EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002G0205(03)

Resolutie van de Raad van 21 januari 2002 betreffende het verslag van de Commissie over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht

PB C 32 van 5.2.2002, p. 3–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

32002G0205(03)

Resolutie van de Raad van 21 januari 2002 betreffende het verslag van de Commissie over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht

Publicatieblad Nr. C 032 van 05/02/2002 blz. 0003 - 0004


Resolutie van de Raad

van 21 januari 2002

betreffende het verslag van de Commissie over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht

(2002/C 32/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 25 mei 2000 heeft de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag ingediend over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen(1) en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht(2).

(2) Op 12 juni 2001 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen betreffende het verslag van de Commissie over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG.

(3) De bescherming van nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit kan alleen doeltreffend worden gewaarborgd indien de lidstaten op nationaal, communautair en internationaal vlak samenwerken. Deze samenwerking veronderstelt bij de instellingen en de lidstaten een gecoördineerde aanpak van de betrokken sectoren (douane, culturele sector, politie).

(4) De internationale organisaties hebben instrumenten ontwikkeld om die bescherming in de hand te werken, zoals de Unesco-Overeenkomst van 1970, de Overeenkomst van de Raad van Europa van 1985 en het Unidroit-Verdrag van 1995.

(5) Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG vormen op communautair niveau de noodzakelijke rechtsinstrumenten voor de bescherming van het cultureel erfgoed van de lidstaten en voorzien in een passend samenwerkingskader.

(6) Om de drie jaar worden de bedragen die opgenomen zijn in de gemeenschappelijke bijlage van Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG, door de Raad, op voorstel van de Commissie, berekend en in voorkomend geval herzien, rekening houdend met de economische en monetaire indicatoren in de Gemeenschap.

(7) De samenwerking tussen de lidstaten zou ook kunnen worden versterkt, met name gezien de mogelijke ontwikkelingen op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking.

(8) Er moet rekening worden gehouden met de implicaties van de komende uitbreiding van de Europese Unie voor de implementatie van het bestaande rechtskader. In dit vooruitzicht is de uitwisseling van informatie en ervaringen met het oog op het scheppen van een gunstig kader voor de aanneming en implementatie van het communautair acquis van belang,

NEEMT AKTE van de vier initiatieven van de Commissie met het oog op:

1) de opstelling van richtsnoeren voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG;

2) de lancering van een studie over de traceerbaarheid van cultuurgoederen;

3) het voeren van besprekingen met alle belanghebbenden in het kader van een forum over de preventie van georganiseerde criminaliteit;

4) een zo ruim mogelijk gebruik van nieuwe technologieën om de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG te verbeteren;

VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1) de door Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG geboden bescherming ten volle te benutten, door de krachtens deze twee rechtsinstrumenten ingestelde samenwerking te intensiveren;

2) nauw samen te werken met de Commissie bij bovengenoemde initiatieven om de administratieve samenwerking tussen en in de lidstaten te verbeteren en te structureren met het oog op een doeltreffender werking van Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG;

3) deze administratieve samenwerking aan te vullen, door gebruik te maken van de mogelijkheden die de ontwikkeling van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken biedt;

VERZOEKT DE COMMISSIE:

1) de initiatieven die zij reeds gelanceerd heeft voort te zetten, om een grotere bijdrage te leveren aan de bescherming van het cultureel erfgoed van de lidstaten en aan de efficiënte werking van de mechanismen van Verordening (EEG) nr. 3911/92 en van Richtlijn 93/7/EEG en zo nodig andere initiatieven, zoals de opstelling van een werkprogramma, te ontwikkelen in het kader van het Raadgevend Comité cultuurgoederen;

2) in het kader van de uitbreidingsonderhandelingen bijzondere aandacht te besteden aan de volledige toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 en Richtlijn 93/7/EEG bij de toetreding van de kandidaat-lidstaten, door zich ervan te vergewissen dat in de nodige administratieve structuren en capaciteiten is voorzien om aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie de grootst mogelijke bescherming van het cultureel erfgoed van haar lidstaten te kunnen bieden.

(1) PB L 395 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 974/2001 (PB L 137 van 19.5.2001, blz. 10).

(2) PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 43).

Top