Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001D0303

    2001/303/EG: Beschikking van de Commissie van 11 april 2001 houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer bij bedreigde diersoorten op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1107)

    PB L 104 van 13.4.2001, p. 3–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2001/303/oj

    32001D0303

    2001/303/EG: Beschikking van de Commissie van 11 april 2001 houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer bij bedreigde diersoorten op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1107)

    Publicatieblad Nr. L 104 van 13/04/2001 blz. 0003 - 0005


    Beschikking van de Commissie

    van 11 april 2001

    houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer bij bedreigde diersoorten op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1107)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2001/303/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG(2), en met name op artikel 10,

    Gelet op Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer(3), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 13, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In artikel 13, lid 3, van Richtlijn 85/511/EEG zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot noodvaccinatie.

    (2) Krachtens de in dat artikel vastgelegde beginselen moet het besluit om tot noodvaccinatie over te gaan, worden afgewogen tegen de wezenlijke belangen van de Gemeenschap, die niet in gevaar mogen worden gebracht.

    (3) Op grond van de melding van uitbraken van mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en Ierland heeft de Commissie de Beschikkingen 2001/172/EG(4), 2001/208/EG(5), 2001/223/EG(6) en 2001/234/EG(7) tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in de respectieve lidstaten vastgesteld.

    (4) Bij Beschikking 2001/246/EG van de Commissie van 27 maart 2001 houdende vaststelling van voorschriften voor de bestrijding en de uitroeiing van mond- en klauwzeer in Nederland op grond van artikel 13 van Richtlijn 85/511/EEG(8) is Nederland gemachtigd om als voorzorgsmaatregel vaccinatie in combinatie met preventieve doding toe te passen bij gevoelige dieren op bedrijven in de onmiddellijke nabijheid van besmette of verdachte bedrijven, daarbij rekening houdend met de epizoötiologische situatie en met de hoge dichtheid van gevoelige dieren in bepaalde delen van het grondgebied.

    (5) Het doden van voor mond- en klauwzeer gevoelige bedreigde diersoorten betekent een ongewenst verlies van genetisch materiaal en kan zelfs resulteren in de uitroeiing van een soort; een zo waardevol deel van het werelderfgoed moet zo goed mogelijk worden beschermd.

    (6) Dierentuinen en andere erkende of geregistreerde inrichtingen waar bedreigde diersoorten worden gehouden, moeten goede veehouderijpraktijken toepassen, inclusief de nodige voorzorgsmaatregelen om insleep van mond- en klauwzeervirus te vermijden.

    (7) Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Richtlijn 85/511/EEG moet, wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van oordeel zijn dat de ziekte een risico kan vormen voor bedreigde diersoorten of voor andere dieren, bijvoorbeeld dieren van uiterst zeldzame rassen of dieren die worden gebruikt bij belangrijk onderzoek waarvoor geen alternatief bestaat - geval per geval te beoordelen -, worden bepaald dat de technische voorschriften voor noodvaccinatie worden vastgelegd in het kader van een programma dat de lidstaat aan de Commissie kan voorleggen als aanvullend instrument ter bescherming van de betrokken ziektegevoelige dieren.

    (8) Het in te dienen programma moet ook uitvoeringsbepalingen bevatten betreffende de toepassing van vaccinatie, de identificatie en de latere controle van de dieren.

    (9) In zijn verslag van 10 maart 1999 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren aanbevelingen gedaan inzake de in geval van noodvaccinatie tegen mond- en klauwzeer te volgen strategie; met die aanbevelingen moet rekening worden gehouden(9).

    (10) Toepassing van vaccinatie, ook al wordt die alleen toegepast bij bepaalde categorieën dieren die onbelangrijk zijn voor het handelsverkeer, kan de status ten aanzien van mond- en klauwzeer in het internationale handelsverkeer toch in het gedrang brengen, niet alleen voor de lidstaat of het deel van het grondgebied van de lidstaat waar de vaccinatie wordt uitgevoerd.

    (11) Vóórdat een besluit inzake noodvaccinatie wordt genomen, moet de Commissie ervoor zorgen dat de te nemen maatregelen ten minste de maatregelen omvatten die zijn vermeld in artikel 13, lid 3, eerste tot en met zesde streepje, van Richtlijn 85/511/EEG.

    (12) De onderhavige voorschriften en de risico's die verband houden met het handelsverkeer van gevaccineerde dierentuindieren, moeten opnieuw worden bekeken in het Wetenschappelijk Comité en door het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE).

    (13) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Voor de toepassing van deze beschikking gelden de volgende definities: Bedreigde diersoorten zijn alle dieren die zijn opgenomen in de categorieën: uitgestorven in het wild, ernstig bedreigd, bedreigd en kwetsbaar, in de huidige versie van de "IUCN Red List of Threatened Species" (Rode Lijst van Bedreigde Diersoorten van de Internationale Unie voor het behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen).

    Artikel 2

    1. De lidstaten zien erop toe dat dierentuinen, of andere duidelijk omschreven erkende of geregistreerde inrichtingen waar bedreigde diersoorten worden gehouden ten aanzien waarvan besmettingsgevaar bestaat in verband met uitbraken van mond- en klauwzeer, goede veehouderijpraktijken toepassen en de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om insleep van mond- en klauwzeervirus te vermijden. Dergelijke maatregelen omvatten: geen aanvoer van gevoelige dieren in de inrichting, het binnenshuis houden van gevoelige dieren, erop toezien dat aangekocht voeder en strooisel niet verontreinigd zijn, het sluiten van de verblijven van gevoelige dieren voor het publiek, het voorkomen dat gevoelige dieren contact hebben met het publiek of door het publiek worden gevoederd, erop toezien dat personeelsleden geen contact hebben met gevoelige dieren buiten de dierentuin en zich niet begeven naar in verband met mond- en klauwzeer ingestelde beschermingsgebieden en toezichtsgebieden, het voorkomen van contact met gevoelige dieren buiten de dierentuin, het instellen van ontsmettingsmaatregelen bij de ingangspoorten en bij de toegang tot de verzorgingsruimten, en het tijdelijk sluiten van de dierentuin of een deel van de dierentuin. Deze maatregelen blijven ten minste van kracht totdat de lidstaat zich ervan vergewist heeft dat de situatie met betrekking tot de mogelijke insleep van de ziekte weer normaal is.

    2. Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 85/511/EEG van de Raad, en met name de artikelen 4, 5 en 9, kunnen de lidstaten besluiten gebruik te maken van noodvaccinatie van voor mond- en klauwzeer gevoelige dieren die deel uitmaken van een collectie van een bedreigde diersoort in dierentuinen en die ernstig gevaar lopen in verband met een uitbraak van mond- en klauwzeer binnen een afstand van 25 km, onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden.

    De betrokken lidstaat kan, geval per geval, besluiten om, onder de hierboven bedoelde voorwaarden, ook andere dieren te vaccineren, bijvoorbeeld dieren van uiterst zeldzame rassen of dieren die worden gebruikt bij belangrijk onderzoek waarvoor geen alternatief bestaat, voor zover die dieren geacht worden hetzelfde risico te lopen als dieren van een bedreigde soort.

    3. Vóórdat met de in lid 2 bedoelde maatregelen wordt begonnen, legt de lidstaat een programma voor om de andere lidstaten en de Commissie officieel in kennis te stellen van de details, met name het juiste adres en de plaats waar de te vaccineren collectie dieren zich bevindt, een uitgebreide plattegrond van het hele terrein, de afgesloten ruimten en de hokken waar de dieren verblijven (met vermelding van specifieke identificatiegegevens, het aantal te vaccineren dieren per diersoort, de individuele identificatiegegevens van elk dier en de ligging van elke ruimte en elk hok op de plattegrond), het te gebruiken vaccintype, het tijdstip waarop met vaccineren wordt begonnen en dat waarop het vaccineren wordt voltooid, en de redenen voor deze maatregel.

    4. De lidstaten zien erop dat deze dieren niet worden verhandeld of verplaatst tussen lidstaten en dat dierlijke producten daarvan niet in de voedingsketen komen.

    Artikel 3

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 11 april 2001.

    Voor de Commissie

    David Byrne

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

    (2) PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.

    (3) PB L 315 van 26.11.1985, blz. 11.

    (4) PB L 62 van 2.3.2001, blz. 22.

    (5) PB L 73 van 15.3.2001, blz. 38.

    (6) PB L 82 van 22.3.2001, blz. 29.

    (7) PB L 84 van 23.3.2001, blz. 62.

    (8) PB L 88 van 28.3.2001, blz. 21.

    (9) http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/scah/outcome_en.html.

    BIJLAGE

    Voorwaarden voor de toepassing van noodvaccinatie bij de bestrijding en uitroeiing van mond- en klauwzeer op grond van artikel 13, lid 3, van Richtlijn 85/511/EEG

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top