EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001D0427

2001/427/JBZ: Besluit van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie

PB L 153 van 8.6.2001, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/11/2009; opgeheven door 32009D0902

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2001/427/oj

32001D0427

2001/427/JBZ: Besluit van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie

Publicatieblad Nr. L 153 van 08/06/2001 blz. 0001 - 0003


Besluit van de Raad

van 28 mei 2001

betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie

(2001/427/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van de Franse Republiek en het Koninkrijk Zweden,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Europees Parlement heeft op 16 december 1993 een resolutie aangenomen over veel voorkomende criminaliteit in dichtbevolkte gebieden en de verbindingen met de georganiseerde misdaad(1) en op 17 november 1998 een resolutie betreffende richtsnoeren en maatregelen ter preventie van georganiseerde criminaliteit met het oog op de uitwerking van een alomvattende strategie ter bestrijding daarvan(2).

(2) In artikel 29 van het Verdrag is bepaald dat de doelstelling van de Unie op dit gebied wordt verwezenlijkt door het voorkomen en bestrijden van al dan niet georganiseerde criminaliteit.

(3) In het actieplan van Wenen is gevraagd om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam maatregelen te nemen inzake criminaliteitspreventie.

(4) De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 kwam tot de conclusie dat verder dient te worden gewerkt aan de ontwikkeling van preventiemaatregelen en de uitwisseling van beste praktijken, dat het netwerk van bevoegde nationale autoriteiten voor criminaliteitspreventie en de samenwerking tussen de nationale organisaties op het terrein van de criminaliteitspreventie dient te worden versterkt, en dat de eerste prioriteiten voor deze samenwerking jeugdcriminaliteit, stedelijke en drugsgerelateerde criminaliteit zouden kunnen zijn. Daartoe dient de mogelijkheid van een door de Gemeenschap gefinancierd programma te worden onderzocht.

(5) In aanbeveling 6 van de strategie van de Europese Unie voor het begin van het nieuwe millennium inzake de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit(3) wordt de Raad opgeroepen zich zo nodig te laten bijstaan door gekwalificeerde deskundigen op het gebied van de criminaliteitspreventie, zoals de nationale knooppunten, of door een netwerk op te richten van deskundigen afkomstig uit nationale criminaliteitspreventieorganisaties.

(6) In tal van belangrijke studiebijeenkomsten en conferenties over criminaliteitspreventie - met name die van Stockholm in 1996, Noordwijk in 1997, Londen in 1998 en de Algarve in 2000 - is gevraagd om de oprichting van een netwerk in de Europese Unie voor de ontwikkeling van de samenwerking inzake criminaliteitspreventie. De conferentie op hoog niveau van de Algarve heeft ook gewezen op de noodzaak van een multidisciplinaire en op partnerschap gebaseerde aanpak inzake criminaliteitspreventie. Ook tijdens de conferentie van Zaragoza in 1996 is op deze noodzaak gewezen en werd de aandacht gevestigd op de nauwe banden tussen de georganiseerde criminaliteit en de criminaliteit in het algemeen.

(7) De gehele samenleving moet worden betrokken bij de ontwikkeling van een partnerschap tussen nationale, lokale en regionale overheden, niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector en burgers. Criminaliteit heeft velerlei oorzaken en moet bijgevolg worden bestreden met een divers geheel van maatregelen die worden genomen door verschillende groepen van de samenleving, in partnerschap met actoren met een uiteenlopende bevoegdheid en ervaring, inclusief de civiele maatschappij.

(8) De meeste misdrijven waarvan burgers van de Europese Unie het slachtoffer zijn, worden gepleegd in stedelijke gebieden, zodat ook rekening dient te worden gehouden met het stedelijk beleid. Daarbij dient de nadruk te liggen op alle soorten stedelijk geweld die het normaal functioneren van de gemeenschap verstoren,

BESLUIT:

Artikel 1

1. Er wordt een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie opgericht, hierna "netwerk" te noemen.

2. De nationale vertegenwoordigers bij het netwerk en een secretariaat zorgen voor de goede werking van het netwerk overeenkomstig dit besluit.

3. Criminaliteitspreventie bestrijkt alle maatregelen die ten doel hebben om criminaliteit en gevoelens van onveiligheid onder de burgers zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht terug te dringen of mede terug te dringen, hetzij door criminele activiteiten rechtstreeks te ontmoedigen, hetzij door beleidsmaatregelen en acties waardoor de mogelijkheden voor en de oorzaken van criminaliteit worden beperkt. Bij criminaliteitspreventie worden overheid, bevoegde autoriteiten, strafrechtelijke instanties, lokale autoriteiten en organisaties van specialisten die zij in Europa hebben opgericht, de particuliere sector, vrijwilligersorganisaties, onderzoekers en het publiek - daarin bijgestaan door de media - ingeschakeld.

Artikel 2

1. Het netwerk bestaat uit contactpunten die door elke lidstaat worden aangewezen.

2. Elke lidstaat wijst maximaal drie contactpunten aan.

3. De contactpunten tellen ten minste één vertegenwoordiger van de nationale overheidsinstanties die bevoegd zijn voor criminaliteitspreventie in al haar aspecten.

4. Onderzoekers of academici met een specialisme op dat terrein alsmede andere actoren op het gebied van de criminaliteitspreventie kunnen als contactpunt worden aangewezen. De lidstaten dienen er steeds voor te zorgen dat onderzoekers of academici, alsmede de overige actoren op het gebied van de criminaliteitspreventie zoals niet-gouvernementele organisaties, lokale overheden en actoren uit de particuliere sector, via de aangewezen contactpunten bij het netwerk betrokken worden.

5. Ook de Commissie wijst een contactpunt aan. Europol en het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving worden betrokken bij werkzaamheden op gebieden die hen aangaan. Andere betrokken instanties kunnen eveneens bij de werkzaamheden worden betrokken.

6. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de contactpunten van zijn land voldoende kennis hebben van ten minste één andere officiële taal van de Europese Unie, zodat zij kunnen communiceren met de contactpunten van de andere lidstaten.

Artikel 3

1. Het netwerk draagt bij aan de ontwikkeling van de diverse aspecten van criminaliteitspreventie in de Europese Unie en ondersteunt de acties ter voorkoming van criminaliteit op lokaal en nationaal vlak. Hoewel het zich met alle soorten criminaliteit bezighoudt, legt het netwerk zich vooral toe op jeugdcriminaliteit, stedelijke en drugsgerelateerde criminaliteit.

2. Meer in het bijzonder heeft het netwerk de volgende taken:

a) het vergemakkelijkt de samenwerking, de contacten en de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen de lidstaten en nationale organisaties onderling, en tussen de lidstaten en de Commissie, de overige Raadsinstanties en de andere groepen deskundigen en netwerken die gespecialiseerd zijn in vraagstukken betreffende criminaliteitspreventie;

b) het verzamelt en analyseert informatie over bestaande acties inzake criminaliteitspreventie, evalueert deze en maakt een analyse van de beste praktijken, en verzamelt en analyseert de bestaande gegevens over criminaliteit en criminaliteitsontwikkeling in de lidstaten, teneinde bij te dragen aan het beraad over toekomstige nationale en Europese beslissingen. Het netwerk zal de Raad en de lidstaten ook bijstaan met vragenlijsten inzake criminaliteit en criminaliteitspreventie;

c) het draagt bij aan het vaststellen en ontwikkelen van de voornaamste onderzoeks-, opleidings- en evaluatiegebieden op het stuk van criminaliteitspreventie;

d) het organiseert conferenties, studiebijeenkomsten, ontmoetingen en andere activiteiten om het overleg over deze specifieke kwesties te bevorderen en de resultaten daarvan te verspreiden;

e) het organiseert activiteiten ter stimulering en verbetering van de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken;

f) het ontwikkelt de samenwerking met de kandidaat-lidstaten, derde landen en internationale organisaties en instellingen;

g) het stelt, indien nodig en op verzoek, zijn expertise ter beschikking van de Raad en de Commissie om hun bijstand te verlenen voor alle aangelegenheden betreffende criminaliteitspreventie;

h) het brengt via de bevoegde werkstructuren elk jaar aan de Raad verslag uit over zijn werkzaamheden en geeft aan welke acties uit zijn werkprogramma het komende jaar prioriteit hebben. De Raad neemt nota van het verslag, keurt het goed en zendt het toe aan het Europees Parlement.

Artikel 4

Om deze doelstellingen te verwezenlijken:

a) kiest het netwerk voor een multidisciplinaire aanpak;

b) houdt het netwerk via de contactpunten nauw contact met de instanties voor criminaliteitspreventie, lokale autoriteiten, lokale partnerschappen en de civiele samenleving, alsmede met onderzoekinstellingen en niet-gouvernementele organisaties in de lidstaten;

c) zet het netwerk een internetsite op, waarop zijn periodieke verslagen worden geplaatst, alsmede alle andere nuttige informatie, met name een overzicht van beste praktijken;

d) zorgt het netwerk ervoor dat de resultaten van de in het kader van communautaire programma's gefinancierde projecten die voor criminaliteitspreventie van belang zijn, worden gebruikt en verspreid.

Artikel 5

1. Het netwerk vergadert voor het eerst op 28 augustus 2001.

2. Het netwerk komt ten minste één keer per halfjaar bijeen op uitnodiging van het fungerend voorzitterschap van de Raad.

3. In de marge van de vergaderingen van het netwerk vergaderen de overeenkomstig artikel 2, lid 3, aangewezen nationale vertegenwoordigers bij het netwerk (één vertegenwoordiger van elke lidstaat), om te beslissen over de in artikel 5, lid 4, bedoelde aangelegenheden.

4. De nationale vertegenwoordigers bij het netwerk stellen het jaarprogramma van het netwerk vast met inbegrip van een financieel plan. Zij bepalen met name het volgende:

- de prioritair te onderzoeken gebieden;

- de belangrijkste uit te voeren specifieke acties (studiebijeenkomsten en conferenties, studies en onderzoek, opleidingsprogramma's ...);

- de opzet van de internetsite.

Ook stellen de nationale vertegenwoordigers bij het netwerk jaarlijks het verslag van de activiteiten van het netwerk op.

De besluiten van de nationale vertegenwoordigers bij het netwerk worden met eenparigheid van stemmen genomen.

De vergadering van de nationale vertegenwoordigers bij het netwerk wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt.

De nationale vertegenwoordigers bij het netwerk komen ten minste één keer per voorzitterschap bijeen. Zij stellen hun reglement van orde op, dat met eenparigheid van stemmen wordt aangenomen.

5. Het secretariaat van het netwerk wordt verzorgd door de Commissie.

6. Het secretariaat van het netwerk en zijn activiteiten worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie.

7. Het secretariaat is verantwoordelijk voor het opstellen van het jaarprogramma van het netwerk en van het jaarverslag over de activiteiten van het netwerk. Het voert, in overleg met de nationale contactpunten, de dagelijkse werkzaamheden van het netwerk uit met betrekking tot het verifiëren, analyseren en verspreiden van informatie. Het staat de leden van het netwerk bij bij het concipiëren, formuleren en uitvoeren van projecten. Het zet de internetsite van het netwerk op en onderhoudt deze. Bij de uitoefening van zijn functies werkt het secretariaat nauw samen met de nationale vertegenwoordigers bij het netwerk.

Artikel 6

De Raad evalueert binnen drie jaar na de aanneming van dit besluit de werkzaamheden van het netwerk.

Artikel 7

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

T. Bodström

(1) PB C 20 van 24.1.1994, blz. 188.

(2) PB C 379 van 7.12.1998, blz. 44.

(3) PB C 124 van 3.5.2000, blz. 1.

Top