niet onverwijld vrijwaringsmaatregelen zou nemen er moeilijk te herstellen schade zou ontstaan.

    (5)

    De Commissie heeft alle lidstaten van de situatie in kennis gesteld en geraadpleegd over de omstandigheden waarin de invoer plaatsvond, de ontwikkeling van de invoer, het bewijsmateriaal inzake ernstige schade en diverse aspecten van de economische en commerciële situatie in verband met het betrokken EG-product.

    (6)

    Op 6 maart 2004 heeft de Commissie een onderzoek geopend in verband met de ernstige schade of de dreigende ernstige schade voor de EG-producenten die het product vervaardigen dat met het ingevoerde product vergelijkbaar is of daarmee rechtstreeks concurreert en dat werd omschreven als gekweekte zalm, al dan niet gefileerd, vers, gekoeld of bevroren („het betrokken product”) (5) zoals hierna wordt uiteengezet. Het onderzoektijdvak is 2003 en de periode die bij het onderzoek wordt beoordeeld loopt van begin 2000 tot het einde van 2003.

    (7)

    De Commissie heeft de betrokken producenten/exporteurs, importeurs, hun representatieve organisaties, de vertegenwoordigers van de exportlanden en de EG-producenten van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan al deze partijen, aan representatieve organisaties van zalmkwekers in de Gemeenschap en aan partijen die zich bekend hadden gemaakt binnen de in het bericht van opening van het onderzoek vermelde termijn. Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 519/94 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad heeft de Commissie de rechtstreeks betrokkenen ook in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

    (8)

    Op 13 augustus 2004 heeft de Commissie voorlopige vrijwaringsmaatregelen vastgesteld. Deze werden op grond van artikel 15, lid 5, van Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad en artikel 16, lid 7, van Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad aan de Raad medegedeeld en vervielen op 6 december 2004.

    (9)

    Na de publicatie van de voorlopige maatregelen heeft de Commissie haar onderzoek voortgezet om tot definitieve conclusies te komen. Enkele overheden, enkele producenten/exporteurs en hun representatieve organisaties, de producenten, toeleveranciers, verwerkende bedrijven en importeurs in de Gemeenschap en hun representatieve organisaties hebben opmerkingen toegezonden, waarmee rekening werd gehouden bij het opstellen van de definitieve bevindingen. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor het opstellen van de definitieve conclusies nodig had, ingewonnen en geverifieerd. Er vonden controlebezoeken plaats bij acht EG-producenten.

    (10)

    Alle medewerkende partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was definitieve vrijwaringsmaatregelen vast te stellen en van de vorm van deze maatregelen. De partijen konden hierover opmerkingen maken waarmee bij het opstellen van de definitieve bevindingen rekening is gehouden.

    2.   LIJST VAN MEDEWERKENDE BEDRIJVEN

    3.   BETROKKEN PRODUCT

    (11)

    Het product waarvan de invoer vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zou maken is gekweekte Atlantische zalm, al dan niet gefileerd, vers, gekoeld of bevroren.

    (12)

    Er werd echter geoordeeld dat de procedure betrekking moest hebben op alle gekweekte zalm en deze niet te beperken tot Atlantische gekweekte zalm. Op basis van de fysieke kenmerken van verschillende soorten zalm (grootte, vorm, smaak enz.), het productieproces en het feit dat alle soorten gekweekte zalm onderling verwisselbaar zijn vanuit het oogpunt van de consument wordt alle gekweekte zalm als één enkel product beschouwd. Gekweekte zalm wordt weliswaar verkocht in verschillende aanbiedingsvormen (hele vis ontdaan van de ingewanden, hele vis zonder kop en ontdaan van de ingewanden, filets), maar deze verschillende aanbiedingsvormen hebben allemaal hetzelfde eindgebruik en kunnen gemakkelijk onderling worden vervangen.

    (13)

    Sommige partijen voerden aan dat bevroren zalm een ander product is dan verse zalm en niet onder de definitie van het betrokken product mocht vallen. Een partij merkte op dat bevroren zalm onder een andere post van het douanetarief is ingedeeld en beweerde dat bevroren zalm bestemd is voor verwerkende bedrijven en rokerijen die daaraan ook de voorkeur geven, terwijl de consument de voorkeur geeft aan verse zalm. Een andere partij stelde dat deze zalm niet geschikt was als grondstof voor zalmrokerijen. Ook werd aangevoerd dat de verwerkende bedrijven voor verse en voor bevroren zalm andere apparatuur nodig hebben en dat er een aparte markt was voor verse zalm en voor bevroren zalm, wat bleek uit het gebrek aan overeenstemming tussen de prijzen van verse en bevroren zalm. Er werden voorbeelden gegeven van kleinhandels-, verwerkers- en consumentenprofielen die om de ene bereiding vroegen en niet om de andere. Een partij stelde dat de normale aanbiedingsvormen van bevroren zalm (gehele vis, filets enz.) anders waren dan voor verse zalm.

    (14)

    Deze beweringen bleken echter ongegrond. De indeling onder verschillende posten van het douanetarief is een van de in aanmerking te nemen factoren en is op zich niet doorslaggevend. Verwerkende bedrijven gebruiken zowel verse als bevroren gekweekte zalm. Zowel de verse als de bevroren bereidingen worden gewoonlijk in de kleinhandel verkocht en doorgaans in dezelfde winkels (hoewel sommige winkels uitsluitend verse of bevroren zalm verkopen), zelfs indien er kleine prijsverschillen zijn. Beide worden aangeboden in verschillende aanbiedingsvormen en rechtstreeks aan consumenten verkocht. Hoewel sommige consumenten misschien de voorkeur geven aan verse/gekoelde zalm en andere aan bevroren zalm en sommige bereidingen worden waargenomen als van betere kwaliteit dan andere, zijn deze voorkeuren en waarnemingen niet significant. Beide bereidingen worden voor dezelfde doeleinden gebruikt en concurreren op dezelfde markt.

    (15)

    Een partij stelde dat er geen kruiselasticiteit is in de vraag naar verse en bevroren zalm en verwees naar de bevindingen in Verordening (EG) nr. 930/2003 van de Raad ter ondersteuning van deze bewering. In die verordening werd echter slechts bevestigd dat er prijsconcurrentie is tussen de beide producten.

    (16)

    Het argument dat bevroren zalm een ander product is dan verse zalm moet daarom worden afgewezen.

    (17)

    Derhalve wordt geoordeeld dat gekweekte (andere dan wilde) zalm (vers, gekoeld of bevroren) in de verschillende beschreven aanbiedingsvormen één enkel product vormt. Het product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303 22 00, ex 0304 10 13 en ex 0304 20 13.

    4.   SOORTGELIJKE OF RECHTSTREEKS CONCURRERENDE PRODUCTEN

    (18)

    Er werd een onderzoek verricht om vast te stellen of het product dat door de EG-producenten wordt vervaardigd, namelijk gekweekte zalm, een product is van dezelfde soort als het ingevoerde product of daarmee rechtstreeks concurreert.

    (19)

    Om tot een conclusie te komen werd met name met de volgende bevindingen rekening gehouden:

    a)

    het ingevoerde product en het EG-product hebben dezelfde internationale tariefindeling in het geharmoniseerde systeem (zes cijfers). Bovendien hebben beide producten dezelfde of soortgelijke fysieke kenmerken zoals smaak, grootte, vorm en textuur. Het binnenlands product wordt vaak op de markt gebracht als een product van de beste kwaliteit dat op kleinhandelsniveau vaak duurder is. „Soortgelijk” wil evenwel niet zeggen dat de producten volledig identiek moeten zijn; kleine kwaliteitsverschillen zijn niet voldoende om de algemene bevinding te wijzigen dat het ingevoerde en het binnenlandse product soortgelijke producten zijn;

    b)

    het ingevoerde product en het EG-product worden verkocht via soortgelijke of identieke verkoopkanalen; kopers kunnen gemakkelijk gegevens over prijzen verkrijgen en het ingevoerde product en het EG-product concurreren hoofdzakelijk op prijs;

    c)

    het ingevoerde product en het EG-product hebben eenzelfde of een soortgelijk eindgebruik en zijn derhalve alternatieve producten of vervangingsproducten; de onderlinge verwisselbaarheid is groot;

    d)

    het ingevoerde product en het EG-product worden door de consument waargenomen als alternatieven om aan een bepaalde behoefte of vraag te voldoen en in dit opzicht waren de verschillen waarop enkele exporteurs en importeurs wezen slechts kleine afwijkingen.

    (20)

    De conclusie is derhalve dat het ingevoerde product en het EG-product „soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten” zijn.

    5.   INVOER

    5.1.   Stijging van de invoer

    5.1.1.   Inleiding

    (21)

    Bij het onderzoek, aan de hand van gegevens over de periode 2000-2003 en toegespitst op de invoer in de meest recente periode waarover betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, werd nagegaan of het betrokken product wordt ingevoerd in zodanig gestegen hoeveelheden zowel in absolute cijfers als ten opzichte van de totale productie van de Gemeenschap en/of op zulke voorwaarden dat de EG-producenten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden. Een partij stelde dat de stijging van de invoer te wijten was aan het feit dat de invoergegevens ook betrekking hadden op wilde zalm. Hoewel Eurostat geen onderscheid maakt tussen wilde en gekweekte zalm blijkt uit de beschikbare gegevens (exportstatistieken van de VS en Canada) dat de uitvoer van wilde zalm naar de Gemeenschap sinds 2001 zelfs is gedaald. Daarom is de stijging van de invoer van zalm volgens Eurostat niet het gevolg van de stijging van de invoer van wilde zalm. Volgens een partij was 2000 geen geschikt basisjaar voor de analyse omdat de zalmprijzen in dat jaar buitengewoon hoog waren. De analyse heeft evenwel voornamelijk betrekking gehad op de voornaamste ontwikkelingen in de meest recente periode en wijziging van het basisjaar in 1999 of 2001 zou niet van invloed zijn op de uitkomst van de analyse.

    (22)

    De onderstaande definitieve bevindingen zijn derhalve gebaseerd op gegevens over de periode 2000-2003.

    5.1.2.   Ingevoerde hoeveelheden

    (23)

    De invoer steeg van 372 789 ton in 2000 tot 455 948 ton in 2003, hetgeen neerkomt op een stijging met 22 %. Van 2002 op 2003 steeg de invoer met 15 %.

    (24)

    Ten opzichte van de productie in de EG daalde de invoer van 254 % in 2000 tot 235 % in 2001, maar de invoer steeg weer in 2003, tot 239 %. Hoewel het laatste cijfer lager is dan het cijfer voor 2000 wordt opgemerkt dat de invoer, na een daling in 2001, elk jaar gestegen is ten opzichte van de productie. Bovendien wordt eraan herinnerd dat er in 2003 een absolute stijging was van de invoer met 15 %, een veel sterkere stijging dan in voorgaande jaren.

    (25)

    Uit kwartaalgegevens voor 2002 en 2003 blijkt dat de invoer in ieder kwartaal van 2003 hoger was dan in het daarmee overeenstemmende kwartaal van 2002 en dat de sterkste stijging (tot 20,8 %) plaatsvond in de tweede helft van 2003.

     

    K1 2002

    K2 2002

    K3 2002

    K4 2002

    Hoeveelheden (ton)

    86 753

    96 988

    93 375

    119 657

     

    K1 2003

    K2 2003

    K3 2003

    K4 2003

    Hoeveelheden (ton)

    92 667

    108 655

    112 862

    141 763

    Jaarlijkse stijging

    6,8 %

    12,0 %

    20,8 %

    18,5 %

    Bron: Eurostat.

    5.1.3.   Conclusie

    (26)

    Op basis van de importgegevens over de periode 2000-2003 wordt geconcludeerd dat de invoer onlangs plotseling, snel en sterk is gestegen, zowel in absolute cijfers als ten opzichte van de productie.

    5.2.   Prijzen

    (27)

    De voorwaarden waarop de invoer plaatsvond werden onderzocht aan de hand van de Eurostat-gegevens. Hoewel deze gegevens ook betrekking hebben op een geringe hoeveelheid wilde zalm, wordt geoordeeld dat de invloed ervan op de prijzen te verwaarlozen is.

    (28)

    Voor een groot deel van de gekweekte zalm uit Noorwegen (goed voor ongeveer 55 % van de EG-markt) golden van september 1997 tot en met mei 2003 prijsverbintenissen in het kader van de toen geldende antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen. In 2002 heeft een aantal Noorse producenten/exporteurs de verbintenis geschonden zodat de doeltreffendheid van dat instrument werd aangetast en de prijzen daalden. In december 2002 werd voorgesteld de antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer uit Noorwegen te beëindigen en deze maatregelen werden in mei 2003 inderdaad afgeschaft. Dat de invoerprijzen in 2002 en de eerste helft van 2003 daalden was deels te wijten aan de niet-naleving en de intrekking van de prijsverbintenissen door Noorse exporteurs.

    (29)

    De invoerprijzen daalden van 2000 op 2003 met 28,5 %. Geoordeeld wordt dat dit meer is dan een normale prijsschommeling, gezien de omvang van de daling in absolute termen en daar de producenten/exporteurs geen buitengewone winsten boekten in 2000 en de productiekosten in de periode 2000-2003 niet aanmerkelijk waren gedaald.

     

    2000

    2001

    2002

    2003

    Invoerprijs

    3,55

    2,99

    2,87

    2,54

    Bron: Eurostat.

    (30)

    De kwartaalgegevens geven een duidelijker beeld van de recente prijsontwikkelingen. Nadat de invoerprijzen in 2002 betrekkelijk stabiel waren gebleven (van 2,83 EUR tot 2,93 EUR), daalden zij van 2,87 EUR in K1 2003 tot 2,24 EUR in K3 2003; daarna was er gedeeltelijk herstel tot 2,48 EUR in K4 2003.

     

    K1 2002

    K2 2002

    K3 2002

    K4 2002

    Invoerprijs

    2,83

    2,93

    2,86

    2,85

     

    K1 2003

    K2 2003

    K3 2003

    K4 2003

    Invoerprijs

    2,87

    2,62

    2,24

    2,48

    Bron: Eurostat.

    (31)

    Uit de Eurostatgegevens over de eerste helft van 2004 blijkt dat de prijzen eerst stegen, hoewel ze onder het gemiddelde van 2003 bleven, en vervolgens weer daalden. Volgens de laatste gegevens zijn de prijzen blijven dalen en zijn zij nu zeer laag. Hoewel enkele partijen hadden beweerd dat de prijzen zouden stijgen, werd dit niet met bewijsmateriaal gestaafd en de huidige zeer lage prijzen worden bevestigd door industriële bronnen in exportlanden.

    5.3.   Marktaandeel

    (32)

    Het marktaandeel daalde van 73,5 % in 2000 tot 71,9 % in 2001 en bleef ongeveer op dit niveau in 2002 (72 %). Vervolgens steeg het marktaandeel van 72,0 % in 2002 tot 73,9 % in 2003, een stijging met 1,9 procentpunten, tot het hoogste niveau in de beoordelingsperiode.

     

    2000

    2001

    2002

    2003

    Invoer

    73,5 %

    71,9 %

    72,0 %

    73,9 %

    6.   DEFINITIE VAN „EG-PRODUCENTEN”

    (33)

    Het betrokken product wordt in de Gemeenschap voornamelijk in Schotland en Ierland geproduceerd, hoewel Frankrijk ook twee producenten heeft en Letland minstens één.

    (34)

    In 2003 bedroeg de totale productie van gekweekte zalm in de Gemeenschap 190 903 ton. De producenten die in het voorlopige stadium van het onderzoek volledig medewerking verleenden waren goed voor 85 231 ton of 45 %. Zij vertegenwoordigen derhalve een groot deel van de totale productie van de Gemeenschap in de zin van artikel 5, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 3285/94 en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 519/94 en worden dus beschouwd als de EG-producenten.

    7.   ONVOORZIENE ONTWIKKELINGEN

    (35)

    Eind 2002 bedroegen de prognoses van de Noorse overheid voor de totale productie in 2003 ongeveer 446 000 ton. In februari 2003 luidde de prognose van Kontali Analyse (een informatieverstrekker voor de bedrijfstak) 475 000 ton. Dit was 30 000 ton meer dan de Noorse productie van 2002, maar verwacht werd dat het grootste gedeelte van deze 30 000 ton uitgevoerd zou worden naar opkomende markten zoals Rusland en Polen en naar markten in het Verre Oosten zoals Japan, Hongkong, Taiwan en China. In het Verre Oosten was de groei sedert 2000 negatief, maar Noorwegen verwachtte voor 2003 een ommekeer door toegang tot de Chinese markt.

    (36)

    In werkelijkheid bedroeg de Noorse productie in 2003 509 000 ton — ongeveer 63 000 ton meer dan was voorspeld door de Noorse overheid en 6 % meer dan was voorspeld door Kontali. De productie was ook 64 000 ton (of 14 %) hoger dan in 2002. Maar Noorwegen heeft de daling van de verkoop in het Verre Oosten niet kunnen stuiten: deze was nog sterker, namelijk – 6 %. Bovendien kenden ook de opkomende markten een minder sterke groei — van 47 % naar 32 % voor Rusland en van 50 % naar 30 % voor niet tot de EG behorende Europese landen. Het totale verbruik steeg slechts met 6 % vergeleken met 9 % in 2002 en 14 % in 2001. Deze, later onjuist gebleken productieprognose en de ontwikkeling van het wereldverbruik, waren onvoorzien.

    (37)

    Bijgevolg had Noorwegen met een ernstige overproductie te kampen, een probleem dat het land leek te onderkennen. Om een overaanbod op de markt te voorkomen overwogen enkele Noorse productenten in augustus 2003 30 000 ton gekweekte zalm in te vriezen. Dit idee werd evenwel opgegeven en het overaanbod op de markt bleef dus.

    (38)

    Bovendien had de Commissie in december 2002 het voorstel bekendgemaakt om de antidumping- en de antisubsidiemaatregelen tegen Noorwegen te beëindigen. Deze maatregelen werden inderdaad in mei 2003 ingetrokken. De maatregelen bestonden grotendeels uit minimuminvoerprijzen die de producenten/exporteurs in feite een minimumprijs garandeerden. Toen het voorstel om de maatregelen in te trekken werd bekendgemaakt, trokken talrijke Noorse producenten/exporteurs vrijwillig hun verbintenis in of namen zij deze niet meer in acht. De Noorse zalmkwekers als groep hebben hoge schulden bij Noorse banken. Toen de prijzen begonnen te dalen begonnen de banken die leningen hadden verstrekt, daar er niet langer minimuminvoerprijzen golden, maatregelen te nemen om hun risico te beperken en verzochten zij om terugbetaling. Hierdoor ontstond een vicieuze cirkel die leidde tot grotere oogsten, nog grotere prijsdruk en meer druk om uit te voeren. Weliswaar konden tijdelijke, kleine aanpassingen van de invoerprijzen worden verwacht ten gevolge van de beëindiging van de maatregelen ten aanzien van Noorwegen, maar de omvang van deze prijsdaling (die door de overproductie werd versterkt) en de vicieuze cirkel die door het hierboven beschreven optreden van de banken was ontstaan, waren onvoorzien.

    (39)

    In 2003 daalde de waarde van de Noorse kroon met 13 % ten opzichte van de euro, met 12 % ten opzichte van de Deense kroon en met 14 % ten opzichte van de Zweedse kroon. Hoewel koersschommelingen te verwachten zijn, ging het hier toch om betrekkelijk sterke en aanhoudende fluctuaties die sterker waren dan de normale koersschommelingen. Hoewel de euro ook sterker werd ten opzichte van het Britse pond, daalde de waarde van het Britse pond met slechts 6 %, waardoor zalm uit het Verenigd Koninkrijk in de eurozone in vergelijking met begin 2003 duurder werd dan zalm uit Noorwegen. De grootste importeurs in de Gemeenschap van gekweekte zalm uit Noorwegen zijn Denemarken, Zweden, Duitsland en Polen. Een groot deel van deze invoer wordt echter rechtstreeks vervoerd naar eurozonelanden zoals Frankrijk en Spanje. Bovendien wordt meer dan de helft van de gekweekte zalm die in Denemarken wordt ingevoerd en bijna alle gekweekte zalm die in Polen en andere nieuwe lidstaten wordt ingevoerd na verwerking doorverkocht in de eurozone. Bijgevolg had de waardedaling van de Noorse kroon ten opzichte van de euro niet alleen gevolgen bij de rechtstreekse invoer uit Noorwegen in de eurozone, maar ook bij de invoer uit Noorwegen in landen zoals Denemarken en Polen die gekweekte zalm verwerken om deze in de eurozone te verkopen. Door deze koersschommelingen werd de gehele EG-markt attractiever voor de Noorse zalmkwekers en werden deze hierdoor in zekere mate afgeschermd van de gevolgen van een prijsdaling in euro en kroon en konden zij hierdoor hun exportinkomsten in de eigen valuta op peil houden. Niettemin daalden de eenheidsprijzen zelfs in Noorse kroon. Ingevoerde zalm werd door deze koersschommelingen goedkoper in de Europese Gemeenschap en de invoer werd attractiever voor importeurs en verwerkende bedrijven. Bijgevolg werd veel van de Noorse overproductie naar de Europese Gemeenschap uitgevoerd.

    (40)

    Een partij voerde aan dat een overproductie in het buitenland niet noodzakelijkerwijze tot een stijging van de invoer in de Gemeenschap leidt. Hoewel dit in theorie juist is, heeft de overproductie in dit geval wel tot een stijging van de invoer in de Gemeenschap geleid.

    (41)

    Ook werd aangevoerd dat de intrekking van de handelsmaatregelen en wisselkoersschommelingen beide voorspelbare gebeurtenissen zijn. Dat de verregaande gevolgen van de intrekking van de handelsmaatregelen zouden samenvallen met betrekkelijk sterke en aanhoudende wisselkoersschommelingen was echter niet te voorzien.

    (42)

    De conclusie is daarom dat de aanzienlijke overproductie in Noorwegen (na de lagere prognoses) de onvoorziene ontwikkeling was die de stijging van de invoer teweegbracht. Deze situatie werd nog verergerd doordat de Noorse producenten er niet in slaagden meer naar landen buiten de Gemeenschap uit te voeren, door de onverwachte gevolgen van de intrekking van de handelsbeschermingsmaatregelen tegen Noorwegen, door de hierboven beschreven werking van het Noorse banksysteem en door de waardestijging van de euro waardoor de EG-markt voor de Noorse zalm een buitengewoon aantrekkelijke exportmarkt werd.

    8.   ERNSTIGE SCHADE

    8.1.   Inleiding

    (43)

    Om te kunnen vaststellen of de EG-producenten ernstige schade hebben geleden werden alle objectieve en kwantificeerbare relevante factoren die de situatie van deze producenten weergeven geëvalueerd, en met name de volgende factoren: verbruik, productiecapaciteit, productie, bezettingsgraad, werkgelegenheid, productiviteit, totale verkoop en marktaandeel. Deze algemene gegevens zijn afkomstig van statistieken die het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben opgesteld aan de hand van gedetailleerde overzichten van de situatie van de bedrijfstak. Gegevens die specifiek zijn voor ondernemingen zijn gebaseerd op gegevens die de medewerkende EG-producenten hebben verstrekt over kasstroom, opbrengst van investeringen, voorraden, prijzen, onderbieding en winstgevendheid in de periode 2000-2003.

    (44)

    Nu reeds wordt opgemerkt dat zalmkwekerijen in de Gemeenschap en elders een lange en betrekkelijk onflexibele productiecyclus moeten doorlopen alvorens de zalm kan worden geoogst en dat de gekweekte zalm zodra hij geoogst is meteen moet worden verkocht daar deze alleen in bevroren toestand langer dan een paar dagen kan worden opgeslagen. Het invriezen van de zalm is evenwel duur en de invriescapaciteit in de Gemeenschap is beperkt. Bijgevolg moet de omvang van de productie minstens twee jaar van tevoren worden vastgesteld en zodra deze planning is gemaakt zijn nog slechts geringe aanpassingen mogelijk. Een overaanbod heeft derhalve pas later gevolgen voor de productie, maar heeft meteen ernstige gevolgen voor de prijzen.

    8.2.   Onderzoek van de situatie van de EG-producenten

    8.2.1.   Verbruik

    (45)

    Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld door de totale productie van alle EG-producenten te nemen en daaraan de door Eurostat gerapporteerde totale invoer toe te voegen en de uitvoer af te trekken.

    (46)

    Van 2000 tot 2003 steeg het verbruik in de Gemeenschap met 21,7 %, nl. van 507 705 ton tot 618 038 ton.

    (47)

    De vraag naar zalm is tamelijk elastisch en de duidelijk grotere stijging van het verbruik in 2003 kan derhalve gedeeltelijk worden verklaard door de daling van de kleinhandelsprijzen.

    8.2.2.   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

    (48)

    De productie van gekweekte zalm in de Europese Gemeenschap wordt beperkt door vergunningen waarbij het maximum aantal levende vissen is vastgesteld dat op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip in het water mag worden gehouden. De capaciteitscijfers zijn gebaseerd op de totale hoeveelheid vis waarvoor een vergunning is afgegeven en niet op de fysieke capaciteit van de kooien waarvan de EG-producenten gebruik maken. De kosten om vergunningen aan te vragen en aan te houden zijn betrekkelijk laag en dat geldt derhalve ook voor het handhaven van overtollige capaciteit.

    (49)

    Uit het onderzoek bleek dat de theoretische productiecapaciteit van 2000-2002 stabiel was en in 2003 met 2,2 % is gestegen.

    (50)

    De bezettingsgraad (d.w.z. de hoeveelheid vis in het water vergeleken met de hoeveelheid waarvoor een vergunning was afgegeven) steeg van 43 % in 2000 tot 48 % in 2001 en vervolgens tot 55 % in 2003. De productie is dus van 2000 tot 2003 sterker gestegen dan de capaciteit waarvoor vergunning was verleend die slechts met 2,2 % is gestegen.

    8.2.3.   Productie

    (51)

    De productie (d.w.z. de geoogste vis) steeg met 23 %, namelijk van 146 664 ton in 2000 tot 190 903 ton in 2003, na een stijging in een enkel jaar met 13,7 %.

    (52)

    Er wordt op gewezen dat de productie ten gevolge van de lange productiecyclus minstens twee jaar van tevoren wordt gepland en dat deze productie, zodra de cyclus is gestart, slechts in beperkte mate kan worden aangepast.

    8.2.4.   Werkgelegenheid

    (53)

    De werkgelegenheid in verband met het betrokken product daalde met 6 %, namelijk van 1 269 in 2000 tot 1 193 in 2003, hoewel de ontwikkeling niet gelijkmatig was daar er in 2002 een zeker herstel optrad.

    8.2.5.   Productiviteit

    (54)

    De productiviteit is in de beoordelingsperiode voortdurend gestegen, namelijk van 115 ton in 2000 tot 160 ton in 2003. Deze stijging is het gevolg van het toenemend gebruik van geautomatiseerde systemen om de vis te voederen en andere arbeidsbesparende systemen en van de sterke druk om de kosten, gezien de toenemende financiële verliezen, te beperken.

    8.2.6.   Verkoop

    (55)

    Van 2000 op 2002 steeg de verkoop door de EG-producenten met 14,3 %, namelijk van 134 916 tot 154 171 ton, terwijl het verbruik met 8,5 % steeg. Van 2002 op 2003 steeg de verkoop door de EG-producenten met 5,1 %, namelijk van 154 171 tot 162 090, hoewel het verbruik in die periode met 10,3 % was gestegen.

    8.2.7.   Marktaandeel

    (56)

    Het aandeel van de EG-producenten op de EG-markt steeg van 26,5 % in 2000 tot 28,1 % in 2001 en 2002; het daalde vervolgens met 1,9 procentpunten (of 6,7 %) tot 26,1 % in 2003, het laagste niveau in de beoordelingsperiode. Hieruit volgt dat de invoer in 2003 niet alleen in absolute termen is gestegen, maar ook ten opzichte van het verbruik.

    8.2.8.   Kasstroom

    (57)

    De kasstroom kon slechts worden onderzocht voor de medewerkende ondernemingen en niet voor het betrokken product op zich. Deze indicator werd derhalve minder zinvol geacht dan de andere. Niettemin kon worden vastgesteld dat de kasstroom in 2001, 2002 en 2003 sterk negatief was.

    8.2.9.   Rendement op geïnvesteerd vermogen (ROCE)

    (58)

    Het ROCE kon ook alleen maar worden onderzocht voor de medewerkende ondernemingen en niet voor het betrokken product op zich. Deze indicator werd derhalve ook beschouwd als minder zinvol dan de andere indicatoren. Niettemin kon worden vastgesteld dat het ROCE daalde van 34 % in 2000 tot bijna 0 % in 2001 en 2002 en tot – 20 % in 2003.

    8.2.10.   Prijs

    (59)

    De gemiddelde prijs daalde van 2000 tot 2003 geleidelijk met 20,3 %. De prijzen bereikten hun laagste peil (2,79 EUR/kg) in 2003.

    (60)

    Volgens de beschikbare gegevens hield de gemiddelde prijs van de EG-producenten in het eerste halfjaar van 2004 gelijke tred met de gemiddelde invoerprijzen en kon voor beide een geringe stijging worden vastgesteld. Vervolgens trad opnieuw een daling in. Volgens de laatste gegevens zijn de prijzen zeer laag en dalen zij nog steeds.

    (61)

    Een partij voerde aan dat, bij gebruik van gemiddelde wisselkoersen per jaar, de prijsdaling minder sterk was in pond sterling. Het is echter de vaste praktijk van de Commissie in handelsbeschermingszaken de euro als munteenheid te gebruiken.

    8.2.11.   Kosten

    (62)

    Niet alleen de ontwikkeling van de prijzen, maar ook van de kosten werd onderzocht. De kosten schommelden van 3,0 EUR/kg tot 3,2 EUR/kg in de periode 2000-2003.

    8.2.12.   Winstgevendheid

    (63)

    De winstgevendheid van de EG-producenten daalde van 7,3 % in 2000 tot – 3,3 % in 2001. De verliezen waren minder uitgesproken in 2002 (– 2,5 %), maar stegen vervolgens tot – 17,1 % in 2003. Aangezien de invoer in 2003 zijn hoogste peil bereikte en de gemiddelde prijzen van de ingevoerde producten op dat ogenblik het laagst waren (2,54 EUR /kg), daalde de gemiddelde prijs van het EG-product in 2003 eveneens tot zijn laagste peil (2,79 EUR/kg). De daling van de winstgevendheid van de EG-producenten in 2000-2003 viel samen met de daling van de kiloprijs van het product van de EG-producenten van 3,50 EUR tot 2,79 EUR.

    8.2.13.   Voorraden

    (64)

    Met voorraden wordt de levende vis in het water bedoeld. De EG-producenten hebben net zoals alle andere producenten verwaarloosbare voorraden geoogste vis daar deze meteen moet worden verkocht. Een daling van de eindvoorraden wijst dus op een daling van het aantal levende vissen dat gekweekt wordt om in de toekomst te worden geoogst. In dit geval zijn dalende voorraden derhalve een indicator van toenemende schade.

    (65)

    De voorraden stegen van 36 332 ton in 2000 tot 53 178 ton in 2002 en daalden vervolgens tot 43 024 ton in 2003. Dit komt neer op een daling van de voorraden met 19,1 % van 2002 tot in 2003.

    8.2.14.   Conclusie

    (66)

    Bij het onderzoek is gebleken dat het invoervolume van 2000 t/m 2003, en met name van 2002 op 2003, is gestegen.

    (67)

    De theoretische productiecapaciteit van de EG-producenten is van 2000 tot en met 2002 min of meer stabiel gebleven, terwijl hun productie met 14,8 % steeg. De bezettingsgraad steeg dus in die periode, namelijk van 43 % tot 50 %. De voorraden levende vis in het water stegen eveneens. Er gingen enige arbeidsplaatsen verloren, terwijl de productiviteit toenam, meestal ten gevolge van grotere automatisering.

    (68)

    De verkoop steeg met 14,3 % van 2000 tot 2002 (in vergelijking met een toename van het verbruik met 8,5 %) en het marktaandeel van de EG-producenten steeg van 26,5 tot 28 %.

    (69)

    Maar zelfs in deze periode daalden de prijzen met 13,7 %; ondanks een kleine daling van de kosten in 2002 (gedeeltelijk ten gevolge van een hogere bezettingsgraad en een betere productiviteit) was er een daling van de winstgevendheid, namelijk van een winst van 7,3 % in 2000 tot een verlies van – 3,3 % in 2001 en van – 2,5 % in 2002. Het ROCE en de kasstroom kenden in deze periode eveneens een negatieve ontwikkeling.

    (70)

    Van 2002 tot 2003 verslechterde de situatie van de EG-producenten aanzienlijk. Hoewel de productiecapaciteit en de productie stegen, was de stijging van de productiecapaciteit gering (2,2 %) in vergelijking met de stijging van het verbruik in dat jaar. Gelet op de lange productiecyclus, worden productieniveaus ten minste twee jaar van te voren vastgesteld en de stijging van de productie was in overeenstemming met eerder opgestelde productieprogramma’s. De gestegen productie op zich moet daarom niet als een aanwijzing worden beschouwd dat de situatie van EG-producenten in 2003 gezond was. De gestegen productie leidde tot een hogere bezettingsgraad en productiviteit.

    (71)

    Alle andere indicatoren gaven echter een negatieve ontwikkeling te zien. De voorraad vis in het water daalde met 19,1 %. Ondanks een stijging van het verbruik met 10,3 % steeg de verkoop van de EG-producenten met slechts 5,1 % en kromp hun marktaandeel met 6,7 %. Bovendien vond dit verlies van marktaandeel plaats terwijl de prijzen daalden, waardoor de EG-producenten gedwongen waren de dalende prijzen te volgen om hun product te kunnen verkopen. De prijzen daalden nogmaals met 7,6 %, in vergelijking met 2002 (en waren toen 20,3 % lager dan in 2000), terwijl de kosten stegen tot het gemiddelde peil van deze periode van vier jaar. Dit leidde tot een sterke daling van de winstgevendheid waardoor de EG-producenten een verlies leden van 17,1 %. Dit verlies kwamen tot uiting in een ROCE van – 20 %. Hoewel de kasstroom leek te verbeteren, bleek hieruit eigenlijk dat de visvoorraad in het water daalde en dat nieuwe investeringen onmogelijk waren.

    (72)

    Aangevoerd werd dat grotere producenten geen schade hebben geleden. Er wordt echter op gewezen dat zich onder de EG-producenten, waarvoor werd vastgesteld dat zij ernstige schade hebben geleden, verscheidene grote producenten bevinden.

    (73)

    Rekening houdend met al deze factoren luidt de conclusie dat de EG-producenten aanmerkelijke schade hebben geleden in de vorm van een aanzienlijke verslechtering van hun situatie in het algemeen.

    9.   OORZAKELIJK VERBAND

    (74)

    Om na te gaan of er een oorzakelijk verband was tussen de gestegen invoer en de ernstige schade en om te voorkomen dat schade die door andere factoren was veroorzaakt aan de gestegen invoer wordt toegeschreven, werd een onderscheid gemaakt tussen de gevolgen van schadeveroorzakende factoren om ieder schadelijk gevolg aan de juiste factor toe te schrijven en te kunnen vaststellen of de gestegen invoer de „werkelijke en aanmerkelijke” oorzaak van de ernstige schade was.

    9.1.   Onderzoek van de schadeveroorzakende factoren

    9.1.1.   Gevolgen van de gestegen invoer

    (75)

    Zoals hierboven vermeld steeg het invoervolume in de periode 2000-2003, en met name van 2002 op 2003.

    (76)

    Gekweekte zalm is in wezen een basisproduct en het ingevoerde product en het EG-product concurreren hoofdzakelijk op prijs. Hoewel een partij beweerde dat zalm uit Chili prijsleider is, wordt algemeen aangenomen dat met name zalm uit Noorwegen marktleider is en de prijs bepaalt. Bijgevolg leidt zelfs een beperkte prijsonderbieding tot een prijsdaling voor de EG-producenten.

    (77)

    Het belangrijkste schadelijke gevolg van de gestegen invoer waren de grote financiële verliezen die de EG-producenten leden. Omdat de ingevoerde producten de markt leidden en de prijzen bepaalden oefende de stijgende invoer in de hele Gemeenschap een neerwaartse druk uit op de prijzen. Indien de invoer minder was gestegen, was deze prijsdruk niet zo sterk geweest. Indien de ingevoerde zalm door een grotere vraag op de EG-markt tegen duidelijk hogere prijzen had kunnen worden verkocht, dan hadden de EG-producenten weliswaar minder verkocht en een geringer marktaandeel gehad, maar dan hadden zij misschien geen ernstige schade geleden.

    (78)

    Van 2000 tot en met 2002 daalden de prijzen van ingevoerde zalm met 19 % en deze prijsdaling werd gevolgd door de in de EG geproduceerde zalm. Het marktaandeel van de EG-producenten op de EG-markt steeg in deze periode, maar dit hield verband met in vroegere jaren genomen besluiten; zowel in 2001 als in 2002 verkochten de EG-producenten met verlies.

    (79)

    Van 2000 tot en met 2003 steeg de invoer met 15 %. Het marktaandeel van de ingevoerde zalm steeg van 72 % tot 73,9 %, terwijl het marktaandeel van de EG-zalm daalde van 28 % tot 26,1 %. In dezelfde periode steeg de invoer van 236 % tot 239 % van de EG-productie. De invoer blijkt dus te zijn gestegen zowel ten opzichte van de productie als ten opzichte van het verbruik in de Gemeenschap, ten nadele van de EG-producenten.

    (80)

    De gestegen invoer had evenwel de grootste invloed op de prijzen en de winstgevendheid van de EG-producenten. Zoals hierboven vermeld, wordt algemeen aangenomen dat de ingevoerde zalm, en met name die uit Noorwegen, de prijs van zalm in de Gemeenschap bepaalt. Derhalve werd onderzocht of er sprake was van onderbieding om vast te kunnen stellen of de lage prijzen van ingevoerde zalm druk uitoefenden op de prijzen van de EG-producenten.

    (81)

    Er vond een vergelijking plaats van de prijzen in eenzelfde periode, in hetzelfde handelsstadium en bij verkoop aan vergelijkbare afnemers. Bij vergelijking van de gemiddelde prijzen van de EG-producenten, ex Glasgow, met de aan de importeurs in de Gemeenschap aangerekende prijzen (cif grens Gemeenschap, inclusief douanerechten) bleek dat de binnenlandse prijzen in de laatste drie jaren onderboden werden met 3,1 % tot 7,1 %. De prijzen van de EG-producenten lijken hierdoor te zijn gedaald omdat de prijzen, gezien het grote marktaandeel van ingevoerde zalm, door de prijs van ingevoerde zalm wordt bepaald. Zo kan met name worden vastgesteld dat de EG-producenten door de gestegen invoer tegen steeds lagere prijzen tot K3 2003 gedwongen waren hun prijzen voortdurend te verlagen, waardoor zij in dat jaar verlies leden.

    (82)

    Een rechtstreekse vergelijking van de prijzen van ingevoerde zalm met de prijzen van EG-zalm bevestigt deze analyse. De prijzen van ingevoerde zalm daalden van 2000 tot en met 2003 met 28,5 %, namelijk van 3,62 EUR/kg tot 2,59 EUR/kg, inclusief rechten. In dezelfde periode daalde de gemiddelde prijs van het EG-product geleidelijk met 20 %, van 3,500 EUR/kg tot 2,79 EUR/kg.

    (83)

    Van 2002 op 2003 daalden de gemiddelde prijs van ingevoerde zalm van 2,93 EUR/kg tot 2,59 EUR/kg, inclusief rechten. Terwijl de invoer zijn hoogste peil en de gemiddelde prijs van ingevoerde zalm zijn laagste peil (2,59 EUR/kg inclusief rechten) bereikten, daalden de prijzen van de EG-producenten steeds meer en bereikte de gemiddelde prijs van het EG-product ook zijn laagste peil (2,79 EUR/kg). De gemiddelde prijs van het EG-product (gecorrigeerd tot ex Glasgow-niveau) daalde van 3,02 EUR tot 2,79 EUR/kg, hetgeen neerkomt op een daling met 8 %.

     

    2000

    2001

    2002

    2003

    Prijs van het EG-product (1 000 EUR/ton) (7)

    3,50

    3,23

    3,02

    2,79

    Prijs van het ingevoerde product incl. douanerechten (1 000 EUR/ton) (8)

    3,62

    3,05

    2,93

    2,59

    (84)

    De daling van de prijzen van de EG-producenten blijkt de belangrijkste oorzaak te zijn geweest van de aanzienlijke daling van hun winstgevendheid. In 2000, toen hun kosten per kilo 3,1 EUR bedroegen en hun verkoopprijs (gecorrigeerd tot ex Glasgow-niveau) 3,50 EUR, boekten de EG-producenten een winst van 7,3 %. Hoewel hun bezettingsgraad, productie, productiviteit, voorraden levende vis, verkoop en marktaandeel waren gestegen, leden zij in 2001 en 2002 financiële verliezen, daalde het ROCE en was de kasstroom negatief omdat hun verkoopprijzen (gecorrigeerd tot ex Glasgow-niveau) daalden tot respectievelijk 3,23 EUR en 3,02 EUR en hun kosten na een aanvankelijke beperkte stijging van 3,2 EUR in 2001 tot 3,0 EUR in 2002. Ook de werkgelegenheid nam af.

    (85)

    In 2003, toen de prijzen (gecorrigeerd tot ex Glasgow) onder druk van de goedkope invoer tot 2,79 EUR daalden en de kosten op het niveau van 2000 bleven, namelijk 3,1 EUR, leden de EG-producenten een verlies van 17,1 %. Dit kwam tot uiting in het ROCE en de kasstroom die over het algemeen negatief waren. Terzelfdertijd steeg de verkoop van de EG-producenten met slechts 5,1 % (in vergelijking met de stijging van het verbruik van 10,3 %) en daalde hun marktaandeel met 1,9 procentpunten, terwijl het invoervolume en het marktaandeel van de ingevoerde producten toenamen. Hoewel capaciteit, bezettingsgraad, productie en productiviteit van de EG-producenten zijn gestegen en de werkgelegenheid stabiel is gebleven, zal de toename van de invoer tegen lage prijzen met vertraging gevolgen hebben voor bezettingsgraad, productie en werkgelegenheid. Dat de productie waarschijnlijk zal dalen ten gevolge van de gestegen invoer blijkt uit de gedaalde voorraad levende vis in 2003.

    (86)

    Om bovenstaande redenen wordt geconcludeerd dat er een verband is tussen de gestegen invoer en de ernstige schade die de EG-producenten lijden en dat de stijging van de invoer tegen lage prijzen schadelijke gevolgen heeft voor de EG-producenten, met name door de neerwaartse druk op de prijzen op de EG-markt waardoor de EG-producenten zware financiële verliezen lijden.

    9.1.2.   Gevolgen van het gewijzigde verbruik in het Verenigd Koninkrijk

    (87)

    Volgens een partij zou het verbruik in het Verenigd Koninkrijk in 2003 zijn gedaald en dit zou de oorzaak zijn van de schade die de EG-producenten hebben geleden. De markt van het Verenigd Koninkrijk kan evenwel niet los worden gezien van de EG-markt in haar geheel waarop het verbruik van 2000 op 2003 met 21,7 % en van 2002 op 2003 met 12,2 % steeg. De aanzienlijke verliezen van de EG-producenten in 2003 zijn derhalve op de eerste plaats veroorzaakt door de lage prijzen en niet omdat het verbruik zou zijn gedaald.

    9.1.3.   Gevolgen van wijzigingen in de uitvoer

    (88)

    Ook de gevolgen van wijzigingen in de uitvoer werden onderzocht. De uitvoer steeg in de beoordelingsperiode en verdubbelde van 2002 tot 2003 omdat de EG-producenten, gezien de ongunstige toestand op de EG-markt, ernaar streefden hun export te verhogen. Daarom is de conclusie dat wijzigingen in de omvang van de uitvoer geen oorzaak kan zijn van de ernstige schade, hoewel een partij dit beweerde. De winstcijfers hebben overigens uitsluitend betrekking op de verkoop in de Gemeenschap.

    9.1.4.   Gevolgen van eventuele overcapaciteit

    (89)

    Ook werd onderzocht of de EG-producenten schade konden hebben geleden door overcapaciteit. In het onderzoektijdvak steeg de theoretische capaciteit met 2,2 %, aanzienlijk minder dus dan de productie en het verbruik. Zoals hiervoor reeds opgemerkt stemt de theoretische capaciteit bovendien overeen met de totale hoeveelheid levende vis waarvoor de producenten over vergunningen beschikken. De kosten om een vergunning aan te vragen en aan te houden zijn laag. De belangrijkste kosten zijn de kosten voor jonge vis, voor voer en de arbeidskosten. De conclusie is dat de stijging van de theoretische capaciteit niet de oorzaak was van de schade die de EG-producenten hebben geleden.

    9.1.5.   Gevolgen van de concurrentie tussen de EG-producenten

    (90)

    Sommige exporteurs voerden aan dat de prijs van de zalm op de EG-markt was gedaald vanwege het overaanbod van de EG-producenten. De invoer steeg in 2003 evenwel met 15 %, terwijl de verkoop van de EG-producenten op de EG-markt met slechts 5,1 % steeg. Bovendien wordt de prijs op de EG-markt door de ingevoerde producten bepaald en niet door de EG-producenten. Uit het prijsgedrag van alle partijen in 2002 en 2003 bleek duidelijk dat de ingevoerde producten systematisch tegen lagere prijzen werden verkocht dan de EG-producten en dat de EG-producten de prijsdaling van de ingevoerde producten volgden. In een overigens gelijkblijvende situatie houden de gevolgen van de concurrentie tussen EG-producenten onderling elkaar in evenwicht: het verlies van de ene wordt gecompenseerd door de winst van de andere. De conclusie is dat de concurrentie tussen de EG-producenten geen oorzaak was van de ernstige schade.

    9.1.6.   Gevolgen van de grotere vissterfte voor de productiekosten

    (91)

    Eén partij voerde aan dat de grotere vissterfte in Ierland en het uitbreken van ziektes in het Verenigd Koninkrijk en Ierland in 2002 en 2003 wellicht de oorzaak waren van de stijging van de productiekosten en de onderbreking van de normale productiecyclus bij sommige producenten. Deze voorvallen zijn echter tot een klein aantal kwekerijen beperkt gebleven. Bovendien daalden de productiekosten van de EG-producenten in 2002 zoals blijkt uit onderstaande tabel en waren ze in 2003 ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de vier jaren. De conclusie is dat de hogere vissterfte niet de oorzaak was van de ernstige schade.

     

    2000

    2001

    2002

    2003

    Gemiddelde productiekosten (1 000 EUR/ton)

    3,1

    3,2

    3,0

    3,1

    9.1.7.   Gevolgen van hogere productiekosten in het algemeen

    (92)

    Aangevoerd werd dat de productiekosten van de Noorse kwekers lager zijn dan die van de kwekers in de EG en dat dit — en het onvermogen van de EG-producenten om de productiekosten te doen dalen — de oorzaak was van de gestegen invoer en van de ernstige schade. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat Noorwegen inderdaad bepaalde kostenvoordelen heeft, maar dat de EG-producenten andere kostenvoordelen hebben. In het algemeen lijden de EG-producenten momenteel zware verliezen, maar dit geldt ook voor de Noorse producenten. Zoals werd opgemerkt onder punt 8.2.12 leden de EG-producenten in 2003 een verlies van 17,1 %. Uit de gegevens van de Noorse overheid blijkt dat het verlies van een steekproef van 148 zalm- en regenboogforelkwekerijen in 2003 12,1 % bedroeg. Bovendien hadden de Noorse producenten een zware schuldenlast die een groot deel van hun kosten uitmaakte. Hun totale kosten (exclusief eigen vermogen en voorzieningen) bedroegen 6,3 miljard NOK en hun totale omzet 5,6 miljard NOK (9) (ongeveer 750 EUR miljoen respectievelijk 670 EUR miljoen). Deze situatie heeft er in sommige gevallen toe geleid dat de Noorse banken eigenaar zijn geworden van Noorse kwekerijen. De conclusie is dat eventuele verschillen tussen de gemiddelde productiekosten van de EG-producenten en van de Noorse producenten geen aanmerkelijke oorzaak was van de ernstige schade.

    9.1.8.   Hogere vervoerskosten in Schotland

    (93)

    Volgens een partij hebben de EG-producenten hogere kosten omdat de infrastructuur in de afgelegen gebieden van Schotland minder ontwikkeld is; dit zou de oorzaak zijn van de door hen geleden schade. Daar tegenin te brengen is dat de Noorse viskwekerijen, die in de Gemeenschap marktleider zijn, ook vaak zijn gevestigd in afgelegen gebieden met een betrekkelijk povere vervoerinfrastructuur.

    (94)

    De vervoerskosten maken geen groot deel uit van de algemene productiekosten van gekweekte zalm en variëren al gelang de plaats van oorsprong en de plaats van bestemming van de vis. Het kostenverschil is niet significant of de vis nu vanuit Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk of Ierland op de EG-markt wordt gebracht. Bovendien is het in het algemeen zo dat buiten de Gemeenschap gevestigde producenten/exporteurs hogere vervoerskosten hebben bij verkoop op de EG-markt. Derhalve wordt niet aangenomen dat de EG-kwekers schade hebben geleden door de hogere vervoerskosten in Schotland.

    (95)

    Voorts kon niet worden aangetoond dat de vervoerskosten in Schotland de laatste jaren waren gestegen en de recente stijging van de financiële verliezen van de EG-producenten kunnen derhalve niet worden verklaard door hogere vervoerskosten.

    9.1.9.   Andere factoren

    (96)

    Aangevoerd werd dat strengere milieu- en sanitaire wetgeving in de Gemeenschap, invoerbeperkingen in derde landen, wetenschappelijke rapporten en negatieve berichten over zalm in de pers mede de oorzaak waren geweest van de schade die de EG-producenten hebben geleden. Daar deze argumenten echter niet werden onderbouwd of met bewijsmateriaal gestaafd, kunnen de genoemde factoren niet worden beschouwd mede de oorzaak te zijn geweest van de ernstige schade. In het definitieve stadium van het onderzoek konden geen andere oorzakelijke factoren van mogelijke relevantie worden vastgesteld.

    9.2.   Oorzaken van de schade

    (97)

    De stijging van de invoer was slechts van geringe invloed op het verkoopvolume van de EG-producenten, hoewel hun verkoop en marktaandeel in 2003 enigszins daalden. De aanzienlijke stijging van de invoer — die met een prijsdaling gepaard ging — bleek evenwel rampzalige gevolgen te hebben voor de winstgevendheid van de EG-producenten. Omdat de ingevoerde zalm (met een marktaandeel van 70 à 75 %) de prijs bepaalde, leidde de prijsdaling van die zalm tot een enorme prijsdruk op de EG-markt, waardoor de EG-producenten grote verliezen leden. Behalve de stijging van de invoer tegen lage prijzen konden geen andere factoren worden geïdentificeerd die mede de oorzaak hadden kunnen zijn van de schade.

    9.3.   Conclusie

    (98)

    Nadat was vastgesteld dat andere bekende factoren geen aanmerkelijke schadelijke gevolgen hadden, werd geconcludeerd dat er een werkelijk en substantieel verband is tussen de invoer tegen lage prijzen en de ernstige schade die de EG-producenten hebben geleden.

    10.   VRIJWARINGSMAATREGELEN

    (99)

    Uit de analyse van de bevindingen van het onderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige schade en dat vrijwaringsmaatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat de EG-producenten verdere schade lijden.

    10.1.   Vorm en niveau van de definitieve vrijwaringsmaatregelen

    (100)

    De productie van gekweekte zalm in de Gemeenschap is ontoereikend om aan de vraag te voldoen en derhalve moet de EG-markt niet voor invoer worden gesloten. Daar de belangrijkste oorzaak van de schade de grote hoeveelheden zijn die tegen lage prijzen worden ingevoerd en die zowel noodzakelijke prijsverhogingen verhinderen als een prijsdaling veroorzaken, dienen de maatregelen van dien aard te zijn dat zij verdere schade voorkomen en aanpassing vergemakkelijken. Daarom moeten maatregelen worden genomen om de prijzen tijdelijk te stabiliseren die het aanbod niet onnodig beperken en moet er een periode zijn waarin de EG-producenten zich kunnen aanpassen aan een toekomst met een sterkere concurrentie door de invoer van goedkope zalm.

    (101)

    De voorlopige vrijwaringsmaatregelen bestonden uitsluitend uit tariefcontingenten. Zelfs in de periode waarin de voorlopige maatregelen van kracht waren, werd gekweekte zalm nog steeds in de Gemeenschap ingevoerd tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan de productiekosten van de EG-producenten. Daarom moeten maatregelen worden genomen waardoor de prijzen tot een niveau zullen stijgen waarop de EG-producenten ten minste hun kosten kunnen dekken. Hierdoor zullen de EG-producenten, gedurende de periode waarin de maatregelen van kracht zijn, in staat worden gesteld zich aan de omstandigheden aan te passen omdat zij dan geen verliezen zullen lijden die zouden verhinderen het kapitaal aan te trekken dat nodig is voor de aanpassing en sanering van hun bedrijven. Om de prijzen te doen stijgen, werden tariefcontingenten overwogen waarvan de vrijwaringsrechtenvrije omvang zeer klein zou zijn. Hoewel deze aanpak gevolgen voor de prijzen zou kunnen hebben, werd deze ongeschikt geacht daar de groeiende markt voor gekweekte zalm niet onnodig moet worden beperkt. Daarom moet een prijselement worden vastgesteld voor de gehele invoer van gekweekte zalm in de Gemeenschap. De gemiddelde productiekosten van de EG-producenten bleken in 2003 3,10 EUR per kg te zijn. Daar EG-zalm doorgaans 10 % duurder is dan ingevoerde zalm, moet de prijs van verse zalm bij invoer 2 850 EUR per ton bedragen. Bij dit prijsniveau zouden de EG-producenten ongeveer hun kosten moeten kunnen dekken. Aangevoerd werd dat minimumprijsverbintenissen in vorige zaken niet in acht waren genomen. Dit kan het geval zijn geweest, maar de nu voorgestelde maatregelen bestaan niet uit verbintenissen maar uit een minimumprijs bij invoer, waaronder een recht verschuldigd wordt waarvan ontduiking als douanefraude wordt aangemerkt. Andere partijen gaven de voorkeur aan een specifiek of ad-valoremrecht in plaats van een minimuminvoerprijs. Een dergelijk recht zou echter geld aan de markt onttrekken en daarom wordt geoordeeld dat een minimuminvoerprijs op middellange termijn een betere oplossing is. Om aanpassingen te vergemakkelijken wordt het echter passend geacht gedurende een overgangsperiode een specifiek recht toe te passen, zoals hieronder beschreven.

    (102)

    Daar bevroren zalm, zoals sommigen aanvoerden, goedkoper is dan verse zalm vanwege een gering verschil in de productiekostenstructuur, zou toepassing van dezelfde invoerprijs in feite leiden tot een uitsluiting van bevroren zalm van de EG-markt. Voor bevroren zalm zou een lagere prijs moeten gelden om rekening te houden met dit verschil in kosten. Daar het prijsverschil op de markt ongeveer 4 % schijnt te zijn, wordt geoordeeld dat voor bevroren zalm een lagere invoerprijs moet worden vastgesteld die met dit verschil overeenstemt. De minimuminvoerprijs voor bevroren zalm dient daarom 2 736 EUR te zijn.

    (103)

    Een partij voerde aan dat twee prijsniveaus de zaak ingewikkeld maken en de kans op fraude bij binnenkomst in de Gemeenschap vergroten, maar dit lijkt niet zo aannemelijk vanwege het bestaan van sancties op douanefraude. Van de andere kant werd aangevoerd dat er verschillende prijzen dienden te gelden al naar gelang het voorgenomen eindgebruik van de gekweekte zalm (voor bewerking of voor verkoop in de detailhandel). Dit zou echter veel moeilijker te controleren zijn en dit voorstel werd in de gegeven omstandigheden praktisch niet uitvoerbaar geacht.

    (104)

    Daar de marktprijzen momenteel lager zijn en om verstoring van de markt te voorkomen, met name voor verwerkende bedrijven, dient het prijselement over een bepaalde periode geleidelijk te worden ingevoerd, zodat de markt zich daaraan geleidelijk kan aanpassen. Enerzijds werd aangevoerd dat de overgangsperiode lang moest zijn om de verwerkende bedrijven de tijd te geven zich aan te passen en anderzijds werd aangevoerd dat de overgangsperiode kort moest zijn vanwege de precaire situatie van de EG-producenten. Geoordeeld wordt dat de overgangsperiode dient in te gaan op de dag waarop de definitieve vrijwaringsmaatregelen van kracht worden en dient af te lopen op 15 april 2005, gedurende welke periode een minimuminvoerprijs van 2 700 EUR per ton dient te gelden voor verse zalm en van 2 592 EUR per ton voor bevroren zalm.

    (105)

    Geoordeeld werd dat het prijselement in het definitieve stadium uit een variabel recht diende te bestaan. Indien de gekweekte zalm tegen een prijs wordt ingevoerd die cif-grens Gemeenschap gelijk is aan of hoger dan de minimuminvoerprijs, is geen recht verschuldigd. Indien de gekweekte zalm tegen een lagere prijs wordt ingevoerd, wordt een recht verschuldigd dat gelijk is aan het verschil tussen die prijs en de minimuminvoerprijs. Dit minimumprijselement is te allen tijde van toepassing, zowel binnen als buiten het hieronder beschreven tariefcontingent.

    (106)

    Om ervoor te zorgen dat importeurs het prijselement in acht nemen moeten zij de douane binnen een bepaalde termijn voldoende bewijsmateriaal leveren ten aanzien van de bij invoer werkelijk betaalde prijs per ton. Om er zeker van te zijn dat alle importeurs binnen de gestelde termijn aan deze voorwaarde voldoen dienen zij bij de invoer van gekweekte zalm zekerheid te stellen. Gezien de hoogte van het voorgestelde prijselement voor de overgangsperiode en het definitieve prijselement voor verse en bevroren zalm wordt een zekerheid van 290 EUR per ton (gehele visequivalent) (Groep 1 — 320 EUR per ton, Groep 2 — 450 EUR per ton) passend geacht. Aangevoerd werd dat deze zekerheid te hoog en te belastend zou zijn voor de importeurs. De Commissie was echter van oordeel dat het doel niet met een lagere zekerheid zou worden bereikt gelet op het verschil tussen de huidige marktprijzen en de vast te stellen minimuminvoerprijzen. Gelet op de aard van de te verstrekken gegevens en om redenen van administratieve vereenvoudiging, wordt geoordeeld dat de termijn waarbinnen bij de douane voldoende bewijsmateriaal moet worden overgelegd één jaar dient te zijn vanaf de datum van aanvaarding van de douaneaangifte. De zekerheid dient te worden vrijgegeven wanneer de importeur voldoende bewijsmateriaal verstrekt, mits dit binnen de gestelde termijn wordt gedaan. Indien een importeur niet binnen de termijn voldoende bewijsmateriaal verstrekt, wordt de zekerheid definitief geïnd bij wijze van invoerrecht.

    (107)

    Om ervoor te zorgen dat de EG-producenten, buiten het traditionele invoerniveau, voldoende winst kunnen maken terwijl de EG-markt toch open blijft en er voldoende aanbod is om aan de vraag te voldoen, dienen bovendien tariefcontingenten te worden vastgesteld die met de traditionele omvang van de invoer overeenstemmen. Buiten deze tariefcontingenten dient bij invoer een aanvullend recht te worden betaald. De traditionele omvang van de invoer van gekweekte zalm, met inachtneming van het vastgestelde prijselement, kan dan worden voortgezet zonder betaling van een aanvullend recht en er kunnen onbeperkte hoeveelheden worden ingevoerd tegen betaling van het aanvullende recht.

    (108)

    Om de traditionele handelsstromen te handhaven en ervoor te zorgen dat de EG-markt ook open blijft voor kleinere ondernemingen moet het tariefcontingent verdeeld worden onder de landen/regio’s die een aanzienlijk belang hebben bij de levering van het betrokken product en dient ook een gedeelte voor andere landen te worden voorbehouden. Na overleg met Noorwegen, Chili en de Faeröer, landen met een groot belang in de zalmexport, werd het passend geacht om elk van deze landen een tariefcontingent toe te kennen. In principe dient het tariefcontingent te worden verdeeld in verhouding tot de ingevoerde hoeveelheid uit genoemde landen in de periode 2001-2003. De invoer uit Chili is in de tweede helft van 2003 echter aanzienlijk gedaald (tot minder dan 3 % van de invoer) vanwege technische, met grenscontroles verband houdende redenen, tot een niveau dat ongeveer de helft is van de normale invoer uit Chili. Daar de invoer uit Chili in 2003 niet als representatief kan worden beschouwd, dient het voor Chili geldende tariefcontingent te worden gebaseerd op de gemiddelde invoer in 2001, 2002 en het gecorrigeerde cijfer voor 2003 (gebaseerd op het cijfer voor 2002 plus de gemiddelde groei van de invoer in 2003 exclusief Chili) om de traditionele handelsstromen niet te verstoren. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, moeten de tariefcontingenten worden toegewezen in chronologische volgorde van ontvangst van de aanvragen.

    (109)

    In normale omstandigheden schijnt de groei van het verbruik van gekweekte zalm in de Gemeenschap, rekening houdend met de groei in de nieuwe lidstaten, 4 à 5 % per jaar te bedragen. Uit gegevens over het eerste halfjaar van 2004 blijkt echter dat de EG-markt voor zalm in een sneller tempo groeit. Hoewel de omvang van de markt van de nieuwe lidstaten in vergelijking met die van de EU-15 klein is, zijn er aanwijzingen dat het jaarlijkse groeitempo in de nieuwe lidstaten (van ongeveer 30 %) is versneld als gevolg van de uitbreiding en nu aanzienlijk hoger is (ongeveer 50 %). Om met deze groei rekening te houden moeten de tariefcontingenten (gebaseerd op de gemiddelde invoer in 2001-2003) met 10 % worden verhoogd. Omdat de markt voor zalm een seizoensgebonden markt is waar invoer en verkoop in de tweede helft van het jaar groter zijn dan in de eerste helft van het jaar moeten de tariefcontingenten ook aan het seizoen worden aangepast. De contingenten werden berekend op basis van gehele visequivalenten en de omrekeningsverhouding bedraagt voor filets 1:0,65 en voor andere aanbiedingsvormen dan filets 1:0,9. Indien het bij de toepassing van de maatregelen duidelijk wordt dat de omrekeningsverhouding voor andere aanbiedingsvormen dan filets (1:0,9) niet meer passend is, gezien de vorm waarin ingevoerde zalm wordt aangeboden, waarvan de meeste nu van ingewanden is ontdaan, maar met kop, kunnen de maatregelen worden herzien.

    (110)

    Het aanvullend recht moet zo hoog zijn dat de EG-producenten er werkelijk baat bij hebben, maar mag voor importeurs en verwerkende bedrijven geen onnodige financiële last zijn. Een ad valorem-recht wordt ongeschikt geacht omdat het een aansporing zou zijn om de prijs voor inklaring te verlagen en omdat de invoerprijzen bij een reële prijsstijging zouden stijgen. Derhalve moet het recht bestaan uit een vast bedrag.

    (111)

    Een minimumprijselement, als hierboven vermeld, zal steeds van toepassing zijn om het de EG-producenten mogelijk te maken hun kosten te dekken. Zoals ook hierboven vermeld, is het minimumprijselement vastgesteld beneden de productiekosten van de EG-producenten, maar omdat zij in het verleden altijd een 10 % hogere prijs hebben kunnen vragen, wordt verwacht dat zij dit ook in de toekomst kunnen doen en aldus hun productiekosten kunnen dekken. Indien op grotere dan de traditionele hoeveelheden een aanvullend recht wordt toegepast, dient dit aanvullende recht, in overeenstemming met de traditionele „streefprijsonderbiedingsbenadering” te worden gebaseerd op het verschil tussen de streefprijs van de EG-producenten (de prijs waarbij deze geen schade meer lijden) en het minimumprijselement. Dit verschil, dit wil zeggen het verschil tussen de prijs van het ingevoerde product en de hogere prijs die de EG-producenten zouden kunnen aanrekenen in normale omstandigheden, wordt, na correcties voor prijsverschillen tussen het ingevoerde en het EG-product, als een redelijke basis beschouwd voor de vaststelling van het recht. Dit verschil is gelijk aan de gewogen gemiddelde niet-schadelijke prijs per ton van het EG-product waarbij werd uitgegaan van de productiekosten van dit product in de EG vermeerderd met een winst op de omzet van 14 %. Deze winstmarge stemt overeen met die welke in vorige handelsbeschermingszaken betreffende zalm werd aangehouden, gelet op de meteorologische en biologische risico’s en risico’s van ontsnapping waarmee deze sector te maken heeft. Deze niet-schadelijke prijs werd vergeleken met het minimumprijselement. Het verschil tussen de twee prijzen komt neer op een voor de eerste periode geldend recht van 330 EUR per ton (gehele visequivalent), hetgeen op zijn beurt, bij toepassing van de hierboven vermelde omrekeningsverhouding, neerkomt op 366 EUR per ton voor andere aanbiedingsvormen dan filets en 508 EUR per ton voor filets.

    (112)

    Er moet worden bepaald dat de maatregelen door de Commissie kunnen worden herzien indien de omstandigheden zich wijzigen. Om rekening te kunnen houden met de ontwikkelingen op de markt na de instelling van de vrijwaringsmaatregelen, dient een toezicht op de markt te worden ingesteld en dienen de prijsontwikkelingen te worden gevolgd. Indien er aanwijzingen zijn dat de definitieve invoerprijs van 2 850 EUR respectievelijk 2 736 EUR niet passend is, zal de kwestie opnieuw worden onderzocht om de definitieve invoerprijzen zo nodig te wijzigen voordat deze in werking treden. Er dienen om de zes maanden, of op verzoek van belanghebbenden, besprekingen met belanghebbenden plaats te vinden aan de hand van relevant bewijsmateriaal.

    (113)

    Overeenkomstig de wetgeving en de internationale verplichtingen van de Gemeenschap mogen definitieve vrijwaringsmaatregelen niet worden toegepast op producten uit een ontwikkelingsland indien het aandeel van die producten in de totale invoer niet meer bedraagt dan 3 %. In Verordening (EG) nr. 1447/2004 werd met name rekening gehouden met de bijzondere situatie van Chili als ontwikkelingsland, hetgeen ertoe leidde dat de voorlopige maatregelen niet van toepassing waren op Chili, daar de invoer uit Chili in de tweede helft van 2003 beneden de grenswaarde van 3 % lag. Volgens die verordening zou de invoer uit Chili nauwlettend worden gevolgd om te zien of de waargenomen daling van blijvende aard was. Na verder onderzoek is echter gebleken dat de invoer uit Chili momenteel ongeveer 6 % van de totale invoer bedraagt en dat de geringere invoer in de tweede helft van 2003 slechts van tijdelijk aard was. Daarom, en omdat de invoer uit Chili in het jaar 2003 in zijn geheel boven de genoemde grenswaarde van 3 % lag, moeten de definitieve vrijwaringsmaatregelen ook van toepassing zijn op gekweekte zalm uit Chili. De ontwikkelingslanden waarop de definitieve maatregelen niet van toepassing zijn, zijn vermeld in bijlage 2.

    10.2.   Termijn

    (114)

    De definitieve maatregelen mogen niet langer dan vier jaar van toepassing zijn, met aftrek van de termijn gedurende welke de voorlopige maatregelen van toepassing waren. De maatregelen dienen in werking te treden op 6 februari 2005 en van kracht te blijven tot en met 13 augustus 2008.

    10.3.   Liberalisering

    (115)

    De maatregelen dienen na hun inwerkingtreding regelmatig te worden geliberaliseerd, om ervoor te zorgen dat deze een sterke prikkel voor de EG-producenten vormen om hun bedrijven geleidelijk te saneren en aan te passen. De liberalisering dient een jaar na de instelling van de voorlopige maatregelen aan te vangen en daarna elk jaar te worden voortgezet.

    (116)

    De liberalisering dient zo te worden opgezet dat de invoer van steeds grotere hoeveelheden gekweekte zalm, met inachtneming van het prijselement, doch zonder betaling van het aanvullende recht, mogelijk is, waardoor de EG-producenten tijdens de duur van de maatregelen een steeds sterkere concurrentie zullen ondervinden. Om ervoor te zorgen dat steeds een lager recht geldt voor gekweekte zalm die buiten de tariefcontingent wordt ingevoerd, moet het aanvullende recht geleidelijk worden verlaagd. Bij de liberalisering moet ook rekening worden gehouden met de prognoses inzake de groei van de markt. De liberalisering dient daarom te bestaan uit een verhoging van het tariefcontingent gepaard gaande met een verlaging van het aanvullende recht voor invoer buiten het tariefcontingent. Het tariefcontingent dient telkens met 10 % te worden verhoogd en het aanvullende recht met 5 % te worden verlaagd, maar dit kan op een met redenen omkleed verzoek worden gewijzigd.

    10.4.   Sanering

    (117)

    De definitieve vrijwaringsmaatregelen hebben ten doel de EG-producenten een bepaalde termijn te geven waarbinnen zij hun bedrijven kunnen saneren om beter met de ingevoerde zalm te kunnen concurreren. Verwezen wordt naar artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Commissie, volgens welk artikel de maatregelen slechts kunnen worden verlengd indien er aanwijzingen zijn dat de EG-producenten bezig zijn met aanpassingen.

    (118)

    De EG-producenten zijn reeds bezig met de sanering van hun bedrijven als gevolg van zware verliezen waardoor sommigen hun bedrijf reeds hebben gesloten, en anderen hun betalingen hebben gestaakt of hun faillissement hebben aangevraagd. De laatste jaren zijn er aanzienlijke verbeteringen geweest op het gebied van productiviteit en efficiëntie. Indien de EG-producenten het concurrentievermogen van hun bedrijven nu en in de toekomst willen versterken, hebben zij enige tijd nodig om een saneringsprogramma uit te voeren.

    (119)

    De hoofdpunten van de saneringsstrategie die de zalmkwekerijen tezamen met de nationale overheid hebben opgezet zijn: (1) programma’s voor de verplaatsing of de fusie van viskwekerijlocaties om de komende twee à drie jaar grotere zalmkwekerijen te realiseren die efficiënter en tegen minder kosten kunnen werken; (2) diversificatie, dat wil zeggen het kweken van andere vissoorten zoals kabeljauw en heilbot en ook steeds meer schaaldieren (vanwege de preciaire financiële situatie van de kwekerijen wordt deze diversificatie echter bemoeilijkt door gebrek aan kapitaal); (3) de ontwikkeling van meer geavanceerde instrumenten voor het meten van de milieuopnamecapaciteit zodat beter beoordeeld kan worden wat de maximumvisbiomassa is die verenigbaar is met een gezond mariene ecosysteem, wat bevorderlijk is voor de ontwikkeling van grotere kwekerijen en het behalen van meer schaalvoordelen; (4) een uitbreiding van de gesynchroniseerde braakligging van viskwekerijen binnen hydrologisch verbonden gebieden, tezamen met een gecoördineerde zeeluisbehandeling waardoor de gekweekte vis beter tegen zeeluis en ziekte wordt beschermd en de overlevingskansen van jonge vis worden verbeterd, waardoor de kosten omlaag zullen gaan; (5) samenwerking tussen de organisaties van viskwekerijen in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen om in de toekomst problemen als gevolg van ernstige overproductie te voorkomen.

    (120)

    Er zijn reeds vorderingen gemaakt om deze strategie ten uitvoer te leggen, met name wat de gesynchroniseerde braakligging en de gecoördineerde zeeluisbehandeling betreft, en er wordt verwacht dat tijdens de duur van de maatregelen aanzienlijke vooruitgang zal worden geboekt. Mochten tijdens de duur van de maatregelen geen voldoende aanpassingen worden gemaakt, dan kan de Commissie overwegen of dit een wijziging in de omstandigheden is in de zin van artikel 1, lid 6, van deze verordening, en of het dan noodzakelijk is de maatregelen voort te zetten.

    11.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    11.1.   Inleiding

    (121)

    Naast de onvoorziene ontwikkelingen, de gestegen invoer, de ernstige schade, het oorzakelijk verband en de kritische omstandigheden werd ook onderzocht of er dwingende redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het tegen het algemene belang van de Gemeenschap is om definitieve maatregelen te nemen. Aan de hand van het beschikbare bewijsmateriaal werden de gevolgen van het al dan niet nemen van definitieve maatregelen voor alle partijen onderzocht, nadat contact was opgenomen met de medewerkende en andere EG-producenten van gekweekte zalm, importeurs en verwerkende bedrijven.

    11.2.   Belang van de EG-producenten

    (122)

    De EG-producenten hebben samen een jaaromzet van meer dan 500 miljoen EUR en zorgen rechtstreeks voor 1 450 banen en onrechtstreeks voor 8 000 banen in verwerkende bedrijven en andere sectoren. Zij maken deel uit van een belangrijke groeisector waarin de productie tussen 1995 en 2001 verdubbelde. Zij worden steeds efficiënter in het vervaardigen van een product waarvoor zowel binnen als buiten de Gemeenschap een groeiende markt is. In normale marktomstandigheden zijn het gezonde bedrijven die kunnen concurreren en waarvan de productiviteit toeneemt.

    (123)

    De positie van de EG-producenten is duidelijk in gevaar tenzij het huidige invoervolume tegen lage prijzen gecorrigeerd wordt. Dit blijkt uit de voortdurende berichten over dreigende faillissementen. De voorgestelde maatregelen zullen van toepassing zijn op de gehele invoer van het betrokken product, behalve bij invoer uit een ontwikkelingsland die minder dan 3 % uitmaakt van de totale invoer in de Gemeenschap. Dit betekent dat de maatregelen van toepassing zullen zijn op ongeveer 95 % van de invoer van gekweekte zalm. Hoewel aangevoerd werd dat het prijselement van de maatregelen moeilijk te handhaven zal zijn, gelet op eerdere ervaringen met prijsverbintenissen voor gekweekte zalm, wordt erop gewezen dat het prijselement niet gebaseerd is op verbintenissen maar op een variabel recht dat door de douane wordt geheven. Derhalve kan worden verwacht dat de maatregelen doeltreffend zullen zijn en de EG-producenten in staat zullen stellen hun prijzen tot een redelijk niveau te verhogen.

    11.3.   Belang van afhankelijke bedrijven

    (124)

    De gebieden waar zalm wordt gekweekt zijn meestal afgelegen gebieden aan de west- en noordkust van Schotland en de westkust van Ierland. In deze gebieden is de werkgelegenheid beperkt en de economische activiteit die het kweken van zalm teweegbrengt levert een belangrijke bijdrage aan de plaatselijke economie. Zonder die bijdrage zouden vele kleine plaatselijke bedrijven die goederen en diensten leveren aan de EG-producenten en hun werknemers niet langer levensvatbaar zijn. Het is derhalve in het belang van de afhankelijke bedrijven dat doeltreffende definitieve maatregelen worden genomen.

    11.4.   Belang van leveranciers van jonge vis en van voederproducenten

    (125)

    Hoewel een partij het tegendeel beweerde, is het duidelijk in het belang van de belangrijkste leveranciers van de EG-producenten (leveranciers van jonge vis en voederproducenten) dat er een sterke en voorspelbare vraag is naar hun producten tegen prijzen die een redelijke winst verzekeren.

    11.5.   Belang van verwerkende bedrijven en importeurs in de Gemeenschap

    (126)

    Om dit belang te onderzoeken heeft de Commissie de haar bekende importeurs en verwerkende bedrijven van het betrokken product in de Gemeenschap een vragenlijst toegezonden. De importeurs zijn meestal ook de bedrijven die het product verwerken en velen hebben banden met producenten/exporteurs buiten de Gemeenschap, met name in Noorwegen. Er werden antwoorden ontvangen van zes importeurs/verwerkende bedrijven en van een organisatie van verwerkende bedrijven. Bovendien heeft een aantal organisaties van verwerkende bedrijven hun standpunt kenbaar gemaakt en heeft de Commissie contact opgenomen met enkele verwerkende bedrijven en hun organisaties.

    (127)

    Sommigen voerden aan dat geen maatregelen moesten worden genomen omdat de prijzen van de gekweekte zalm slechts tijdelijk, gedurende de korte periode van 2 à 3 maanden die volgde op de beëindiging van de antidumpingmaatregelen tegen Noorwegen in mei 2003, waren gedaald en de prijzen sedertdien weer normaal waren geworden. De verwerkende bedrijven legden er de nadruk op dat een prijsstijging voor hen zou leiden tot een stijging van de kosten, een daling van de verkoop en winstgevendheid, verlies aan arbeidsplaatsen en zelfs verplaatsing buiten de Gemeenschap en zij wezen erop dat visverwerkende bedrijven voor veel meer werkgelegenheid zorgen dan de viskwekers en in sommige gevallen arbeidsplaatsen creëren in gebieden waar weinig werkgelegenheid is.

    (128)

    Het is echter duidelijk dat de prijzen zich in de eerste helft van 2004 niet hebben hersteld. De prijzen van ingevoerde zalm stegen in het begin van het eerste kwartaal van 2004, maar daalden weer aan het einde van dat kwartaal en in het tweede kwartaal van 2004, en de prijzen van de EG-producenten volgden dezelfde trend. Deze prijzen waren nog steeds prijzen waarbij schade wordt geleden. Bovendien blijkt uit de laatste gegevens dat de prijzen opnieuw aan het dalen zijn.

    (129)

    De belangrijkste kosten van de verwerkende bedrijven zijn de grondstof- en arbeidskosten; een stijging van de grondstofprijzen zou de kosten van de verwerkende bedrijven inderdaad doen stijgen. Volgens de gegevens van de verwerkende bedrijven daalden de grondstofkosten van 2002 op 2003 met 10 %, terwijl ze reeds met 18 % waren gedaald van 2000 op 2002. In 2003 waren de grondstoffen 26 % goedkoper dan in 2000. Tevens blijkt uit die gegevens dat hun verkoopprijzen in 2002 en 2003 ongeveer gelijk zijn gebleven. Alle verwerkende bedrijven die gegevens verstrekten over de winstgevendheid van hun zalmverwerkingsactiviteiten maken winst op die activiteiten. Geoordeeld wordt dat zij een bescheiden kostenstijging kunnen opvangen zonder verlies aan arbeidsplaatsen of verplaatsing naar een ander land. Het lijdt in ieder geval geen twijfel dat het huidige prijsniveau op middellange of lange termijn onhoudbaar is. De verwerkende bedrijven zullen op middellange of lange termijn toch geconfronteerd worden met een stijging van de prijzen van hun grondstoffen.

    (130)

    De verwerkende bedrijven in de Gemeenschap geven werk aan ongeveer 100 000 personen, hoewel slechts een klein deel daarvan zich met de verwerking van gekweekte zalm bezighoudt. Er waren geen aanwijzingen dat vrijwaringsmaatregelen tot een verlies aan werkgelegenheid in de Gemeenschap zullen leiden.

    (131)

    De verwerkende bedrijven wezen er ook op dat bedrijven en de consument in de EG in staat moesten blijven een product van goede kwaliteit tegen lage prijzen te verkrijgen. Zij waren vooral bezorgd over de mogelijkheid van speculatieve aankopen meteen na de invoering van een tariefcontingent en voerden aan dat zij misschien de productie zouden moeten staken zodra het tariefcontingent uitgeput zou zijn. Ten slotte verklaarden zij dat indien maatregelen werden genomen, deze van dien aard moesten zijn dat een voldoende aanbod gewaarborgd was en dat zij ertoe moesten bijdragen de prijzen op de markt te stabiliseren zodat de kosten beter konden worden voorspeld. Sommige verwerkende bedrijven waren zonder meer tegen iedere vorm van maatregelen, terwijl anderen, indien maatregelen werden genomen, de voorkeur gaven aan tariefcontingenten; anderen evenwel gaven de voorkeur aan een vergunningensysteem.

    (132)

    De voorgestelde definitieve maatregelen bestaan uit een prijselement ter dekking van de kosten van de EG-producenten en uit tariefcontingenten die gebaseerd zijn op de gemiddelde invoer in de periode 2001-2003 (inclusief de nieuwe lidstaten), plus 10 %, bij overschrijding waarvan een aanvullend recht wordt toegepast. De verwerkende bedrijven in de gehele EG zullen dus voldoende toegang blijven hebben tot grondstoffen. Hoewel sommige partijen aanvoerden dat de maatregelen een zware administratieve last vormen voor de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap, werd deze bewering niet verder onderbouwd en geoordeeld wordt dat de maatregelen met het minimum aan administratieve last gepaard gaan dat met een doeltreffende toepassing verenigbaar is.

    (133)

    De nadelen van de voorgestelde voorlopige maatregelen voor verwerkende bedrijven en importeurs wegen derhalve niet op tegen de voordelen voor de EG-producenten. De definitieve maatregelen worden beschouwd als het minimum dat nodig is om een einde te maken aan de schade die de EG-producenten lijden en om te voorkomen dat de situatie van deze producenten verder ernstig verslechtert.

    11.6.   Belang van de consumenten in de Gemeenschap

    (134)

    Aangezien het betrokken product een consumentenproduct is, heeft de Commissie diverse consumentenorganisaties van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Een organisatie heeft geantwoord dat zalm algemeen als een gezond product wordt beschouwd en dat een kunstmatige prijsverhoging de keuze van gezond voedsel moeilijker zou maken en schadelijk zou zijn voor de betrokken importeurs, verwerkende bedrijven en winkels. Een andere organisatie stelde dat de maatregelen een belemmering zouden kunnen vormen voor de invoer en de verkoop van bevroren gekweekte zalm. Zij vreesden dat een prijsstijging gekweekte zalm minder betaalbaar zou maken en dat de groei van de markt zou worden belemmerd in lidstaten met een minder dan gemiddeld bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking.

    (135)

    Zoals eerder vermeld, wordt geoordeeld dat de huidige marktprijs zo laag is dat deze op lange of middellange termijn onhoudbaar is. Bedrijven zullen onbeperkte hoeveelheden gekweekte zalm kunnen blijven aankopen mits het prijselement in acht wordt genomen en, bij overschrijding van het tariefcontingent, een aanvullend recht wordt betaald. Gelet op de marges tussen de prijs van de gehele vis af kwekerij en de kleinhandelsprijs van de verwerkte zalm is het weinig waarschijnlijk dat de maatregelen aanzienlijke gevolgen zullen hebben voor de kleinhandelsprijzen en worden de gevolgen voor de consument minimaal geacht. De Commissie zal echter een nauwlettend toezicht uitoefenen op de gevolgen van de maatregelen voor de betaalbaarheid en de marktgroei in de lidstaten met een minder dan gemiddeld BNP,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Tariefcontingenten en aanvullende rechten

    1.   Er worden tariefcontingenten geopend voor de periode van 6 februari 2005 tot en met 13 augustus 2008 voor de invoer in de Gemeenschap van gekweekte (andere dan wilde) zalm, al dan niet gefileerd, vers, gekoeld of bevroren, ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303 22 00, ex 0304 10 13 en ex 0304 20 13 (hierna „gekweekte zalm” genoemd). De omvang van de tariefcontingenten en de landen waarop deze van toepassing zijn, zijn vermeld in bijlage 1. De contingenten zijn berekend op basis van gehele visequivalenten en de omrekeningsverhouding bedraagt voor andere aanbiedingsvormen dan filets (groep 1) en voor filets (groep 2) 1:0,9 respectievelijk 1:0,65.

    2.   Wilde zalm is niet aan de tariefcontingenten onderworpen. Wilde zalm in de zin van deze verordening is zalm waarvan ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarbij de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend, met behulp van alle door de belanghebbende te overleggen passende documenten, wordt aangetoond dat deze in zee (voor Atlantische of Pacifische zalm) of in rivieren (voor Donauzalm) is gevangen.

    3.   Onverminderd artikel 4 wordt bij invoer van gekweekte zalm die het tariefcontingent overschrijdt het in bijlage 1 vermelde aanvullende recht (al naar gelang de groep waartoe die zalm behoort) toegepast.

    4.   Voor de vaststelling van het aanvullend recht wordt gekweekte zalm van de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303220000 ingedeeld in groep 1 en gekweekte zalm van de GN-codes ex 0304 10 13 en ex 0304 20 13 in groep 2 van bijlage 1.

    5.   Gekweekte zalm blijft onderworpen aan het conventionele recht waarin Verordening (EG) nr. 2658/87 van de Raad (10) of een eventueel preferentieel recht voorziet.

    6.   Bij een wijziging in de omstandigheden kunnen deze maatregelen door de Commissie worden herzien.

    7.   Op een met redenen omkleed verzoek kan het liberaliseringstempo van deze maatregelen worden herzien.

    Artikel 2

    Minimuminvoerprijs

    1.   Op gekweekte zalm is een minimumprijs van toepassing, zowel binnen als buiten de bij artikel 1 vastgestelde tariefcontingenten, waarvan de hoogte kan worden herzien, rekening houdend met factoren zoals vraag, aanbod en productiekosten.

    2.   Op gekweekte zalm die tegen een lagere dan de minimuminvoerprijs wordt ingevoerd is een recht van toepassing dat gelijk is aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs en de werkelijke invoerprijs (cif-grens Gemeenschap, voor inklaring) van dat product (volgens de indeling in bijlage 1).

    3.   Vanaf de inwerkingtreding van deze verordening tot en met 15 april 2005 is de minimuminvoerprijs 2 700 EUR per ton gehele-visequivalent voor verse gekweekte zalm en 2 592 EUR per ton gehele-visequivalent voor bevroren gekweekte zalm (cif grens Gemeenschap, voor inklaring). De minimuminvoerprijs voor groep 1 is 3 000 EUR per ton verse gekweekte zalm en 2 880 EUR per ton bevroren gekweekte zalm en voor groep 2 4 154 EUR per ton verse gekweekte zalm en 3 988 EUR per ton bevroren gekweekte zalm.

    4.   Vanaf 16 april 2005 tot en met 13 augustus 2008 is minimuminvoerprijs 2 850 EUR per ton gehele visequivalent voor verse gekweekte zalm en 2 736 EUR voor bevroren gekweekte zalm (cif grens Gemeenschap, voor inklaring). De minimuminvoerprijs voor groep 1 is 3 170 EUR per ton verse gekweekte zalm en 3 040 EUR per ton bevroren gekweekte zalm en voor groep 2 4 385 EUR per ton verse gekweekte zalm en 4 209 EUR per ton bevroren gekweekte zalm.

    5.   Voor goederen die zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en waarvoor de douanewaarde, overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (11), verhoudingsgewijs wordt aangepast aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs, worden de bij de leden 3 en 4 vastgestelde minimuminvoerprijzen, al naar gelang van het geval, verminderd met het percentage dat met de aanpassing aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs overeenstemt. Het verschuldigde recht is dan gelijk aan het verschil tussen de verminderde minimuminvoerprijs en de verminderde nettoprijs, vrij grens Gemeenschap.

    Artikel 3

    Zekerheidstelling bij invoer

    1.   In deze verordening wordt verstaan onder „importeur” de persoon die de aangifte voor het vrije verkeer indient, of de persoon namens wie die aangifte wordt ingediend, en „voldoende bewijsmateriaal” bestaat uit aan de douane overgelegde bewijzen inzake de werkelijk betaalde prijs van de ingevoerde zalm of uit de resultaten van door de douane uitgevoerde controles.

    2.   Importeurs van gekweekte zalm dienen de douane voldoende bewijsmateriaal te verstrekken inzake de werkelijk betaalde invoerprijs van gekweekte zalm per ton.

    3.   In afwachting van de overlegging van voldoende bewijsmateriaal is de vrijgave van de goederen afhankelijk van zekerheidstelling bij de douane ten bedrage van 290 EUR per ton (gehele visequivalent) gekweekte zalm (groep 1 — 320 EUR per ton, groep 2 — 450 EUR per ton).

    4.   Indien de importeur een jaar na de aanvaarding van de douanegifte voor het vrije verkeer of drie maanden na de voorziene datum van betaling, indien dit later is, geen voldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt als bedoeld in lid 2, boekt de douane het bedrag van de overeenkomstig lid 3 gestelde zekerheid onverwijld als rechten die op de betrokken goederen van toepassing zijn.

    5.   Indien de douane bij een controle vaststelt dat de voor de goederen werkelijk betaalde prijs lager is dan de minimuminvoerprijs als bedoeld in artikel 2, gaat zij over tot navordering van het verschil tussen de werkelijk betaalde prijs en de minimuminvoerprijs overeenkomstig artikel 220, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2913/92. Om onrechtmatige verrijking te voorkomen, worden compenserende interesten toegepast overeenkomstig de wetgeving ter zake.

    6.   De gestelde zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de importeur voldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt als vereist bij lid 2.

    Artikel 4

    Ontwikkelingslanden

    De bij artikel 1 vastgestelde tariefcontingenten zijn niet van toepassing op gekweekte zalm uit één van de in bijlage 2 vermelde ontwikkelingslanden en de bij de artikelen 2 en 3 gestelde eisen zijn daarop niet van toepassing.

    Artikel 5

    Algemene bepalingen

    1.   De oorsprong van de gekweekte zalm waarop deze verordening van toepassing is wordt vastgesteld overeenkomstig de regelgeving van de Gemeenschap.

    2.   Onverminderd lid 3 moet bij het in het vrije verkeer brengen van gekweekte zalm uit een ontwikkelingsland:

    a)

    een certificaat van oorsprong worden overgelegd dat is afgegeven door de bevoegde nationale autoriteiten van dat land en dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 47 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, en

    b)

    voldaan zijn aan de voorwaarde dat het product rechtstreeks vanuit dat land naar de Gemeenschap werd vervoerd in de zin van artikel 6.

    3.   Het in lid 2, onder a) bedoelde certificaat van oorsprong is niet vereist bij invoer van gekweekte zalm die wordt gedekt door een bewijs van oorsprong dat is afgegeven of opgesteld overeenkomstig de voorschriften voor de toepassing van preferentiële tariefmaatregelen.

    4.   Bewijzen van oorsprong worden uitsluitend aanvaard indien de gekweekte zalm voldoet aan de criteria ter bepaling van de oorsprong die in de Gemeenschap van toepassing zijn.

    Artikel 6

    Rechtstreeks vervoer

    1.   Als rechtstreeks uit een derde land naar de Gemeenschap vervoerd worden beschouwd:

    a)

    producten die niet over het grondgebied van een derde land zijn vervoerd;

    b)

    producten die over het grondgebied van een of meer andere derde landen dan het land van oorsprong zijn vervoerd, al dan niet met overlading of tijdelijke opslag in die andere derde landen, mits het vervoer door deze landen om geografische redenen of uitsluitend om vervoerstechnische redenen is geschied en de producten:

    in het land of de landen van doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven;

    in die landen niet in de handel zijn gebracht of tot verbruik zijn uitgeslagen; en

    daar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opnieuw laden.

    2.   Aan de autoriteiten van de Gemeenschap dient het bewijs te worden geleverd dat aan de in lid 1, onder b), bedoelde voorwaarden is voldaan. Dit kan met name geschieden door overlegging van een van de volgende documenten:

    a)

    een enkel, in het land van oorsprong opgesteld vervoersdocument, onder dekking waarvan het vervoer door het land of de landen van doorvoer heeft plaatsgevonden;

    b)

    een door de douaneautoriteiten van het land of de landen van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:

    een nauwkeurige omschrijving van de goederen wordt gegeven;

    de data zijn aangegeven waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, in voorkomend geval met vermelding van de schepen waarvan gebruik is gemaakt.

    Artikel 7

    Producten die onderweg zijn naar de Gemeenschap

    1.   Deze verordening is niet van toepassing op producten die naar de Gemeenschap onderweg zijn als bedoeld in lid 2.

    2.   Producten worden geacht onderweg te zijn naar de Gemeenschap indien zij:

    vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening het land van oorsprong hebben verlaten; en

    van de plaats van lading in het land van oorsprong naar de plaats van lossing in de Gemeenschap worden vervoerd onder dekking van een vóór de inwerkingtreding van deze verordening opgesteld geldig vervoersdocument.

    3.   De belanghebbenden leveren ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan.

    De autoriteiten kunnen evenwel aannemen dat de producten het land van oorsprong vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben verlaten, wanneer een van de volgende documenten wordt overgelegd:

    bij vervoer over zee: het cognossement waaruit blijkt dat de producten vóór die datum zijn geladen;

    bij vervoer per spoor: de vrachtbrief die vóór die datum door de spoorwegautoriteiten van het land van oorsprong is aanvaard;

    bij vervoer over de weg: het CMR-vrachtbrief of een ander vervoersdocument dat vóór die datum in het land van oorsprong is opgesteld;

    bij luchtvervoer: de luchtvrachtbrief waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de producten vóór die datum in ontvangst heeft genomen.

    Artikel 8

    De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

    Artikel 9

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing tot en met 13 augustus 2008.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 4 februari 2005.

    Voor de Commissie

    Peter MANDELSON

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53.

    (2)  PB L 286 van 11.11.2000, blz. 1.

    (3)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89.

    (4)  PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1.

    (5)  PB C 58 van 6.3.2004, blz. 7.

    (6)  Prijzen gecorrigeerd tot af Glasgow.

    (7)  Prijzen gecorrigeerd tot ex Glasgow.

    (8)  De invoerprijzen zijn cif, inclusief 2 % invoerrechten.

    (9)  Directoraat Visserijstatistieken van Noorwegen 2003.

    (10)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2344/2003 van de Commissie (PB L 346 van 31.12.2003, blz. 38).

    (11)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 40.


    BIJLAGE 1

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    10

    11

    12

    15

    16

    17

    20

    21

    22

    25

    26

    GN-code

    TARIC-code

    Groep

    Oorsprong (voor groep 1 en 2)

    Tariefcontingenten en aanvullende rechten

    Volgnummer voor groep 1

    Volgnummer voor groep 2

    6.2.2005 t/m 13.8.2005

    14.8.2005 t/m 13.8.2006

    14.8.2006 t/m 13.8.2007

    14.8.2007 t/m 13.8.2008

    Tariefcontingent

    (ton GVE)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 1 (vers & bevroren)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 2 (vers & bevroren)

    Tariefcontingent

    (ton GVE)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 1 (vers & bevroren)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 2 (vers & bevroren)

    Tariefcontingent

    (ton GVE)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 1 (vers & bevroren)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 2 (vers & bevroren)

    Tariefcontingent

    (ton GVE)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 1 (vers & bevroren)

    Aanvullend recht

    EUR/ton

    Groep 2 (vers & bevroren)

    ex 0302 12 00

    0302120019

    1

    Noorwegen

    163 649

     

     

    369 041

     

     

    405 945

     

     

    446 539

     

     

    09.0800

    09.0801

    0302120038

    1

    Faeröer

    20 173

    366

    508

    47 921

    348

    483

    52 713

    330

    458

    57 984

    314

    436

    09.0697

    09.0698

    0302120098

    1

    Chili

    16 033

     

     

    36 146

     

     

    39 760

     

     

    43 736

     

     

    09.1937

    09.1938

    Andere

    14 150

     

     

    39 053

     

     

    42 959

     

     

    47 254

     

     

    09.0080

    09.0081

    ex 0303 11 00

    0303110018

    1

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    0303110098

    1

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    ex 0303 19 00

    0303190018

    1

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    0303190098

    1

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    ex 0303 22 00

    0303220019

    1

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    0303220088

    1

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    ex 0304 10 13

    0304101319

    2

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    0304101398

    2

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    ex 0304 20 13

    0304201319

    2

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    0304201398

    2

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    BIJLAGE II

    ONTWIKKELINGSLANDEN

    (als bedoeld in artikel 4)

    Afghanistan, Algerije, Amerikaanse Maagdeneilanden, Amerikaanse ondergeschikte afgelegen eilanden, Amerikaans-Samoa, Angola, Anguilla, Antartica, Antigua en Barbuda, Argentinië, Aruba, Bahamas, Bahrein, Bangladesh, Barbados, Belize, Benin, Bermuda, Bhutan, Bolivia, Botswana, Bouveteiland, Brazilië, Brits Territorium in de Indische Oceaan, Britse Maagdeneilanden, Brunei Darussalam, Burkina Faso, Burundi, Cambodja, Caymaneilanden, Centraal-Afrikaanse Republiek, Chili, China (Volksrepubliek), Chinees Taipei, Christmaseiland, Cocoseilanden (of Keelingeilanden), Colombia, Comoren, Congo (Brazzaville), Congo (Republiek), Cookeilanden, Costa Rica, Cuba, Djibouti, Dominica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, El Salvador, Equatoriaal Guinea, Eritrea, Ethiopië, Falklandeilanden, Fiji, Filipijnen, Franse Gebieden in de Zuidelijke Indische Oceaan, Frans Polynesië, Gabon, Gambia, Ghana, Gibraltar, Grenada, Guam, Guatemala, Guinee, Guinee-Bissau, Guyana, Haïti, Heard- en McDonaldeilanden, Honduras, Hongkong, India, Indonesië, Irak, Iran (Islam. Republ.), Ivoorkust, Jamaica, Jemen, Jordanië, Kaapverdië, Kameroen, Kenia, Kiribati, Koeweit, Laos (Democr. Volksrep.), Lesotho, Libanon, Liberia, Libië (Libisch-Arabische Socialistische Volks-Jamahiriya), Macau, Madagaskar, Malawi, Maldiven, Maleisië, Mali, Marokko, Marshalleilanden, Mauritanië, Mauritius, Mayotte, Mexico, (Fed. Staten van) Micronesia, Mongolië, Montserrat, Mozambique, Myanmar, Namibië, Nauru, Nederlandse Antillen, Nepal, Nicaragua, Nieuw-Caledonië (en afhankelijke gebieden), Niger, Nigeria, Niue, Noordelijke Marianen, Norfolkeilanden, Oman, Oost-Timor, Pakistan Palau, Panama, Papoea-Nieuw-Guinea, Paraguay, Peru, Pitcairneilanden, Qatar, Rwanda, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Saint-Pierre en Miquelon, Salomonseilanden, Samoa, Sao Tomé en Principe, Saudi-Arabië, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Sint-Helena (en afhankelijke gebieden), Somalië, Sri Lanka, Sudan, Suriname, Syrië (Arab. Republ.), Swaziland, Taiwan, Tanzania (Ver. Republ.), Togo, Tokelau-eilanden, Tonga, Trinidad en Tobago, Tsjaad, Tunesië, Turks- en Caicoseilanden, Tuvalu, Uganda, Uruguay, Vanuatu, Venezuela, Verenigde Arabische Emiraten, Vietnam, Wallis en Futuna, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika, Zuid-Georgië en Zuidelijke Sandwicheilanden.


    Top