EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0241

2003/241/EG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 2003 tot wijziging van Beschikking 1999/391/EG van de Commissie van 31 mei 1999 betreffende de vragenlijst met betrekking tot Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) (tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad) (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 881)

PB L 89 van 5.4.2003, p. 17–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/12/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/241/oj

32003D0241

2003/241/EG: Beschikking van de Commissie van 26 maart 2003 tot wijziging van Beschikking 1999/391/EG van de Commissie van 31 mei 1999 betreffende de vragenlijst met betrekking tot Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) (tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad) (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 881)

Publicatieblad Nr. L 089 van 05/04/2003 blz. 0017 - 0023


Beschikking van de Commissie

van 26 maart 2003

tot wijziging van Beschikking 1999/391/EG van de Commissie van 31 mei 1999 betreffende de vragenlijst met betrekking tot Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) (tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad)

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 881)

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/241/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging(1), inzonderheid op artikel 16,

Gelet op Richtlijn 91/692/EG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 16, lid 3, van Richtlijn 96/61/EG bepaalt dat de verslagen over de uitvoering van deze richtlijn en de doeltreffendheid ervan in vergelijking met andere Gemeenschapsinstrumenten voor milieubescherming volgens de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 91/692/EEG worden opgesteld.

(2) Artikel 16, lid 1, van Richtlijn 96/61/EG bepaalt dat de beschikbare representatieve gegevens over grenswaarden vanaf 2003 in het algemene tenuitvoerleggingsverslag worden opgenomen.

(3) Artikel 5 van Richtlijn 91/692/EEG bepaalt dat het verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst of een schema, door de Commissie opgesteld met hulp van het bij artikel 6 van de richtlijn ingestelde comité.

(4) Het eerste verslag bestreek het tijdvak 2000 tot en met 2002.

(5) Het tweede verslag zal betrekking hebben op het tijdvak 2003 tot en met 2005.

(6) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het conform artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG uitgebrachte advies van het comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 1999/391/EG van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

De vragenlijst bij Beschikking 1999/391/EG van de Commissie wordt vervangen door de aan deze beschikking gehechte vragenlijst.

Artikel 2

De lidstaten dienen deze vragenlijst te gebruiken als basis voor het opstellen van het verslag over de periode 2003 tot en met 2005 dat bij de Commissie moet worden ingediend ingevolge artikel 5 van Richtlijn 91/692/EEG en artikel 16, lid 3, van Richtlijn 96/61/EG.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2003.

Voor de Commissie

Margot Wallström

Lid van de Commissie

(1) PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

(2) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48.

BIJLAGE

VRAGENLIJST BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN RICHTLIJN 96/61/EG INZAKE GEÏNTEGREERDE PREVENTIE EN BESTRIJDING VAN VERONTREINIGING (IPPC)

1. ALGEMEEN

1.1. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen in de nationale wetgeving en het vergunningssysteem die noodzakelijk waren om te voldoen aan de algemene doelstelling van verwezenlijking van geïntegreerde preventie en bestrijding van de verontreiniging die veroorzaakt wordt door de in bijlage I van de richtlijn opgesomde activiteiten?

2. BETROKKEN ACTIVITEITEN EN INSTALLATIES

2.1. Hoeveel installaties vallen, voor elk onderdeel van bijlage I (punten 1.1, 2.3.a), 6.4.b), enz.), binnen de onderstaande categorieën?

- Alle bestaande installaties in de zin van artikel 2, lid 4, die in bedrijf waren aan het einde van de verslagperiode.

- Bestaande installaties waarvoor aan de bevoegde autoriteit een belangrijke wijziging werd meegedeeld en waarvoor een vergunning werd verleend tijdens de verslagperiode.

- Nieuwe installaties (inclusief nog niet in bedrijf zijnde installaties) waarvoor tijdens de verslagperiode een vergunning werd verleend.

Bij de beantwoording van deze vraag moet er rekening mee worden gehouden dat eenzelfde installatie kan worden gebruikt voor activiteiten die onder verschillende onderdelen vallen. Alle betrokken activiteiten dienen te worden vermeld (zelfs als dit betekent dat de installatie meer dan een keer word geteld). Aangezien vele chemische installaties voor meer dan één activiteit als bedoeld in de onderdelen van punt 4 worden gebruikt, dienen uitsluitend de totaalcijfers voor punt 4 te worden vermeld (d.w.z. geen cijfers voor de afzonderlijke onderdelen).

Tabel 1

Categorieën van activiteiten waarvoor het totale aantal installaties moet worden gerapporteerd

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.2. Wat was het totale aantal IPPC-installaties aan het einde van de verslagperiode?

Bij de beantwoording van deze vraag dient er op te worden gelet eenzelfde installatie niet meer dan één keer te tellen, ook als deze voor verschillende activiteiten van bijlage I wordt gebruikt.

3. FUNDAMENTELE VERPLICHTINGEN VAN DE EXPLOITANT

3.1. Welke maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten verzekeren dat de installaties worden geëxploiteerd in overeenstemming met de algemene beginselen in artikel 3?

4. BESTAANDE INSTALLATIES

4.1. Welke juridisch bindende maatregelen of administratieve plannen zijn opgesteld om ervoor te zorgen dat aan de eisen van artikel 5, lid 1, wordt voldaan aan het einde van de daar genoemde overgangstermijn?

5. VERGUNNINGSAANVRAGEN

5.1. Hoe verzekert de nationale wetgeving dat vergunningsaanvragen alle informatie bevatten die vereist is bij artikel 6?

6. COÖRDINATIE VAN DE VERGUNNINGSPROCEDURE EN -VOORWAARDEN

6.1. Welke bevoegde autoriteit of autoriteiten zijn betrokken bij de vergunningsprocedure voor IPPC-installaties?

6.2. Hoe verzekert de nationale wetgeving dat de vergunningsprocedure en -voorwaarden ten volle worden gecoördineerd wanneer er meer dan één bevoegde autoriteit in het spel is? Hoe werkt deze coördinatie in de praktijk?

7. VERGUNNINGSVOORWAARDEN

7.1. Volledigheid van de vergunningsvoorwaarden

7.1.1. Op welke wijze verzekert de nationale wetgeving dat de vergunning alle eisen omvat die in artikel 9 worden genoemd? Gelieve met name nader toe te lichten op welke wijze de volgende punten zijn geregeld:

- grenswaarden voor emissies in de lucht en het water;

- minimalisatie van langeafstands- of grensoverschrijdende verontreiniging;

- bescherming van de bodem en het grondwater;

- afvalbeheer;

- efficiënt gebruik van energie;

- lozingscontrole-eisen;

- preventie van ongevallen en de beperking van de consequenties daarvan;

- maatregelen voor abnormale bedrijfsomstandigheden;

- sanering van het terrein na definitieve stopzetting van de activiteiten (eis van een "bevredigende toestand");

- bijzondere voorzieningen voor installaties als bedoeld in punt 6.6 van bijlage I.

7.2. Toepasselijkheid en adequaatheid van de vergunningsvoorwaarden

7.2.1. Aan de hand van welke wettelijke voorschriften, procedures en criteria worden emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden op zodanige wijze vastgesteld dat zij tot een hoog beschermingsniveau voor het milieu als geheel leiden? Zijn er specifieke richtsnoeren voor de bevoegde autoriteiten vastgesteld? Zo ja, gelieve inlichtingen te verschaffen over de aard van deze richtsnoeren.

7.2.2. Welk soort (al dan niet bindende) richtsnoeren bestaan er in de lidstaten voor het bepalen van de beste beschikbare technieken?

7.2.3. Beschrijf in algemene termen hoe met de door de Commissie ingevolge artikel 16, lid 2, of door internationale organisaties bekendgemaakte informatie in het algemeen of in specifieke gevallen rekening wordt gehouden bij het bepalen van de beste beschikbare technieken.

7.2.4. Hoe nuttig is de door de Commissie uit hoofde van artikel 16, lid 2, gepubliceerde informatie als bron van informatie voor het bepalen van de emissiegrenswaarden, equivalente parameters en technische maatregelen op basis van de beste beschikbare technieken? Hoe kan dit nut worden verhoogd?

7.2.5. Welke maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de emissiegrenswaarden en de gelijkwaardige parameters en technische maatregelen waarvan sprake in artikel 9, lid 3, gebaseerd worden op de beste beschikbare technieken, zonder dat het gebruik van een techniek of een specifieke technologie wordt voorgeschreven, maar rekening houdend met de technische kenmerken van de installatie, de geografische ligging en de plaatselijke milieuomstandigheden?

7.2.6. Welk soort (al dan niet bindende) richtsnoeren bestaan er in de lidstaten betreffende de in de vergunning op te nemen lozingscontrole-eisen?

7.2.7. Wat zijn uw ervaringen met de onderlinge afstemming van de vergunningseisen die uit de IPCC-richtlijn enerzijds en uit de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG anderzijds voortvloeien?

Opmerking:

De lidstaten hoeven deze vraag niet te beantwoorden als laatstgenoemde regeling niet zoals gepland op 1 januari 2005 in werking treedt.

7.3. Beschikbare representatieve gegevens

7.3.1. Gelieve beschikbare representatieve gegevens over de grenswaarden te verstrekken per specifieke activiteitencategorie van bijlage I en, indien van toepassing, aan te geven op welke beste beschikbare technieken deze waarden zijn gebaseerd. Hoe zijn deze gegevens gekozen en verzameld.

De Commissie kan voor of gedurende de verslagperiode richtsnoeren geven voor het beantwoorden van deze vraag.

7.3.2. Welke andere typen vergunningsvoorwaarden dan emissiegrenswaarden zijn er vastgesteld? Geef met name enkele voorbeelden van:

- equivalente parameters en technische maatregelen die in de vergunning vastgestelde emissiegrenswaarden aanvullen;

- equivalente parameters en technische maatregelen die emissiegrenswaarden vervangen;

- voorwaarden betreffende de bescherming van de bodem en het grondwater, afvalbeheer, efficiënt gebruik van energie, lozingscontrole-eisen, preventie van ongevallen en de beperking van de consequenties daarvan, maatregelen voor abnormale bedrijfsomstandigheden, en sanering van het terrein na definitieve stopzetting van de activiteiten;

- voorwaarden betreffende milieubeheersystemen.

8. DWINGENDE ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

8.1. Voorziet de nationale wetgeving in de mogelijkheid om bepaalde eisen voor bepaalde categorieën van installaties bij dwingende algemene voorschriften vast te stellen in plaats van deze als individuele vergunningsvoorwaarden op te nemen?

8.2. Voor welke categorieën van installaties zijn dwingende algemene voorschriften vastgesteld? Welke vorm nemen deze voorschriften aan?

9. MILIEUKWALITEITSNORMEN

9.1. Op welke wijze regelt de nationale wetgeving de situatie dat aanvullende maatregelen vereist zijn wanneer de beste beschikbare technieken ontoereikend zijn om te voldoen aan een milieukwaliteitsnorm die is neergelegd in of gedefinieerd ingevolge de communautaire wetgeving?

9.2. Hebben er zich dergelijke gevallen voorgedaan? Zo ja, geef voorbeelden van aanvullende maatregelen.

10. ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN

10.1. Welke stappen zijn er gezet om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten de ontwikkelingen op het gebied van de beste beschikbare technieken volgen of daarvan op de hoogte worden gesteld?

11. WIJZIGINGEN AAN INSTALLATIES

11.1. Welke wettelijke voorschriften, procedures en praktijk zijn van toepassing wanneer exploitanten wijzigingen aan de installaties hebben aangebracht?

11.2. Op welke wijze maken de bevoegde autoriteiten uit of een wijziging van de exploitatie gevolgen kan hebben voor het milieu (artikel 2, lid 10, onder a)), en/dan wel of een dergelijke wijziging significante negatieve effecten kan hebben op mens of milieu (artikel 2, lid 10, onder b))?

12. TOETSING EN BIJSTELLING VAN DE VERGUNNINGSVOORWAARDEN

12.1. Welke wettelijke voorschriften, procedures en praktijk zijn van toepassing betreffende toetsing en bijstelling van de vergunningsvoorwaarden door de bevoegde autoriteit?

12.2. Wordt de frequentie waarmee vergunningsvoorwaarden moeten worden getoetst en, zo nodig, bijgesteld, in de nationale wetgeving geregeld, of wordt dit op andere manieren bepaald?

13. INACHTNEMING VAN DE VERGUNNINGSVOORWAARDEN

13.1. Beschrijf in algemene termen de wettelijke voorschriften, procedures en praktijk die inachtneming van de vergunningseisen verzekeren.

13.2. Welke wettelijke voorschriften, procedures en praktijk verzekeren dat de exploitanten de autoriteiten regelmatig de resultaten van de lozingscontroles meedelen en zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van voorvallen of ongevallen die het milieu significant beïnvloeden?

13.3. Op welke wijze voorziet de nationale wetgeving in het recht en/of de plicht van de bevoegde autoriteiten om inspecties ter plaatse uit te voeren?

13.4. Wat zijn de procedures en praktijk betreffende regelmatige inspecties ter plaatse door de bevoegde autoriteiten? Als er geen regelmatige inspecties ter plaatse worden uitgevoerd, hoe verifiëren de bevoegde autoriteiten dan de door de exploitant verstrekte informatie?

13.5. Welke sancties of andere maatregelen kunnen worden opgelegd bij niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden? Werden er tijdens de verslagperiode dergelijke sancties of andere maatregelen opgelegd? (Gelieve, indien beschikbaar, relevante statistische gegevens te vermelden, bijvoorbeeld met behulp van het model dat voor de verslaglegging in het kader van de aanbeveling betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten wordt gebruikt.)

14. TOEGANG TOT DE INFORMATIE EN INSPRAAK VAN HET PUBLIEK

14.1. Op welke wijze voorziet de nationale wetgeving in toegang tot de informatie en inspraak van het publiek in de vergunningsprocedure? Wat zijn de belangrijkste veranderingen in de nationale wetgeving en het vergunningssyteem die noodzakelijk waren om te voldoen aan de aanvullende eisen die voortvloeien uit artikel 4 van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorziening in publieke inspraak met betrekking tot de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad?

Opmerking:

De lidstaten hoeven deze vraag niet te beantwoorden als deze richtlijn na 1 juli 2005 in werking treedt.

14.2. Op welke wijze wordt de informatie over aanvragen, beslissingen, en de resultaten van lozingscontroles beschikbaar gesteld voor het publiek? In hoeverre wordt daartoe van internet gebruik-gemaakt?

14.3. Welke maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat het publiek op de hoogte is van zijn recht om opmerkingen te maken over documenten waarvan sprake is in artikel 15, lid 1?

14.4. Over hoeveel tijd beschikt het publiek om opmerkingen over vergunningsaanvragen te maken alvorens de bevoegde autoriteit een besluit neemt?

14.5. Op welke wijze houden de autoriteiten in hun besluitvorming rekening met de opmerkingen van het publiek?

14.6. In welke omstandigheden kunnen leden van het publiek bij een andere autoriteit of rechtbank in beroep gaan tegen een vergunning?

14.7. Welke invloed hebben de beperkingen in artikel 3, leden 2 en 3, van Richtlijn 90/313/EEG gehad op de toegang tot de informatie en de inspraak van het publiek in de vergunningsprocedure?

15. GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING

15.1. Voorziet de nationale wetgeving in grensoverschrijdende informatieverstrekking en samenwerking of wordt het onderwerp in bilaterale dan wel multilaterale betrekkingen tussen lidstaten of de administratieve praktijk afgedaan?

15.2. Hoe wordt in de praktijk uitgemaakt of de exploitatie van een installatie significante negatieve effecten kan hebben op het milieu van een andere lidstaat?

15.3. Hoe verzekert de nationale wetgeving en/of praktijk adequate toegang tot de informatie en inspraak in de vergunningsprocedure van het publiek in de bedreigde lidstaat? Bestaat er naast de mogelijkheid van inspraak een recht om in beroep te gaan?

16. VERHOUDING MET ANDERE COMMUNAUTAIRE INSTRUMENTEN

16.1. Hoe zien de lidstaten de effectiviteit van de richtlijn, onder meer in vergelijking met andere communautaire milieu-instrumenten?

16.2. Welke maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de richtlijn samenhangt met de tenuitvoerlegging van andere communautaire milieu-instrumenten?

17. ALGEMENE OPMERKINGEN

17.1. Zijn er bijzondere problemen met de tenuitvoerlegging die in uw land aanleiding tot bezorgdheid geven? Zo ja, welke?

Top