EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000S0307

Beschikking nr. 307/2000/EGKS van de Commissie van 10 februari 2000 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten uit de Volksrepubliek China, India en Roemenië

PB L 36 van 11.2.2000, p. 4–19 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/08/2000

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/307(2)/oj

32000S0307

Beschikking nr. 307/2000/EGKS van de Commissie van 10 februari 2000 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten uit de Volksrepubliek China, India en Roemenië

Publicatieblad Nr. L 036 van 11/02/2000 blz. 0004 - 0019


BESCHIKKING Nr. 307/2000/EGKS VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2000

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten uit de Volksrepubliek China, India en Roemenië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Beschikking nr. 2277/96/EGKS van de Commissie van 28 november 1996 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal(1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 1000/1999/EGKS(2), inzonderheid op de artikelen 7 en 8,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) De Commissie maakte op 13 mei 1999 middels een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) (hierna het "bericht van inleiding" genoemd) de inleiding bekend van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van niet-gelegeerd staal uit India, de Volksrepubliek China (hierna "China" genoemd) en Roemenië en begon, overeenkomstig artikel 5 van Beschikking nr. 2277/96/EGKS (hierna de "basisbeschikking" genoemd), een onderzoek.

(2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die was ingediend door Eurofer namens communautaire producenten die een belangrijk deel van de totale communautaire productie van het betrokken product vertegenwoordigen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisbeschikking. De klacht bevatte bewijsmateriaal inzake dumping van het betrokken product en hieruit voortvloeiende aanmerkelijke schade die voldoende werd geacht om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen.

(3) Overeenkomstig artikel 5, lid 11, van de basisbeschikking stelde de Commissie de communautaire producenten die de klacht hadden ingediend, de exporterende producenten, de importeurs, de leveranciers en de haar bekende betrokken afnemers alsmede hun representatieve organisaties en de vertegenwoordigers van de exporterende landen in kennis van de inleiding van de procedure. Overeenkomstig artikel 6, lid 5, van de basisbeschikking stelde de Commissie de rechtstreeks betrokken partijen bovendien in de gelegenheid hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(4) Alle exporterende producenten alsmede de meeste communautaire producenten die een klacht hadden ingediend en importeurs maakten hun standpunt schriftelijk bekend.

Alle belanghebbende partijen die hiertoe binnen de vastgestelde termijn een verzoek hadden ingediend en hadden verklaard dat de resultaten van het onderzoek voor hun waarschijnlijk gevolgen zullen hebben en dat er bijzondere redenen zijn om deze hoorzitting te laten plaatsvinden, werden gehoord.

(5) Om de exporterende producenten in China in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen om te worden beschouwd als een marktgericht bedrijf of om eventueel in aanmerking te kunnen komen voor een individuele behandeling, stuurde de Commissie de haar bekende betrokken Chinese exporterende producenten hiertoe de desbetreffende formulieren toe.

(6) De Commissie zond vragenlijsten aan al deze partijen alsmede aan diegenen die zichzelf binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn bekend hadden gemaakt.

De Commissie ontving hierop antwoord

- van elf van de communautaire producenten die de klacht hadden ingediend,

- van acht van de exporterende producenten in de betrokken landen,

- van één niet-verbonden importeur in de Gemeenschap,

- van één communautaire importeur die verbonden was met de exporterende producenten, en

- van vier verwerkende bedrijven in de Gemeenschap.

(7) De Commissie verzamelde alle informatie die zij noodzakelijk achtte voor de voorlopige vaststelling en controleerde deze zo nodig, tijdens controlebezoeken, ten kantore van de volgende ondernemingen:

Klagende communautaire producenten

- Aceralia Corporación Sid., Madrid, Spanje

- British Steel Plc, Londen, Verenigd Koninkrijk

- Dillinger, Dillingen, Duitsland

- GTS, Duinkerke, Frankrijk

- ILVA SpA, Genua, Italië

- Palini and Bertoli, San Giorgio di Nogaro, Italië

- Salzgitter, Salzgitter, Duitsland

- Thyssen Krupp Stahl AG, Duisburg, Duitsland

- Trametal, Genua, Italië

- Voest Alpine, Linz, Oostenrijk

Exporterende producenten

a) China

- Angang New Steel Company Ltd, Anshan City

- Jinan Iron & Steel Group Corporation, Jinan

- Maanshan Iron & Steel Co Ltd, Maanshan

- Qinhuangdao Shougang Plate Mill Co Ltd, Qinhuangdao

- Shanghai Pu Dong Iron & Steel Co Ltd, Shanghai

- Wuyang Iron and Steel Co Ltd, Wugang City

b) India

- Steel Authority of India Ltd, New Delhi

c) Roemenië

- Sidex SA, Galati

Niet-verbonden importeur(s)-afnemer(s), in de Gemeenschap

- Olan SA, Araia, Spanje

Importeurs in de Gemeenschap die verbonden zijn met de exporterende producenten

Roemenië: Sidex International plc, Londen, Verenigd Koninkrijk

(8) Het antidumpingonderzoek bestreek de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 maart 1999 (hierna het "onderzoektijdvak" genoemd). Het schadeonderzoek bestreek de periode van 1995 tot het eind van het onderzoektijdvak in verband met dumping (hierna ook de "onderzochte periode" genoemd).

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(9) De klacht heeft betrekking op platte producten van niet-gelegeerd staal, niet opgerold, enkel warmgewalst, andere dan die met in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer, ingedeeld onder GN-codes ex72085130 (Taric-code 7208 51 30*10), ex 7208 51 50 (Taric-code 7208 51 50*10), ex 7208 51 91 (Taric-code 72085191*10) en ex 7208 51 99 (Taric-code 72085199*10), of met een dikte van 4,75 mm of meer doch ten hoogste 10 mm en een breedte van 2050 mm of meer, ingedeeld onder GN-code ex72085291 (Taric-code 7208 52 91*10) en van oorsprong uit China, India of Roemenië.

Quarto platen worden over het algemeen vervaardigd door het warmwalsen van platen en zijn beschikbaar in verschillende kwaliteiten en afmetingen. De invoer uit derde landen naar de Gemeenschap bestaat hoofdzakelijk uit standaardkwaliteiten zoals "constructiestaal" (bijvoorbeeld S235, S275 en S355 overeenkomstig "Euronorm" EN 10025), staal voor de scheepsbouw en voor ketels (overeenkomstig EN 10207).

Het onderzoek wees uit dat de invoer uit de landen in kwestie weliswaar hoofdzakelijk is geconcentreerd op bepaalde GN-codes, maar ook alle verschillende soorten quarto plaat, zoals hierboven beschreven, bestrijkt.

2. Soortgelijk product

(10) Het onderzoek wees uit dat niet alleen de fysische, technische en chemische basiskenmerken en -toepassingen maar ook de kwaliteit en de afmetingen van het betrokken product dat wordt ingevoerd uit de betrokken landen identiek zijn aan of vergelijkbaar met de in de Gemeenschap vervaardigde producten. Dit geldt ook voor het naar de Gemeenschap uitgevoerde product vergeleken met het product dat op de binnenlandse markt in India en Roemenië wordt verkocht.

(11) Op basis van het voorgaande werd vastgesteld dat quarto plaat die wordt vervaardigd m de betrokken landen en op de binnenlandse markten van India en Roemenië wordt verkocht of uit al deze drie landen naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd en quarto plaat die door de communautaire bedrijfstak wordt geproduceerd en wordt verkocht op de communautaire markt gelijk zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisbeschikking.

C. DUMPING

1. Normale waarde

1.1. China

1.1.1. Marktgericht bedrijf

(12) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisbeschikking wordt de normale waarde in antidumpingonderzoek met betrekking tot invoer uit China bepaald overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van genoemd artikel wanneer producenten kunnen aantonen te voldoen aan de in artikel 2, lid 7, onder c), vermelde criteria, namelijk dat voor hen de voorwaarden van een markteconomie gelden.

(13) Zes Chinese ondernemingen dienden een verzoek in om te worden beschouwd als marktgerichte ondernemingen. Het onderzoek te hunner kantore wees echter uit dat de staat in belangrijke mate toezicht op hen uitoefende. Zo bleek dat niet werd voldaan aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisbeschikking ten aanzien van de grondstoffen, staatsinmenging, een duidelijke, door een onafhankelijke accountant gecontroleerde basisboekhouding, ruilhandel en grondeigendom. Aan de criteria van het eerste streepje van artikel 2, lid 7, onder c), kon niet worden voldaan door vijf ondernemingen, aan die van het tweede streepje werd niet voldaan door twee ondernemingen, aan die van het derde streepje werd niet voldaan aan vier ondernemingen en aan die van het vierde streepje werd niet voldaan door drie ondernemingen. Bovendien waren al deze ondernemingen vrijwel volledig in handen van de staat.

Op grond hiervan werd vastgesteld dat geen van deze ondernemingen kon worden beschouwd als een producent die op marktvoorwaarden werkt.

(14) De betrokken ondernemingen en de communautaire bedrijfstak werden op de hoogte gesteld van de conclusies en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen.

1.1.2. Referentieland

(15) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisbeschikking moest een referentieland worden geselecteerd om de normale waarde te kunnen vaststellen voor Chinese ondernemingen die niet op marktvoorwaarden werken. De klager stelde Taiwan of Mexico voor en de Commissie Taiwan. Binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn maakten de Chinese ondernemingen bezwaar tegen deze keuze en kwamen zij met India als tegenvoorstel. Zij wezen erop dat India een grote staalproducent is met een productie die sterk lijkt op die van China. De productiekosten van India waren vergelijkbaar met die van China omdat het, net als China, over eigen kolen- en ijzerertsmijnen beschikte.

(16) Omdat producenten in Taiwan en Mexico hun medewerking weigerden, overwoog de Commissie India en Roemenië. Zij was van oordeel dat India de meest geschikte keuze was omdat de Indiase binnenlandse markt de grootste was en een groot aantal concurrerende plaatselijke producenten telde. Voorts is de binnenlandse verkoop in India zoals hieronder in detail wordt uiteengezet representatief voor de uitvoer van China naar de Gemeenschap, zowel qua hoeveelheid als wat de productsoorten betreft.

1.1.3. Vaststelling van de normale waarde

(17) Zoals hierboven uiteengezet, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de binnenlandse prijzen van de Indiase exporterende producent.

(18) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisbeschikking was de door de Indiase exporterende producent tijdens het onderzoektijdvak op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid voldoende omdat deze in totaal en per soort meer dan 5 % bedroeg van de hoeveelheid van het betrokken product die uit China naar de Europese Gemeenschap werd uitgevoerd.

(19) De Commissie onderzocht vervolgens per productsoort of de Indiase verkoop van het soortgelijke product overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisbeschikking plaatsvond in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werden de volledige productiekosten per eenheid tijdens het onderzoektijdvak vergeleken met de prijs per eenheid voor elke binnenlandse verkooptransactie die plaatsvond tijdens die periode. Wanneer de hoeveelheid die op de binnenlandse markt werd verkocht boven de prijs per eenheid per productsoort ten minste 80 % vertegenwoordigde van de verkoop en de gewogen gemiddelde prijs gelijk was aan of meer was dan de gewogen gemiddelde kosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die werkelijk waren betaald voor alle binnenlandse verkoop. In andere gevallen werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die werkelijk waren betaald voor de overige binnenlandse verkoop met winst omdat de verkoop waarbij winst werd gemaakt niet lager was dan 10 % van de verkoop. Vervolgens werd een gewogen gemiddelde normale waarde per GN-code berekend.

1.2. India en Roemenië

(20) Om de normale waarde vast te stellen werd eerst voor elke medewerkende exporterende producent nagegaan of de totale hoeveelheid van het betrokken product die op de binnenlandse markt werd verkocht representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisbeschikking, dat wil zeggen of deze verkoop 5 % of meer vertegenwoordigde van de hoeveelheden van het betrokken product die voor uitvoer naar de Gemeenschap waren verkocht. Dit bleek voor alle medewerkende exporterende producenten het geval te zijn.

(21) Vervolgens werd voor elke exporterende producent onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van elke productsoort 5 % of meer bedroeg van de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden van de hiermee overeenstemmende soort.

(22) Voor de producten die aan de vereisten voldeden, onderzocht de Commissie of iedere productsoort op de binnenlandse markt in voldoende hoeveelheden was verkocht en in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisbeschikking.

(23) Indien, voor een productsoort, de boven de kosten per stuk verkochte hoeveelheden ten minste 80 % van de totale verkochte hoeveelheden bedroegen en indien de gewogen gemiddelde prijs gelijk was of hoger dan de gewogen gemiddelde kosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die werkelijk waren betaald voor alle binnenlandse verkopen. In de overige gevallen werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die werkelijk waren betaald voor de overige winstgevende binnenlandse verkopen, mits de totale met winst verkochte hoeveelheden minder dan 80 % maar meer dan 10 % van de totale verkochte hoeveelheden bedroegen.

(24) Indien voor een productsoort de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden minder bedroegen dan 5 % van de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden of indien de met winst op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden minder dan 10 % bedroegen, werden de binnenlandse verkopen van deze productsoorten als ontoereikend beschouwd, in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisbeschikking en werd met deze verkoop derhalve geen rekening gehouden. Omdat er in deze gevallen geen representatieve binnenlandse verkoop van andere producenten in het betrokken land had plaatsgevonden, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisbeschikking berekend op basis van de productiekosten, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven. Deze algemene en administratieve uitgaven werden voor elke exporterende producent gebaseerd op zijn representatieve verkoop op de binnenlandse markt vermeerderd met een winstmarge gebaseerd op de representatieve binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties.

(25) De binnenlandse verkoop van het betrokken product van de Indiase exporterende producent werd gesplitst in de zogenaamde "rechtstreekse verkoop" en "voorraadverkoop". Bij rechtstreekse verkoop worden producten rechtstreeks van de fabriek aan de niet-verbonden afnemer geleverd terwijl een product bij voorraadverkoop wordt verzonden uit een netwerk van magazijnen over geheel India.

Tijdens het onderzoek ter plaatse werd vastgesteld dat de kwaliteit van het product tijdens het verblijf in het magazijn achteruit ging en dat om verschillende redenen tal van kortingen werden verleend voor deze verkoop, in de meeste gevallen om kwaliteitsredenen. Omdat deze kortingen op verschillende manieren werden verleend, kon de onderneming niet nagaan voor welke transacties een korting was verleend op grond van kwaliteit. De verkoop voor uitvoer bestreek bovendien alleen producten van de beste kwaliteit.

Op grond van het voorgaande werd besloten de normale waarde voorlopig vast te stellen op basis van de rechtstreekse verkoop omdat deze qua kwaliteit kon worden vergeleken met de verkoop voor uitvoer en in het kader hiervan voldoende hoeveelheden werden verkocht.

2. Prijs bij uitvoer

2.1. China

(26) Het onderzoek wees uit dat alle verkoop voor uitvoer van het betrokken product plaatsvond naar niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap. De uitvoerprijzen werden derhalve berekend overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisbeschikking, dat wil zeggen op basis van de door deze onafhankelijke afnemers werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(27) Omdat uit een vergelijking tussen de gegevens die door de medewerkende Chinese exporterende producenten waren verstrekt met betrekking tot de uitvoer naar de Gemeenschap en de Eurostat-statistieken bleek dat deze uitvoer slechts 74 % vertegenwoordigde van de door Eurostat opgegeven uitvoer, werd vastgesteld dat de overige verkoop moest worden vastgesteld op basis van de Eurostat-gegevens die representatief werden geacht.

2.2. India en Roemenië

(28) Wanneer de verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap rechtstreeks plaatsvond aan onafhankelijke importeurs werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de door deze importeurs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisbeschikking werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(29) Wanneer de verkoop voor uitvoer geschiedde aan importeurs in de Gemeenschap die verbonden waren met de exporterende producenten, werden de uitvoerprijzen berekend op basis van de prijzen waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap werden doorverkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisbeschikking. Hierbij werden correcties toegepast voor alle kosten die de producent had gemaakt tussen de invoer en de wederverkoop, met inbegrip van een redelijke marge voor verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven alsmede een winstmarge van 5 % die op basis van de beschikbare informatie voorlopig in aanmerking werd genomen.

3. Vergelijking

(30) Met het oog op een billijke vergelijking werd, in de vorm van correcties, terdege rekening gehouden met de in artikel 2, lid 10, van de basisbeschikking opgesomde verschillen waarvan was aangetoond dat zij van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijs. Zo werden correcties toegepast in verband met kortingen, vervoerskosten, kosten voor verzekering, laden, lossen, overladen en bijkomende kosten, kosten voor krediet en commissielonen.

(31) De onderneming in India verzocht om een correctie voor invoerkosten. Dit verzoek werd op grond van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisbeschikking afgewezen omdat niet kon worden aangetoond dat de grondstoffen waarvoor invoerrechten verschuldigd waren fysiek waren verwerkt in de betrokken producten die op de binnenlandse markt werden verkocht noch dat de invoerrechten voor het naar de Gemeenschap uitgevoerde product waren geïnd of waren terugbetaald.

4. Dumpingmarges

4.1. Algemene methode

(32) Overeenkomstig artikel 2, leden 10 en 11, van de basisbeschikking werden de dumpingmarges vastgesteld op basis van een vergelijking tussen de gewogen gemiddelde normale waarde per productsoort met de gewogen gemiddelde prijs van een vergelijkbare exporttransactie, af fabriek, voor dezelfde productsoort en in hetzelfde handelsstadium. Voor de vergelijking met India en Roemenië werd uitgegaan van de prijzen af fabriek en voor China met de prijzen fob.

(33) Om ervoor te zorgen dat de maatregelen doelmatig zijn, moest voor elk betrokken land een residuele dumpingpingmarge worden vastgesteld. De Commissie vergeleek voor elk betrokken land de ingevoerde hoeveelheden van de medewerkende exporterende producenten met de Eurostat-cijfers voor de totale ingevoerde hoeveelheden van oorsprong uit de exporterende landen. 86 % van de exporterende producenten in India verleende medewerking. De Commissie was derhalve van oordeel dat de dumpingmarge voor de niet-medewerkende ondernemingen moest worden vastgesteld op de hoogste individuele dumpingmarge die was vastgesteld voor de medewerkende exporterende producent in het betrokken land. Omdat het uitgevoerde volume van de enige medewerkende exporterende producent in Roemenië slechts 27 % bedroeg van de volgens Eurostat geregistreerde invoer werd de residuele antidumpingmarge vastgesteld op het niveau van de hoogste kwartaaldumpingmarge die in Roemenië was vastgesteld voor één enkele productsoort waarvan representatieve hoeveelheden waren verkocht. Men wilde hiermee vermijden dat niet-medewerking zou worden beloond en gelegenheid zou worden gecreëerd om de antidumpingmaatregelen te ontduiken.

(34) Alle zes Chinese exporterende producenten verzochten om een individuele behandeling, dat wil zeggen een behandeling waarbij een individuele dumpingmarge wordt vastgesteld op basis van de individuele uitvoerprijzen van de ondernemingen.

De Commissie ging na of deze ondernemingen feitelijk en juridisch een zekere mate van onafhankelijkheid genoten ten aanzien van de Chinese staat.

Geen van de betrokken bedrijven kon de Commissie op overtuigende wijze aantonen aan alle criteria te voldoen. Met name staatsinmenging vormde een struikelblok. Een aantal ondernemingen kon niet aantonen de volledige controle te hebben over hun aanvoer van grondstoffen en hun input in het algemeen. Bovendien waren alle ondernemingen hetzij volledig hetzij voor het grootste deel in handen van de staat. Een individuele behandeling voor deze ondernemingen werd derhalve niet passend geacht.

(35) De dumpingmarges bedragen, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs, grens Gemeenschap:

4.2.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(36) Omdat de zes exporterende producenten die hun medewerking verleenden niet werden beschouwd als marktgerichte ondernemingen en niet in aanmerking kwamen voor een individuele behandeling, werden hun uitvoerprijzen samengevoegd met Eurostat-gegevens om de totale uitvoer van China naar de Gemeenschap te bestrijken. De vergelijking kon derhalve alleen aan de hand van de douanecode (GN-code) worden gemaakt.

4.3. India

(37)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.4. Roemenië

(38)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

D. SCHADE

1. Definitie van de communautaire bedrijfstak

1.1. Totale communautaire productie

(39) Het betrokken product wordt in de Gemeenschap vervaardigd door:

- twaalf producenten die de klacht indienden,

- vijf communautaire producenten die zich achter de klacht schaarden, en

- een communautaire producent die de klacht niet steunde.

(40) Een aantal exporterende producenten betoogde dat bepaalde klagende communautaire producenten warmgewalste platte producten van niet-gelegeerd staal uit de betrokken landen hadden ingevoerd tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie ging derhalve na of zij van de definitie van de communautaire bedrijfstak moesten worden uitgesloten.

Geen van de producenten in kwestie had het desbetreffende product zelf ingevoerd. Een handelsonderneming die tot dezelfde groep behoorde als een klagende communautaire producent had echter tijdens het onderzoektijdvak wel dergelijke invoer verricht. Deze onderneming, die in de gehele wereld staal aankocht, onder meer van de producent die tot dezelfde groep behoorde, en hoofdzakelijk voor eigen rekening in derde landen verkocht, bleek onafhankelijk op te treden. De groep waartoe beide ondernemingen behoren is namelijk zodanig opgezet dat elke onderneming haar eigen financiële rekeningen behoudt, afzonderlijke jaarverslagen indient en geen winst- en verliesafdrachtovereenkomst met de moederonderneming heeft. Voorts dienen zij afzonderlijke belastingaangiften in, heeft elke onderneming zijn eigen raad van bestuur en worden handelsbetrekkingen met andere ondernemingen in de groep tegen objectieve en zakelijke voorwaarden uitgevoerd, identiek aan die welke van toepassing zijn op andere ondernemingen waarmee geen juridische relatie bestaat. Deze aankopen konden derhalve niet van invloed zijn op de status van de desbetreffende producent en de Commissie was van oordeel dat er geen redenen waren om producenten van warmgewalste platte producten van niet-gelegeerd staal uit te sluiten van de definitie van de communautaire bedrijfstak.

(41) De hierboven genoemde 18 communautaire producenten van warmgewalste platte producten van niet-gelegeerd staal vormen derhalve de communautaire bedrijfstak in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisbeschikking.

1.2. Communautaire bedrijfstak

(42) Van de twaalf producenten die de klacht indienden vulden tien de vragenlijsten van de Commissie in. Deze tien producenten gaven voorts toestemming voor onderzoek ter plaatse en verstrekten de Commissie op verzoek aanvullende informatie; de Commissie beschouwt hen derhalve als producenten die meewerken aan het onderzoek.

De tien producenten in kwestie zijn: Aceralia (Spanje), British Steel (Verenigd Koninkrijk), Dillinger (Duitsland), GTS (Frankrijk), ILVA (Italië), Palini and Bertoli (Italië), Salzgitter (Duitsland), Thyssen (Duitsland), Trametal (Italië), Voest Alpine (Oostenrijk). Deze ondernemingen vertegenwoordigden meer dan 75 % van de totale communautaire productie in het onderzoektijdvak en vertegenwoordigen derhalve een belangrijk deel van de communautaire productie in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisbeschikking en worden vervolgens derhalve de "communautaire bedrijfstak" genoemd.

(43) Acht van deze ondernemingen zijn volledig geïntegreerd, dat wil zeggen zij vervaardigen of kopen de stalen platen binnen de groep waartoe zij behoren. De twee overige ondernemingen zijn herwalsbedrijven, dat wil zeggen bedrijven die op de vrije markt stalen platen kopen om deze opnieuw te walsen.

Met het oog op de voorlopige bevindingen werd ten kantore van zeven klagende producenten onderzoek uitgevoerd. De totale productie van deze zeven ondernemingen vertegenwoordigde ongeveer 80 % van de totale output van de communautaire bedrijfstak.

1.3. Andere communautaire producenten

(44) De twee overige klagende producenten, wier productie minder dan 2 % bedraagt van de totale productie van de twaalf klagende producenten, beantwoordden de vragenlijst van de Commissie niet; zij werden derhalve beschouwd als ondernemingen die niet meewerken in het kader van het huidig onderzoek en maken derhalve geen deel uit van de communautaire bedrijfstak.

Van de zes overige producenten beantwoordde een onderneming die zich achter de klacht had geschaard de vragenlijsten van de Commissie gedeeltelijk en gaf in beginsel toestemmingen voor onderzoek ter plaatse terwijl de overige vijf ondernemingen de vragenlijsten van de Commissie in het geheel niet beantwoordden.

Deze acht ondernemingen worden hierna de "overige communautaire producenten" genoemd.

2. Verbruik

(45) Het communautair verbruik werd berekend op basis van de gecumuleerde hoeveelheden die de communautaire bedrijfstak en andere communautaire producenten bestemd hadden voor verkoop op de communautaire markt alsmede op basis van de totale ingevoerde hoeveelheden.

De verkochte hoeveelheden van de andere communautaire producenten werden geraamd op basis van de informatie in de klacht en de gegevens die de overige in overweging 4 genoemde onderneming had verstrekt op de vragenlijst van de Commissie. De invoer werd beoordeeld op basis van gegevens die afkomstig waren van Eurostat of de antwoorden op de vragenlijsten die de Commissie aan de exporterende producenten had gestuurd.

(46) Op deze basis bedroeg het verbruik in de Gemeenschap uitgedrukt in t/maand 573097 in 1995, het daalde tot 522349 in 1996 en steeg vervolgens weer tot 558569 in 1997 en tot 604929 in het onderzoektijdvak.

In 1995 was er een sterke vraag naar het betrokken product op de communautaire markt en bleven de prijzen stabiel. In 1996 daalde het verbruik met 8,9 %, steeg vervolgens tot 10,7 % in 1997 en met nog eens 7,9 % in het onderzoektijdvak, een percentage dat uitstijgt boven het percentage van 1995 (+5,2 %).

Het onderzoek wees uit dat het verbruik tijdens het onderzoektijdvak tijdens de eerste zes maanden van 1998 bijzonder hoog lag in vergelijking met dezelfde periode in 1997 en het tweede semester van 1998. Het zichtbaar verbruik, uitgedrukt in t/maand, liet per periode van zes maanden de volgende ontwikkeling zien: 577795 in de tweede helft van 1997, 660000 in de eerste helft van 1998, 571000 in de tweede helft van 1998.

3. Invoer uit de betrokken landen

3.1. Cumulatie

(47) De Roemeense autoriteiten en een aantal exporterende producenten voerden aan dat hun invoer niet gecumuleerd mag worden met die van andere landen waarop de procedure betrekking heeft omdat het niveau van de prijzen of de trends in de verkochte hoeveelheden niet gelijk waren. De Roemeense exporterende producent betoogde met name dat hij zijn uitvoer naar de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak had verlaagd.

(48) Na deze argumenten zorgvuldig te hebben onderzocht en rekening te hebben gehouden met de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de basisbeschikking, wijst de Commissie erop dat de dumpingmarges die waren vastgesteld voor China, India en Roemenië respectievelijk 34,3 %, 51,1 % en 52,6 % waren, dat wil zeggen ruim boven het "de minimis"-peil.

Tussen 1995 en het onderzoektijdvak liet de invoer uit de drie betrokken landen trouwens een opwaartse lijn zien en vertegenwoordigde deze een belangrijk aandeel van de communautaire markt. Ondanks een lichte daling tijdens het onderzoektijdvak bleven de ingevoerde hoeveelheden uit elk van de drie landen en hun overeenkomstig marktaandeel tijdens het onderzoektijdvak ruimschoots boven het "de minimis"-peil. De prijzen van deze invoer lagen bovendien alle op één lijn.

Het onderzoek van de Commissie wees ten slotte uit dat de betrokken producten die werden ingevoerd uit de landen die werden onderzocht volledig uitwisselbaar waren, zowel onderling als met de producten die door de communautaire bedrijfstak werden geproduceerd en verkocht. Alle ingevoerde producten werden tevens tegen soortgelijke prijzen aan dezelfde afnemers verkocht.

Vastgesteld werd derhalve dat een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit China, India en Roemenië overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisbeschikking juist was.

3.2. Verkochte hoeveelheden, marktaandelen en prijzen

(49) De gegevens inzake de hoeveelheden, marktaandelen en prijzen zijn afkomstig van Eurostat-invoerstatistieken en antwoorden op vragenlijsten van de Commissie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tijdens de betrokken periode stegen de gecumuleerde, met dumping ingevoerde hoeveelheden met meer dan 66 %, en het overeenkomstige marktaandeel met 4,9 %. In dezelfde periode stegen de prijzen met 10,1 % tot 321 EUR/t.

Op semesterbasis lieten de ingevoerde hoeveelheden (uitgedrukt in t/maand) en de prijzen (uitgedrukt in ECU/t) van de gecumuleerde met dumping ingevoerde hoeveelheden de volgende ontwikkeling zien.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.3. Prijsonderbieding

(50) Om de prijsonderbieding vast te stellen onderzocht de Commissie gegevens met betrekking tot het onderzoektijdvak. Omdat het assortiment warmgewalste platte producten dat wordt onderzocht zeer uitgebreid is, werden het betrokken product dat door de communautaire bedrijfstak werd verkocht en het product dat uit de uitvoerende landen werd ingevoerd, ingedeeld in categorieën aan de hand van drie criteria: de breedte, de dikte en de kwaliteit van het staal.

Vervolgens werden per categorie voor elk kwartaal de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de ingevoerde producten vergeleken met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak. Voor de prijzen werd uitgegaan van de prijzen die in rekening werden gebracht aan de eerste onafhankelijke afnemer, zonder kortingen, en indien van toepassing, met correcties voor het vervoer af fabriek voor de producten van de communautaire bedrijfstak en Cif, grens Gemeenschap, na inklaring voor ingevoerde producten. Voorts werden de invoerprijzen aangepast om rekening te houden met de kosten van inklaring en de kosten na de invoer. Deze laatste kosten werden bepaald op basis van de resultaten van het onderzoek dat werd uitgevoerd met betrekking tot niet-verbonden importeurs.

(51) Dit leverde de volgende prijsonderbiedingspercentages op:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. Situatie van de communautaire bedrijfstak

4.1. Productie

(52) Tijdens de "onderzochte periode", bleek de productie (uitgedrukt in ton/maand) vrijwel stabiel, met een lichte daling van 407320 in 1995 tot 397647 in 1996 en een piek van 428761 in 1997 om vervolgens met 6,7 % te dalen tot 400015 in het onderzoektijdvak.

4.2. Capaciteit en capaciteitsbezettingsgraad voor alle warmgewalste platte producten (betrokken product en andere staalproducten)

(53) Omdat de productiefaciliteiten die worden gebruikt voor de productie van het betrokken product ook worden gebruikt voor de productie van een breed assortiment van warmgewalste platen die niet onder deze procedure vallen, konden geen zinvolle cijfers worden gegeven voor de capaciteit en de capaciteitsbezettingsgraad voor het betrokken product.

Er werd dan ook uitgegaan van de cijfers voor de productie en de capaciteit die waren opgegeven aan de Commissie voor alle warmgewalste platte producten (betrokken product en andere staalproducten) in het kader van het EGKS-Verdrag. De overige staalproducten vertegenwoordigen ongeveer 25 % van de totale productie en zijn bestemd voor andere, grote markten waar niet dezelfde voorwaarden gelden als voor de markt van het betrokken product. Tot 1998 was deze informatie alleen op jaarbasis beschikbaar.

(54) De ontwikkeling van de capaciteitsbezettingsgraad (de verhouding tussen productie en capaciteit) liet tussen 1996 en 1997 een belangrijke stijging zien, van 71,6 % tot 80,8 %, een peil dat in 1998 stabiel bleef op 80,3 %.

(55) Omdat de staalindustrie bovendien kapitaalintensief is, zijn de producenten gedwongen hun capaciteitsbezetting zo hoog mogelijk te houden om het effect van de hoge vaste kosten zo laag mogelijk te houden. Acht van de tien producenten die de communautaire bedrijfstak vormen zijn geïntegreerd. Het grootste deel van het staal dat zij gebruiken wordt vervaardigd in hoogovens, een proces dat niet eenvoudig kan worden aangepast aan de marktschommelingen. De capaciteitsbezettingsgraad van 1997 en 1998 is voor een dergelijke industrie niet zeer hoog en het is duidelijk dat de communautaire bedrijfstak in de onderzochte periode over aanzienlijke capaciteitsreserves beschikte.

4.3. Voorraden

(56) De eindvoorraad van de communautaire bedrijfstak daalde van 559293 t in 1995 tot 549598 t in 1996 en tot 535821 t in 1997. Tijdens het onderzoektijdvak lieten de eindvoorraden een aanzienlijke stijging zien tot 565697 t in 1998 en tot 568890 t eind maart 1999.

4.4. Verkochte hoeveelheden in de Gemeenschap en dienovereenkomstig marktaandeel

(57) De op de communautaire markt verkochte hoeveelheden daalden, uitgedrukt in t/maand van 340757 in 1995 tot 315323 in 1996 en stegen vervolgens tot 344855 t in 1997, overeenkomstig de ontwikkeling van het verbruik. Tijdens het onderzoektijdvak daalden de verkochte hoeveelheden echter met 2 % tot 337841 t terwijl het verbruik in derzelfde periode met 7,9 % steeg. Tussen 1995 en het onderzoektijdvak komt dit neer op een algemene daling van 0,9 % van de verkoop van de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt terwijl het verbruik met 5,2 % steeg.

(58) Het overeenkomstige marktaandeel van de communautaire bedrijfstak steeg tijdens de eerste drie jaar van de "onderzochte periode" gestaag van 59,5 % in 1995 tot 60,4 % in 1996 en tot 61,7 % in 1997 alvorens tijdens het onderzoektijdvak met 5,9 procentpunten te dalen tot 55,8 %. Dit komt neer op een totaalverlies aan marktaandeel van 3,7 % tussen 1995 en het onderzoektijdvak terwijl, zoals hierboven vermeld, het marktaandeel van de invoer met dumping met 4,9 procentpunten steeg.

4.5. Gemiddelde verkoopprijzen in de Gemeenschap en winstgevendheid

(59) Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat wanneer het onderzoek naar de prijzen en de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak beperkt zou worden tot het onderzoektijdvak als geheel (een periode van 15 maanden) dit zou leiden tot onjuiste conclusies omdat de communautaire markt gedurende die periode ingrijpende veranderingen doormaakte.

Om de ontwikkeling van de verkoopprijzen in de Gemeenschap en de overeenkomstige winst te bepalen werden gegevens derhalve eerst op jaarbasis onderzocht, tussen 1995 en het volledige onderzoektijdvak, vervolgens op halfjaarlijkse basis tussen 1995 en het onderzoektijdvak en tenslotte op kwartaalbasis tijdens het onderzoektijdvak.

4.5.1. Onderzoek op jaarbasis

(60) De gewogen gemiddelde prijzen (uitgedrukt in ECU/t) daalden licht van 381 in 1995 tot 367 in 1996 en 366 in 1997, en stegen tot 382 in het onderzoektijdvak, het niveau van 1995.

(61) Op dezelfde jaarbasis daalde de winstgevendheid van 13,3 % in 1995 tot 6,4 % in 1996 en tot 6,1 % in 1997, alvorens te stijgen tot 8,5 % in het onderzoektijdvak, zonder echter het niveau van 1995 te bereiken.

4.5.2. Halfjaarlijkse analyse

(62) De gewogen gemiddelde prijzen en de winstgevendheid werden onderzocht op halfjaarlijkse basis voor de jaren 1995 tot en met 1998 en voor de laatste zes maanden van het onderzoektijdvak, die overeenkomen met de periode van het vierde kwartaal van 1994 tot en met het eerste kwartaal van 1999.

(63) Wat de gewogen gemiddelde prijzen van de communautaire bedrijfstak betreft bleek dat de prijzen tussen 1995 en 1997 fluctueerden rond een gemiddelde van 378 ECU/t met een maximale uitschieter van 9 %.

In de eerste helft van 1998 werd een uitzonderlijk hoog prijspeil van 412 ECU/t bereikt, gevolgd door een scherpe daling tot 384 ECU/t in de tweede helft van 1998 en tot 332 ECU/t in de laatste zes maanden van het onderzoektijdvak.

(64) Tijdens dezelfde periode volgde de winstgevendheid een gelijke trend die uiteenliep van een minimum van 2,7 % in de tweede helft van 1996 tot een maximum van 15 % in de eerste helft van 1998. In de laatste zes maanden van het onderzoektijdvak leed de communautaire bedrijfstak verliezen van 4,3 %.

4.5.3. Kwartaalanalyse in het onderzoektijdvak

(65) De gewogen gemiddelde prijzen en winstgevendheid in het onderzoektijdvak werden tevens op kwartaalbasis onderzocht.

(66) Tijdens de eerste drie kwartalen van 1998 konden, dankzij de hoge prijzen van de communautaire producten winsten worden geboekt van meer dan 13 %, een niveau dat alleen in 1995 werd bereikt toen de markt werd gekenmerkt door een zeer hoge vraag en dienovereenkomstige prijsniveaus.

Tijdens het derde kwartaal, en in sterkere mate tijdens het vierde kwartaal van 1998, begonnen de prijzen sterk te dalen tot 361 ECU/t, een niveau dat aanmerkelijk lager was dan de gemiddelde prijs van 378 ECU/t tijdens de periode van 1995 tot en met 1998. In het eerste kwartaal van 1999 daalden de prijzen met nog eens 15,5 % vergeleken met de prijzen van het vierde kwartaal van 1998. Een vergelijking van de prijzen tussen het eerste kwartaal van 1998 en het eerste kwartaal van 1999 liet een daling zien van meer dan 25 %.

De winstgevendheid daalde tegelijkertijd met 9,7 procentpunten tussen het derde en het vierde kwartaal van 1998 en met nog eens 11,6 procentpunten in het eerste kwartaal van 1999. De winstgevendheid tussen het eerste kwartaal van 1998 en het eerste kwartaal van 1999 liet een daling zien van meer dan 22,1 procentpunten.

Uitvoerige kwartaalgegevens met betrekking tot de prijzen en de winstgevendheid zijn te zien in de volgende tabel.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.6. Werkgelegenheid

(67) De werkgelegenheid daalde van 6943 werknemers in 1995 tot 6708 in 1996, tot 6290 in 1997 en tot 6008 in het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een totale daling van meer dan 13 %.

4.7. Conclusie inzake schade

(68) Het onderzoek wees uit dat de communautaire bedrijfstak te maken heeft gehad met belangrijke prijsonderbieding van de met dumping ingevoerde producten die zowel qua hoeveelheid als qua marktaandeel aanzienlijk stegen.

Tegelijkertijd kon de communautaire bedrijfstak zijn productie tussen 1997 en het onderzoektijdvak niet verhogen ondanks het feit dat de markt sedert 1996 aanzienlijk was uitgebreid en de bedrijfstak over belangrijke capaciteitsreserves beschikte. De bedrijfstak zag zich daarentegen gedwongen zijn productie te verlagen en zijn voorraden te verhogen.

Tussen 1995 en het onderzoektijdvak bleven de hoeveelheden die de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt verkocht vrijwel stabiel terwijl het verbruik met meer dan 5 % was toegenomen. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak daalden de verkochte hoeveelheden met 2 % terwijl het verbruik met meer dan 7,9 % was gestegen. Dit leidde tot een totale daling van het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak in de desbetreffende periode (- 3,7 %). Tussen 1997 en het onderzoektijdvak daalde het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak met 5,9 procentpunten.

Tot medio 1998 kende de communautaire bedrijfstak als gevolg van een bijzonder hoge vraag, hoge prijzen en hoge winsten. Daarna, en met name in het vierde kwartaal van 1998 en het eerste kwartaal van 1999, dat wil zeggen in de eerste zes maanden van het onderzoektijdvak, ging de situatie van de communautaire bedrijfstak aanzienlijk achteruit, met name wat betreft de prijzen en de financiële resultaten. In deze periode lieten de prijzen een scherpe daling zien van ongeveer 18 % onder de gemiddelde prijzen tijdens het voorgaande kwartaal en werd verlies geleden (4,3 %). In het eerste kwartaal van 1999 daalden de prijzen met 25 %, vergeleken met de prijzen in het eerste kwartaal van 1998, en kwamen de financiële resultaten in het rood te staan (- 8 %).

In het licht van het voorgaande wordt derhalve voorlopig vastgesteld dat de communautaire bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisbeschikking.

E. OORZAKELIJK VERBAND

1. Inleiding

(69) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisbeschikking ging de Commissie na of de aanmerkelijke schade die de communautaire bedrijfstak had geleden, was veroorzaakt door de invoer met dumping uit India, China en Roemenië; zij onderzocht tevens andere bekende factoren om na te gaan of de schade die door deze factoren was veroorzaakt niet werd toegeschreven aan de invoer met dumping.

(70) Bij onderzoek van de staalmarkt mag niet uit het oog worden verloren dat staal een belangrijke grondstof is en dat alle marktdeelnemers op de hoogte zijn van de kostprijs die wordt gepubliceerd in de gespecialiseerde media. Het door dit onderzoek bestreken product dat wordt vervaardigd of verkocht door de communautaire bedrijfstak of wordt ingevoerd uit de betrokken landen is derhalve zeer prijsgevoelig en prijsschommelingen worden snel overgenomen op de markt.

(71) De markt voor het betrokken product is bovendien een ordergedreven markt, dat wil zeggen dat de productie van een assortiment producten van zeer uiteenlopende kwaliteit, breedte en dikte, vereist dat de producten op bestelling worden geproduceerd. De gevolgen van één enkele factor, met inbegrip van dumping, voor de verkoop in de Gemeenschap door de communautaire bedrijfstak kunnen derhalve alleen worden beoordeeld wanneer rekening wordt gehouden met een bepaald tijdsverloop.

2. Gevolgen van de invoer met dumping

2.1. Omvang van de invoer met dumping

(72) In 1995 werd 49709 t/per maand ingevoerd uit de drie betrokken landen, hetgeen ongeveer 38 % vertegenwoordigt van de totale invoer in de Gemeenschap. De invoer met dumping nam de volgende jaren sterk toe (+ 7,3 % tussen 1995 en 1996, + 14,7 % tussen 1996 en 1997, + 34,4 % tussen 1997 en het onderzoektijdvak. In deze laatste periode vertegenwoordigde de invoer met dumping meer dan 47,5 % van de totale invoer.

(73) De omvang van de invoer met dumping werd op halfjaarlijkse basis niet alleen in absolute termen onderzocht maar ook vergeleken met de productie van de communautaire bedrijfstak.

(74) De omvang van de invoer met dumping steeg van 52392 t/maand in de eerste helft van 1997 in sterke mate tot 70045 t/maand in de tweede helft van 1997, bereikte vervolgens een piek van 116754 t/maand in de eerste helft van 1998 (dat wil zeggen een meer dan verdubbeling van het peil van de eerste helft van 1997). In de tweede zes maanden van 1998 daalde de invoer tot 66190 t/maand, een niveau dat nog steeds aanzienlijk boven het gemiddelde ligt van de periode van 1995 tot de eerste helft van 1997 om vervolgens opnieuw te dalen in het eerste kwartaal van 1999 tot 45656 t/maand, een niveau dat de invoer benadert in de periode tussen 1995 en begin 1997.

(75) Wanneer de invoer met dumping wordt vergeleken met de productie van de communautaire bedrijfstak dan blijkt dat de verhouding tussen de invoer uit de drie betrokken landen en de totale gemiddelde productie van de communautaire bedrijfstak varieert tussen 11 % in de tweede helft van 1996 en 16,5 % in de tweede helft van 1998, met uitzondering van de eerste zes maanden van het onderzoektijdvak, waarin de invoer meer dan 29,2 % vertegenwoordigde van de totale gemiddelde productie van de communautaire bedrijfstak.

(76) Ten aanzien van het verbruik, dat tussen 1995 en 1997 gemiddeld 570000 t/maand bedroeg, was de invoer met dumping in de eerste helft van 1998 (116754 t/maand) 46000 t/per maand meer dan het cijfer voor de vorige zes maanden, hetgeen neerkomt op een uitzonderlijke aanvullende penetratie van meer dan 8,5 % van de markt. Deze invoer werd geabsorbeerd door een bijzonder sterk zichtbaar verbruik in dezelfde periode. Tijdens de rest van het onderzoektijdvak, toen duidelijk werd dat de afnemers deze stijging niet verder konden absorberen, liepen zowel prijzen als winst sterk achteruit.

(77) Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat deze toegenomen invoer met dumpingping op onevenredige wijze heeft bijgedragen aan de stijging van het zichtbaar verbruik omdat de communautaire bedrijfstak orders had verloren en zich gedwongen zag zijn voorraden te verhogen van 535812 t eind 1997 tot 565697 t eind 1998 en tot 568890 t op 31 maart 1999, en de productie geleidelijk omlaag te brengen van 428761 t/maand in 1997 tot 400015 t/maand in het onderzoektijdvak.

2.2. Prijzen van de met dumping ingevoerde producten

(78) Het verschil tussen de prijzen van de met dumping ingevoerde producten en die van de communautaire bedrijfstak bedroeg in 1997 ongeveer 50 ECU/t. Dit prijsverschil liep echter op tot meer dan 70 ECU/t in 1998 om vervolgens te dalen tot ongeveer 56 ECU/t in het eerste kwartaal van 1999.

De enorme stijging van de invoer tijdens het eerste semester van het onderzoektijdvak leidde, gezien het feit dat de staalindustrie rekening moet houden met een factor tijdsverloop, tot een onmiddellijke destabilisering van de markt waarbij de prijzen tijdens de rest van het onderzoektijdvak onder druk kwamen te staan. Teneinde de vaste kosten te kunnen dekken, was de communautaire bedrijfstak derhalve verplicht de productie op het hetzelfde peil te handhaven en deze tegen dumpingprijzen te verkopen. Als gevolg hiervan daalde de winst in het eerste kwartaal van 1999 tot ver onder de rentabiliteitsdrempel. De winst liet tijdens het onderzoektijdvak een zeer opmerkelijke ontwikkeling zien: van een winst van meer dan 14 % in het eerste kwartaal van 1998 tot een verlies van 8 % in het eerste kwartaal van 1999, een verschil van meer dan 22 procentpunten.

2.3. Conclusie

(79) Rekening houdend met de aanzienlijke toevloed van met dumping ingevoerde producten die op lange termijn niet in verhouding stond tot de absorptiemogelijkheden van de markt en het hieruit voortvloeiende verschil tussen de prijzen van de met dumpingping ingevoerde producten en die van de communautaire bedrijfstak alsmede de verslechting van de situatie van de communautaire bedrijfstak, wordt vastgesteld dat de invoer met dumping uit China, India en Roemenië aanmerkelijke schade heeft berokkend aan de communautaire bedrijfstak, in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisbeschikking.

3. Gevolgen van andere factoren

3.1. Verbruik

(80) De Commissie ging na of de ontwikkeling van het verbruik van invloed was op de situatie van de communautaire bedrijfstak. Tussen 1995 en het onderzoektijdvak was het verbruik met 5,2 % gestegen terwijl de verkoop van de communautaire bedrijfstak licht was gedaald.

(81) De ontwikkeling van het verbruik kan derhalve niet worden gezien als de oorzaak van de negatieve gevolgen voor de situatie van de communautaire bedrijfstak.

3.2. Situatie van de overige communautaire producenten

(82) Verder werd rekening gehouden met de situatie van de overige communautaire producenten. De Commissie beschikte in dit verband over de informatie in de klacht; daarnaast verleende een van de overige communautaire producenten gedeeltelijk zijn medewerking.

Op basis van deze informatie werd de ontwikkeling van de door de overige communautaire producenten verkochte hoeveelheden berekend, zodat het verbruik en het marktaandeel tijdens de periode in kwestie konden worden bepaald.

(83) De door de overige communautaire producenten op de communautaire markt verkochte hoeveelheden daalden, uitgedrukt in t/maand, van 102778 in 1995 tot 91210 in 1996, tot 65470 in 1997 en stegen vervolgens tot 93662 in het onderzoektijdvak. Het overeenkomstige marktaandeel varieerde van 17,9 % in 1995 tot 17,5 % in 1996, tot 11,8 % in 1997 en tot 15,5 % in het onderzoektijdvak.

De daling van de verkochte hoeveelheden en het marktaandeel die werd geconstateerd tussen 1996 en 1997 was het gevolg van het feit dat een producent in de Gemeenschap zich uit de markt terugtrok. Hoewel hij tijdens het onderzoektijdvak opnieuw zijn intrede deed op de communautaire markt, slaagden de overige communautaire producenten er niet in hun vorige marktaandeel opnieuw te verkrijgen, dat tussen 1995 en het onderzoektijdvak dan ook met 2,4 procentpunten daalde.

3.3. Overaanbod

(84) Een aantal exporterende producenten in de betrokken landen voerde aan dat er tijdens het onderzoektijdvak sprake was van overaanbod en overcapaciteit op de markt die volgens hen de oorzaak waren van de dalende resultaten van de communautaire bedrijfstak.

De Commissie stelde vast dat de markt tijdens het onderzoektijdvak inderdaad verzadigd was als gevolg van de uitzonderlijke stijging van de invoer met dumping tussen 1997 en 1998 (+ 34,4 %). De communautaire bedrijfstak schroefde derhalve zijn productie terug en verloor marktaandeel. Het was overigens de toename van de invoer met dumping die het overaanbod op de markt veroorzaakte en resulteerde in aanmerkelijke schade voor de communautaire bedrijfstak.

3.4. Concurrentiebeperkend gedrag van de communautaire bedrijfstak

(85) Een aantal exporterende producenten voerde aan dat de schade onmogelijk kon worden beoordeeld omdat de communautaire bedrijfstak was betrokken bij concurrentiebeperkende activiteiten en de situatie op de markt hierdoor volledig was verstoord.

(86) Zij wezen in de eerste plaats naar Beschikking 98/247/EGKS van de Commissie van 21 januari 1998, (legeringstoeslag) waarin concurrentiebeperkend gedrag in de sector roestvrij staal werd veroordeeld. Het huidige onderzoek heeft echter betrekking op een product dat is vervaardigd van niet-gelegeerd staal en is bestemd voor een andere markt dan de markt voor roestvrij staal. Dit argument doet derhalve niet terzake.

(87) Verder voerden zij aan dat er een systeem was voor de uitwisseling van informatie dat werd gebruikt door de beroepsvereniging van de Duitse staalindustrie. Men had zich hierbij gebaseerd op een beschikking van de Commissie van 26 november 1997 betreffende een procedure op grond van artikel 65 van het EGKS-Verdrag (de zaak van Wirtschafsvereinigung Stahl). In deze beschikking stelde de Commissie vast dat het systeem voor de uitwisseling van informatie weliswaar inbreuk maakte op de mededingingsvoorschriften, doch niet ten uitvoer was gelegd door de betrokken partijen nadat de Commissie hun op 8 juli 1996 een waarschuwend schrijven had doen toekomen. Rekening houdend met de tijd die was verstreken (dit vond twee jaar vóór het onderzoektijdvak plaats) en het feit dat geen van bewijsmateriaal voorziene informatie was ingediend die de eerdere bevindingen van de Commissie weerlegde, kan worden vastgesteld dat het tweede argument evenmin terzake doet.

3.5. Invoer uit andere derde landen

(88) De Commissie onderzocht eveneens de gevolgen van de invoer uit andere landen waarop dit onderzoek geen betrekking heeft voor de situatie van de communautaire bedrijfstak. Een aantal exporterende producenten voerde aan dat Polen, Tsjechië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bulgarije en Oekraïne schade berokkenden aan de communautaire bedrijfstak en dat eventuele maatregelen met betrekking tot de invoer uit India, China en Roemenië discriminerend zouden zijn.

3.5.1. De invoer uit andere derde landen tezamen genomen

(89) De omvang van de invoer uit dergelijke derde landen en hun dienovereenkomstig marktaandeel steeg tijdens de onderzochte periode van 13,9 % in 1995 tot 15,1 % tijdens het onderzoektijdvak. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak, toen de grootste hoeveelheid met dumping ingevoerde producten uit de landen waarop het onderzoek betrekking heeft de communautaire markt overstroomde en hun marktaandeel met 2,3 procentpunten steeg, daalde het marktaandeel van de overige invoer met 0,4 procentpunt.

(90) De prijzen van de overige invoer bleven tijdens de betrokken periode vrijwel stabiel en varieerden tussen 306 ECU/t in 1996 tot 325 ECU/t in het onderzoektijdvak. In 1997 bereikten de prijzen van de met dumping ingevoerde producten, die sedert 1995 een gestage groei vertoonden, het niveau van de prijzen van andere derde landen in die periode (313 ECU/t vergeleken met 315 ECU/t). De prijzen van de met dumping ingevoerde producten daalden tijdens het onderzoektijdvak echteropnieuw, hetgeen leidde tot prijsonderbieding van de overige invoer (317 ECU/t vergeleken met 325 ECU/t).

(91) Met betrekking tot de invoer van oorsprong uit individuele landen werd het volgende vastgesteld:

3.5.2. Polen en Tsjechië

(92) De ingevoerde hoeveelheden uit Polen daalden tussen 1995 en het onderzoektijdvak met 24,5 % en die uit Tsjechië stegen van 16234 t/maand in 1995 tot 25175 t/maand in 1997 om vervolgens sterk te dalen tot 19955 t/maand in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van de invoer uit Polen en Tsjechië bedroeg tijdens het onderzoektijdvak respectievelijk 1,8 % en 3,3 % terwijl hun prijzen onder die van de communautaire bedrijfstak lagen maar hoger waren dan die van de met dumping ingevoerde producten.

3.5.3. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

(93) Op basis van de Eurostat-informatie steeg de uitvoer van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar de Gemeenschap tijdens de betrokken periode. In het onderzoektijdvak bedroeg het marktaandeel 1,9 % en waren de prijzen lager dan die van de communautaire bedrijfstak maar hoger dan die van de met dumping ingevoerde producten.

3.5.4. Bulgarije en Oekraïne

(94) Tussen 1995 en het onderzoektijdvak daalde de uitvoer van Bulgarije terwijl de uitvoer van Oekraïne over dezelfde periode een geleidelijke stijging liet zien. Hun respectieve marktaandelen waren 2 % en 1,5 % in het onderzoektijdvak terwijl hun prijzen onder die van de communautaire producenten lagen, min of meer gelijk aan die van de met dumping ingevoerde producten.

3.5.5. Gecumuleerd marktaandeel van Polen, Tsjechië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bulgarije en Oekraïne

(95) Het gecumuleerd marktaandeel van Polen, Tsjechië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bulgarije en Oekraïne bereikte in 1997 een hoogtepunt van 12,6 %. Het daalde in het onderzoektijdvak echter met 2,1 procentpunten tot 10,5 %.

3.5.6. Conclusie

(96) Uitgaande van het bovenstaande kan niet worden uitgesloten dat de invoer uit Polen, Tsjechië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bulgarije en Oekraïne heeft bijgedragen tot de schade die werd geleden door de communautaire bedrijfstak. Dit is op zich echter niet voldoende om het oorzakelijk verband te verbreken tussen de invoer met dumping waarop dit onderzoek betrekking heeft en de schade die werd geleden door de communautaire bedrijfstak, met name gezien het feit dat het om aanzienlijke dumpingmarges gaat en tijdens de betrokken periode aanzienlijke hoeveelheden met dumping werden ingevoerd en hun marktaandeel met 13,3 % steeg.

3.6. Exportactiviteiten van de communautaire bedrijfstak

(97) Tijdens de betrokken periode vertegenwoordigde de uitvoer van de communautaire bedrijfstak gemiddeld 20 % van zijn totale verkoop. De uitvoer steeg, uitgedrukt in t/maand van 62548 in 1995 tot 83132 in 1996, tot 85055 in 1997 om vervolgens te dalen tot 59969 tijdens het onderzoektijdvak.

In diezelfde periode varieerden de uitvoerprijzen uitgedrukt in ECU/t van 390 in 1995 tot 347 in 1996 tot 379 in 1998 en tot 412 in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen ze waren in alle gevallen hoger, met uitzondering van 1996, dan de prijzen op de communautaire markt.

(98) Een analyse van de beschikbare data op halfjaarlijkse basis, in 1997 en het onderzoektijdvak, toont echter aan dat het verschil tussen de prijzen van de communautaire bedrijfstak voor de Gemeenschap en voor de uitvoer in deze periode geleidelijk steeg.

(99) Hoewel de uitvoerprijzen in het onderzoektijdvak daalden, daalden zij verhoudingsgewijs minder dan de communautaire prijzen. In de eerste helft van 1999 waren de uitvoerprijzen nog op het niveau van 370 ECU/t, een niveau dat de gemiddelde communautaire prijs benadert die werd geregistreerd tussen 1995 en 1998 (378 ECU/t) en waarmee de communautaire bedrijfstak nog steeds winst kon maken.

Ondanks het feit dat de uitvoer van de communautaire bedrijfstak een daling liet zien bleven de prijzen tijdens het onderzoektijdvak relatief stabiel.

Vastgesteld werd derhalve dat de achteruitgang van de situatie van de communautaire bedrijfstak niet werd veroorzaakt door zijn uitvoeractiviteiten.

3.7. Situatie van de wereldmarkt

(100) Een aantal exporterende producenten betoogde dat de algemene onstabiele situatie van de wereldmarkt voor staal in 1998 de voornaamste oorzaak was van de slechtere resultaten van de communautaire bedrijfstak. Aangevoerd werd met name dat de crisis in Azië de internationale handel had verstoord waarbij voormalige netto-importlanden netto-exporteurs werden. Dit leidde tot een algemeen overaanbod en een hieruit voortvloeiende daling van de prijzen.

(101) De staalindustrie is kapitaalintensief en veranderingen in de vraag van een regio leiden in veel gevallen tot snelle veranderingen in geografische verkooppatronen. Staalproducenten streven naar een hoge capaciteitsbezettingsgraad en wanneer dit, als gevolg van een ontoereikende vraag in een deel van de wereld niet mogelijk is, trachten zij hun verkoop naar andere delen van de wereld te verhogen om hun productiepeil te kunnen handhaven. Omdat de internationale staalhandel sterk ontwikkeld is, leiden snelle veranderingen in de verhandelde hoeveelheden tot even snelle veranderingen in het prijspeil. Schommelingen van de wereldprijzen en een algemeen overaanbod, met name in 1998 hadden derhalve invloed op de communautaire markt voor warmgewalste platen en hadden negatieve gevolgen voor de situatie van de communautaire bedrijfstak. Dergelijke negatieve gevolgen waren overigens over de gehele wereld voelbaar en waren niet beperkt tot de communautaire markt.

Dit vormt echter geen verklaring voor de zware druk op de prijzen en de hieruit voortvloeiende daling van de winst die zich voordeed bij de verkoop van de communautaire bedrijfstak in de Gemeenschap. Zoals hierboven uiteengezet daalden de prijzen van de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak sterker dan de uitvoerprijzen, hetgeen leidde tot een daling van de winst voor de verkoop in de Gemeenschap.

De verslechtering van de situatie op de wereldmarkt voor staal kan bovendien geen rechtvaardiging vormen voor de stijging van de invoer uit China, India en Roemenië tegen onbillijke prijzen.

4. Conclusie inzake oorzakelijk verband

(102) Het kan niet worden uitgesloten dat bepaalde andere factoren dan invoer met dumping, zoals de onstabiele situatie op de wereldmarkt voor staal, de invoer uit Polen, Tsjechië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bulgarije en Oekraïne of het gedrag van andere communautaire producenten kunnen hebben bijgedragen tot de moeilijke situatie van de communautaire bedrijfstak. Dit neemt echter niet weg dat de invoer van warmgewalste platen van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit India, China en Roemenië, op zich, aanmerkelijke schade heeft berokkend aan de communautaire bedrijfstak. Men kwam tot deze conclusie met name gezien het verlies aan marktaandeel en de druk op de prijzen en de hieruit voortvloeiende daling van de winst van de communautaire bedrijfstak, die samenvielen met de belangrijke stijging van de invoer met dumping die zijn marktaandeel verhoogde en voortdurend de prijzen van de communautaire bedrijfstak onderbood.

F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Ter inleiding

(103) De Commissie onderzocht eveneens of er, ondanks de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, dwingende redenen waren om aan te nemen dat het niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn in dit geval maatregelen in te stellen. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisbeschikking ging zij derhalve na welke gevolgen eventuele maatregelen zouden hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen.

(104) Zij onderzocht hiertoe de antwoorden op haar vragenlijsten die waren ingediend door de communautaire producenten en importeurs die in de klacht waren genoemd of die zichzelf tijdens het onderzoek bekend hadden gemaakt. Bij de opening van de procedure werden de communautaire producenten voorts verzocht een lijst te verstrekken van hun voornaamste afnemers van het betrokken product in de Gemeenschap. Deze afnemers ontvingen vervolgens een speciaal op hun activiteiten afgestemde vragenlijst. De vragenlijsten werden naar aan een zeer groot aantal ondernemingen (ongeveer 90) verstuurd maar door slechts weinigen beantwoord.

(105) Tot slot onderzocht de Commissie informatie die was ingediend in het kader van het EGKS-Verdrag, met name om na te gaan welk belang de productie van het betrokken product heeft voor de totale staalsector van de communautaire bedrijfstak. Hierbij werd ook rekening gehouden met gegevens over leveringen van staal op de nationale markt van de communautaire producenten om de voornaamste verbruikende industrieën te kunnen bepalen.

2. Gevolgen voor de communautaire bedrijfstak en aanverwante activiteiten

(106) Samenvattend, bestaat de communautaire bedrijfstak uit tien producenten, waarvan acht middelgrote ondernemingen zijn die deel uitmaken van grotere staalgroepen en twee kleinschalige, volledig onafhankelijke ondernemingen. Zij zijn gevestigd in zes lidstaten: Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

Het onderzoek wees uit dat de communautaire bedrijfstak moeilijkheden ondervond die verband hielden met de massale toevoer van invoer met dumping uit de drie betrokken landen.

Wanneer geen beschermende maatregelen worden genomen, zal de communautaire bedrijfstak geconfronteerd blijven worden met prijsonderbieding en hieruit voortvloeiende druk op de prijzen, die reeds heeft geleid tot een aanzienlijke achteruitgang van zijn financiële situatie. Ondernemingen zouden in dat geval gedwongen worden bepaalde productielijnen te sluiten en zo de staalgroepen waartoe zij behoren in gevaar brengen. De communautaire bedrijfstak is tevens een belangrijke afnemer van ruw staal en een eventuele verlaging van de productie heeft rechtstreeks negatieve gevolgen voor de toeleveringsindustrieën en vervolgens op de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap. Het is derhalve van vitaal belang voor de staalsector dat de communautaire bedrijfstak overeind wordt gehouden.

Verwacht wordt dat instelling van antidumpingmaatregelen billijke mededinging herstelt en de communautaire bedrijfstak in staat zal stellen de vruchten te plukken van de reeds gedane inspanningen om de doelmatigheid te verhogen.

3. Gevolgen voor afnemers

(107) Zeer weinig afnemers van het product beantwoordden de vragenlijst, waaruit kan worden afgeleid dat de procedure voor hen nauwelijks van belang is.

Onderzoek van de beschikbare gegevens in het kader van het EGKS-Verdrag wees uit dat de orders van de communataire bedrijfstak hoofdzakelijk zijn bestemd voor handelaren die het betrokken product, na het te hebben bijgewerkt, doorverkopen. Het restant wordt verkocht aan verbruikende industrieën zoals, in afnemende volgorde van belang qua hoeveelheden, de scheepsbouw, de stalenbuizenindustrie, constructiestaal of ketels en andere metalen containers.

Ondernemingen die het product doorverkopen na het te hebben bijgewerkt, klaagden over de oneerlijke prijzen die de betrokken exportlanden hanteren waardoor de prijzen sterk achteruit gingen en hun marges werden verkleind. Zij spraken zich resoluut uit voor beschermende maatregelen om billijke concurrentie te herstellen.

Andere afnemers kwamen niet naar voren met hun mening, maar het ligt, gezien de prijsgevoeligheid van de markt, voor de hand dat instelling van maatregelen zal leiden tot een prijsstijging. Het betrokken product vertegenwoordigt een gering deel van de totale kosten van deze verbruikende industrieën, hetgeen hun gebrek aan medewerking aan deze procedure zou kunnen verklaren. Een prijsstijging als gevolg van maatregelen zou voor deze industrieën derhalve marginale gevolgen hebben.

4. Gevolgen voor de importeurs/handelaars

(108) De Commissie zond een groot aantal importeurs (ongeveer 25) in de Gemeenschap vragenlijsten toe. Zij ontving zeer weinig bruikbare antwoorden en geen opmerkingen over de gevolgen van beschermende maatregelen voor de importeurs.

Het betrokken product, dat over het algemeen wordt ingevoerd door gespecialiseerde staalimporteurs/handelaars, vertegenwoordigt overigens slechts een klein deel van hun ruime assortiment staalproducten. Gezien het aantal alternatieve leveranciers die niet zijn onderworpen aan antidumpingpingmaatregelen, waaronder de communautaire bedrijfstak, is de Commissie van oordeel dat instelling van antidumpingmaatregelen slechts minimale gevolgen zou hebben voor de algemene situatie van de importeurs/handelaars in kwestie.

5. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(109) Gezien de toename van de invoer met dumping in het betrokken tijdvak en de belangrijke prijsonderbieding, ziet het ernaar uit dat deze trend zich zal voortzetten en dat, indien geen maatregelen worden genomen, deze zal leiden tot een verdere verslechtering van de situatie van de communautaire bedrijfstak.

Maatregelen zouden daarentegen kunnen helpen om opnieuw te zorgen voor billijke concurrentie en de communautaire bedrijfstak in staat kunnen stellen om opnieuw winst te boeken en de dreiging van sluitingen en ontslagen af te wenden.

Goedkeuring van beschermende maatregelen zou, voor ondernemers die staal bijwerken, kunnen leiden tot herstel van redelijke marges.

Eventuele prijsstijgingen zouden, wat de verbruikende industrieën en importeurs/handelaren betreft, slechts beperkte gevolgen hebben.

Er zijn in de huidige omstandigheden dan ook geen dwingende redenen die erop wijzen dat het niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn om maatregelen in te stellen.

G. VOORLOPIGE RECHTEN

(110) Daar werd vastgesteld dat de invoer met dumping aanmerkelijke schade heeft berokkend aan de communautaire bedrijfstak en er geen dwingende redenen zijn om geen actie te nemen, dienen voorlopige antidumpingmaatregelen te worden vastgesteld.

1. Niveau waarop de schade wordt tenietgedaan

(111) Om de hoogte van het recht te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en met het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de door de invoer met dumping aan de communautaire bedrijfstak berokkende schade teniet te doen. De vereiste prijsverhoging werd vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals was vastgesteld voor de prijsonderbiedingsberekeningen, met de niet-schadelijke prijs van de verschillende categorieën quartoplaten die door de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt werden verkocht.

(112) Het recht dat nodig was om de gevolgen van de schadelijke dumping op te heffen, dient de communautaire bedrijfstak in staat te stellen zijn productiekosten te dekken en een redelijke winst te maken. In dit opzicht werd vastgesteld dat een winstmarge, vóór betaling van belasting, van 8 % op de omzet als een geschikte basis kon worden beschouwd, waarbij rekening werd gehouden met de behoefte aan investeringen op lange termijn en met de winst die de bedrijfstak van de Gemeenschap redelijkerwijs zou kunnen verwachten te maken zonder schadelijke dumping.

Het recht tot opheffing van de schade werd dienovereenkomstig vastgesteld door de gewogen gemiddelde niet-schadelijke prijs van de communautaire bedrijfstak per categorie te vergelijken met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de ingevoerde producten voor dezelfde categorie op kwartaalbasis. Gezien de geringe medewerking in Roemenië werd voor de berekening van de residuele schademarge uitgegaan van de categorie producten die in representatieve hoeveelheden waren uitgevoerd en waarvoor de hoogste marge was vastgesteld. Het verschil werd vervolgens uitgedrukt als een percentage van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Voorlopige rechten

(113) In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat een in te stellen voorlopig recht dient overeen te komen met de vastgestelde dumpingmarge, doch niet hoger mag zijn dan de hierboven, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisbeschikking uiteengezette schademarge.

Het recht dat van toepassing is op de prijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(114) Het in deze beschikking specifiek genoemde individuele antidumpingrecht voor een onderneming werd vastgesteld op basis van de conclusies van dit onderzoek. Het is dan ook afgestemd op de situatie die werd geconstateerd tijdens het onderzoek van de onderneming in kwestie. Dit recht is (in tegenstelling tot het voor het betrokken land geldende algemene recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen") derhalve uitsluitend van toepassing op de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd zijn door de onderneming in kwestie en derhalve door de desbetreffende specifieke rechtspersoon. Ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek zijn genoemd in het dispositief van deze beschikking, met inbegrip van bedrijven die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet in aanmerking voor dit recht en zijn onderworpen aan het recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen".

(115) Verzoeken om toepassing van dit individuele antidumpingrecht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een naamsverandering van het bedrijf of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopbedrijven) dienen onverwijld bij de Commissie te worden ingediend(4), vergezeld van alle relevante informatie, met name in verband met enige wijziging in de activiteiten van de onderneming met betrekking tot de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die verband houden met bijvoorbeeld die naamsverandering of die verandering van de productie en verkoopbedrijven. De Commissie zal, na overleg met het raadgevend comité, de beschikking indien nodig wijzigen door de lijst van ondernemingen die in aanmerking komen voor individuele rechten aan te passen.

H. SLOTBEPALINGEN

(116) Er dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de betrokken partijen hun standpunten schriftelijk bekend kunnen maken en kunnen verzoeken om te worden gehoord. Bovendien dient te worden gesteld dat alle bevindingen in het kader van deze beschikking voorlopig zijn en met het oog op eventueel door de Commissie voor te stellen definitieve rechten mogelijk opnieuw moeten worden overwogen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van platte producten van niet-gelegeerd staal, niet opgerold, enkel warmgewalst, andere dan die met in reliëf gewalste motieven met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer, ingedeeld onder de GN-codes ex72085130 (Taric-code 7208 51 30*10), ex 7208 51 50 (Taric-code 7208 51 50*10), ex 7208 51 91 (Taric-code 72085191*10) en ex 7208 51 99 (Taric-code 72085199*10), of met een dikte van 4,75 mm of meer doch ten hoogste 10 mm en een breedte van 2050 mm of meer, ingedeeld onder GN-code ex72085291 (Taric-code 7208 52 91*10), van oorsprong uit China, India of Roemenië.

2. Het recht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor de producten die worden vervaardigd door de exporterende ondernemingen, bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders aangegeven, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4. Alvorens het in lid 1 bedoelde product kan worden vrijgegeven voor het vrije verkeer in de Gemeenschap dient een zekerheid te worden gesteld die overeenkomt met het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van Beschikking nr. 2277/96/EGKS kunnen belanghebbende partijen vragen om openbaarmaking van de fundamentele feiten en overwegingen op basis waarvan deze beschikking werd vastgesteld, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om te worden gehoord door de Commissie, uiterlijk een maand na datum van de inwerkingtreding van deze beschikking.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Beschikking nr. 2277/96/EGKS kunnen de betrokken partijen hun verzoek indienen om te worden gehoord met betrekking tot het onderzoek naar het belang van de Gemeenschap en kunnen zij uiterlijk één maand na de datum van inwerkingtreding van deze beschikking opmerkingen indienen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschapppen.

Artikel 1 van deze beschikking is van toepassing voor een periode van zes maanden.

Deze beschikking is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2000.

Voor de Commissie

Pascal LAMY

Lid van de Commissie

(1) PB L 308 van 29.11.1996, blz. 11.

(2) PB L 122 van 12.5.1999, blz. 35.

(3) PB C 133 van 13.5.1999, blz. 17.

(4) Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat C

DM 24 - 8/38

Wetstraat 200 B - 1049 Brussel.

Top