EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2263

Verordening (EG) nr. 2263/2000 van de Raad van 9 oktober 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zwarte kleurstofvormers uit Japan

PB L 259 van 13.10.2000, p. 1–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/10/2005

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2263/oj

32000R2263

Verordening (EG) nr. 2263/2000 van de Raad van 9 oktober 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zwarte kleurstofvormers uit Japan

Publicatieblad Nr. L 259 van 13/10/2000 blz. 0001 - 0023


Verordening (EG) nr. 2263/2000 van de Raad

van 9 oktober 2000

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zwarte kleurstofvormers uit Japan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 9,

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Inleiding

(1) Op 24 juli 1999 kondigde de Commissie met twee berichten in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2), (de "berichten van inleiding"), de inleiding aan van twee anti-dumpingprocedures met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van respectievelijk One Dye Black 1 ("ODB-1") en One Dye Black 2 ("ODB-2") uit Japan.

(2) De procedures werden ingeleid na twee klachten die in juni 1999 waren ingediend door CEFIC (de Europese Raad van de bonden van de chemische nijverheid) namens Ciba Specialty Chemicals PLC, het bedrijf dat de volledige productie van ODB-1 en ODB-2 - twee zwarte kleurstofvormers - van de Gemeenschap voor zijn rekening neemt. De klachten bevatten bewijzen van dumping wat bedoelde producten betreft en van aanmerkelijke schade die hiervan het gevolg was en deze werden toereikend geacht om de inleiding van de procedures te rechtvaardigen.

2. Onderzoek

(3) De Commissie bracht de producent van de Gemeenschap die de klacht indiende en zijn representatieve vereniging in de Gemeenschap, de betrokken exporteurs, producenten, importeurs en verwerkende bedrijven, alsmede de vertegenwoordigers van het betrokken exporterende land van de inleiding van de procedures officieel op de hoogte. Belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in de berichten van inleiding vastgestelde termijn hun standpunten schriftelijk in te dienen en te verzoeken te worden gehoord.

(4) Eén exporteur/producent in het betrokken land alsmede de producent van de Gemeenschap maakten hun standpunten schriftelijk bekend. Alle partijen die erom verzochten binnen de vastgestelde termijn en konden aantonen dat zij bijzondere redenen hadden om te worden gehoord, werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt te verdedigen.

(5) De Commissie stuurde de betrokken partijen alsmede alle andere partijen die zich binnen de in de berichten van inleiding vastgestelde termijnen bekend hadden gemaakt, vragenlijsten. Er werden antwoorden ontvangen van de enige producent van de Gemeenschap, van zes bedrijven die ODB-1 en/of ODB-2 verwerkten, van een groep importeurs die met een Japanse exporteur verbonden waren en van twee in Japan gevestigde bedrijven.

(6) Geen enkele exporteur/producent werkte aan het onderzoek mede. Derhalve werden de bevindingen, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 (de "basisverordening") gebaseerd op de beschikbare gegevens. Omdat niet tijdig correcte antwoorden werden ontvangen, werd overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de basisverordening van een controle bij de exporteurs/producenten of verbonden importeurs afgezien.

(7) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor de vaststelling van de schade en het belang van de Gemeenschap noodzakelijk achtte. Controle vond plaats ten kantore van de volgende bedrijven:

a) Producent in de Gemeenschap

- Ciba Specialty Chemicals PLC, Macclesfield (Verenigd Koninkrijk);

b) Verwerkende bedrijven in de Gemeenschap

- Jujo Thermal Ltd, Eura (Finland),

- Torraspapel SA, Barcelona (Spanje),

- Zanders Feinpapiere AG, Bergisch Gladbach (Duitsland).

(8) Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 1999 (het "onderzoektijdvak" of "OT"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die voor de vaststelling van de schade relevant zijn had betrekking op de periode van 1 januari 1996 tot het eind van het onderzoektijdvak ("onderzochte periode").

3. Verduidelijking/uitbreiding van de productomschrijving

(9) Tijdens de voorbereidende onderzoeken werd vastgesteld dat er andere zwarte kleurstofvormers waren dan ODB-1 en ODB-2 die dezelfde chemische en fysische basiskenmerken bleken te hebben en elkaar bleken te overlappen wat hun gebruik betreft (ze werden namelijk gebruikt om papier van een deklaag te voorzien met het oog op de productie van doorschrijfpapier zonder carbon of papier voor thermische toepassingen).

(10) Na overleg met het antidumpingcomité oordeelde de Commissie het derhalve raadzaam om op 1 april 2000 een bericht te publiceren in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) in verband met het product waarop de antidumpingprocedures betrekking hadden zodat alle zwarte kleurstofvormers die gebruikt worden om papier van een deklaag te voorzien bestreken werden ("zwarte kleurstofvormers"), en het onderzoek kon worden voortgezet.

(11) De producent van de Gemeenschap die de klacht indiende en zijn representatieve vereniging, de betrokken exporteurs, producenten, importeurs, en verwerkende bedrijven alsmede de vertegenwoordigers van het exporterende land werden officieel op de hoogte gebracht van de verduidelijking/uitbreiding van de productomschrijving in het kader van deze procedures. Belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in dit bericht vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(12) De Commissie stuurde alle betrokken partijen en alle andere partijen die zich binnen de in het bericht vastgestelde termijn bekendmaakten vragenlijsten. Er werden antwoorden op deze vragenlijsten ontvangen van de enige producent van de Gemeenschap, van één met een exporteur verbonden importeur, van drie Japanse bedrijven en van zes bedrijven die zwarte kleurstofvormers verwerken.

(13) Ook in dit stadium verleende geen enkele Japanse exporteur/producent medewerking aan het onderzoek. Bijgevolg werden de bevindingen overeenkomstig artikel 18, lid 1 van de basisverordening gebaseerd op de gegevens die voor Japan als geheel beschikbaar waren en vonden geen controles plaats ten kantore van de exporteurs/producenten of verbonden importeurs overeenkomstig artikel 16, lid 1 van de basisverordening.

(14) De Commissie verzamelde en verifieerde verder alle gegevens die zij voor de vaststelling van de schade en van het belang van de Gemeenschap nodig achtte en deze werkzaamheden omvatten ook een controle ten kantore van het volgende verwerkende bedrijf in de Gemeenschap:

- Papierfabrik August Koehler AG, Oberkirch (Duitsland).

(15) Eén belanghebbende partij voerde aan dat de procedure niet kon worden uitgebreid tot alle zwarte kleurstofvormers uit Japan omdat de klachten uitsluitend betrekking hadden op ODB-1 en ODB-2 en andere kleurstofvormers niet werden vermeld hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap van hun bestaan op de hoogte moest zijn geweest.

(16) Omschrijving van het product dat in een antidumpingprocedure wordt behandeld is niet het voorrecht van de klagende partij. Het product wordt veeleer omschreven overeenkomstig de toe te passen wetgeving, zoals die in de praktijk van de Commissie en de Raad tot uiting komt en bevestigd wordt door de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. In dit geval werden voor respectievelijk ODB-1 en ODB-2 uit Japan klachten ingediend die aanwijzingen bevatten van dumping en van de hieruit voortvloeiende schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Uit de gegevens die in de loop van de onderzoeken, die naar aanleiding van deze klachten werden ingeleid, werden verzameld, bleek evenwel dat beide procedures samengevoegd moesten worden en dat de productomschrijving die voortvloeide uit deze enige procedure alle zwarte kleurstofvormers bestreek die gebruikt worden om papier van een deklaag te voorzien. Eén en ander was het gevolg van het feit dat al deze zwarte kleurstofvormers dezelfde fysische en chemische basiskenmerken bleken te delen en wat hun gebruik betreft onderling verwisselbaar waren. Bovendien werden de aanwijzingen in verband met dumping en de hieruit voortvloeiende schade die de oorspronkelijke klachten bevatten en die betrekking hadden op slechts twee soorten zwarte kleurstofvormers, voldoende representatief geacht voor alle zwarte kleurstofvormers gezien het belangrijke aandeel van de markt van de Gemeenschap die deze twee soorten innamen. Wat de correcte toepassing van de procedures betreft werden de rechten van de betrokken partijen geëerbiedigd aangezien zij op de hoogte werden gebracht door middel van een bericht in het Publicatieblad en zij over alle mogelijkheden beschikten om zich bekend te maken, opmerkingen te formuleren of te verzoeken te worden gehoord.

B. PRODUCT

1. Algemeen

(17) Zwarte kleurstofvormers vormen een specifieke groep van fluoran kleurstofvormers die wanneer ze gebruikt worden om papier van een deklaag te voorzien zelf over de eigenschappen beschikken om een zwart beeld op het papier te genereren zonder dat ze gemengd hoeven te worden met andere kleurstofvormers.

(18) Volgens de gegevens die door alle partijen werden verstrekt, bestaan er verschillende soorten zwarte kleurstofvormers zoals Black 15, Black 100, Black 303, Black 305, Black 500, CF 51, ETAC, Fuji Black, ODB-1, ODB-2, ODB-7, PSD 150, PSD 184, PSD 300A, S-205, TH 107. Deze lijst van productsoorten is niet volledig omdat regelmatig nieuwe soorten op de markt komen. Er zij evenwel op gewezen dat de belangrijkste soorten die 90 % van het totale verbruik in de Gemeenschap tijdens het OT beslaan, ODB-1, ODB-2, Black 15 en S-205 zijn.

(19) Uit het onderzoek is gebleken dat alle zwarte kleurstofvormers dezelfde chemische basiskenmerken hebben, d.w.z. dezelfde moleculaire basisstructuur (C26H16N2O3). Het basismolecuul ontstaat door de condensatie van een benzofenon-ketozuur met een gesubstitueerd difenylamine in zwavelzuur. Hierbij ontstaat een ftalideproduct dat vervolgens wordt gewassen, geïsoleerd en gezuiverd. Aan het ringsysteem van het basismolecuul zijn verschillende substituenten gebonden (R1-R5). De kleurstofvormende reactie van het basismolecuul verloopt op papier. Hierbij wordt de ringstructuur onder invloed van warmte of druk geopend. Na deze reactie blijft er een positieve restlading achter, die rond het ringsysteem is gedelokaliseerd. De energie die nodig is om deze delokalisering mogelijk te maken, wordt geabsorbeerd uit het opvallende zichtbare licht en dit geeft de verbinding zijn zwarte kleur. In dit opzicht wordt de aard van de kleurstofvormende reactie niet beïnvloed door de substituenten aan het ringsysteem. Deze substituenten zorgen slechts voor een aantal ondergeschikte verschillen en specifieke eigenschappen van het eindproduct op papier (witheid van de achtergrond, gevoeligheid van temperatuurveranderingen, beeldstabiliteit).

(20) Daarnaast hebben alle zwarte kleurstofvormers dezelfde fysische basiskenmerken: in alle gevallen is het een wit of licht gekleurd vrij stromend poeder.

(21) Ten slotte worden alle zwarte kleurstofvormers fundamenteel voor hetzelfde gebruikt. Zwarte kleurstofvormers worden gebruikt om papier van een deklaag te voorzien zodat doorschrijfpapier zonder carbon wordt verkregen en/of papier voor thermografische toepassingen. Om papier te coaten worden de zwarte kleurstofvormers met andere chemicaliën vermengd tot een formulering die voor iedere papierfabrikant en voor iedere gebruikte soort kleurstofvormer verschilt. Uit de gegevens die werden verstrekt door verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten blijkt dat de onderlinge verwisselbaarheid van de verschillende soorten zwarte kleurstofvormers waarmee hetzij doorschrijfpapier zonder carbon, hetzij papier voor thermografische toepassingen wordt geproduceerd zeer groot is. Bovendien zijn sommige verwerkende bedrijven ook op korte termijn op andere zwarte kleurstofvormers overgeschakeld om hetzelfde soort papier als eindproduct te vervaardigen.

2. Onderzocht product

(22) De onderzochte producten zijn zwarte kleurstofvormers uit Japan. Zoals hierboven werd beschreven vertonen alle soorten van het betrokken product dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en kunnen zij door elkaar worden gebruikt om papier te coaten zodat doorschrijfpapier zonder carbon en/of papier voor thermografische toepassingen wordt verkregen. Alle soorten moeten derhalve beschouwd worden als één enkel product in het kader van dit onderzoek. Zij vormen dus alle het onderzochte product.

(23) Eén belanghebbende partij voerde aan dat ODB-1/ODB-2 en S-205 niet dezelfde chemische basiskenmerken hebben. Zij voerde aan dat de substituenten R1 en R2 van ODB-1/ODB-2 en S-205 verschillen en dat hierdoor de eigenschappen van S-205 sterk verschillen van die van ODB-1/ODB-2. Er zij op gewezen dat deze partij de eigenschappen die zij bedoelde niet specifiek vermeldde.

(24) Uit het onderzoek is gebleken dat S-205 en ODB-1/ODB-2 dezelfde chemische basiskenmerken, d.w.z. dezelfde moleculaire basisstructuur hebben (zie overweging 19) en op het gecoate papier een zwart beeld genereren zonder dat zij gemengd moeten worden met andere kleurstofvormers. Wat de specifieke eigenschappen betreft die verleend zouden worden door de verschillende substituenten R1 en R2, zij erop gewezen dat werd vastgesteld dat sommige verwerkende bedrijven, ongeacht of gebruik wordt gemaakt van ODB-1/ODB-2 of S-205, hetzelfde papier produceren, hetgeen doet vermoeden dat, indien door het gebruik van verschillende soorten zwarte kleurstofvormers het papier andere eigenschappen mocht verwerven, de verschillen in het algemeen niet erg belangrijk zijn. Bovendien voerde een andere belanghebbende partij aan dat iedere soort zwarte kleurstofvormer andere bijkomende kenmerken heeft, maar betwistte niet dat de fundamentele chemische kenmerken dezelfde zijn.

(25) In verband met de onderlinge verwisselbaarheid voerde dezelfde belanghebbende partij aan dat ODB-1 in het algemeen niet wordt gebruikt bij de productie van papier voor thermografische toepassingen.

(26) Uit het onderzoek bleek evenwel dat minstens twee verwerkende bedrijven in de Gemeenschap ODB-1 gebruiken voor de vervaardiging van papier voor thermografische toepassingen. Hetzelfde verwerkende bedrijf beweerde ook dat voor de productie van doorschrijfpapier zonder carbon, ODB-1, ODB-2 en S-205 door elkaar kunnen worden gebruikt. Bovendien schakelde één verwerkend bedrijf over van ODB-1 op ODB-2 in 1998 en vervolgens opnieuw op Black 15 tijdens het OT voor de productie van doorschrijfpapier zonder carbon.

(27) Dezelfde belanghebbende partij voerde ook aan dat papier voor thermografische toepassingen vervaardigd kon worden op basis van hetzij ODB-2 of S-205. De eigenschappen en de kwaliteit van het eindproduct zouden evenwel verschillen. Voorts werd aangevoerd dat voor eindgebruikers, papier dat werd vervaardigd met S-205 niet onderling verwisselbaar was met papier dat werd vervaardigd met andere soorten zwarte kleurstofvormers omdat laatstgenoemde van mindere kwaliteit zouden zijn, minder bestand tegen veroudering en minder goede resultaten bij het drukken zouden opleveren.

(28) Omdat minstens zes verwerkende bedrijven papier voor thermografische toepassingen vervaardigen met gebruikmaking van andere soorten zwarte kleurstofvormers dan S-205 en de productie van papier voor thermografische toepassingen ook standaardproducten zoals fax-papier omvat, kan dit argument niet worden aanvaard. Bovendien voerden één exporteur/producent en zijn verbonden importeur aan dat indien de prijs van ODB-2 zou stijgen de fabrikanten van ODB-2 op S-205 zouden overschakelen en dat S-205 en ODB-2 door elkaar konden worden gebruikt.

(29) Twee belanghebbende partijen voerden aan dat bij gebruik van een andere zwarte kleurstofvormer de verwerkende bedrijven de gebruikte technologie, met name de formulering moesten wijzigen. Er werd aangevoerd dat het derhalve niet mogelijk was meteen, zonder belangrijke technische en economische uitgaven, op een andere soort zwarte kleurstofvormer over te schakelen. Iedere soort zwarte kleurstofvormer zou derhalve een product op zich zijn.

(30) Er zij op gewezen dat het feit dat de producten waarop de procedure betrekking heeft hetzelfde zijn of een soortgelijk eindgebruik kennen, niet noodzakelijkerwijs betekent dat ieder verwerkend bedrijf, zonder bepaalde aanpassingen, van het ene productsoort op het andere moet kunnen overschakelen. In dit geval is het duidelijk dat indien de zwarte kleurstofvormer door een andere wordt vervangen dit ook leidt tot een wijziging van de formulering. Het feit dat de receptuur moet worden gewijzigd hoeft evenwel geen economische of technische belemmering te zijn voor de vervanging van de kleurstofvormers, zoals is gebleken in het verleden toen verwerkende bedrijven van het ene soort op het andere overschakelden. Hoe het ook zij, de verwerkende bedrijven hebben er zelf op gewezen dat de productielijn, het productieproces en de knowhow niet fundamenteel hoeven te worden gewijzigd wanneer van het ene soort zwarte kleurstofvormer op het andere wordt overgeschakeld.

(31) Rekening houdend met het bovenstaande wordt geconcludeerd dat alle soorten zwarte kleurstofvormers uit Japan beschouwd moeten worden als één enkel product en het onderzochte product vormen.

3. Soortgelijk product

(32) Er werd vastgesteld dat het onderzochte product en de zwarte kleurstofvormers die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap werden vervaardigd en verkocht (zoals omschreven in overweging 61) dezelfde chemische en fysische basiskenmerken vertoonden en hetzelfde gebruik kenden als de kleurstofvormers die uit Japan naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. Hetzelfde gold voor de zwarte kleurstofvormers die vervaardigd en verkocht werden op de binnenlandse markt in Japan; ook deze waren, vergeleken met het onderzochte product, soortgelijke producten.

(33) Er werd aangevoerd dat men zich bij het onderzochte product diende te beperken tot de twee soorten die door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigd werden, namelijk ODB-1 en ODB-2.

(34) Er zij eerst op gewezen dat het onderzochte product en het soortgelijk product in anti-dumpingprocedures worden gedefinieerd aan de hand van de fysische, chemische en/of technische basiskenmerken en het fundamentele gebruik. Zodra het onderzochte product, namelijk het uit Japan uitgevoerde product, was gedefinieerd, moest worden onderzocht of het product dat in Japan wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht en het product dat in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt vervaardigd en verkocht, vergeleken met het onderzochte product, soortgelijke producten zijn. In dit opzicht is het feit dat een bepaalde productsoort niet in de Gemeenschap wordt vervaardigd irrelevant.

(35) Indien bovendien slechts die producten in aanmerking zouden worden genomen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd en de antidumpingmaatregelen in dit geval ten slotte tot deze soort zouden worden beperkt, zou geen rekening worden gehouden met het feit dat het gedrag van exporteurs, die producten uitvoeren die niet in de Gemeenschap werden vervaardigd, gevolgen heeft voor de bedrijfstak van de Gemeenschap omdat beide producten soortgelijk zijn. Een dergelijke beperking zou de verwerkende bedrijven er immers uiteindelijk toe aanzetten over te schakelen op die soorten kleurstofvormers die in het onderzoek niet werden behandeld waardoor eventuele antidumpingmaatregelen hun uitwerking zouden missen. De verwerkende bedrijven wezen erop dat prijsverschillen van 5 % tot 15 % toereikend waren om hen tot overschakeling op een andere soort zwarte kleurstofvormer aan te zetten.

(36) Derhalve wordt geconcludeerd dat de zwarte kleurstofvormers die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd en op de markt van de Gemeenschap worden verkocht en de zwarte kleurstofvormers die op de binnenlandse markt van Japan worden verkocht, vergeleken met het onderzochte product, soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

(37) Rekening houdend met de conclusie dat alle zwarte kleurstofvormers één enkel product vormen, worden de oorspronkelijke procedures met betrekking tot respectievelijk ODB-1 en ODB-2 samengevoegd. Tevens wordt bevestigd dat het product dat wordt onderzocht in het kader van de procedure die het gevolg is van deze samenvoeging alle zwarte kleurstofvormers omvat. Er werd derhalve overgegaan tot één enkel onderzoek naar dumping, de hieruit voortvloeiende schade en het belang van de Gemeenschap.

C. DUMPING

1. Medewerking

(38) In de klachten werden drie Japanse producenten van ODB-1 en ODB-2 genoemd. Een vierde bedrijf dat S-205 uitvoerde werd in het kader van de voorbereidende onderzoeken geïdentificeerd. Geen enkel van deze vier bedrijven verleende medewerking aan het onderzoek.

(39) Nippon Soda Co. Ltd verklaarde na de inleiding van het onderzoek en na de uitbreiding/verduidelijking van de productomschrijving dat het de vragenlijsten niet zou invullen.

(40) Hodogaya Chemical Co. Ltd ("Hodogaya") vulde de twee vragenlijsten voor producenten/exporteurs van ODB-1 en ODB-2 in alsmede de vragenlijst voor producenten/exporteurs van zwarte kleurstofvormers. Op grond van de verstrekte informatie konder evenwel voor dit bedrijf geen afzonderlijke gegevens worden gesteld. Hodogaya werd hierover ingelicht en leverde geen commentaar.

(41) Yamamoto Chemicals Inc. ("Yamamoto") vulde het belangrijkste gedeelte van de vragenlijsten die bedoeld waren voor de producenten/exporteurs van respectievelijk ODB-1 en ODB-2 niet in. Er werden slechts antwoorden ontvangen voor dat gedeelte van de vragenlijsten dat als titel droeg "vragen voor verbonden bedrijven die betrokken zijn bij de verkoop van het betrokken product" en deze antwoorden kwamen van een groep van handelsmaatschappijen ("de Mitsui groep")(4). Yamamoto verklaarde namelijk dat zijn volledige verkoop op de markt van de Gemeenschap in handen was van de Mitsui groep en verzocht slechts om een afzonderlijke behandeling in verband met de uitvoerprijzen en de schademarge. Bij de vragenlijst met betrekking tot de zwarte kleurstofvormers verstrekte Yamamoto slechts enkele aanvullende gegevens over de schade en het belang van de Gemeenschap. Onder deze omstandigheden konden voor dit bedrijf geen afzonderlijke dumpingmarges worden vastgesteld.

(42) Yamada Chemical Co., Ltd ("Yamada") en het met dit bedrijf verbonden bedrijf Fukui Yamada Chemical Co. Ltd ("Fukui Yamada") verstrekten zeer onvolledige antwoorden in de vragenlijst voor producenten/exporteurs van zwarte kleurstofvormers. De bedrijven werden hierover op passende wijze ingelicht en in de gelegenheid gesteld om nadere toelichtingen te verschaffen overeenkomstig artikel 18, lid 4 van de basisverordening. De bedrijven werden er ook over ingelicht dat indien geen bevredigende antwoorden werden verstrekt de voorgelegde gegevens als ontoereikend voor een afzonderlijke behandeling zouden worden beschouwd. Met name de ondernemingsstructuur van deze bedrijven kon niet worden vastgesteld omdat deze ondernemingen slechts de identiteit van één van hun aandeelhouders bekend wensten te maken. Er werden ook geen gegevens verstrekt in verband met het productieproces en de productiekosten. De toegang tot de gecontroleerde jaarrekeningen en andere gegevens uit de financiële verslaglegging werd de Commissie ontzegd op grond van het feit dat het om vertrouwelijke gegevens van de bedrijven ging. Op 13 en 17 juli 2000, méér dan twee maanden na het verstrijken van de termijn voor de beantwoording van de vragenlijst, legden Yamada/Fukui Yamada gegevens over in verband met de productiekosten van S-205 alsmede gegevens uit de financiële verslaglegging van drie boekjaren. Deze gegevens die lang na het verstrijken van de voorgeschreven termijn werden ingediend, konden de vaststelling overeenkomstig de basisverordening dat deze bedrijven geen medewerking aan het onderzoek verleenden niet wijzigen. De ingediende gegevens konden ook niet worden gebruikt als beschikbare gegevens in de zin van artikel 18 van de basisverordening omdat zij werden ingediend in een vergevorderd stadium van het onderzoek en redelijkerwijze niet in aanmerking konden worden genomen.

(43) Geen enkele andere producent die het betrokken product naar de Gemeenschap uitvoerde maakte zich binnen de relevante termijnen bekend.

(44) Op 17 en 18 juli 2000 diende een Japanse exporteur, Nagase & Co. Ltd voor het eerst gegevens in. Deze gegevens, die lang na het verstrijken van de termijn werden ingediend konden evenwel het oorspronkelijke gebrek aan medewerking van dit bedrijf niet compenseren. Ook de medewerking van het met deze exporteur verbonden bedrijf in Duitsland, dat zich bekendmaakte en als onafhankelijke importeur aan het onderzoek medewerkte, kon dit gebrek aan medewerking niet compenseren. De gegevens van Nagase & Co. Ltd konden evenmin gebruikt worden als beschikbare gegevens in de zin van artikel 18 van de basisverordening omdat zij werden ontvangen op een ogenblik waarop het onderzoek al ver gevorderd was en derhalve redelijkerwijze niet in aanmerking konden worden genomen.

(45) Bij gebrek aan medewerking van de exporteurs/producenten werden de conclusies in verband met dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens voor Japan in zijn geheel overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening. Volgens de beschikbare gegevens bestaat het grootste gedeelte van de invoer van zwarte kleurstofvormers uit Japan uit ODB-1, ODB-2 en S-205. Derhalve werd geconcludeerd dat bevindingen in verband met dumping die gebaseerd waren op deze drie productsoorten redelijkerwijze representatief zouden zijn voor de invoer van het betrokken product.

2. Normale waarde

(46) Ten gevolge van het gebrek aan medewerking waren de klachten in verband met ODB-1 en ODB-2 de enige beschikbare gegevensbronnen. In de klachten werden de normale waarden op basis van de binnenlandse prijzen geraamd. De onvolledig ingevulde vragenlijsten bevatten geen gegevens met betrekking tot de binnenlandse verkoop of de productiekosten.

(47) Voor S-205 werden de enige beschikbare gegevens gehaald uit de antwoorden in de vragenlijst van Yamada/Fukui Yamada. De binnenlandse verkoop werd als representatief beschouwd omdat deze meer dan 5 % vertegenwoordigde van de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheden. Bij gebrek aan gegevens over de productiekosten van S-205 werden deze kosten geraamd op basis van de gegevens in de klachten met betrekking tot ODB-1 en ODB-2. Op deze basis bleken de transacties die door Yamada werden gerapporteerd rendabel. Bijgevolg werd de normale waarde voor S-205 vastgesteld als de gewogen gemiddelde prijs van alle binnenlandse verkopen aan onafhankelijke afnemers die door Yamada voor het OT werden opgegeven.

3. Uitvoerprijs

(48) De uitvoerprijzen voor de drie productsoorten werden als volgt vastgesteld:

3.1. ODB-1

(49) De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van de gegevens die verstrekt werden door de Mitsui-groep en Eurostat.

(50) Wat de gegevens van de Mitsui-groep betreft zij erop gewezen dat werd vastgesteld dat alle bedrijven die tot de groep behoren verbonden waren. Ingevolge artikel 2, lid 9 van de basisverordening werden de verkoopprijzen tussen deze bedrijven onderling niet in aanmerking genomen omdat zij niet betrouwbaar waren en werd er dus gebruikgemaakt van de prijzen waartegen het ingevoerde ODB-1 voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer werd wederverkocht. Deze prijzen werden gecorrigeerd zodat rekening werd gehouden met alle kosten die tussen de invoer en de wederverkoop waren ontstaan d.w.z. de belastingen, invoerrechten, verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven van elk verbonden bedrijf dat tussen de invoer en de wederverkoop aan de onafhankelijke afnemer werd ingeschakeld, waarna het geheel werd vermeerderd met een winst van 5 % op de omzet. Omdat geen enkele onafhankelijke importeur in de Gemeenschap medewerking verleende werd een winstmarge van 5 % in aanmerking genomen; deze stemt overeen met de winstmarge die in een eerder geval waarin een chemisch product werd onderzocht(5) als redelijk werd beschouwd.

(51) Omdat ODB-1 tijdens het OT onder een specifieke Taric-code werd ingedeeld, werden de overige op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden en de waarde daarvan vastgesteld door de door Mitsui & Co. Ltd (Japan) voor het OT opgegeven uitgevoerde hoeveelheden en de cif-waarde daarvan af te trekken van de totale hoeveelheden en waarde in de statistieken van Eurostat.

3.2. ODB-2

(52) De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van de gegevens die door de Mitsui-groep en in de klacht verstrekt werden.

(53) Voor de prijzen van de door de Mitsui-groep opgegeven uitvoer van ODB-2 werd gebruikgemaakt van de methode die is omschreven in overweging 50.

(54) Voor de overige verkoop waren de gegevens van Eurostat geen betrouwbare bron aangezien de Taric-code waaronder de invoer van ODB-2 wordt aangegeven ook andere chemicaliën omvat en de ingevoerde hoeveelheden ODB-2 slechts een fractie vertegenwoordigen van de ingevoerde hoeveelheden die onder deze code worden aangegeven. Dit wordt bevestigd door het feit dat de gemiddelde cif-waarde per eenheid aanmerkelijk lager lag dan de in de klacht geraamde gemiddelde cif-uitvoerprijs en de door de bedrijven van de Mitsui-groep voorgelegde gegevens. De overige ingevoerde hoeveelheden ODB-2 en de waarde daarvan werden derhalve vastgesteld door de uitgevoerde hoeveelheden die door Mitsui & Co. Ltd (Japan) voor het OT werden opgegeven en de cif-waarde daarvan af te trekken van de in de klacht geraamde hoeveelheden en cif-waarden aangezien er geen andere gegevens beschikbaar waren.

3.3. S-205

(55) Fukui Yamada verklaarde alle producten te leveren aan Yamada dat op zijn beurt een Japanse onafhankelijke handelaar inschakelde om S-205 naar de Gemeenschap uit te voeren. De voorgelegde uitvoerprijzen stemden overeen met de cif-prijzen die door deze handelaar aan een verbonden bedrijf in de Gemeenschap werden aangerekend. Deze prijzen werden bijgevolg niet in aanmerking genomen omdat ze niet betrouwbaar waren en er werd gebruikgemaakt van de aankoopprijzen die werden voorgelegd door de eerste onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Laatstgenoemde prijzen werden gecorrigeerd zodat rekening werd gehouden met alle kosten die waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop alsmede met een winstmarge van 5 % op de omzet.

4. Vergelijking

(56) Met het oog op een billijke vergelijking van de normale waarden met de uitvoerprijzen, af fabriek, werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloedden. Deze correcties werden toegepast overeenkomstig artikel 2, lid 10 van de basisverordening en hadden betrekking op verschillen in kosten voor commissielonen, vervoer, verzekering, lossen, laden, overladen en aanverwante kosten; voor de correcties werd gebruikgemaakt van de gegevens die in de klachten (voor ODB-1 en ODB-2) en door Yamada (voor S-205) waren verstrekt.

5. Dumpingmarge

(57) Overeenkomstig artikel 2, lid 11 van de basisverordening werden de gewogen gemiddelde normale waarden van elk van de drie productsoorten vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen.

(58) Overeenkomstig artikel 2, lid 12 van de basisverordening werd voor deze per soort vastgestelde dumpingmarges een gewogen gemiddelde vastgesteld dat representatief werd geacht voor het niveau van de dumping van alle zwarte kleurstofvormers uit Japan.

(59) Uitgedrukt als een percentage van de waarde van de ingevoerde producten cif grens Gemeenschap bedroeg de op deze wijze vastgestelde dumpingmarge 49,8 %.

D. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(60) Ciba Specialty Chemicals PLC was tijdens het OT de enige producent van zwarte kleurstof vormers in de Gemeenschap.

(61) Derhalve vormt dit bedrijf "de bedrijfstak van de Gemeenschap" ingevolge artikel 4, lid 1 van de basisverordening.

E. SCHADE

1. Voorafgaande opmerkingen

(62) Zoals hierboven werd medegedeeld werd voor de vaststelling van de schade onderzoek verricht naar de ontwikkelingen in de periode van 1 januari 1996 tot het eind van het onderzoektijdvak.

(63) Eén belanghebbende partij voerde aan dat de gekozen periode niet representatief en niet in verhouding was en dat voor het onderzoek een periode in aanmerking diende te worden genomen die startte in 1992, het jaar waarin de klagende partij haar productie van zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap opstartte.

(64) Ten eerste zij erop gewezen dat het gebruikelijk is in antidumpingprocedures een termijn van drie tot vijf jaar in aanmerking te nemen om de evolutie van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap te onderzoeken.

(65) Ten tweede zij erop gewezen dat zowel de schade als de dumping voor het onderzoektijdvak moeten worden vastgesteld. De periode die aan het OT voorafgaat heeft uitsluitend een indicatieve functie; aan de hand van de vastgestelde ontwikkelingen kan worden vastgesteld of de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT als schadelijk kan worden aangemerkt. Derhalve zou men, ongeacht het startpunt dat in aanmerking werd genomen tot de conclusie zijn gekomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT schade heeft geleden.

(66) Rekening houdend met bovenstaande overwegingen wordt het niet gerechtvaardigd geacht de in aanmerking genomen periode voor het onderzoek naar de ontwikkelingen met betrekking tot de schade uit te breiden.

2. Verbruik in de Gemeenschap

(67) Bij gebrek aan medewerking van exporteurs/producenten en gezien de onnauwkeurigheid van de Eurostat-gegevens met betrekking tot de invoer werd de berekening van het verbruik in de Gemeenschap gebaseerd op de op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden gerapporteerd, op de invoer uit Japan en uit de Verenigde Staten waarover gegevens werden verstrekt door de verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten en op de gegevens die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de klachten werden verstrekt.

(68) Tussen 1996 en 1998 steeg het verbruik met 18 % ten gevolge van een stijging van de productie van papier voor thermografische toepassingen. Tussen 1998 en het OT daalde het verbruik enigszins met 1 %. Deze daling wordt verklaard doordat twee verwerkende bedrijven in de Gemeenschap hun papierproductie stopzetten.

3. Invoer uit Japan

3.1. Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

(69) Bij gebrek aan medewerking van exporteurs/producenten en gezien de onnauwkeurigheid van de Eurostat-gegevens met betrekking tot de invoer werd de berekening van de ingevoerde hoeveelheden en van het marktaandeel dat deze vertegenwoordigden gebaseerd op de beschikbare gegevens, namelijk de gegevens die werden verstrekt door de verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten en de gegevens die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de klachten werden medegedeeld.

(70) Uit deze gegevens blijkt dat de ingevoerde hoeveelheden van het onderzochte product voortdurend zijn gestegen van (index) 100 in 1996 tot 123 in 1997, 131 in 1998 en 141 tijdens het OT, in totaal dus met meer dan 40 %. Deze stijging komt ook tot uiting in het marktaandeel dat het betrokken product vertegenwoordigde en dat steeg van 36,0 % in 1996 tot 41,7 % in 1997, 40,0 % in 1998 en 43,4 % tijdens het OT.

3.2. Prijzen van de ingevoerde producten

a) Verloop van de prijzen van de ingevoerde producten

(71) De gemiddelde prijzen per eenheid van alle zwarte kleurstofvormers uit Japan die gebaseerd waren op gegevens verstrekt door verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten en door één importeur en die werden uitgedrukt in ecu-euro/kg daalden tijdens de onderzochte periode met 19 %. De prijzen daalden van 24,9 ECU per kg in 1996 tot 22,1 ECU per kg in 1997 en vervolgens tot 21,6 ECU per kg in 1998; nadien daalden zij verder tot 20,2 ECU/EUR per kg tijdens het OT(6). De prijzen van de verschillende soorten zwarte kleurstofvormers zijn tijdens de onderzochte periode voortdurend gedaald hoewel deze daling telkens andere proporties aannam: de gemiddelde prijzen voor ODB-1 daalden tijdens de onderzochte periode (met 13 %) terwijl de gemiddelde prijzen voor ODB-2 en S-205 gedurende dezelfde periode(7) met respectievelijk 19 % en 15 % daalden.

b) Prijsonderbieding

(72) De markt voor kleurstofvormers van de Gemeenschap telt slechts een paar leveranciers en een beperkt aantal verwerkende bedrijven. Op deze markt wordt de prijs overeengekomen via een systeem van prijsoffertes. De verwerkende bedrijven verzoeken alle leveranciers om prijsopgave en latere onderhandelingen zijn gebaseerd op de prijzen die door de leveranciers worden aangeboden.

(73) Derhalve werd de prijsonderbieding onderzocht op basis van de prijsoffertes van de leveranciers aan de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap. Bij gebrek aan medewerking van de Japanse exporteurs/producenten, werd het onderzoek naar de prijsonderbieding gebaseerd op de gegevens die verstrekt werden door de bedrijfstak van de Gemeenschap met betrekking tot de offertes die ongeveer 50 % van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap besloegen. Indien mogelijk werden deze gegevens geverifieerd bij verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten.

(74) Voor ODB-1 werden de offertes onderzocht voor transacties die ongeveer 45 % van de totale verkoop van ODB-1 in de Gemeenschap tijdens het OT vertegenwoordigden. Op deze basis werd vastgesteld dat de prijs die aanvankelijk door de bedrijfstak van de Gemeenschap werd aangeboden later bij vergelijking van de oorspronkelijke offerte met de uiteindelijk overeengekomen prijs, met 5 % tot 8 % werd onderboden door de Japanse leveranciers.

(75) Voor ODB-2, werden de prijsoffertes onderzocht voor transacties die ongeveer 70 % van de verkoop van ODB-2 in de Gemeenschap tijdens het OT vertegenwoordigden. Bij dit soort zwarte kleurstofvormer kon hetzelfde patroon worden vastgesteld en in dit geval varieerden de onderbiedingsmarges van 1 % tot 5 %.

(76) Deze situatie toont niet alleen duidelijk aan in welke mate de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden onderboden door de prijzen van het betrokken product in dit systeem van prijsoffertes maar wijst ook op de druk die de invoer met dumping op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap uitoefende want er kon worden aangetoond dat de lage prijzen van de offertes onvermijdelijk een invloed uitoefenden op alle prijzen van latere transacties van eenzelfde afnemer.

(77) Er kan worden geconcludeerd dat de prijsdruk die door de Japanse prijsopgaven en transacties op de markt van de Gemeenschap werd uitgeoefend de bedrijfstak van de Gemeenschap ertoe verplicht heeft zijn prijzen aan de Japanse prijzen aan te passen. Dit leidde tot een prijsdaling van ongeveer 3 % voor de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen 1998 en het OT.

(78) Eén belanghebbende partij voerde aan dat de methode die gebruikt werd om de prijsonderbieding te onderzoeken fout was. Zij voerde aan dat de oorspronkelijke prijsopgave bij commerciële onderhandelingen zelden de prijs laat zien waartegen wordt verkocht en dat bij een dergelijke prijsopgave vaak te hoge prijzen worden gehanteerd omdat de partij die de prijzen opgeeft weet dat deze prijzen tijdens de onderhandelingen zullen dalen.

(79) Volgens de gegevens die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden verstrekt stemden de oorspronkelijke prijsopgaven van de bedrijfstak van de Gemeenschap overeen met de prijzen die met de respectieve afnemers in het kader van eerdere onderhandelingen waren overeengekomen. Voorts zij erop gewezen dat deze prijzen al een ontoereikende opbrengst voor de bedrijfstak van de Gemeenschap opleverden. Derhalve wordt geconcludeerd dat de methode waarbij gebruik wordt gemaakt van de oorspronkelijke offerte om de prijsonderbieding te onderzoeken, correct is.

4. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

4.1. Algemene overwegingen

(80) Overeenkomstig artikel 3, lid 5 van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een beoordeling van alle relevante economische factoren en indicatoren die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak zoals een daling van de verkoop, de winsten, de productie, het marktaandeel, de productiviteit, de rentabiliteit van investeringen, de bezettingsgraad, alsmede factoren die van invloed zijn op de prijzen van de bedrijfstak, zoals de "cash flow", de voorraden, de werkgelegenheid, de lonen, de groei en het vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken. Er zij op gewezen dat één of meer van deze factoren niet noodzakelijkerwijze doorslaggevend zijn.

4.2. Productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad van de productiecapaciteit en voorraden

(81) De productie steeg met 19 % tussen 1996 en 1997 en deze stijging viel samen met een stijging van het verbruik. De productie daalde met 2 % tussen 1997 en 1998 en daalde verder met 18 % tussen 1998 en het OT. Deze daling viel samen met een kleine daling van het verbruik en een sterke daling van de verkoop in dezelfde periode.

(82) Bij de productiecapaciteit moet er rekening mee gehouden worden dat dezelfde productieinstallaties gebruikt worden om zowel zwarte als gekleurde kleurstofvormers te vervaardigen. De productiecapaciteit voor zwarte kleurstofvormers werd derhalve geraamd door van de vastgestelde capaciteit van de productielijn de productie van de gekleurde kleurstofvormers af te trekken.

(83) Dienovereenkomstig evolueerde de bezettingsgraad van de productiecapaciteit van 72 % in 1996 tot een piek van 79 % in 1997 alvorens in 1998 te dalen tot 69 %; dit niveau werd gedurende het OT gehandhaafd.

(84) Bij onderzoek van de voorraden zij erop gewezen dat zwarte kleurstofvormers vervaardigd worden op bestelling en dat voorraden dus bestaan uit goederen die wachten om naar de afnemers te worden verzonden. In deze context lijkt de evaluatie van de voorraden niet relevant te zijn voor het onderzoek naar de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Volledigheidshalve werd de evolutie van de voorraden hieronder toch nagegaan.

(85) De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalden met 58 % tussen 1996 en het OT, ze bereikten een piek in 1997 en evolueerden in 1998 opnieuw naar het niveau van 1996. In verhouding tot de totale door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde hoeveelheden daalden de eindvoorraden tijdens de onderzochte periode ook met 58 %; in 1996 vertegenwoordigden de voorraden 20,7 % van de totale geproduceerde hoeveelheden en tijdens het OT nog slechts 8,7 %.

(86) Het slinken van de voorraden tijdens het OT was het gevolg van een programma dat met dit doel was opgezet. Bovendien droegen drie factoren bij tot de daling van de voorraden van afgewerkte goederen: de bestellingen strookten in grotere mate met de verwachte verkoop; in 1999 liep de productie spaak op de vermaling van de producten hetgeen ertoe leidde dat grotere voorraden van half afgewerkte producten (onverpakte zwarte kleurstofvormers) werden aangelegd en dus kleinere voorraden van afgewerkte producten en in juni 1999 ten slotte startte de verkoopsorganisatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Verenigde Staten met de aanleg van voorraden in de Verenigde Staten zodat door de goederen die naar de Verenigde Staten werden verzonden de voorraden in de Gemeenschap slonken.

4.3. Verkochte hoeveelheden, marktaandeel en groei

(87) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden partijen in de Gemeenschap daalde met 5 % tijdens de onderzochte periode. De verkochte hoeveelheden daalden met 2 % tussen 1996 en 1997. Van 1997 tot 1998 steeg de verkoop met 15 % en hield gelijke tred met het verbruik. De verkoop daalde drastisch tussen 1998 en het OT terwijl het verbruik in die periode slechts in beperkte mate daalde (daling met 1 %).

(88) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap dat hiermee overeenstemde daalde van 45 % in 1996 tot 41,6 % in 1997, steeg vervolgens enigszins tot 43,1 % in 1998 en daalde vervolgens opnieuw tot 36,5 % tijdens het OT. Hoewel het verbruik van zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap dus opmerkelijk steeg, kon de bedrijfstak van de Gemeenschap van deze grotere vraag niet profiteren. Tegenover deze algemene daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap staat een stijging van dezelfde orde van het marktaandeel dat door het onderzochte product wordt vertegenwoordigd. Er zij op gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ondanks de groei van het totale verbruik van zwarte kleurstofvormers met 17 % tijdens de onderzochte periode, van de gestegen verkoop geen voordeel had. Integendeel, de bedrijfstak van de Gemeenschap verkocht minder (een daling met 5 %) en zag ook zijn marktaandeel tijdens dezelfde periode dalen.

4.4. Verkoopprijzen en factoren die op deze verkoopprijzen invloed uitoefenen

(89) De eenheidsprijs van het betrokken product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap werd verkocht daalde in totaal met 16 % tijdens de onderzochte periode. Na een daling met 6 % tussen 1996 en 1997 daalden de prijzen opnieuw met 7 % tussen 1997 en 1998 waarop een nieuwe daling met 3 % volgde tussen 1998 en het OT.

(90) Van de factoren die invloed op de verkoopprijzen uitoefenen werden de productiekosten onder de loep genomen. De fabricagekosten daalden met 8 % tussen 1996 en het OT hoofdzakelijk ten gevolge van een daling van de prijzen van de grondstoffen die [60 % à 75 %](8) van de totale productiekosten uitmaken. De totale productiekosten daalden met 7 %.

(91) Volgens de gegevens die beschikbaar zijn voor Ciba Specialty Chemicals PLC stegen de lonen met 26 % tijdens de onderzochte periode. Rekening houdend met de stijging (+ 15 %) van het aantal tewerkgestelden dat volgens ramingen bij de productie van zwarte kleurstofvormers betrokken was, bedroeg de stijging van de lonen tijdens de onderzochte periode (10 %); m.a.w. de lonen en salarissen stegen jaarlijks gemiddeld met 2,8 %. Er zij evenwel op gewezen dat de arbeidskosten een klein percentage van de totale productiekosten vertegenwoordigen. De gematigde loonsverhogingen vielen evenwel samen met een verbetering van het rendement van de bedrijfstak van de Gemeenschap; deze kwam tot uitdrukking in een verlaging van de tijd die nodig is om een productiecyclus te voltooien ("batch time") en in een grotere opbrengst per batch.

(92) Derhalve wordt geconcludeerd dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de onderzochte periode sterker daalden dan de kosten (- 7 %). Deze sterke prijsdaling (- 16 %) leidde tot belangrijke verliezen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zoals hieronder wordt uiteengezet.

4.5. Rentabiliteit, cash flow en rentabiliteit van investeringen

(93) De rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap uitgedrukt als rendement van de nettoverkoop op de markt van de Gemeenschap vóór betaling van belasting en andere bijzondere elementen, evalueerde van "break even" in 1996 tot [- 5 % à - 7 %] in 1997, [- 7 % à - 9 %] in 1998 en [- 8 % à - 10 %] tijdens het OT(9).

(94) Tussen 1996 en 1997 verslechterde de rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap van ongeveer "break even" tot een negatief resultaat. Deze verslechtering viel samen met een daling van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden (- 2 %) en een scherpe daling van de verkoopprijzen (- 7 %) terwijl de kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap stabiel bleven. Tussen 1997 en 1998 trachtte de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw grotere hoeveelheden te verkopen en marktaandeel te herwinnen door zijn prijzen te verlagen (- 7 %) maar omdat zijn kosten met slechts 6 % daalden, resulteerde deze prijsdaling in grotere verliezen. Tussen 1998 en het OT stegen de verliezen aangezien de verkoopprijzen daalden met 3 % terwijl de kosten met slechts 1 % daalden.

(95) Eén belanghebbende partij voerde aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade had geleden en dat de sector van de kleurstofvormers in zijn geheel gedurende de gehele periode en zelfs na het OT rendabel was geweest.

(96) Er zij op gewezen dat in het kader van deze procedure uitsluitend zwarte kleurstofvormers en dus niet alle kleurstofvormers worden onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke verliezen heeft geleden bij de verkoop van zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap tijdens het OT. Derhalve is het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap rendabel is wanneer het andere producten, met name gekleurde kleurstofvormers betreft, geen aanwijzing dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het kader van deze procedure geen schade heeft geleden.

(97) De indicator "cash flow" kon uitsluitend worden beoordeeld voor Ciba Specialty Chemicals Inc., de Zwitserse moedermaatschappij van Ciba Specialty Chemicals PLC en bovendien kon hier pas vanaf 1997 een begin worden gemaakt, het jaar waarin de moedermaatschappij werd opgericht. Er zij evenwel op gewezen dat zwarte kleurstofvormers slechts 0,4 % van de totale omzet van de moedermaatschappij vertegenwoordigen. Rekening houdend met deze gegevens zou deze factor geen uitsluitsel geven over de specifieke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap die zwarte kleurstofvormers vervaardigt.

(98) Gegevens omtrent de indicator rentabiliteit van investeringen waren slechts beschikbaar voor Ciba Specialty Chemicals PLC en zwarte kleurstofvormers vertegenwoordigen slechts ongeveer 3,5 % van de totale omzet van Ciba Specialty Chemicals PLC. Rekening houdend met deze gegevens wordt ervan uitgegaan dat deze factor geen uitsluitsel zou geven over de specifieke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap die zwarte kleurstofvormers vervaardigt.

4.6. Investeringen en mogelijkheden om kapitaal aan te trekken

(99) De investeringen daalden tijdens de onderzochte periode van 100 in 1996 tot 71 tijdens het OT. Zij vertegenwoordigden ongeveer 9 % van de omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de onderzochte periode.

(100) Gegevens over de mogelijkheden om kapitaal aan te trekken waren slechts beschikbaar voor Ciba Specialty Chemicals PLC. Aangezien evenwel, zoals hierboven werd medegedeeld, zwarte kleurstofvormers slechts ongeveer 3,5 % vertegenwoordigen van de totale omzet van Ciba Specialty Chemicals PLC wordt geoordeeld dat deze factor geen uitsluitsel zou geven over de specifieke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap die zwarte kleurstofvormers vervaardigt.

4.7. Werkgelegenheid en productiviteit

(101) Het aantal bij de productie van zwarte kleurstofvormers tewerkgestelde personen van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg met 15 % namelijk van 48 in 1996 tot 55 tijdens het OT. Er zij op gewezen dat, aangezien de werknemers zowel bij de productie van zwarte als bij de productie van gekleurde kleurstofvormers tewerkgesteld zijn, het aantal bij de productie van zwarte kleurstofvormers tewerkgestelde personen werd berekend op basis van de verhouding van de productie van zwarte kleurstofvormers tot de totale productie van alle kleurstofvormers.

(102) De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die wordt gemeten aan de hand van de productie per tewerkgestelde persoon, daalde met 14 % tijdens de onderzochte periode. De cijfers in verband met de productiviteit weerspiegelen in grote mate de omslag die voor de vaststelling van de werkgelegenheid werd toegepast.

5. Conclusie in verband met de schade

(103) Tussen 1996 en het OT steeg de hoeveelheid uit Japan ingevoerde zwarte kleurstofvormers aanmerkelijk (41 %) en werden prijzen toegepast die voortdurend daalden (- 19 %) en op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterke druk uitoefenden omdat zij de prijzen in de offertes van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk onderboden.

(104) Tijdens dezelfde periode verslechterde de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap: vooral de productie (- 1 %), de verkoop (- 5 %) en het marktaandeel (- 8,5 percentpunten) gingen achteruit. Ondanks een belangrijke daling van de algemene kosten (- 7 %) leidde de sterke prijsdruk (- 16 %) tot zware verliezen. Tijdens de onderzochte periode daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk ondanks een stijging van het verbruik in de Gemeenschap (+ 17 %), namelijk van 45,0 % tot 36,5 %.

(105) Opvallend was de daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap van 1996 tot 1997 namelijk van 45,0 % tot 41,6 %. De bedrijfstak trachtte deze situatie te verhelpen en verlaagde zijn verkoopprijzen in 1998 in de hoop op deze wijze zijn marktaandeel te handhaven. De bedrijfstak van de Gemeenschap liet zijn prijzen dus met 6 % dalen en kon op deze wijze zijn marktaandeel verhogen (van 41,6 % in 1997 tot 43,1 % in 1998) maar dit ging ten koste van zijn rentabiliteit die daalde van [- 5 % à - 7 %] tot [- 7 % à - 9 %](10). Tussen 1998 en het OT kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen maar met 3 % laten dalen met als gevolg dat kleinere hoeveelheden werden verkocht (- 18 %) en het marktaandeel tot 36,5 % daalde. Aangezien de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterker daalden dan zijn kosten, stegen de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden verliezen.

(106) Rekening houdend met deze overwegingen wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT aanmerkelijke schade leed in de zin van artikel 3, lid 1 van de basisverordening en dat deze schade de vorm aannam van een dalende productie en verkoop, verlies aan marktaandeel en dalende prijzen die zware verliezen tot gevolg hadden.

F. OORZAKELIJK VERBAND

1. Voorafgaande opmerkingen

(107) Overeenkomstig artikel 3 van de basisverordening werd onderzocht of de hoeveelheden en de prijzen van de met dumping ingevoerde producten de bedrijfstak van de Gemeenschap dusdanige schade toebrachten dat deze als aanmerkelijk kan worden bestempeld in de zin van artikel 3, lid 6 van de basisverordening. Bij het verrichten van dit onderzoek werd erop toegezien dat de schade die andere bekende factoren de bedrijfstak van de Gemeenschap toebrachten niet aan de onderzochte invoer met dumping werd toegeschreven.

2. Gevolgen van de invoer met dumping

(108) Tijdens de onderzochte periode nam de invoer met dumping van het betrokken product sterk toe zowel wat de hoeveelheden als het marktaandeel betreft. Eén en ander viel samen met de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap die zijn verkoop zag slinken en marktaandeel verloor. In dit verband zij erop gewezen dat het marktaandeel dat voor de bedrijfstak van de Gemeenschap verloren ging grotendeels werd ingenomen door de invoer van het betrokken product.

(109) Er zij op gewezen dat de concurrentie op de markt voor zwarte kleurstofvormers een concurrentie in de vorm van prijzen is. Dit is het gevolg van het feit dat er weinig handelaren op de markt aanwezig zijn en dat de verschillende productsoorten onderling sterk verwisselbaar zijn.

(110) In dit opzicht bleek uit het onderzoek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkoopprijzen moest verlagen om zijn marktaandeel te kunnen behouden. Dit wordt bewezen door het feit dat de prijzen van het betrokken product de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderboden. Tussen 1996 en 1997 daalden de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 7 % terwijl de prijzen van het betrokken product met 10 % daalden. Dit viel samen met een verlies aan marktaandeel voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en een stijging van het marktaandeel met 5,7 percentpunten voor het betrokken product. In een poging om marktaandeel terug te winnen liet de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen met nog eens 6 % dalen tussen 1997 en 1998 hetgeen leidde tot een stijging van het marktaandeel voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en een beperkt verlies aan marktaandeel voor het betrokken product. Gezien evenwel de geleden verliezen, liet de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen tussen 1998 en het OT met slechts 3 % dalen terwijl de Japanse exporteurs hun prijzen met 5 % lieten dalen. De bedrijfstak van de Gemeenschap verloor derhalve marktaandeel terwijl het marktaandeel dat het betrokken product vertegenwoordigde opmerkelijk steeg. Het gecombineerde effect van de daling van prijzen en verkochte hoeveelheden en van de hieruit voortvloeiende daling van de productie was negatief voor de rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3. Gevolgen van andere factoren

3.1. Andere invoer

(111) De invoer uit andere derde landen steeg tot iets meer dan 20 % van het verbruik in de Gemeenschap tijdens het OT.

(112) Behalve uit Japan worden zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap hoofdzakelijk ingevoerd uit de Verenigde Staten. De Verenigde Staten tellen één eigen producent van zwarte kleurstofvormers en voor het overige twee producenten die met Japanse exporteurs/producenten verbonden zijn.

(113) Volgens gegevens van medewerkende verwerkende bedrijven en ramingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap evolueerde de invoer van zwarte kleurstofvormers uit de Verenigde Staten van (index) 100 in 1996 tot 93 in 1997. In 1998 steeg de invoer uit de Verenigde Staten tot 105 en tijdens het OT tot 124. Het marktaandeel van deze invoer evolueerde van 19,0 % in 1996 tot 16,7 % in 1997, 16,9 % in 1998 en 20,1 % tijdens het OT.

(114) Er zijn geen gegevens beschikbaar over de prijzen voor 1996, maar vanaf 1997 daalden de prijzen aanzienlijk van 100 in 1997 tot 82 in 1998 en 76 tijdens het OT.

(115) De prijzen van zwarte kleurstofvormers die uit de Verenigde Staten werden ingevoerd, lagen onder de prijzen van de uit Japan ingevoerde producten, behalve in 1997.

(116) Gezien de lage prijzen van de uit de Verenigde Staten ingevoerde producten werd geconcludeerd dat de invoer van zwarte kleurstofvormers uit de Verenigde Staten bijgedragen kon hebben tot de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT te lijden had. Ondanks de lage prijzen van de uit de Verenigde Staten ingevoerde producten bleef het marktaandeel hiervan evenwel stabiel en deze invoer kon derhalve niet de oorzaak zijn van het verlies aan marktaandeel waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap te kampen had.

3.2. Verloop van de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(117) Er is onderzocht of de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met name van zijn rentabiliteit, in grote mate was veroorzaakt door een stijging van zijn productiekosten.

(118) Zoals hierboven reeds werd uiteengezet zijn de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de onderzochte periode met (- 7 %) gedaald; dit moest hoofdzakelijk worden toegeschreven aan een daling van de prijzen van de grondstoffen.

(119) Derhalve wordt geconcludeerd dat de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de onderzochte periode niet het gevolg kan zijn van een stijging van zijn productiekosten.

4. Conclusie in verband met het oorzakelijk verband

(120) Uit bovenstaande bevindingen blijkt duidelijk dat er sprake is van een oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de vastgestelde aanmerkelijke schade. Het bewijs hiervoor wordt vooral geleverd door het verloren gaan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap van marktaandeel dat bijna volledig werd ingenomen door de invoer uit Japan en door de daling van de prijzen en de rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Eén en ander viel samen met de stijging van de uit Japan ingevoerde hoeveelheden tegen prijzen die de prijzen van de Gemeenschap onderboden en er sterke druk op uitoefenden.

(121) Andere factoren, met name de invoer uit de Verenigde Staten, kunnen tot een verslechtering van de situatie voor de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben bijgedragen, maar zijn niet van die aard dat zij het oorzakelijk verband opheffen tussen de invoer met dumping uit Japan en de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had, vooral niet indien rekening wordt gehouden met het marktaandeel dat deze tegen lage prijzen uit Japan ingevoerde producten vertegenwoordigen.

(122) Derhalve wordt geconcludeerd dat de invoer met dumping uit Japan de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft berokkend in de zin van artikel 3, lid 6 van de basisverordening.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Voorafgaande opmerkingen

(123) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd aan de hand van alle voorgelegde bewijzen nagegaan of er, ondanks de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, dwingende redenen waren om in dit geval geen antidumpingmaatregelen in te stellen. De conclusie werd gebaseerd op een evaluatie van de diverse belangen tezamen.

(124) Om vast te stellen of de instelling van maatregelen al dan niet tegen het belang van de Gemeenschap indruiste, werden alle belanghebbende partijen met inbegrip van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs/handelaren en verwerkende bedrijven om gegevens verzocht.

2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

2.1. Levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(125) Uit het onderzoek is gebleken dat de totale rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor alle kleurstofvormers die vervaardigd worden in dezelfde installaties waarin ook de zwarte kleurstofvormers worden vervaardigd tijdens de onderzochte periode positief was. De negatieve situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van de zwarte kleurstofvormers is derhalve te wijten aan de onbillijke handelspraktijken van de Japanse exporteurs/producenten die voor de bedrijfstak van de Gemeenschap schadelijke gevolgen hadden.

(126) De ontwikkelingen die werden waargenomen tijdens de onderzochte periode schijnen erop te wijzen dat de markt voor zwarte kleurstofvormers van de Gemeenschap in de komende jaren nog zal groeien. De productie van doorschrijfpapier zonder carbon zal waarschijnlijk dalen maar deze daling zal ruimschoots gecompenseerd worden door de stijging van de productie van papier voor thermografische toepassingen. In verband hiermede blijkt uit de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de onderzochte periode en zijn constante inspanningen op het gebied van O & O (stijging met 44 % tijdens de onderzochte periode) dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet voornemens is deze markt te verlaten en dat, indien opnieuw billijke marktvoorwaarden in het leven worden geroepen van de verwachte groei van de markt zou kunnen worden geprofiteerd.

(127) Ten slotte zij erop gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn rendement enorm heeft verhoogd. Er werden door de bedrijfstak van de Gemeenschap enorme inspanningen geleverd die leidden tot verkortingen van de "batch time" en een grotere opbrengst per batch hetgeen resulteerde in een daling van de kosten.

2.2. Mogelijke gevolgen van de instelling van maatregelen

(128) De instelling van antidumpingmaatregelen kan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap tot een stijging van de verkochte hoeveelheden en/of de aangerekende prijzen op de markt van de Gemeenschap leiden.

(129) De instelling van antidumpingmaatregelen op de invoer van het betrokken product zal waarschijnlijk tot een stijging van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en bijgevolg van het prijsniveau in de Gemeenschap leiden.

(130) De meest schadelijke factor was de druk op de prijzen die financiële verliezen tot gevolg had; derhalve wordt verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de vorm van een prijsstijging voordeel zal hebben bij de maatregelen.

(131) De instelling van maatregelen zal waarschijnlijk ook een gematigde stijging van de verkochte hoeveelheden tot gevolg hebben. Deze stijging van de verkochte hoeveelheden in de Gemeenschap en dus van de productie zou de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat stellen zijn kosten per eenheid te verlagen waardoor de rentabiliteit zal verbeteren.

(132) Derhalve wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat zal stellen zowel zijn prijzen als zijn verkochte hoeveelheden te verhogen en op deze wijze zijn financiële situatie te verbeteren.

2.3. Mogelijke gevolgen van het niet-instellen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

(133) Indien geen maatregelen worden ingesteld, zullen de negatieve ontwikkelingen in verband met de prijzen, de rentabiliteit en het marktaandeel zich voortzetten en eventueel verergeren.

(134) Indien een prijsverhoging in de Gemeenschap uitblijft, wordt van rationaliseringen geen rentabiliteitsverbetering verwacht gezien de inspanningen die de bedrijfstak zich reeds heeft getroost met het oog op een rendementsverhoging. Bovendien kan de bedrijfstak zich met de huidige financiële verliezen niet handhaven. Derhalve wordt verwacht dat de bedrijfstak, indien de prijzen gehandhaafd zouden blijven of verder zouden dalen, uiteindelijk gedwongen zou zijn zich van deze markt terug te trekken hetgeen verlies aan investeringen, knowhow en werkgelegenheid tot gevolg zou hebben en het aantal leveranciers op de markt van de Gemeenschap opmerkelijk zou verminderen hetgeen weer negatieve gevolgen voor de concurrentie in de Gemeenschap zou hebben. Indien de bedrijfstak van de Gemeenschap zich van deze markt terug zou trekken zou dit waarschijnlijk een onomkeerbare beslissing zijn. Ten eerste zou de bedrijfstak van de Gemeenschap in de ogen van zijn afnemers waarmee hij op het gebied van O & O nauw samenwerkt alle geloofwaardigheid verliezen. Ten tweede zijn er twee à drie jaar nodig om een productie-installatie op te starten en is een extra jaar nodig om de nodige stabiliteit per batch te bereiken. Ten slotte zouden de speciale vaardigheden en het O & O, de vruchten van jaren arbeid, verloren gaan.

2.4. Conclusie

(135) Gezien bovenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap ten goede zou komen in de vorm van een stijging van zijn prijzen en een zekere stijging van de verkochte en geproduceerde hoeveelheden hetgeen gunstig op zijn financiële situatie zou uitwerken. Het niet instellen van maatregelen daarentegen zou kunnen resulteren in een terugtrekking van de bedrijfstak van de Gemeenschap van deze markt op korte termijn.

3. Belang van de importeurs/handelaren

(136) Drie van de vier betrokken importeurs/handelaren die samen 60 % van de totale ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product vertegenwoordigde, beantwoordden de vragenlijst van de Commissie niet maar dienden algemene gegevens in.

(137) Eén van deze importeurs voerde aan dat de instelling van een antidumpingrecht tot gevolg zou hebben dat het betrokken product van de markt van de Gemeenschap zou verdwijnen, maar deze bewering en mogelijke gevolgen voor de transacties van dit bedrijf werden niet bewezen.

(138) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft voldoende reservecapaciteit maar deze is ontoereikend om op de markt van de Gemeenschap aan de vraag in haar geheel te voldoen. Derhalve is invoer noodzakelijk en wordt niet verwacht dat de instelling van maatregelen tot uitsluiting van het betrokken product van de markt van de Gemeenschap zal leiden; veeleer wordt verwacht dat het product tegen billijke prijzen zal worden ingevoerd.

(139) Op basis van de gegevens die verstrekt werden door de enige importeur/handelaar die aan het onderzoek medewerkte, werd vastgesteld dat importeurs/handelaren in het algemeen ook handel drijven in andere producten dan zwarte kleurstofvormers en dat het aandeel van laatstgenoemde in deze handel [8 à 12 %] bedraagt(11). Aangezien het belangrijkste gevolg van de antidumpingmaatregelen, naar wordt verwacht, een prijsstijging zou zijn en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden slechts weinig zouden stijgen, zullen de gevolgen voor de importeurs/handelaren waarschijnlijk niet tot uiting komen in een nadelige belangrijke daling van de verkochte hoeveelheden.

(140) Derhalve kan worden geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen op de invoer van zwarte kleurstofvormers uit Japan waarschijnlijk geen belangrijke gevolgen zal hebben voor de economische situatie van de importeurs/handelaren.

4. Belang van de verwerkende bedrijven

4.1. Voorafgaande opmerkingen over de structuur van de bedrijfstak die het product verwerkt

(141) Zwarte kleurstofvormers worden gebruikt voor het coaten bij de productie van doorschrijfpapier zonder carbon en van papier voor thermografische toepassingen. De zwarte kleurstofvormers worden met andere chemicaliën vermengd tot een formulering en deze wordt dan op het basispapier aangebracht.

(142) Volgens de beschikbare gegevens zijn er in de Gemeenschap vijftien bedrijven die het product verwerken en die producenten zijn van doorschrijfpapier zonder carbon en/of van papier voor thermografische toepassingen; van deze vijftien verwerkende bedrijven verleenden er acht medewerking in het kader van de procedure. Twee van deze verwerkende bedrijven vervaardigen beide soorten papier, drie vervaardigen uitsluitend doorschrijfpapier zonder carbon en drie vervaardigen uitsluitend papier voor thermografische toepassingen. De bedrijfstak die papier van een deklaag voorziet, is niet homogeen en is samengesteld uit grote en middelgrote bedrijven. Bovendien vervaardigen sommige bedrijven uitsluitend papier dat van een deklaag is voorzien, terwijl andere bedrijven ook andere soorten papier (dat niet van een deklaag is voorzien) produceren. Tot slot moet erop worden gewezen dat de meeste bedrijven het basispapier zelf vervaardigen, één verwerkend bedrijf dat aan het onderzoek medewerkte, koopt evenwel het basispapier dat het dan later van de deklaag voorziet.

(143) Ongeveer 40 % van alle in de Gemeenschap verkochte zwarte kleurstofvormers wordt gebruikt voor het coaten van papier met het oog op de productie van doorschrijfpapier zonder carbon. De productie van deze soort papier in de Gemeenschap bedroeg ongeveer 1000000 ton in 1998.

(144) Vijf verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten, zijn in deze sector bedrijvig. De belangrijkste producent neemt 30 % van de productie van de Gemeenschap voor zijn rekening. Het tweede en het derde bedrijf op de ranglijst nemen samen circa 25 % van de productie van de Gemeenschap voor hun rekening en nog twee andere bedrijven nemen elk ongeveer 10 % van deze productie voor hun rekening.

(145) De invoer van doorschrijfpapier zonder carbon ligt zeer laag (tussen 1 en 2 %). De daling in deze sector wordt toegeschreven aan het ontstaan van nieuwe technologieën zoals de elektronische post en inktstraal- en laserstraaldrukkers, die het gebruik van multi-kopieformulieren, de belangrijkste toepassing van doorschrijfpapier zonder carbon, beperken.

(146) Ongeveer 60 % van de zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap wordt gebruikt voor het coaten van papier met het oog op de productie van papier voor thermografische toepassingen. De productie in de Gemeenschap van deze soort papier bedroeg tijdens het OT ongeveer 200000 ton.

(147) Vijf verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten, zijn in deze sector werkzaam. Het belangrijkste bedrijf neemt [35 % à 45 %](12) van deze productie voor zijn rekening. Het tweede en het derde bedrijf op de ranglijst stemmen qua omvang overeen met ongeveer één derde van het grootste bedrijf en de rest van de markt is onder vijf bedrijven verdeeld.

(148) De invoer van dergelijk papier ligt zeer laag en bedraagt minder dan 7 %. Deze sector zou met 4 à 5 % per jaar groeien omdat deze soort papier gebruikt wordt bij het etiketteren.

4.2. Gegevens die verzameld werden bij partijen die aan het onderzoek medewerkten

(149) De bedrijven die aan het onderzoek medewerkten, hebben een omzet van ongeveer 2000 miljoen EUR en de helft van deze omzet wordt gevormd door papier dat van een deklaag wordt voorzien. De verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten, boden tijdens het OT werk aan in totaal 10000 personen.

(150) De gewogen gemiddelde rentabiliteit van de producenten die papier voor thermografische toepassingen vervaardigen, bedroeg tijdens het OT [5 % à 7 %](13); de gewogen gemiddelde rentabiliteit van de producenten van doorschrijfpapier zonder carbon bedroeg tijdens het OT [0,5 % à 2 %].

(151) Verwerkende bedrijven die aan het onderzoek medewerkten, rapporteerden voor het OT aankopen bij importeurs/handelaren ten belope van 77 % van de totale ingevoerde hoeveelheden van het onderzochte product. Zij kochten ook ongeveer 72 % van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde zwarte kleurstofvormers.

(152) Uit het onderzoek is gebleken dat zwarte kleurstofvormers ongeveer 1,1 % van de totale productiekosten van doorschrijfpapier zonder carbon vertegenwoordigen. Voor de producenten van papier voor thermografische toepassingen vertegenwoordigden de zwarte kleurstofvormers gemiddeld 7,9 % van de totale productiekosten. Voor de verwerkende bedrijven als geheel bedroeg het gewogen gemiddelde 4,2 %.

4.3. Gevolgen van de antidumpingmaatregelen op het gebied van kosten

(153) Aan de hand van bovenstaande overwegingen kan worden vastgesteld dat de instelling van antidumpingrechten op het voorgestelde niveau een maximale hypothetische stijging van de productiekosten van doorschrijfpapier zonder carbon met 0,21 % tot gevolg zou hebben. Voor papier voor thermografische toepassingen zou deze maximale hypothetische stijging van de productiekosten 1,49 % bedragen.

(154) Dit zijn evenwel de maximale hypothetische gevolgen van de maatregelen indien deze kostenstijgingen in hun geheel aan de verwerkende bedrijven zouden worden doorberekend. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het feit dat verwerkende bedrijven over een zeer grote koopkracht beschikken, dat er andere leveranciers zijn (Verenigde Staten) op wier invoer geen maatregelen van toepassing zijn en dat, hoewel een bepaalde prijsstijging wordt verwacht, het weinig waarschijnlijk is dat deze stijging even hoog zal zijn als het voorgestelde recht, aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap ook zal profiteren van de bescheiden toename van zijn verkochte hoeveelheden.

4.4. Argumenten van de verwerkende bedrijven in verband met de instelling van antidumpingmaatregelen

a) De onmogelijkheid om stijgingen van de kosten van zwarte kleurstofvormers te dragen

(155) Gezien de sterke concurrentie tussen de papierproducenten en de huidige lage prijzen voor hun eindproduct, voerden sommige verwerkende bedrijven aan dat de prijzen van zwarte kleurstofvormers niet verhoogd konden worden.

(156) Uit het onderzoek bleek dat zwarte kleurstofvormers slechts een klein gedeelte vormen van de totale kosten van de papierproducenten; de belangrijkste factor die de kosten van de papierproducenten beïnvloedt, is de prijs van pulp, die ongeveer 50 % of meer van de productiekosten van gecoat papier uitmaakt en die erg veranderlijk is. Het maandelijks verloop van de prijzen voor pulp tussen 1996 en het eind van het OT toont aan dat de prijzen van pulp op maandbasis met 28 % kunnen fluctueren.

(157) Omdat pulp 50 % of meer van de productiekosten van gecoat papier kan vertegenwoordigen, heeft iedere schommeling in de prijs van pulp ernstige gevolgen voor de algemene productiekosten van zowel doorschrijfpapier zonder carbon als papier voor thermografische toepassingen.

(158) In dit opzicht blijkt uit de gegevens die werden verstrekt door de verwerkende bedrijven die medewerking verleenden dat schommelingen in de prijzen van de belangrijkste grondstof tot uiting komen in de prijzen van het gecoat papier. Uit de gegevens blijkt dat prijsschommelingen, zelfs van 12 %, grotendeels aan de afnemers kunnen worden doorberekend.

(159) Derhalve wordt geconcludeerd dat gematigde prijsstijgingen, die het gevolg zouden kunnen zijn van de voorgestelde antidumpingmaatregelen, de economische activiteiten van de betrokken verwerkende bedrijven waarschijnlijk niet in het gedrang zullen brengen.

b) Beperking van de leveranciers

(160) Eén verwerkend bedrijf voerde aan dat de instelling van antidumpingmaatregelen de leveranciers waar de verwerkende bedrijven van de Gemeenschap zich kunnen bevoorraden, zou beperken en dus de concurrentie in de Gemeenschap zou opheffen of beperken.

(161) Uit het onderzoek is gebleken dat de instelling van antidumpingmaatregelen zeer waarschijnlijk zal leiden tot een gematigde stijging van de prijzen voor zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap en niet tot een totale uitsluiting van de uit Japan ingevoerde producten van de markt van de Gemeenschap, aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap immers niet in staat zal zijn de markt van de Gemeenschap in zijn geheel te bevoorraden. Bovendien kunnen de producten, behalve bij de bedrijfstak van de Gemeenschap en in Japan, ook in de Verenigde Staten worden aangekocht.

(162) Derhalve wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen voor de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap waarschijnlijk geen beperking van de leveranciers tot gevolg zal hebben. Integendeel, indien geen antidumpingmaatregelen werden ingesteld, zou dit op middellange termijn kunnen leiden tot het verdwijnen van de enige producent van zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap, gezien de belangrijke verliezen waarmee dit bedrijf ten gevolge van de dumping in verband met het onderzochte product te kampen heeft. Hierdoor zouden er in de Gemeenschap minder leveranciers zijn.

c) Afname van het concurrentievermogen bij uitvoer uit de Gemeenschap

(163) Eén verwerkend bedrijf voerde aan dat de instelling van antidumpingmaatregelen zijn uitvoer uit de Gemeenschap in gevaar zou brengen doordat zijn kosten, vergeleken met die van zijn concurrenten buiten de Gemeenschap, gestegen zouden zijn.

(164) Ten eerste werd vastgesteld dat de prijs voor zwarte kleurstofvormers in de Gemeenschap ten gevolge van de fikse concurrentie op de markt van de Gemeenschap aanmerkelijk lager ligt dan op de andere belangrijke markten waarop papier wordt geproduceerd, namelijk de Verenigde Staten en Japan. Ten gevolge hiervan betrekken de producenten van doorschrijfpapier zonder carbon en van papier voor thermografische toepassingen die buiten de Gemeenschap zijn gevestigd zwarte kleurstofvormers tegen prijzen die tot 20 % hoger liggen dan die welke worden betaald door de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap. Ten tweede zij erop gewezen dat antidumpingrechten hetzij niet verschuldigd zijn indien het onderzochte product wordt ingevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling, hetzij worden terugbetaald indien het product in ongewijzigde staat, of verwerkt in een ander product wordt wederuitgevoerd.

(165) Rekening houdend met deze overwegingen wordt niet verwacht dat de instelling van antidumpingrechten zal leiden tot een dalend concurrentievermogen voor de verwerkende bedrijven van de Gemeenschap op de uitvoermarkten.

5. Gevolgen voor de concurrentie op de markt van de Gemeenschap

(166) Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd bij het onderzoek in het bijzonder aandacht besteed aan de noodzaak de handelsverstorende gevolgen van schadeveroorzakende dumping weg te nemen en echte concurrentie te herstellen.

(167) In verband met de structuur van de wereldmarkt voor zwarte kleurstofvormers werd vastgesteld dat er wereldwijd drie belangrijke producerende landen zijn: de Europese Gemeenschap met Ciba als enige producent; Japan, waar vier bekende producenten zwarte kleurstofvormers vervaardigen, en de Verenigde Staten, waar het betrokken product wordt geproduceerd door drie bekende producenten, waarvan er twee filialen zijn van de twee belangrijkste Japanse exporteurs/producenten en één bedrijf een onafhankelijke producent is.

(168) In de Gemeenschap vervaardigt Ciba zowel zwarte als gekleurde kleurstofvormers. Het marktaandeel van dit bedrijf bedroeg 36,5 % tijdens het OT; dat van de invoer van het betrokken product daarentegen bedroeg 43,4 % en dat van de uit de Verenigde Staten ingevoerde producten 20,1 %. Geraamd wordt dat 15 % van de invoer uit de Verenigde Staten wordt vervaardigd door de filialen van de twee grootste Japanse exporteurs/producenten in de Verenigde Staten. De Gemeenschap, 's werelds grootste markt voor zwarte kleurstofvormers (38 % van het totale geraamde wereldverbruik van zwarte kleurstofvormers), is een zeer open markt, wat de invoer van het product betreft (ongeveer 64 % van het totale verbruik).

(169) In Japan nemen twee producenten die de belangrijkste exporteurs naar de markt van de Gemeenschap zijn, ongeveer 70 % van de productiecapaciteit voor hun rekening. In Japan is de markt voor zwarte kleurstofvormers grotendeels gesloten voor uitvoer uit de Gemeenschap, aangezien doorschrijfpapier zonder carbon niet vervaardigd wordt met zwarte, maar met gekleurde kleurstofvormers en ODB-2 niet door de bedrijfstak van de Gemeenschap kan worden uitgevoerd ten gevolge van octrooibeperkingen. Ten gevolge hiervan worden geen zwarte kleurstofvormers in Japan ingevoerd.

(170) In de Verenigde Staten beschikken de filialen van de twee grootste Japanse producenten over de grootste productiecapaciteit (meer dan 50 %). Kenmerkend voor de markt van de Verenigde Staten is dat hoge douanerechten op de invoer van zwarte kleurstofvormers van toepassing zijn (11,6 %). Bovendien is het filiaal van een Japanse exporteur in de Verenigde Staten, ten gevolge van de verwerving van een locale producent, door een langlopend bevoorradingscontract gebonden aan het grootste verwerkende bedrijf in de Verenigde Staten, dat tussen 40 en 50 % van de markt voor zwarte kleurstofvormers in de Verenigde Staten voor zijn rekening neemt. Ten gevolge hiervan bedraagt de invoer in de Verenigde Staten slechts 17 %.

(171) Er kan worden geconcludeerd dat de Gemeenschap de markt is met de hoogste invoer en met de laagste prijzen ter wereld. Volgens de gegevens die door belanghebbende partijen werden verstrekt, bleken de prijzen in de Verenigde Staten en Japan tijdens het OT meer dan 20 % hoger te liggen dan in de Gemeenschap.

(172) Wat de concurrentie op de markt van de Gemeenschap betreft, is uit het onderzoek gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de onderzochte periode heel wat marktaandeel had verloren en steeds toenemende verliezen had geleden ten gevolge van de invoer met dumping van het betrokken product. Het marktaandeel dat verloren ging, werd grotendeels opgeslokt door het onderzochte product maar hierbij werd gebruikgemaakt van onbillijke handelspraktijken. Dit is des te ernstiger indien rekening wordt gehouden met het aandeel in de markt van de Gemeenschap dat de Japanse exporteurs/producenten voor hun rekening nemen, hetzij door hun uitvoer uit Japan, hetzij door hun uitvoer uit de Verenigde Staten.

(173) Goedkeuring van antidumpingmaatregelen zal er waarschijnlijk voor zorgen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich op deze markt kan handhaven, hetgeen de concurrentie ten goede zal komen. Anderzijds wordt niet verwacht dat de instelling van antidumpingmaatregelen de markt van de Gemeenschap afsluit voor invoer van het betrokken product, gezien de beperkte capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de koopkracht van de verwerkende bedrijven.

(174) Het is niet onwaarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich, zonder antidumpingmaatregelen, uit de markt zou terugtrekken, waardoor de concurrentie in de Gemeenschap zou worden beperkt. Zoals hierboven in overweging 134 werd vermeld, is het weinig waarschijnlijk dat de bedrijfstak, indien hij zich toch zou terugtrekken, opnieuw op deze markt zou komen, gezien de hoge kosten die dit met zich mee zou brengen.

(175) Derhalve wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen waarschijnlijk eerlijke mededingingsvoorwaarden zal herstellen.

6. Conclusie in verband met het belang van de Gemeenschap

(176) Er werd vastgesteld dat de instelling van een antidumpingrecht gunstige gevolgen zou hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap omdat wordt verwacht dat zijn prijzen zullen stijgen en zijn rentabiliteit zal worden hersteld. Het niet instellen van maatregelen zou er waarschijnlijk toe leiden dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn activiteiten op middellange termijn moet stopzetten, gezien zijn negatieve rentabiliteit.

(177) Waarschijnlijk zal de instelling van de rechten geen belangrijke negatieve gevolgen hebben voor de importeurs/handelaren, gezien de beperkte impact die zwarte kleurstofvormers op hun handelsactiviteiten in het algemeen hebben.

(178) De instelling van antidumpingrechten op de invoer van het betrokken product zou slechts zeer beperkte gevolgen hebben voor de situatie van de verwerkende bedrijven omdat zwarte kleurstofvormers slechts een beperkte impact op hun algemene kosten hebben, de schommelingen in de prijzen van de grondstoffen doorberekend kunnen worden in de prijzen van de papierproducten en er andere leveranciers zijn, namelijk in de Verenigde Staten. De instelling van antidumpingmaatregelen zou ook de concurrentie voor zwarte kleurstofvormers op de markt van de Gemeenschap bevorderen door opnieuw billijke handel in het leven te roepen.

(179) Gezien deze overwegingen, concludeerde de Commissie dat er onder deze omstandigheden geen dwingende redenen met betrekking tot het belang van de Gemeenschap zijn om geen antidumpingmaatregelen aan te nemen.

H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(180) Om het definitieve recht vast te stellen, werden het vastgestelde dumpingniveau en het bedrag aan rechten dat nodig is om de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden heeft op te heffen, in aanmerking genomen.

1. Schademarge

(181) Er werd van uitgegaan dat het bedrag aan rechten dat nodig is om de gevolgen van de schadelijke dumping op te heffen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moet stellen zijn productiekosten te dekken en op zijn verkoop een redelijke winst te verwezenlijken. In dit opzicht werd vastgesteld dat een winstmarge van 7 % op de omzet beschouwd kon worden als een geschikte basis; hierbij werd terdege rekening gehouden met de opbrengst die de bedrijfstak van de Gemeenschap redelijkerwijze kon verwachten indien er geen schadelijke dumping was. Dit percentage werd vastgesteld op basis van de in een verslag van een onafhankelijke partij vermelde, voor iedereen toegankelijke winstmarge van een aantal Europese bedrijven in de sector "chemische specialiteiten".

(182) Yamamoto voerde aan dat de gegevens die werden voorgelegd door de Mitsui-groep toereikend waren om over te gaan tot afzonderlijke vaststellingen van de schademarge. De gegevens die door de Mitsui-groep ter beschikking werden gesteld, omvatten algemene gegevens over de bedrijven van deze groep, en over hun aankoopprijzen en wederverkoopprijzen op de markt van de Gemeenschap. Yamamoto voerde aan dat deze gegevens toereikend waren om voor Yamamoto een afzonderlijke uitvoerprijs en een afzonderlijke schademarge vast te stellen omdat alle uitvoer van dit bedrijf naar de Gemeenschap door de Mitsui-groep werd afgehandeld. Overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de basisverordening werden Yamamoto en de bovenvermelde bedrijven op passende wijze op de hoogte gebracht van het feit dat de voorgelegde gegevens ontoereikend waren en werden deze bedrijven in de gelegenheid gesteld om meer uitleg te verschaffen. Yamamoto en de Mitsui-groep gingen vervolgens over tot correcties in de antwoorden van de Mitsui-groep en tot verklaringen waarbij zij wezen op de betrekkingen tussen Yamamoto en Mitsui & Co. Ltd ("Mitsui (Japan)") en op de rol van Mitsui (Japan) als enige exporteur van de producten van Yamamoto. Yamamoto weigerde evenwel de hoofdmoot van de vragenlijst te beantwoorden waarin om gegevens werd verzocht met betrekking tot de vennootschapsstructuur van de exporteur/producent, zijn productie, zijn uitvoer naar de Gemeenschap, zijn binnenlandse verkoop en zijn productiekosten.

(183) Het feit dat de producent geen medewerking aan het onderzoek verleende, maakte het onmogelijk individuele vaststellingen te doen. Al kon dus worden geverifieerd dat de bedrijven van de Mitsui-groep volledig en nauwkeurig verslag hadden gedaan van hun verkoop van zwarte kleurstofvormers op de markt van de Gemeenschap, toch kon door het gebrek aan gegevens, met name over de productie, de vennootschapsstructuur en de verkoop, niet worden vastgesteld of de verkoop die door de Mitsui-groep werd gerapporteerd, alle uitvoer van Yamamoto naar de Gemeenschap omvatte. Zwarte kleurstofvormers die door Yamamoto in Japan worden vervaardigd, konden langs andere kanalen naar de Gemeenschap zijn uitgevoerd, hetzij rechtstreeks, hetzij via verbonden partijen. Andere producenten en/of handelaren konden met Yamamoto verbonden zijn en Japanse zwarte kleurstofvormers naar de Gemeenschap uitvoeren, waardoor één enkele uitvoerprijs en één afzonderlijke schademarge voor de groep moet worden vastgesteld. Dat er gebrek is aan gegevens om tot een afzonderlijke vaststelling over te gaan, geldt derhalve niet alleen voor de dumpingmarge maar ook voor de schademarge.

(184) Rekening houdend met bovenstaande overwegingen, wordt Yamamoto beschouwd als een exporteur/producent die geen medewerking verleende in het kader van deze antidumpingprocedure en derhalve werd voor dit bedrijf geen afzonderlijke schademarge vastgesteld.

(185) Daarom werden de schademarges vastgesteld op basis van respectievelijk ODB-1 en ODB-2; de productiekosten, vermeerderd met een redelijke winstmarge van iedere soort zwarte kleurstofvormers die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd, werden vergeleken met de verkoopprijs van dezelfde soort van het betrokken product bij verkoop aan de verwerkende bedrijven. De schademarge, m.a.w. dit verschil, uitgedrukt als een percentage van de cif-waarde van de betrokken ingevoerde producten, bedroeg gemiddeld 18,9 %.

2. Vorm en hoogte van de definitieve antidumpingmaatregelen

(186) Omdat werd vastgesteld dat de schademarge minder bedroeg dan de dumpingmarge moet het in te stellen definitieve recht overeenstemmen met de vastgestelde schademarge overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening.

(187) Op basis van de vastgestelde dumping en de hieruit voortvloeiende schade dient een definitief ad valorem recht van 18,9 % te worden ingesteld op de invoer van zwarte kleurstofvormers uit Japan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van zwarte kleurstofvormers ingedeeld onder GN-code ex29322980 (Taric-code zie bijlage) uit Japan.

2. In het kader van deze procedure is een zwarte kleurstofvormer een chemische kleurstofvormer die, wanneer hij wordt gebruikt om papier van een deklaag te voorzien met het oog op de productie van doorschrijfpapier zonder carbon of papier voor thermografische toepassingen, ten gevolge van zijn eigen kenmerken op het papier een zwarte afbeelding genereert zonder dat hij gemengd moet worden met andere kleurstofvormers, en de volgende fluoranstructuur heeft.

>PIC FILE= "L_2000259NL.002201.EPS">

R1 en R2 kunnen identiek of verschillend zijn en moeten gekozen worden uit gesubstitueerde of niet gesubstitueerde alkyl- of arylgroepen. Zij kunnen ook gebonden zijn aan een ringsysteem. R3 moet gekozen worden uit waterstof, gesubstitueerde of niet-gesubstitueerde alkyl-, aryl-, alkoxygroepen of halogenen. R3 is doorgaans een methyl- of chlorogroep. R4 moet worden gekozen uit gesubstitueerde of niet-gesubstitueerde monoarylaminogroepen. Indien R3 waterstof is, dan moet R4 een gesubstitueerde monoarylaminogroep zijn. R1, R2 en R4 mogen geen waterstof zijn. RS is waterstof of halogeen, doorgaans waterstof. Een lijst van geïdentificeerde zwarte kleurstofvormers is opgenomen in de bijlage.

3. Bij invoer van het in lid 1 bedoelde product wordt een antidumpingrecht toegepast op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van 18,9 %.

4. Tenzij anders bepaald, zijn op dit recht de bepalingen in verband met douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 9 oktober 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

H. Védrine

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

(2) PB C 213 van 24.7.1999, blz. 2 en 3.

(3) PB C 94 van 1.4.2000, blz. 5.

(4) Deze antwoorden werden verstrekt door Mitsui & Co. Ltd in Japan en zijn verbonden importeurs (Mitsui & Co. Deutschland GmbH, Mitsui & Co. UK PLC, Mitsui & Co. Espana SA, Mitsui & Co. Scandinavia AB (Zweden) en Mitsui & Co. France SA) ("de Mitsui groep"). Er werd verklaard dat Mitsui & Co. Ltd kocht van Yamamoto.

(5) Zie Verordening (EEG) nr. 2172/93 van de Commissie van 30 juli 1993 tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten van Amerika, (PB L 195 van 4.8.1993, blz. 5) en Verordening (EG) nr. 229/94 van de Raad (PB L 28 van 2.2.1994, blz. 40).

(6) De prijzen van 1996 tot 1998 omvatten geen prijzen voor Black-15 omdat geen enkel verwerkend bedrijf rapporteerde deze soort te hebben ingevoerd. Hoe het ook zij, ook al is met de prijzen voor Black-15 tijdens het OT geen rekening gehouden, toch bedraagt de gemiddelde prijs tijdens het OT 20,28 EUR/kg.

(7) Geen enkel verwerkend bedrijf verstrekte gegevens met betrekking tot de invoer van Black 15 uit Japan voor de periode van 1996 tot 1998 maar uitsluitend voor het OT. Derhalve kon het prijsverloop voor dit soort niet worden nagegaan.

(8) Om vertrouwelijkheidsredenen worden de gegevens geïndexeerd.

(9) Vertrouwelijkheidshalve worden indicatieve gegevens medegedeeld.

(10) Vertrouwelijkheidshalve worden indicatieve gegevens medegedeeld.

(11) Vertrouwelijkheidshalve worden indicatieve gegevens medegedeeld.

(12) Vertrouwelijkheidshalve worden indicatieve gegevens medegedeeld.

(13) Vertrouwelijkheidshalve worden indicatieve gegevens medegedeeld.

BIJLAGE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top