EUR-Lex Hozzáférés az európai uniós joghoz

Vissza az EUR-Lex kezdőlapjára

Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.

Dokumentum 32004R1754

Verordening (EG) nr. 1754/2004 van de Raad van 4 oktober 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 176/2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1015/94 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van televisiecamerasystemen van oorsprong uit Japan

PB L 313 van 12.10.2004., 1—3. o. (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 333M van 11.12.2008., 108—114. o. (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

A dokumentum hatályossági állapota Már nem hatályos, Érvényesség vége: 30/09/2005

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/1754/oj

12.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/1


VERORDENING (EG) Nr. 1754/2004 VAN DE RAAD

van 4 oktober 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 176/2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1015/94 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van televisiecamerasystemen van oorsprong uit Japan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd),

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het kader van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1015/94 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht ingesteld op televisiecamerasystemen uit Japan. Dit definitieve antidumpingrecht werd overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening bevestigd bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 (3).

(2)

Bij artikel 1, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 1015/94 en Verordening (EG) nr. 2042/2000 (hierna „de definitieve verordeningen” genoemd) werden de camerasystemen die in bijlage bij die verordeningen (hierna „de bijlage” genoemd) zijn vermeld, uitdrukkelijk van het definitieve antidumpingrecht uitgesloten. Het betreft hier professionele camerasystemen van het hoogste marktsegment die uit technisch oogpunt onder de productomschrijving van artikel 1, lid 2, van de definitieve verordeningen vallen, maar niet als televisiecamerasystemen kunnen worden aangemerkt.

(3)

Een producent/exporteur, Ikegami Tsushinki Co. Ltd (hierna „Ikegami” genoemd), heeft schriftelijk het verzoek ingediend, door de Commissie op 15 april 1999 ontvangen, bepaalde nieuwe modellen professionele camerasystemen en toebehoren in de bijlage te vermelden teneinde deze van het definitieve antidumpingrecht uit te sluiten. In januari 2000 heeft de Raad dit verzoek ingewilligd bij Verordening (EG) nr. 176/2000 (4) waarbij Verordening (EG) nr. 1015/94 in die zin werd gewijzigd (hierna „de wijzigingsverordening” genoemd). Krachtens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 176/2000 trad deze wijziging in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, dat wil zeggen op 28 januari 2000.

B.   ONDERHAVIG ONDERZOEK

(4)

De EG-instellingen hebben vernomen dat het dienstig zou zijn de wijzigingsverordening, voorzover zij een wijziging inhoudt van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1015/94, met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren.

(5)

Voor de professionele camerasystemen vervaardigd door Ikegami die vóór de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening waren ingevoerd, moest namelijk het definitieve antidumpingrecht worden betaald waarop de wijzigingsverordening van toepassing is, hoewel deze modellen daarna, overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen, van het definitieve antidumpingrecht waren uitgesloten.

(6)

De betrokken producent/exporteur heeft verwezen naar de vroegere praktijk van de EG-instellingen, volgens welke een wijziging van de bijlage doorgaans met terugwerkende kracht van toepassing werd verklaard vanaf de datum van het verzoek om vrijstelling. Deze producent/exporteur voert derhalve aan dat de wijziging van de bijlage overeenkomstig de wijzigingsverordening op grond van de vaste praktijk van de EG-instellingen van toepassing moet worden verklaard vanaf de datum van ontvangst door de Commissie van het desbetreffende verzoek om vrijstelling van het definitieve antidumpingrecht, dat wil zeggen 15 april 1999.

(7)

De Commissie heeft onderzocht of het dienstig is de wijzigingsverordening met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren. In de eerste plaats werd overwogen dat alle professionele cameramodellen die in overweging (5) zijn vermeld, inderdaad als professionele camerasystemen zijn aangemerkt. Zij zijn krachtens artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen van het definitieve antidumpingrecht vrijgesteld omdat zij in de bijlage zijn vermeld.

(8)

Er wordt op gewezen dat professionele camerasystemen die onder artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen vallen, eerst zijn vrijgesteld vanaf de datum waarop deze uitdrukkelijk, door wijziging van de definitieve verordeningen, zijn vermeld in de bijlage. Aangenomen wordt dat de producenten/exporteurs van tevoren, dat wil zeggen vóór de eerste uitvoer naar de Gemeenschap, hun productiecycli kennen en weten of hun nieuwe modellen zijn te beschouwen als camera’s voor professionele doeleinden in de zin van artikel 1, lid 3, onder e), en of zij een verzoek moeten indienen om deze modellen in de bijlage te doen vermelden.

(9)

Desalniettemin was het niet de bedoeling van de EG-instellingen een definitief antidumpingrecht toe te passen op professionele camerasystemen die van dit recht kunnen worden vrijgesteld op grond van artikel 1, lid 3, onder e). Erkend wordt dat het noodzakelijk kan zijn een verordening waarbij vrijstelling van een antidumpingrecht wordt verleend met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren vanaf de datum waarop het verzoek om vrijstelling werd ontvangen, daar de EG-instellingen vanaf die datum hebben kunnen toezien op de juistheid van de tariefindeling. Dit was het geval voor de professionele camera¬systemen die in de Gemeenschap zijn ingevoerd tussen de datum van ontvangst van het verzoek om vrijstelling en de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening.

(10)

In onderhavig geval is aangetoond dat Ikegami vóór de bekendmaking van de wijzigingsverordening, maar na de indiening van het verzoek om vrijstelling, professionele camerasystemen heeft ingevoerd die vervolgens, krachtens artikel 1, lid 3, onder e), van de definitieve verordeningen, van het antidumpingrecht zijn vrijgesteld. De wijzigings¬verordening is in werking getreden op de dag volgend op die van haar bekendmaking, dat wil zeggen op 28 januari 2000. Zoals hierboven vermeld was het niet de bedoeling van de EG-instellingen een antidumpingrecht toe te passen op camerasystemen die op verzoek van dit recht konden worden vrijgesteld. De Commissie heeft de betrokken producenten/ exporteurs onmiddellijk na de instelling van de definitieve maatregelen en de publicatie van de eerste bijlage in 1994 laten weten dat zij voornemens was de definitieve antidumpingrechten terug te betalen die voor onder artikel 1, lid 3, onder e), vallende professionele camerasystemen waren betaald tussen de datum van ontvangst van een volledig gedocumenteerd verzoek om vrijstelling en de bekendmaking van de gewijzigde bijlage. Op te merken valt dat de toepassing met terugwerkende kracht van de wijzigingsverordening, voorzover zij een wijziging inhoudt van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1015/94, de huidige situatie in overeenstemming brengt met de vaste praktijk van de EG-instellingen.

(11)

De EG-producenten en Ikegami werden van het voorgaande in kennis gesteld en konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken over het voornemen van de diensten van de Commissie. Geen enkele betrokkene heeft opmerkingen gemaakt over voorgaande conclusies.

C.   CONCLUSIE

(12)

Gelet op het voorgaande hebben de EG-instellingen besloten dat de bijlage als gewijzigd door de wijzigingsverordening met terugwerkende kracht van toepassing dient te worden verklaard.

(13)

Gelet op het voorgaande dient de bijlage als gewijzigd door de wijzigingsverordening van toepassing te worden verklaard op de volgende door Ikegami vervaardigde modellen professionele camerasystemen met ingang van de datum van ontvangst van het verzoek om vrijstelling van het definitieve antidumpingrecht door de Commissie, dat wil zeggen vanaf 15 april 1999:

camerakop HC-400,

camerakop HC-400W,

zoeker VF15-46,

bedieningseenheid RCU-390,

camera-adapter CA-400,

camerabesturingseenheid MA-200A,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 176/2000 wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Voor de hieronder vermelde producten van Ikegami Tsushinki Co. Ltd is deze verordening van toepassing vanaf 15 april 1999:

camerakop HC-400,

camerakop HC-400W,

zoeker VF15-46,

bedieningseenheid RCU-390,

camera-adapter CA-400,

camerabesturingseenheid MA-200A”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 4 oktober 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

A. J. DE GEUS


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 111 van 30.4.1994, blz. 106. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 176/2000 (PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29).

(3)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 38. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 825/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 12).

(4)  PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29.


Az oldal tetejére