Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2744

    Verordening (EG) nr. 2744/2000 van de Raad van 14 december 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1950/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zakken van polyethyleen of van polypropyleen van oorsprong uit onder andere India

    PB L 316 van 15.12.2000, p. 67–68 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/10/2002

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2744/oj

    32000R2744

    Verordening (EG) nr. 2744/2000 van de Raad van 14 december 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1950/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zakken van polyethyleen of van polypropyleen van oorsprong uit onder andere India

    Publicatieblad Nr. L 316 van 15/12/2000 blz. 0067 - 0068


    Verordening (EG) nr. 2744/2000 van de Raad

    van 14 december 2000

    houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1950/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zakken van polyethyleen of van polypropyleen van oorsprong uit onder andere India

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 11, lid 4,

    Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het raadgevend comité werd ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 1950/97(2) stelde de Raad een definitief antidumpingrecht van 36,0 % in op de invoer van zakken van polyethyleen of polypropyleen (hierna "het betrokken product" genoemd) uit onder andere India; een uitzondering op deze maatregel geldt voor de invoer van verschillende specifiek vermelde Indiase bedrijven op wier invoer hetzij een lager, hetzij geen recht van toepassing is. Deze verordening werd later gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 96/1999(3). Het betrokken product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes 6305 32 81, 6305 33 91, ex 3923 21 00, ex 3923 29 10 en ex 3923 29 90.

    B. HUIDIGE PROCEDURE

    (2) Vervolgens ontving de Commissie een verzoek om voor "een nieuwe exporteur" een nieuw onderzoek te openen naar Verordening (EG) nr. 1950/97, ingevolge artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (de "basisverordening"); dit verzoek ging uit van de Indiase producent Subham Polymers Ltd (hierna "het betrokken bedrijf" genoemd). Het bedrijf voerde aan dat het niet verbonden was met één van de exporteurs/producenten in India waarop de antidumpingmaatregelen in verband met het betrokken product van toepassing zijn. Bovendien voerde het bedrijf aan dat het het betrokken product tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak (1 april 1994 tot en met 31 maart 1995) niet had uitgevoerd maar het sedertdien wel naar de Gemeenschap had uitgevoerd.

    (3) Het product waarop het huidige nieuwe onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde product dat ook reeds in Verordening (EG) nr. 1950/97 aan de orde kwam.

    (4) De Commissie onderzocht de bewijzen die door de Indiase exporteurs/producenten werden voorgelegd en achtte deze toereikend om de opening van een nieuw onderzoek overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, lid 4, van de basisverordening te rechtvaardigen. Na overleg met het raadgevend comité en nadat de betrokken bedrijfstak in de gelegenheid was gesteld om commentaar te leveren, opende de Commissie bij Verordening (EG) nr. 62/2000(4) voor het betrokken bedrijf een nieuw onderzoek naar Verordening (EG) nr. 1950/97 en startte haar werkzaamheden.

    (5) Met de verordening waarmee het nieuwe onderzoek werd geopend, trok de Commissie ook het antidumpingrecht in dat bij Verordening (EG) nr. 1950/97 was ingesteld op de invoer van het door het betrokken bedrijf vervaardigde en naar de Gemeenschap uitgevoerde product en gaf de Commissie de douaneautoriteiten ingevolge artikel 14, lid 5, van de basisverordening de opdracht de nodige maatregelen te nemen om de invoer van dit bedrijf te registreren.

    (6) De diensten van de Commissie brachten het betrokken bedrijf en de vertegenwoordigers van het exporterende land officieel op de hoogte. Bovendien werden andere rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord. De Commissie ontving evenwel een dergelijk verzoek niet.

    (7) De diensten van de Commissie zonden het betrokken bedrijf een vragenlijst en ontvingen antwoorden binnen de vastgestelde termijn.

    (8) Het onderzoek naar de dumping had betrekking op de periode 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999 (het "onderzoektijdvak").

    (9) In het kader van onderhavig onderzoek werd dezelfde methode toegepast als in het oorspronkelijke onderzoek.

    C. DRAAGWIJDTE VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

    (10) Omdat in het kader van onderhavige procedure geen verzoek om een verificatie van de bevindingen inzake schade werd ingediend, werd het nieuwe onderzoek beperkt tot dumping.

    D. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

    1. Status van nieuwe exporteur

    (11) Het onderzoek bevestigde dat het betrokken bedrijf het betrokken product tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet had uitgevoerd en dat het pas na deze periode met zijn uitvoer naar de Gemeenschap was begonnen.

    Bovendien kon het bedrijf op overtuigende wijze aan de hand van bewijzen aantonen dat het geen rechtstreekse of onrechtstreekse banden had met één van de Indiase exporteurs/producenten op wier uitvoer van het betrokken product de geldende antidumpingmaatregelen van toepassing zijn.

    Bijgevolg wordt bevestigd dat het betrokken bedrijf beschouwd moet worden als een nieuwe exporteur in de zin van artikel 11, lid 4, van de basisverordening en dat voor deze nieuwe exporteur een afzonderlijke dumpingmarge moet worden vastgesteld.

    2. Dumping

    (12) Er zij op gewezen dat de verkoop van de exporteur/producent voor uitvoer naar de Gemeenschap uit één enkele zending bestond. Er werd vastgesteld dat de hierbij betrokken hoeveelheid, namelijk één enkele container van 15 t over een periode van twee jaar, weliswaar toereikend was om een nieuw onderzoek voor een "nieuwe exporteur" in te leiden maar geen zinvolle beoordeling van de situatie van deze exporteur/producent in verband met dumping toeliet. Met één zending kan immers voor een producent van zakken geen sprake zijn van "normale uitvoertransacties". Er werd in feite aangetoond dat de gemiddelde hoeveelheid die door de betrokken Indiase bedrijven in het kader van het oorspronkelijke onderzoek werd uitgevoerd ongeveer 575 t bedroeg over een periode van één jaar.

    (13) Hoe het ook zij, het betrokken bedrijf kon geen bevredigende antwoorden geven op de vragen in de vragenlijst over de binnenlandse verkoopprijzen en de aanpassingen waarom het verzocht met betrekking tot de normale waarde en de uitvoerprijs.

    (14) Omdat uit de verstrekte informatie evenwel bleek dat het betrokken bedrijf inderdaad een "nieuwe exporteur" was in de zin van de basisverordening, werd niettemin geconcludeerd dat het gewogen gemiddelde recht voor de Indiase bedrijven die in het kader van het oorspronkelijke antidumpingonderzoek werden onderzocht, namelijk 10,5 %, het meest geschikte antidumpingrecht voor het betrokken bedrijf vormde. Men was reeds op dezelfde wijze tewerk gegaan in Verordening (EG) nr. 1950/97 voor drie andere Indiase bedrijven die het betrokken product niet naar de Gemeenschap uitvoerden tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak maar met deze uitvoer na deze periode startten.

    E. WIJZIGING VAN DE MAATREGELEN DIE AAN EEN NIEUW ONDERZOEK WERDEN ONDERWORPEN

    (15) Op basis van de bevindingen waartoe het onderzoek heeft geleid, wordt geoordeeld dat de invoer in de Gemeenschap van zakken die vervaardigd en uitgevoerd worden door Subham Polymers Ltd onderworpen moet worden aan een antidumpingrecht dat overeenstemt met het gewogen gemiddelde antidumpingrecht dat geldt voor de tijdens het oorspronkelijke antidumpingonderzoek onderzochte Indiase bedrijven. Derhalve wordt voorgesteld Verordening (EG) nr. 1950/97 dienovereenkomstig te wijzigen.

    F. HEFFING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT MET TERUGWERKENDE KRACHT

    (16) Omdat het nieuwe onderzoek heeft geleid tot de vaststelling van dumping voor Subham Polymers Ltd wordt het antidumpingrecht dat van toepassing is op de producten van deze onderneming met terugwerkende kracht geheven, dat wil zeggen met ingang van de datum van opening van dit nieuwe onderzoek op de invoer die werd geregistreerd ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 621/2000.

    G. MEDEDELING EN DUUR VAN DE MAATREGELEN

    (17) Het betrokken bedrijf werd op de hoogte gebracht van de gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was een definitief antidumpingrecht in te stellen op zijn invoer in de Gemeenschap. Het bedrijf uitte bezwaren tegen deze voorgestelde maatregelen maar diende geen nieuwe argumenten in.

    (18) Dit nieuwe onderzoek is niet van invloed op de datum waarop Verordening (EG) nr. 1950/97 zal vervallen ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1950/97 wordt gewijzigd door toevoeging van volgende tekst onder de rubriek "India":

    ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    2. Het recht dat wordt ingesteld wordt met terugwerkende kracht geheven op de invoer van het betrokken product die werd geregistreerd ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 621/2000.

    3. Tenzij anders gespecificeerd zijn de bepalingen inzake douanerechten op dit recht van toepassing.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 14 december 2000.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    D. Gillot

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

    (2) PB L 276 van 9.10.1997, blz. 1.

    (3) PB L 11 van 16.1.1999, blz. 1.

    (4) PB L 75 van 24.3.2000, blz. 45.

    Top