EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R1799

Verordening (EG) nr. 1799/2002 van de Raad van 8 oktober 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyesterstapelvezels uit Belarus

PB L 274 van 11.10.2002, p. 1–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/10/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/1799/oj

32002R1799

Verordening (EG) nr. 1799/2002 van de Raad van 8 oktober 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyesterstapelvezels uit Belarus

Publicatieblad Nr. L 274 van 11/10/2002 blz. 0001 - 0016


Verordening (EG) nr. 1799/2002 van de Raad

van 8 oktober 2002

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyesterstapelvezels uit Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) (hierna de "basisverordening" genoemd), en met name op artikel 11, leden 2 en 3, en artikel 13,

Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het raadgevend comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Eerdere onderzoeken

(1) In juli 1996 werd bij Verordening (EG) nr. 1490/96(2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op polyesterstapelvezels of PSF (polyester staple fibres) uit Belarus. In 1997 werden de maatregelen bij Verordening (EG) nr. 2513/97(3) uitgebreid tot kabel van filamenten van polyesters of PFT (polyester filament tow) uit Belarus, omdat met de invoer van laatstgenoemd product de maatregelen ten aanzien van eerstgenoemd product werden ontdoken.

2. Onderzoek met betrekking tot andere landen

(2) Momenteel zijn definitieve antidumpingrechten van kracht op PSF uit Taiwan (Verordening (EG) nr. 1728/1999(4)), Australië, Indonesië en Thailand (Verordening (EG) nr. 1522/2000(5)) alsmede Zuid-Korea en India (Verordening (EG) nr. 2852/2000(6)).

(3) Bij Verordening (EG) nr. 902/2001(7) werden definitieve compenserende rechten ingesteld op PSF uit Australië en Indonesië.

3. Onderhavig onderzoek

3.1. Verzoek om een tussentijdse herzieningsprocedure en een herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen

(4) In oktober 1999 heeft de Commissie een verzoek ontvangen om de inleiding van een tussentijdse procedure voor de herziening van de definitieve antidumpingrechten die van toepassing waren op PSF uit Belarus (Verordening (EG) nr. 1490/96). Dit verzoek werd op 27 april 2001 gevolgd door een verzoek om de inleiding van een herzieningsprocedure bij het vervallen van deze maatregelen.

(5) Het verzoek om de inleiding van een tussentijdse herzieningsprocedure is ingediend door de enige exporteur in Belarus, Khimvolokno Industrial Group VSV Trading Co. ("Khimvolokno"). Dit verzoek bevatte bewijsmateriaal dat de omstandigheden, onder meer de binnenlandse prijzen in het referentieland, op basis waarvan de maatregelen waren vastgesteld, waren gewijzigd en dat deze wijzigingen van duurzame aard waren.

(6) Het verzoek om de inleiding van een herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen was ingediend door de "International Rayon and Synthetic Fibres Committee" ("CIRFS") namens EG-producenten die een groot deel van de totale productie van PSF in de Gemeenschap vertegenwoordigen. Volgens de indiener van het verzoek zou het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk leiden tot een herhaling van dumping en van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3.2. Berichten van inleiding

(7) Na vastgesteld te hebben dat er voldoende bewijsmateriaal was om een tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden heeft de Commissie, na raadpleging van het raadgevend comité, door middel van een bericht ("bericht van inleiding") in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(8) de inleiding bekendgemaakt van een herzieningsprocedure overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening in verband met de invoer van PSF uit Belarus, die beperkt zou zijn tot een onderzoek naar dumping.

(8) Na overleg in het raadgevend comité heeft de Commissie door middel van een bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(9) ook de inleiding bekendgemaakt van een herzieningsprocedure op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening naar de invoer van PSF uit Belarus.

3.3. Onderzoektijdvakken

(9) Het onderzoek naar dumping in het kader van de tussentijdse herzieningsprocedure heeft betrekking op de periode van 1 oktober 1999 tot en met 30 september 2000 ("tussentijds onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar dumping in het kader van de herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen heeft betrekking op de periode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001 ("onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen"). De periode die in het kader van de herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen in aanmerking werd genomen om de situatie van de bedrijfstak in de Gemeenschap te beoordelen loopt van 1 januari 1997 tot het eind van het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen ("beoordelingsperiode").

Omdat het tussentijdse onderzoektijdvak en het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen voor een deel samenvallen, achtte de Commissie het met het oog op administratieve doelmatigheid passend de twee onderzoeken tot een onderzoek samen te voegen.

4. Bij het onderzoek betrokken partijen

(10) De Commissie heeft de indieners van de verzoeken, namelijk de producent/exporteur in Belarus, de CIRFS en de EG-producenten namens welke het verzoek was ingediend, de haar bekende producenten/exporteurs en importeurs, de autoriteiten van Belarus en hun vertegenwoordigers, de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap en de haar bekende betrokken organisaties in kennis gesteld van de inleiding van de herzieningsprocedures. De rechtstreeks betrokkenen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te vragen te worden gehoord binnen de in de berichten van inleiding vermelde termijnen.

(11) De Commissie heeft alle haar bekende betrokkenen vragenlijsten gezonden en heeft een antwoord ontvangen van de vier EG-producenten namens wie het verzoek was ingediend, de enige producent/exporteur in Belarus, een producent in het referentieland, Polen, en twee importeurs.

(12) De producent/exporteur in Belarus, de EG-producenten namens wie het verzoek was ingediend, en de verwerkende bedrijven en importeurs in de Gemeenschap hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Alle partijen die binnen de gestelde termijn een verzoek om een mondeling onderhoud hadden ingediend en hiervoor bijzondere redenen hadden opgegeven, werden gehoord.

(13) De Commissie heeft alle informatie die zij voor het onderzoek naar dumping en de waarschijnlijke voortzetting of herhaling van dumping en schade en het belang van de Gemeenschap nodig had ingewonnen en gecontroleerd. Voorts verrichtte zij een controle ter plaatse bij de volgende ondernemingen:

a) EG-producenten:

- Wellman International Ltd, Co. Meath, Ierland,

- Trevira GmbH & Co., Frankfurt am Main, Duitsland,

- Trevira Fibras, SA, Portalegre, Portugal,

- Montefibre SpA, Milano, Italië;

b) onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap:

- Barnett Europe, Aachen, Duitsland;

c) producent in het referentieland:

- Elana SA, Torun, Polen.

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(14) De procedure heeft betrekking op synthetische stapelvezels van polyester, niet gekaard, niet gekamd, noch op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen, ingedeeld onder GN-code 5503 20 00. Dit product wordt gewoonlijk polyesterstapelvezels of PSF genoemd. Omdat de antidumpingmaatregelen werden ontweken, werden ze uitgebreid tot kabel van filamenten van polyester (PFT), ingedeeld onder GN-code 5501 20 00, dat in de Gemeenschap tot PSF werd verwerkt.

(15) Dit product is een basismateriaal dat in de diverse stadia van de productie van textielproducten wordt gebruikt. In de Gemeenschap wordt PSF gebruikt in spinnerijen, dat wil zeggen voor het vervaardigen van filamenten voor de productie van textiel, al dan niet gemengd met andere vezels zoals katoen of wol, of voor niet-geweven toepassingen, bijvoorbeeld als opvulsel (fibrefill) voor bepaalde textielproducten zoals kussens, autostoelen en anoraks.

(16) Het betrokken product wordt in verschillende soorten verkocht die kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van bijvoorbeeld dikte, lengte, treksterkte, krimp, glans en siliconenbehandeling of door indeling in verschillende productfamilies, zoals standaardvezels, holle vezels, spiraalvormige vezels en bicomponentenvezels. Voorts zijn er bepaalde specialiteiten zoals gekleurde en drielobbige vezels en merkvezels.

(17) Hoewel de verschillende soorten voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt en ondanks kwaliteitsverschillen, zijn er geen verschillen van betekenis in fysieke basiskenmerken. Deze worden in het kader van dit onderzoek derhalve als een enkele productfamilie beschouwd. Er wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten aangezien deze elkaar in zekere mate overlappen en op elkaar gelijkende soorten met elkaar concurreren.

(18) Evenals in vorige antidumpingprocedures betreffende PSF beweerden een aantal partijen, met name de verwerkende bedrijven, dat een onderscheid moest worden gemaakt tussen PSF dat voor het spinnen en PSF dat niet voor het spinnen wordt gebruikt omdat de prijszetting voor beide toepassingen volledig anders is. Zij stelden voor de GN-code voor PSF onder te verdelen in drie of vier verschillende subcodes afhankelijk van denier (dikte), en per subcode de vergelijking te maken van het in de Gemeenschap vervaardigde PSF en het in de Gemeenschap ingevoerde PSF.

(19) In overweging 9 van Verordening (EG) nr. 2852/2000 werd vermeld dat gebleken was dat de verschillende soorten PSF elkaar in grote mate overlappen, onderling verwisselbaar zijn en met elkaar concurreren. Dit werd bevestigd bij het onderhavige onderzoek. Bij dit onderzoek is tevens gebleken dat er geen scherpe scheidslijnen tussen de verschillende soorten kunnen worden getrokken en dat geen duidelijke verbanden kunnen worden gelegd tussen de fysieke eigenschappen en het gebruik van het product. Op grond van de tot dusverre beschikbare gegevens kunnen de producten dan ook niet van elkaar onderscheiden worden. In dit verband wordt er ook op gewezen dat het uiteindelijke gebruik van PSF onmogelijk uit een laboratoriumonderzoek kan blijken.

(20) Geen van de partijen heeft overtuigende argumenten aangevoerd of criteria voorgesteld aan de hand waarvan PSF in subcodes zou kunnen worden onderverdeeld. Zoals hierboven vermeld zijn de fysieke eigenschappen niet noodzakelijkerwijze doorslaggevend voor het gebruik van het product, en de dikte (denier) is slechts een van de eigenschappen van het product.

(21) Op grond van bovenstaande feiten en overwegingen wordt bevestigd dat de verschillende soorten PSF in het kader van deze procedure als een enkel product worden beschouwd.

2. Soortgelijk product

(22) In overweging 6 van Verordening (EG) nr. 1490/96 (het oorspronkelijke onderzoek) werd vastgesteld dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigd en in de Gemeenschap verkocht PSF en op de markt van het referentieland vervaardigd en verkocht PSF vergelijkbaar waren, in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening, met PSF dat uit Belarus in de Gemeenschap werd ingevoerd. Er zijn namelijk geen verschillen tussen de fysieke basiskenmerken en gebruiksdoeleinden van uit Belarus in de Gemeenschap ingevoerd PSF en PSF dat door de EG-producenten die het verzoek hebben ingediend in de Gemeenschap wordt vervaardigd en aldaar wordt verkocht. PSF uit Belarus heeft ook dezelfde basiskenmerken en gebruiksdoeleinden als in het referentieland vervaardigd en verkocht PSF. Er werden geen nieuwe argumenten naar voren gebracht die afbreuk deden aan deze conclusies die derhalve worden bevestigd.

C. DUMPING EN WAARSCHIJNLIJKHEID VAN EEN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

1. Tussentijdse herzieningsprocedure

1.1. Referentieland

(23) Omdat Belarus in de zin van artikel 2, lid 7, van de basisverordening geen land is met een markteconomie moest de normale waarde worden vastgesteld op basis van de informatie die was verkregen in een passend derde land met een markteconomie waar het product werd vervaardigd en verkocht. In het bericht van inleiding van de tussentijdse herzieningsprocedure heeft de Commissie Taiwan als referentieland voorgesteld, omdat het verzoek om de inleiding van een tussentijdse herzieningsprocedure onder meer was gebaseerd op het feit dat de binnenlandse prijzen in het referentieland Taiwan, die waren gebruikt om de normale waarde in eerdere onderzoeken te bepalen, aanzienlijk waren gedaald.

(24) De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan de haar bekende PSF-producenten in Taiwan, doch ondanks haar aanzienlijke inspanningen bleek geen van deze producenten bereid tot samenwerking. De Commissie heeft getracht de medewerking te verkrijgen van PSF-producenten in zes andere landen met een markteconomie. Slechts één producent in Polen was bereid volledige medewerking te verlenen en verstrekte de nodige informatie die vervolgens werd gecontroleerd.

(25) Op grond van de informatie die de Poolse medewerkende onderneming heeft verstrekt, werd vastgesteld dat Polen als een passend referentieland kan worden beschouwd, en wel om de volgende redenen:

- het productieproces en de toegang tot grondstoffen waren voor een groot deel gelijk in Polen en Belarus,

- de Poolse producent vervaardigde en verkocht het product in aanzienlijke hoeveelheden,

- ondanks het feit dat er slechts één PSF-producent in Polen was en Polen invoerrechten toepaste op PSF uit een aantal landen, waren de concurrentievoorwaarden voor PSF op de Poolse binnenlandse markt normaal en werden uit verschillende landen grote hoeveelheden PSF ingevoerd waarop geen invoerrechten van toepassing waren.

1.2. Normale waarde

(26) De normale waarde werd berekend op basis van de gegevens die ter plaatse bij de medewerkende Poolse producent waren gecontroleerd.

(27) Allereerst werd onderzocht of de totale verkoop van PSF en PFT voldoende was om een betrouwbare basis te vormen voor de vaststelling van de normale waarde. Omdat deze producten in grote hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht kon inderdaad van deze verkoop worden uitgegaan.

(28) Vervolgens werd onderzocht of in Polen vervaardigd en verkocht PSF en PFT als identiek of rechtstreeks vergelijkbaar konden worden beschouwd met door de Belarussische exporteur naar de Gemeenschap uitgevoerd PSF en PFT. Omdat zij binnen elke soort, dezelfde chemische eigenschappen en fysieke kenmerken hadden, werden de Belarussische en de Poolse producten als vergelijkbare producten beschouwd.

(29) Om te kunnen nagaan of de verkoop van de Poolse producent op de Poolse markt een betrouwbare basis vormde voor het vaststellen van de normale waarde werd voor elke verkochte productsoort vastgesteld of deze in voldoende hoeveelheden op de Poolse markt was verkocht. Dit bleek inderdaad het geval te zijn.

(30) Tot slot werd onderzocht of de verkoop van de Poolse producent op de Poolse markt in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden door na te gaan welk aandeel van de verkoop van elke soort winstgevend was geweest.

(31) Wanneer de winstgevende verkoop van elke soort 80 % of meer bedroeg van de totale verkoop, werd de normale waarde gebaseerd op de feitelijke binnenlandse prijs, door het gewogen gemiddelde te nemen van de prijzen van de gehele binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak (hetzij tussentijds onderzoektijdvak of onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen), ongeacht het feit of de gehele verkoop winstgevend was geweest. Wanneer de winstgevende verkoop minder dan 80 % doch meer dan 10 % bedroeg van de totale verkoop per soort, werd de normale waarde gebaseerd op de gewogen gemiddelde binnenlandse prijs van uitsluitend de winstgevende verkoop.

(32) Wanneer de winstgevende verkoop van een bepaalde productsoort minder dan 10 % bedroeg van de totale verkoop, kon voor het vaststellen van de normale waarde niet van de binnenlandse prijs worden uitgegaan omdat van die soort onvoldoende hoeveelheden waren verkocht.

(33) Wanneer de normale waarde van bepaalde soorten niet kon worden gebaseerd op de binnenlandse prijzen werd deze berekend, overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening. Hiervoor werd bij de productiekosten van elke soort een redelijk bedrag gevoegd voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) alsmede voor winst. Overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden de VAA-kosten en winst gebaseerd op die welke de Poolse producent maakte op de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

1.3. Exportprijs

(34) Khimvolokno, de enige producent/exporteur in Belarus, verklaarde grote hoeveelheden PSF in het tussentijdse onderzoektijdvak naar de Gemeenschap te hebben uitgevoerd. Deze "uitvoer" vond in werkelijkheid op basis van ruilhandel plaats, via een handelsonderneming in Zwitserland die hierop slechts een kleine winst maakte, naar een niet-gelieerde onderneming in de Gemeenschap. Het overige deel was aan drie onafhankelijke handelaars in de Gemeenschap verkocht. Prijzen in het kader van ruilhandelregelingen worden over het algemeen niet als betrouwbaar beschouwd. In dergelijke gevallen moet de exportprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, worden berekend aan de hand van de eerste verkoop tegen een betrouwbare prijs. In dit geval kon de uitvoerprijs worden gereconstrueerd door de transacties te onderzoeken van Khimvolokno naar de Zwitserse handelsonderneming en vervolgens naar de niet-gelieerde EG-onderneming. De prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap kon dan ook worden berekend door de marge van de Zwitserse tussenhandelaar in mindering te brengen op de prijs die hij in rekening bracht aan de niet-gelieerde EG-onderneming. Deze prijs stemde overeen met de prijs die Khimvolokno de Zwitserse onderneming in rekening had gebracht en kon worden beschouwd als de exportprijs bedoeld in artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(35) Zowel de Zwitserse tussenhandelaar als de niet-gelieerde onderneming in de Gemeenschap werkten aan het onderzoek mee en hebben de vragenlijst van de Commissie beantwoord. Bij het onderzoek ter plaatse bij de niet-gelieerde onderneming in de Gemeenschap bleek dat alle door deze onderneming in het tussentijdse onderzoektijdvak aangekochte producten bestemd waren voor markten buiten de Gemeenschap, hoofdzakelijk de Verenigde Staten, en niet in de Gemeenschap waren ingevoerd. Volgens Eurostat is in het tussentijdse onderzoektijdvak geen PSF of PFT uit Belarus in de Gemeenschap ingevoerd. Hieruit wordt afgeleid dat de overige hoeveelheden die volgens Khimvolokno naar de Gemeenschap waren verkocht evenmin in de Gemeenschap zijn ingevoerd. Khimvolokno had deze verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap echter te goeder trouw opgegeven en was zich niet bewust van het feit dat deze producten niet daadwerkelijk in de Gemeenschap waren ingevoerd.

(36) Gezien het bovenstaande, omdat er geen daadwerkelijke uitvoer was naar de Gemeenschap, kon voor het tussentijdse onderzoektijdvak geen prijs bij uitvoer door Khimvolokno naar de Gemeenschap worden vastgesteld.

(37) Het lijkt er desalniettemin op dat indien de producent/exporteur uit Belarus het betrokken product wel naar de Gemeenschap had uitgevoerd, dit zou zijn gebeurd tegen prijzen die een lagere dumpingmarge zouden opleveren dan het huidige recht van 43,5 %. De prijzen die Khimvolokno had opgegeven voor de hoeveelheden die in het tussentijdse onderzoektijdvak naar de Gemeenschap zouden zijn uitgevoerd, wijzen op een aanzienlijk lagere dumpingmarge dan het recht dat momenteel van toepassing is. Uit de aanvragen om de terugbetaling van antidumpingrechten die een Duitse importeur vóór het tussentijdse onderzoektijdvak, namelijk van april 1997 tot en met oktober 1997 had betaald, is eveneens gebleken dat de feitelijke dumping in deze periode minder was dan de helft van de toegepaste rechten.

(38) Om de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap te bepalen besloot de Commissie derhalve uit te gaan van de prijzen die in het tussentijdse onderzoektijdvak bij uitvoer naar de Gemeenschap zouden zijn toegepast; deze prijzen vormen in dit bijzondere geval namelijk de meest betrouwbare informatie en tonen aan dat de omstandigheden met betrekking tot dumping ingrijpend zijn gewijzigd, zoals is vereist bij artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(39) Omdat Belarus wordt beschouwd als een land zonder markteconomie moet normalerwijze een exportprijs voor het land als geheel worden vastgesteld. Omdat Khimvolokno de enige bekende producent/exporteur van het betrokken product uit Belarus is, wordt de uitvoer van deze onderneming als representatief beschouwd voor de gehele uitvoer uit Belarus naar de Gemeenschap en werd voor de vaststelling van de exportprijs van het product uit Belarus gebruikgemaakt van de informatie die deze onderneming heeft verstrekt.

1.4. Vergelijking

(40) Met het oog op een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de exportprijs werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, door middel van correcties, rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. In alle gevallen waarin de aanvragen om correcties redelijk en exact waren en met bewijsmateriaal gestaafd, werden correcties toegepast, zoals voor de kosten van vervoer en krediet.

1.5. Dumpingmarge

(41) De dumpingmarge werd vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs, per productsoort. In dit geval wordt hierdoor de volledige omvang van de dumping weergegeven. De dumpingmarge die werd vastgesteld voor het tussentijds onderzoektijdvak, is 21 % van de cif-nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.

1.6. Wijziging van de maatregelen

(42) Op grond van artikel 9, lid 4, van de basisverordening mogen de antidumpingrechten niet hoger zijn dan de dumpingmarge en dienen zij lager te zijn dan deze marge indien lagere rechten toereikend zijn om de schade weg te nemen die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt. Omdat deze procedure beperkt is tot het onderzoek naar dumping, mag het antidumpingrecht niet hoger zijn dan de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schademarge.

(43) Omdat de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schademarge hoger is dan de dumpingmarge die in het kader van onderhavige herzieningsprocedure is vastgesteld, dienen de rechten overeen te stemmen met de dumpingmarge, dat wil zeggen 21 %.

2. Herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen

2.1. Referentieland

(44) Om de in de overwegingen 23, 24 en 25 uiteengezette redenen werd Polen ook gebruikt als een referentieland om de normale waarde te bepalen in het kader van de herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen.

2.2. Normale waarde

(45) In het kader van de herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen werd de normale waarde op dezelfde wijze vastgesteld als in het kader van de tussentijdse herzieningsprocedure, zoals uiteengezet in de overwegingen 26 tot en met 33.

2.3. Exportprijs

(46) Khimvolokno, de enige producent/exporteur in Belarus, verklaarde grote hoeveelheden van het product in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen naar de Gemeenschap te hebben uitgevoerd.

(47) Bij de controle ter plaatse bij de niet-gelieerde onderneming in de Gemeenschap die het grootste deel van het product uit Belarus zou hebben ingevoerd, bleek dat geen van de door die onderneming aangekochte producten in het betrokken onderzoektijdvak ook echt in de Gemeenschap was ingevoerd. Volgens Eurostat was echter minder dan 10 ton PFT, dat wil zeggen minder dan 1 % van de door de producent/exporteur opgegeven hoeveelheid, in het betrokken onderzoektijdvak in de Gemeenschap ingevoerd.

(48) Deze hoeveelheid van minder dan 10 ton kon als een enkele verkoop van de producent/exporteur in Belarus aan een onafhankelijke importeur in de Gemeenschap worden geïdentificeerd. De prijs waartegen deze verkoop had plaatsgevonden werd, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, gebruikt als exportprijs naar de Gemeenschap.

(49) Omdat Belarus wordt beschouwd als een land zonder markteconomie moet normalerwijze een exportprijs voor het land als geheel worden vastgesteld. Omdat Khimvolokno de enige bekende producent/exporteur van het betrokken product uit Belarus is, wordt de uitvoer van deze onderneming als representatief beschouwd voor de gehele uitvoer uit Belarus naar de Gemeenschap en werd voor de vaststelling van de exportprijs van het product uit Belarus gebruikgemaakt van de informatie die deze onderneming heeft verstrekt.

2.4. Vergelijking

(50) Met het oog op een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de exportprijs, werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, door middel van correcties, rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. In alle gevallen waarin de aanvragen om correcties redelijk en exact waren en met bewijsmateriaal gestaafd, werden correcties toegepast, zoals voor de kosten van vervoer en krediet.

2.5. Dumpingmarge

(51) De dumpingmarge werd vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs, per productsoort. In dit geval wordt hierdoor de volledige omvang van de dumping weergegeven. De dumpingmarge voor het onderzoektijdvak bij het vervallen van maatregelen is 6,2 % van de cif-nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.

2.6. Waarschijnlijkheid van een herhaling van dumping

(52) De Commissie ging na of het waarschijnlijk was dat opnieuw grote hoeveelheden met dumping zouden worden ingevoerd indien de antidumpingmaatregelen zouden vervallen. Het verzoek om de inleiding van een herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen was hoofdzakelijk gebaseerd op het argument dat de uitvoer van het betrokken product uit Belarus naar derde landen tegen dumpingprijzen plaatsvond en dat de producent/exporteur over een grote reservecapaciteit beschikte.

(53) Het onderzoek wees uit dat deze vrees gegrond was. Vastgesteld werd met name dat:

- de prijzen bij uitvoer naar derde landen onder de normale waarde lagen in het referentieland en een aanzienlijke dumping inhielden,

- de enige producent/exporteur over een grote reservecapaciteit beschikt.

(54) De verkoop van de producent/exporteur naar derde landen bestaat uit:

- uitvoer naar de Gemeenschap die niet daadwerkelijk in de Gemeenschap bleek te zijn ingevoerd. Wanneer de in de overwegingen 40 tot en met 46 beschreven methode wordt toegepast, blijkt dat de dumpingmarge aanzienlijk is, namelijk ongeveer 20 % van de cif-nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring;

- uitvoer naar derde landen, met een specifieke vermelding van de vijf voornaamste exportmarkten buiten de Gemeenschap. Deze verkoop geschiedde tegen prijzen die nauwelijks afweken van de prijzen die waren opgegeven voor uitvoer naar de Gemeenschap, en die dumpingprijzen bleken te zijn, met uitzondering van de uitvoer naar Turkije waar antidumpingmaatregelen van toepassing zijn op PSF uit Belarus.

(55) Bij het onderzoek bleek dat de medewerkende producent/exporteur in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen minder dan 60 % van zijn productiecapaciteit had gebruikt.

(56) Indien de maatregelen vervallen is het derhalve waarschijnlijk dat opnieuw grote hoeveelheden van het betrokken product uit Belarus met dumping in de Gemeenschap zullen worden ingevoerd.

D. DEFINITIE VAN HET BEGRIP BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(57) Het verzoek om de inleiding van een herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen werd ingediend namens zeven van de 13 bekende PSF-producenten in de Gemeenschap. Twee van deze producenten hebben de vragenlijst van de Commissie niet beantwoord en werden derhalve niet beschouwd als deel uitmakend van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Een derde producent heeft binnen de verlengde termijn evenmin de gevraagde informatie verstrekt en wordt derhalve evenmin beschouwd als deel uitmakend van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(58) De overige vier EG-producenten hebben de vragenlijst van de Commissie beantwoord en medewerking verleend aan het onderzoek. Zij vertegenwoordigen meer dan 52 % van de PSF-productie in de Gemeenschap en vormen derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

E. DE EG-MARKT VOOR PSF

1. Verbruik in de Gemeenschap

(59) Het verbruik van PSF in de Gemeenschap werd vastgesteld door de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap en van de andere EG-producenten te nemen namens wie het verzoek was ingediend en daaraan de geraamde verkoop van de overige EG-producenten en de ingevoerde hoeveelheden volgens Eurostat toe te voegen. Bij dit onderzoek werden de cijfers over het verbruik in 1997 en 1998 die waren bekendgemaakt in Verordening (EG) nr. 2852/2000 enigszins gewijzigd, omdat enige cijfers waren bijgewerkt. Deze kleine correcties zijn niet van invloed op de bevindingen van die verordening.

(60) Op grond van het bovenstaande ontwikkelde het verbruik in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode zich als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(61) Het verbruik steeg over de gehele beoordelingsperiode met 16 %. De voornaamste stijging vond plaats in 1998 toen het verbruik van ongeveer 524000 ton tot 599000 ton steeg. Het verbruik bereikte een piek in 1999, met ongeveer 649000 ton, om vervolgens in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen te dalen tot 607000 ton.

2. Invoer van PSF uit Belarus

Voorafgaande opmerking

(62) Zoals in overweging 47 vermeld, bleek de invoer uit Belarus in het betrokken onderzoektijdvak te verwaarlozen.

Omvang en marktaandeel

(63) Nadat in 1996 antidumpingmaatregelen waren vastgesteld, was de omvang van de invoer in de beoordelingsperiode gering. Door ontwijking van de antidumpingmaatregelen kon de producent in Belarus in 1997 meer dan 9000 ton PFT naar de Gemeenschap uitvoeren, maar na het in overweging 1 genoemde onderzoek in verband met ontwijking van de rechten en de uitbreiding van die rechten daalde deze invoer en werden in het betrokken onderzoektijdvak slechts kleine hoeveelheden PSF uit Belarus in de Gemeenschap ingevoerd.

Prijsgedrag van de producent/exporteur

(64) Omdat in het betrokken onderzoektijdvak slechts geringe hoeveelheden uit Belarus werden ingevoerd, werd geen prijsonderbiedingsmarge berekend. De gemiddelde prijs van PSF uit Belarus was evenwel aanzienlijk lager dan de gemiddelde prijs van PSF die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in rekening werd gebracht. Ook de prijzen van PSF uit Belarus bij uitvoer naar andere derde landen waren lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(65) Het is dan ook duidelijk dat indien de producent/exporteur in Belarus in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen PSF naar de EG-markt zou hebben uitgevoerd, dit zou hebben plaatsgevonden met grote prijsonderbiedingsmarges.

3. Invoer uit andere derde landen

(66) In het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen werd PSF, in volgorde van belangrijkheid, voornamelijk ingevoerd uit de Republiek Korea, Taiwan en de Verenigde Staten, die goed waren voor ongeveer 70 % van de totale invoer oftewel 25,4 % van het totale verbruik in de Gemeenschap. De totale invoer uit andere derde landen bedroeg in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen ongeveer 36,3 % van het verbruik in de Gemeenschap. De trend was als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(67) De invoer van PSF uit alle andere derde landen tezamen steeg van ongeveer 153000 ton in 1997 tot 220000 ton in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen, dat wil zeggen met 44 %. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de invoer van 1997 tot en met 1999 een sterke stijging vertoonde (+ 72 %) om vervolgens in het betrokken onderzoektijdvak te dalen met 16 %. Deze daling viel samen met de antidumpingmaatregelen die in 2000 ten aanzien van een aantal landen zijn genomen, zoals vermeld in de overwegingen 2 en 3.

(68) De prijzen van PSF uit andere derde landen stegen van 1997 tot en met het onderzoektijdvak, ondanks een daling in 1998 en 1999. De gemiddelde prijs voor PSF uit andere derde landen was in het onderzoektijdvak 12 % hoger dan in 1997. Wanneer rekening wordt gehouden met de douane- en antidumpingrechten was de gemiddelde invoerprijs echter iets lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

Voorafgaande opmerking

(69) Het onderzoek naar de ontwikkeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap had betrekking op de periode van 1997 tot het eind van het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen, dat wil zeggen juni 2001. Zoals vermeld in de overwegingen 2 en 3 werden in 2000 definitieve antidumpingrechten ingesteld ten aanzien van Australië, India, Indonesië, Zuid-Korea, Taiwan en Thailand die in genoemd onderzoektijdvak van kracht waren. Deze situatie is van groot belang om inzicht te krijgen in de hieronder beschreven ontwikkelingen.

Productie, capaciteit en capaciteitsbenutting

(70) De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gaf de volgende ontwikkeling te zien:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(71) De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg in de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 1 %. In 1997 produceerde de bedrijfstak van de Gemeenschap 213000 ton PSF, waarna de productie in de daaropvolgende jaren een lichte daling liet zien. In het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen steeg de productie weer iets, tot 214000 ton. Het verbruik in de Gemeenschap steeg in dezelfde periode met 16 %.

(72) Tegelijkertijd wees het onderzoek uit dat de productiecapaciteit daalde tussen 1997 en 1998. De productiecapaciteit daalde vooral in 1998, toen deze achteruitging tot 247000 ton ten opzichte van 264000 ton in 1997. Dit verklaart waarom na 1997 een hogere capaciteitsbenuttingsgraad werd bereikt. In 1999 steeg de capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap weer iets (tot 254000 ton) en in het betrokken onderzoektijdvak werd een capaciteit bereikt van 256000 ton. De producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormden waren geneigd bepaalde PSF-productielijnen of -fabrieken te sluiten of om te bouwen tot faciliteiten om andere producten te produceren waarop dit onderzoek geen betrekking heeft en die meer winstgevend zijn. Een EG-producent besloot echter nieuwe productiecapaciteit op te zetten. Hij nam dit besluit om beter te kunnen voldoen aan de eisen van zijn afnemers in de Gemeenschap betreffende hoeveelheden en soorten PSF, hetgeen de stijging van de capaciteit tussen 1998 en het onderzoektijdvak verklaart.

Voorraden

(73) De voorraden PSF aan het eind van het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen (dat wil zeggen juni 2001) bedroegen 25000 ton en waren 24 % hoger dan in december 1997 (20000 ton). Bij het onderzoek bleek echter ook dat de voorraden eind juni gewoonlijk hoger zijn dan aan het eind van het belastingjaar, dat wil zeggen in december. Vóór de periode juli/augustus worden de faciliteiten namelijk gesloten met het oog op het onderhoud van de installaties en moeten voorraden worden aangelegd om de afnemers te kunnen bedienen. Het vergelijkbare cijfer voor eind 2000 liet een stijging van de voorraden zien van 4 % ten opzichte van 1997.

Omvang van de verkoop, marktaandeel en groei

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(74) De bedrijfstak van de Gemeenschap slaagde er in de beoordelingsperiode in op de binnenlandse markt 4 % meer te verkopen, terwijl in die periode ongeveer eenzelfde percentage van de exportmarkt verloren ging. Dit stemt overeen met de bevinding dat de omvang van de productie en van de voorraden in die periode stabiel waren.

(75) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap was tot 2000 min of meer stabiel en steeg in het onderzoektijdvak met 3 % ten opzichte van 2000. Deze stijging viel samen met de vaststelling van antidumpingrechten ten aanzien van bepaalde derde landen in 2000. De ontwikkeling van de verkoop week af van die van het verbruik in de Gemeenschap, zoals vermeld in de overwegingen 59 en 61. Het verbruik steeg namelijk van 1997 op 1999 (+ 24 %) en daalde in het betrokken onderzoektijdvak ten opzichte van 2000 (- 7 %).

(76) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde evenwel van 37,8 % in 1997 tot 33,4 % in het onderzoektijdvak. Van 1997 op 1999 daalde het gestaag, hetgeen tot een verlies van meer dan 7 procentpunten leidde. Nadat in 2000 antidumpingmaatregelen waren genomen, steeg het marktaandeel in het onderzoektijdvak met 2,8 procentpunten. Het totale verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap bedroeg in de beoordelingsperiode evenwel 4,4 procentpunten. Deze daling van het marktaandeel stemt overeen met de bevindingen in de overwegingen 59, 61, 74 en 75.

(77) De bedrijfstak van de Gemeenschap kon niet profiteren van de groei van de markt in de beoordelingsperiode. Ondanks een stijging van het verbruik van 1997 op 1999 van 16 %, verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap 7 procentpunten marktaandeel. Hoewel het verbruik in het onderzoektijdvak daalde met 6 % ten opzichte van 2000, steeg de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap in die periode met 3 % (namelijk nadat de in de overwegingen 2 en 3 vermelde antidumpingmaatregelen waren vastgesteld), hetgeen tot een toename van het marktaandeel met 2,8 procentpunten leidde. Ondanks dit herstel was de groei van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode zeer gering in vergelijking met de stijging van het verbruik.

Ontwikkeling van de prijzen en de productiekosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(78) Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gemiddelde verkoopprijs per ton aan niet-gelieerde afnemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt in de beoordelingsperiode met gemiddeld 10 % steeg. In de periode van 1997 tot 1999 daalden de gemiddelde prijzen met 12 %. In 2000 en in het onderzoektijdvak was er een aanzienlijk prijsherstel. Bij het onderzoek bleek echter dat de stijging van de verkoopprijzen gepaard ging met een stijging van de kosten, zoals hieronder uiteengezet. De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat de teleurstellende ontwikkeling van de prijzen ten opzichte van de kosten het gevolg was van een sterke prijsconcurrentie op de EG-markt, met name voordat in 2000 antidumpingmaatregelen werden vastgesteld.

(79) Bij het onderzoek bleek dat de EG-markt voor PSF prijsgevoelig is en dat de prijzen van het ingevoerde PSF, zoals vermeld in overweging 68, lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ondanks een equivalente proportionele prijsstijging.

(80) In de beoordelingsperiode stegen de gemiddelde verkoopkosten per ton van door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigd PSF met 23 %. Van 1997 op 1999 bleven de productiekosten over het algemeen stabiel. Deze stegen van 1999 tot en met het onderzoektijdvak echter aanzienlijk (met 23 %). De belangrijke stijging van de productiekosten hield verband met de schommelingen van de prijzen van bepaalde grondstoffen zoals paraxyleen en ethyleenglycol die rechtstreeks beïnvloed werden door de olieprijzen.

Winstgevendheid en cashflow

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(81) Een producent die deel uitmaakte van de bedrijfstak van de Gemeenschap was een eerst in 1998 opgericht bedrijf, zodat voor 1997 geen gegevens beschikbaar waren over de winstgevendheid. De analyse van de winstgevendheid en de cashflow heeft dan ook betrekking op de periode van 1998 tot en met het onderzoektijdvak. De aldus waargenomen trends zijn evenwel in overeenstemming met de trends die uit bovenstaande tabel naar voren komen.

(82) De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap was in 1998 bijzonder goed. Deze winst kon met name worden behaald dankzij de zeer lage prijzen van ruwe olie in dat jaar. Vervolgens daalde de winstgevendheid, omdat de stijging van de olieprijzen en derhalve van de productiekosten niet konden worden gecompenseerd door een evenredige verhoging van de verkoopprijzen. De winstgevendheid in 2000 en in het onderzoektijdvak was desalniettemin opmerkelijk, ook al gezien de aanzienlijke stijging van de productiekosten (tot zelfs 20 %). Hieruit blijkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn kosten in de hand kon houden om de winsten rond een cijfer van ongeveer 5 % te stabiliseren.

(83) De cashflow volgde eenzelfde trend als de winstgevendheid van 1998 tot en met het onderzoektijdvak. De liquide middelen die het resultaat waren van de verkoop van PSF daalden in de beoordelingsperiode met 44 %, oftewel van 44,5 miljoen EUR in 1998 tot 24,8 miljoen EUR in het onderzoektijdvak. Deze trend houdt hoofdzakelijk verband met de daling van de winstgevendheid die in dezelfde periode was waar te nemen.

Vermogen om kapitaal aan te trekken

(84) Gezien de moeilijke situatie van PSF op de EG-markt, zoals beschreven in deze analyse en met name in overweging 89, hadden de meeste ondernemingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormden problemen om het nodige kapitaal aan te trekken om hun investeringen en herstructurering te financieren. Als gevolg van de daling van de winst in 1999 en 2000 konden de meeste van deze ondernemingen hun investeringsprogramma waarmee zij doorgaans in 1998 waren begonnen, niet voortzetten. Zoals in overweging 88 vermeld, slaagde slechts één EG-producent erin kapitaal aan te trekken en nam hij het risico om de geplande investeringen in de beoordelingsperiode uit te voeren.

Werkgelegenheid en productiviteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(85) Het totale aantal werknemers dat zich bezighield met de productie van PSF daalde met 3 % en weerspiegelt de afslanking en herstructurering van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De werkgelegenheid was in 1998 aanzienlijk gekrompen (met 7 %), maar de bedrijfstak van de Gemeenschap is in 1999 begonnen opnieuw personeel aan te werven.

(86) De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg als gevolg van de in overweging 70 beschreven ontwikkeling van de productie van PSF in de beoordelingsperiode.

Investeringen en rendement van investeringen

(87) Uit onderstaande tabel blijkt dat de investeringen in het betrokken product in de beoordelingsperiode aanzienlijk stegen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(88) Het investeringsniveau dat in 1997 zeer laag was, steeg in 1998 aanzienlijk, omdat dit een goed jaar was voor de bedrijfstak zodat een aantal producenten besloot in het betrokken product te investeren. Zoals vermeld in de overwegingen 82 en 89 gingen de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de marktsituatie voor het betrokken product in de daaropvolgende jaren echter achteruit. Dit verklaart waarom de investeringen in 1999 niet stegen en in 2000 opnieuw sterk omlaag gingen. De investeringen gaven in het onderzoektijdvak een belangrijk herstel te zien, met name omdat één van de EG-producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormt het risico nam zijn investeringsprogramma te voltooien. De investeringen in het onderzoektijdvak bedroegen 6 % van de totale omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(89) Hierbij moet echter worden aangetekend dat er op de EG-markt al enkele jaren sprake was van dumping en dreigende dumping uit bepaalde derde landen. De moeilijkheden waarmee de bedrijven die PSF produceerden, aankochten en verwerkten, en met name de bedrijfstak van de Gemeenschap, te kampen hadden, werden verergerd door de schommelingen van de olieprijzen in de beoordelingsperiode, omdat zij niet wisten of zij, geconfronteerd met tegen dumpingprijzen ingevoerd PSF, de gestegen grondstofkosten in redelijke mate konden doorberekenen in hun verkoopprijzen. Het gedrag van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat investeringen betreft, kan tevens zijn beïnvloed door de onzekerheid die deze markt al een aantal jaar kenmerkt.

(90) Het rendement van de investeringen volgde eenzelfde trend als de winstgevendheid.

Dumpingmarge, herstel van eerdere dumping, ontwijking van de rechten

(91) De situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is enigszins vooruitgegaan nadat in de beoordelingsperiode antidumpingmaatregelen zijn genomen, maar de bedrijfstak heeft zich nog niet volledig hersteld van eerdere dumping uit bepaalde landen, met inbegrip van Belarus, en van de ontwijking van de rechten door de invoer van PFT uit Belarus in 1997. Dit komt hoofdzakelijk tot uiting in de slechte economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met name in 1998 en 1999. Ondanks een aanzienlijke toename van het verbruik in deze jaren, vertoonden productie, productiecapaciteit, investeringen, marktaandeel, verkoopprijzen en winst een neergaande lijn.

(92) De omvang van de dumpingmarge in het onderzoektijdvak van onderhavige herzieningsprocedures wordt niet van belang geacht voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat als gevolg van de in 1997 ingestelde antidumpingrechten en de daaropvolgende maatregelen om de ontwijking van de rechten tegen te gaan er praktisch geen PSF meer uit Belarus werd ingevoerd.

5. Conclusie inzake de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(93) Zoals reeds vermeld in overweging 69 moet de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden gezien in het licht van de antidumpingprocedures die in de beoordelingsperiode hebben plaatsgevonden en de antidumpingmaatregelen die in 2000 werden vastgesteld.

(94) In de beoordelingsperiode steeg de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in geringe mate, namelijk met 1 %. De capaciteitsbenutting en productiviteit stegen omdat de productiecapaciteit en de werkgelegenheid daalden.

(95) Bij het onderzoek bleek tevens dat de EG-markt zich in de beoordelingsperiode gunstig ontwikkelde wat omvang betreft, met name tot 2000. In het onderzoektijdvak daalde het verbruik ten opzichte van 2000, maar over de gehele beoordelingsperiode nam dit met 16 % toe. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon echter niet volledig profiteren van deze groei van de markt; hij verloor 3 procentpunten marktaandeel, ondanks een stijging van de verkochte hoeveelheden.

(96) PSF uit Belarus verdween in de beoordelingsperiode vrijwel geheel van de EG-markt, maar zoals blijkt uit de pogingen om de antidumpingmaatregelen te ontwijken is de EG-markt voor Belarus zeer aantrekkelijk. Zoals in overweging 54 vermeld, zijn de prijzen bij uitvoer uit Belarus naar derde landen veel lager dan de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Op de EG-markt voor PSF waren tot 2000 met dumping ingevoerde producten aanwezig, waardoor de verkoopprijzen, ondanks de stijgende kosten, met 12 % daalden.

(97) In 2000 en het onderzoektijdvak stegen zowel de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap als de productiekosten van PSF. Omdat de prijzen veel langzamer stegen dan de kosten, liep de winst terug. Dit had weer ernstige gevolgen voor het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om kapitaal aan te trekken, hetgeen zijn problemen nog verergerde, terwijl de omstandigheden op de markt in die periode al ongunstig waren. De winstgevendheid en de cashflow stegen in het onderzoektijdvak, doch in onvoldoende mate om investeringen op middellange termijn te kunnen financieren.

(98) Gezien het bovenstaande, en met name het verlies van marktaandeel en de te lage verkoopprijzen en winsten, wordt geoordeeld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich nog steeds in een kwetsbare positie bevindt.

F. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN EEN HERHALING VAN SCHADE

(99) In overweging 56 werd geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat weer grote hoeveelheden PSF uit Belarus zullen worden ingevoerd.

(100) In overweging 98 werd bovendien geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen nog steeds in een kwetsbare positie bevond.

(101) In dit onderzoektijdvak was bovendien vrijwel geen PSF uit Belarus op de EG-markt aanwezig, in tegenstelling tot de situatie in het oorspronkelijke onderzoektijdvak, toen meer dan 32000 ton met dumping ingevoerd PSF uit Belarus op de EG-markt kwam, de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 4 % achteruitging, het marktaandeel met 5,6 procentpunten daalde en de productiekosten aanzienlijk stegen. De winstgevendheid was toen zeer negatief, terwijl 25 % van de arbeidsplaatsen in de PSF-sector verloren gingen.

(102) De EG-markt voor PSF is zeer aantrekkelijk voor producenten in derde landen en veel van hen bleken PSF met dumping in de Gemeenschap te hebben ingevoerd om marktaandeel te verwerven. De situatie op de EG-markt bleek te zijn verbeterd nadat in 2000 antidumpingmaatregelen zijn genomen. Indien de thans geldende maatregelen ten aanzien van PSF uit Belarus vervallen, dan zullen de positieve ontwikkelingen op de EG-markt waarschijnlijk teniet worden gedaan door het opnieuw verschijnen van PSF uit Belarus op de markt die ook een deel van het reeds bedreigde marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal gaan innemen.

(103) Zoals in de overwegingen 64 en 65 vermeld, zal de producent/exporteur uit Belarus zijn exportprijzen waarschijnlijk verhogen, waardoor de dumpingmarge kleiner zal zijn, maar deze prijzen zullen nog steeds dumpingprijzen zijn en de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderbieden. De producent/exporteur in Belarus zal de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap immers moeten onderbieden om opnieuw marktaandeel te verkrijgen.

(104) In deze omstandigheden en omdat, zoals in overweging 78 vermeld, de EG-markt prijsgevoelig is, zal de bedrijfstak van de Gemeenschap niet kunnen concurreren met goedkoop PSF uit Belarus. Gezien de beschikbare productiecapaciteit in Belarus en de waarschijnlijke prijsonderbieding zal de bedrijfstak van de Gemeenschap zeer waarschijnlijk aanmerkelijke schade lijden. Deze bedrijfstak zal, wanneer hij geconfronteerd wordt met goedkoop PSF uit Belarus, zijn prijzen verlagen om marktaandeel te behouden of zijn prijzen handhaven en marktaandeel verliezen. Beide opties gaan ten koste van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en met name van diens winstgevendheid, rendement op investeringen, cashflow en het vermogen om kapitaal aan te trekken.

(105) Dit zou bijzonder schadelijk zijn voor de bedrijfstak van de Gemeenschap die erin geslaagd was te overleven en te herstructureren, ondanks de sterke schommelingen van de olieprijzen en de aanwezigheid van met dumping ingevoerde producten die echter nog sterker zou zijn indien de huidige maatregel zou vervallen. De bedrijfstak van de Gemeenschap legt de laatste hand aan de herstructurering en heeft zijn productielijnen gemoderniseerd en verlieslijdende lijnen gesloten. Het is dan ook duidelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap weinig extra speelruimte heeft om het hoofd te bieden aan een nieuwe golf van met dumping ingevoerd PSF en hierdoor aanmerkelijke schade zal leiden.

(106) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het vervallen van de maatregelen ten aanzien van PSF uit Belarus waarschijnlijk zal leiden tot een herhaling van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer van dit product heeft geleden.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Algemene opmerkingen

(107) Tevens werd onderzocht of handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van PSF uit Belarus tegen het belang van de Gemeenschap is. Omdat is vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de schadeveroorzakende dumping zich zal herhalen, werd nagegaan of er doorslaggevende redenen zijn die tegen handhaving van de maatregelen pleiten en werd rekening gehouden met de gevolgen van antidumpingmaatregelen in het verleden voor de verschillende betrokken belangen, met name die van bedrijven die PSF verwerken en van importeurs/handelaars.

(108) Om in dit geval het belang van de Gemeenschap te kunnen onderzoeken werd alle belanghebbenden die reeds bekend waren of zich bekend hadden gemaakt, gevraagd informatie te verstrekken. De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, negen andere EG-producenten, tien importeurs/handelaars (waarvan een buiten de Gemeenschap die echter levert aan een handelaar in de Gemeenschap) die geen banden hebben met de Belarussische producent/exporteur, drie bedrijven die PSF verwerken en drie organisaties van verwerkende bedrijven.

(109) Naast de antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap, heeft de Commissie tevens antwoorden op haar vragenlijsten ontvangen van de hierboven vermelde buiten de Gemeenschap gevestigde importeur, een handelaar en een EG-producent die geen deel uitmaakt van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Geen verwerkend bedrijf of organisatie van verwerkende bedrijven heeft de vragenlijst beantwoord, hoewel twee organisaties algemene informatie hebben verstrekt.

(110) In het kader van eerdere procedures werd vastgesteld dat maatregelen niet tegen het belang van de Gemeenschap zouden zijn.

2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(111) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft al enkele jaren te lijden gehad van de invoer met dumping van PSF, waardoor een situatie ontstond waarin de verkoop van de standaardvezels geen winst opleverde. Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap de PSF-vezelsector met hogere toegevoegde waarde zoals bicomponent- of drielobbige vezels, geverfde vezels, vezels met bijzondere eigenschappen zoals vlamvertragende vezels, verder heeft ontwikkeld en merkvezels heeft ingevoerd, is het aandeel van deze vezels in de totale verkoop niet zo groot. De kernactiviteit voor PSF-producenten blijft de productie van standaardvezels, voor zowel geweven als niet-geweven toepassingen. Deze segmenten ondervinden rechtstreeks de concurrentie van met dumping ingevoerd PSF.

(112) Het is dan ook duidelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap het volledige assortiment PSF-vezels moet produceren om te kunnen overleven. De verwerkende bedrijven eisen bovendien dat een volledig assortiment beschikbaar is zodat zij verzekerd zijn van levering. De bedrijfstak van de Gemeenschap is derhalve niet bereid of verkeert niet in de positie om de productie van standaard-PSF op te geven.

(113) Zoals vermeld in overweging 85 is de bedrijfstak van de Gemeenschap erin geslaagd de capaciteitsbenutting en de productiviteit door afslanking op te voeren. Dankzij de herstructurering en specialisering kon in het recente verleden winst worden geboekt, zij het onvoldoende. De bedrijfstak van de Gemeenschap voorziet ongeveer 33 % van de EG-markt.

(114) Gezien het bovenstaande is het waarschijnlijk dat wanneer geen maatregelen worden genomen tegen PSF uit Belarus, de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw aanmerkelijke schade zal lijden. De financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal dan waarschijnlijk sterk achteruitgaan en het is niet onmogelijk dat meer personeel zal worden afgevloeid en productiefaciliteiten zullen worden gesloten.

3. Belangen van importeurs/handelaars

(115) Zoals vermeld in overweging 64 was er in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen vrijwel geen invoer van PSF uit Belarus. Slechts één handelaar in de Gemeenschap bleek grote hoeveelheden PSF uit Belarus te hebben aangekocht via een importeur in een derde land, maar had deze hoeveelheden weer onmiddellijk uit de Gemeenschap uitgevoerd. Ook bleek dat deze handelaar in de Gemeenschap andere markten had gevonden voor PSF uit Belarus en andere bronnen van levering.

(116) Gezien het bovenstaande en gelet op het gebrek aan medewerking van de acht overige importeurs/handelaren die een vragenlijst hadden ontvangen, kan ervan worden uitgegaan dat de thans geldende maatregelen ten aanzien van PSF uit Belarus waarschijnlijk geen aanzienlijke gevolgen hadden voor de situatie van importeurs/handelaars in de Gemeenschap.

4. Belangen van de verwerkende bedrijven

(117) Geen van de verwerkende bedrijven of organisatie van verwerkende bedrijven heeft de vragenlijst in verband met het belang van de Gemeenschap beantwoord. Twee organisaties hebben echter enige opmerkingen toegezonden, de ene namens de spinnerijen, en de andere namens gebruikers voor niet-geweven toepassingen, hoofdzakelijk als vulsel.

(118) Beide organisaties maakten bezwaar tegen de handhaving van het antidumpingrecht op PSF uit Belarus omdat door de punitieve aard van deze maatregel een leveringsbron voor afnemers in de Gemeenschap zou zijn gesloten. Voorts beweerden zij dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet alle PSF-soorten maakte of in voldoende hoeveelheden maakte zodat zij schade leden omdat hun eindproducten ook te kampen hadden met een steeds sterkere concurrentie uit derde landen. Zij zouden minder concurrerend kunnen werken als gevolg van de hoge grondstofkosten. Dit argument gold met name voor de garenspinnerijen.

(119) Wat de beschikbaarheid van alle soorten PSF betreft, bleek bij het onderzoek dat het omschakelen van productie-installaties van de ene op de andere soort slechts geringe aanpassingen vereiste, zoals het aanbrengen van een andere spindop. Deze opmerking werd bij eerdere onderzoeken ook door de organisaties van verwerkende bedrijven zelf gemaakt. De producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen beschikken over de technische middelen om alle soorten PSF te produceren. De bedrijfstak van de Gemeenschap verklaarde echter het product niet te kunnen leveren tegen de lage prijzen die de potentiële afnemers bereid waren te betalen.

(120) Het onderzoek wees verder uit dat stopzetting van de thans geldende antidumpingrechten op PSF uit Belarus waarschijnlijk zal leiden tot een ernstige verstoring van de markt en zelfs tot sluiting van productiefaciliteiten binnen de Gemeenschap. Dit zou niet in het langetermijn-belang zijn van de verwerkende bedrijven die toch meer dan 33 % van hun PSF van de bedrijfstak van de Gemeenschap betrekken, en met name een aantal bijzondere soorten die niet verkrijgbaar zijn in derde landen.

(121) Omdat de verwerkende bedrijven geen medewerking verleenden kon niet nauwkeurig worden berekend welke gevolgen de maatregelen kunnen hebben die in het kader van onderhavige procedure worden voorgesteld of welke gevolgen de thans geldende maatregelen hebben. Zoals in overweging 63 vermeld werd in het onderzoektijdvak bij het vervallen van de maatregelen slechts een geringe hoeveelheid PSF uit Belarus ingevoerd en op de EG-markt verkocht.

(122) Voorts wordt geoordeeld dat het oorspronkelijke recht op PSF uit Belarus was vastgesteld op het niveau dat noodzakelijk was om een einde te maken aan de schade die de invoer met dumping van dit product had veroorzaakt. De EG-markt was niet ontoegankelijk voor PSF uit Belarus, maar het is zeer waarschijnlijk dat de producent/exporteur in Belarus aantrekkelijker markten heeft gevonden, met name de Verenigde Staten en Rusland. Omdat het voorgestelde antidumpingrecht lager is dan het thans geldende recht is het zeer waarschijnlijk dat PSF uit Belarus voor een aantal verwerkende bedrijven in de Gemeenschap aantrekkelijker zal worden ten opzichte van andere bronnen. Dit zou tot een verlaging van hun kosten kunnen leiden.

(123) Met de voorgestelde maatregelen wordt een ernstige verstoring van de EG-markt door de invoer van zeer grote hoeveelheden uit Belarus waarschijnlijk voorkomen, terwijl de concurrentie op de EG-markt door de voorgestelde maatregelen waarschijnlijk sterker zal worden.

5. Conclusie

(124) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de maatregelen in het belang van de Gemeenschap niet te handhaven.

H. RECHTEN

(125) Gezien de conclusies van de herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van PSF van oorsprong uit Belarus worden gehandhaafd.

(126) Omdat het antidumpingrecht op PSF bij Verordening (EG) nr. 2513/97 werd uitgebreid tot de invoer van PFT uit Belarus moeten deze maatregelen eveneens worden gehandhaafd.

(127) Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was het niveau van de thans geldende rechten te wijzigen. Tevens werd een termijn vastgesteld waarbinnen zij hierover opmerkingen konden maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven om bovenstaande conclusies te wijzigen.

(128) Gezien de conclusies van de tussentijdse herzieningsprocedure overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening (zie de overwegingen 42 en 43) moeten de antidumpingrechten die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1490/96 en uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 2513/97, worden verlaagd tot 21,0 % van de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, welk percentage werd vastgesteld voor het tussentijdse onderzoektijdvak in het kader van de tussentijdse herzieningsprocedure. Dit recht dient te worden toegepast op zowel PSF als PFT uit Belarus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op synthetische stapelvezels van polyester, niet gekaard, niet gekamd, noch op andere wijze bewerkt met het oog op spinnen, ingedeeld onder GN-code 5503 20 00 van oorsprong uit Belarus.

2. Het definitieve antidumpingrecht wordt uitgebreid tot kabel van filamenten van polyester, ingedeeld onder GN-code 5501 20 00, van oorsprong uit Belarus, op het bij lid 3 vastgestelde niveau.

3. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de in de leden 1 en 2 beschreven producten bedraagt 21,0 %.

Artikel 2

Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 8 oktober 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

T. Pedersen

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

(2) PB L 189 van 30.7.1996, blz. 13.

(3) PB L 346 van 17.12.1997, blz. 1.

(4) PB L 204 van 4.8.1999, blz. 3.

(5) PB L 175 van 14.7.2000, blz. 10.

(6) PB L 332 van 28.12.2000, blz. 17.

(7) PB L 127 van 9.5.2001, blz. 20.

(8) PB C 352 van 8.12.2000, blz. 6.

(9) PB C 211 van 28.7.2001, blz. 51.

Top